Verslag van de vergadering van 20 juni 2017 (2016/2017 nr. 32)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.39 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Köhler i (SP):
Voorzitter. Ik wil nog enkele opmerkingen maken. Ten eerste valt het mij op dat de minister zijn eigen wetsvoorstel hier nauwelijks verdedigt. Dat vind ik opmerkelijk. In geval van een initiatiefwetsvoorstel uit de Tweede Kamer had ik mij kunnen voorstellen dat een minister zegt: gezien het feit dat de meerderheid van de Tweede Kamer het voorstel graag wil, zal ik mij daar niet tegen verzetten, maar voor ons had het niet gehoeven. Dat standpunt is dan normaal. Maar als je als regering, weliswaar na een Tweede Kamermotie, zelfstandig een wetsvoorstel indient, doe je dat toch omdat je daarachter staat, alles afwegende. Nu zegt de minister: als de Eerste Kamer dat wil, kan het voorstel eerst naar de staatscommissie; dat is aan de Eerste Kamer. Als de minister vindt dat het zinvol is dat het wetsvoorstel eerst door de staatscommissie wordt beoordeeld — wat ik best kan volgen — waarom heeft hij daar dan zelf niet voor gekozen? Waarom heeft de minister na het aannemen van die motie in de Tweede Kamer niet gezegd: hiermee gaan wij misschien te kort door de bocht, de staatscommissie is er net, die gaat ook het kiesstelsel bezien, dus laten wij het wetsvoorstel eerst aan de staatscommissie voorleggen. Waarom heeft de minister niet gezegd dat de staatscommissie het wetsvoorstel beter eerst had kunnen bezien, in plaats van met spoed met een wetsvoorstel te komen? Dat heeft de minister niet gedaan. Hij is spoedig de Tweede Kamer gaan volgen. Wij dachten dat dit gebeurde omdat hij de conclusie van de Tweede Kamer uiteindelijk tot de zijne had gemaakt, maar nu verdedigt hij het voorstel helemaal niet. Ik wil de minister niet verplichten om iets te verdedigen waar hij het kennelijk niet mee eens is, maar ik vind dit wel opmerkelijk.
Mijn volgende opmerking gaat over onze voorlopige conclusie. Die is na de bijdragen van anderen in de eerste termijn en de reactie van de minister niet veranderd. Tegen de heer Lintmeijer zeg ik dat wij niet principieel van mening zijn dat het systeem van lijstverbindingen niet deugt. Overigens, als je ergens principieel tegen bent, wil dat nog niet zeggen dat je er zelf helemaal geen gebruik van mag maken. De heer Lintmeijer is heel erg tegen het stelsel van hypotheekrenteaftrek, althans in de huidige omvang, maar hij maakt er privé even hard gebruik van als anderen. Veel partijen zijn ook tegen het bestaan van deze Eerste Kamer, maar dat wil niet zeggen dat zij, als de Eerste Kamer er toch is, er niet in gaan zitten. Ook een regel waar je eigenlijk niet voor bent, kun je, als die toch bestaat, best gebruiken.
Bij ons gaat het echter verder. Wij zijn helemaal niet principieel tegen die regeling. Wij hebben alleen afgewogen dat de oorspronkelijke bedoeling van die lijstverbindingen, met ook gevolgen voor de restzetelverdeling, gekoppeld was aan een nauwe samenwerking van bepaalde groeperingen, ook na de verkiezing, maar die koppeling doet zich niet of bijna nooit meer voor. Nu werkt het alleen nog maar als een alternatief systeem voor het toewijzen van restzetels, en wel zodanig dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging enigszins wordt doorbroken. Dat vinden wij een te hoge prijs voor de voordelen die de regeling ook heeft. Daarom zijn wij, alles afwegende, ervoor om die regeling af te schaffen.
Daar komt wel een punt bij. Wij vinden namelijk dat ook het huidige stelsel van restzetelverdeling, dat door het afschaffen van de lijstencombinatie weer versterkt in werking gaat, zou moeten worden afgeschaft, omdat dit een onevenredig voordeel geeft aan de grootste partijen. Daarmee is dat stelsel niet eerlijk, ondanks het feit dat je rekenkundig best kunt zeggen dat dit stelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging. Natuurlijk kun je dat zeggen. Als dat niet het geval zou zijn, zou dit stelsel al heel lang in strijd met de Grondwet bestaan. Dat ga ik hier niet beweren, maar ik zeg wel — en dat zegt de minister zelf ook — dat de grote partijen erdoor worden bevoordeeld ten opzichte van de kleine, terwijl het systeem van grootste overschotten een grote, een kleine én een middelgrote partij ten voordeel kan zijn. Daarmee is al gezegd dat dit systeem eerlijker is, wat mij betreft. Wij vinden dan ook dat ook dit systeem zou moeten wijzigen.
De minister heeft gezegd dat het systeem van grootste overschotten ook grote nadelen heeft, maar ik weet niet welke. In de memorie van antwoord noemt hij er twee, die ook de heer Schouwenaar in zijn bijdrage in eerste termijn naar voren bracht. Op beide nadelen heb ik gereageerd. Ik heb aangetoond dat die nadelen op diezelfde punten nog sterker gelden voor het systeem van grootste gemiddelden. Ik zie dus niet waarom de minister hiertegen is. Ik vind althans niet dat hij daar steekhoudende argumenten voor heeft.
De VVD heb ik daarentegen horen zeggen dat zij het systeem van restzetelverdeling best eens opnieuw ter discussie wil hebben. Ik neem aan dat ze dit eventueel via de staatscommissie wil doen. Ik vraag de VVD of zij een voorstel wil indienen of steunen om dat aan de staatscommissie te vragen.