De Eerste Kamer heeft dinsdag 4 juli 2017 gedebatteerd met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) over een Grondwetswijziging om het brief-, telefoon- en telegraafgeheim uit te breiden naar alle communicatiemiddelen. De behandeling in de Eerste Kamer is onderdeel van de zogeheten 'eerste lezing' van de Grondwetswijziging. De wijziging wordt pas definitief als de beide Kamers der Staten-Generaal in de tweede lezing (na nieuwe Tweede Kamerverkiezingen) het wetsvoorstel met tweederde meerderheid aanvaarden. Op dinsdag 11 juli 2017 wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Noodzakelijk en belangrijk
Senator Van Bijsterveld (CDA) gaf aan dat zij haar bijdrage mede namens de fractie van de ChristenUnie sprak. De senator merkte op dat beide fracties de Grondwetswijziging noodzakelijk en belangrijk achten. Door deze Grondwetswijziging ziet het zogeheten 'briefgeheim' voortaan ook op moderne communicatiemiddelen. Van Bijsterveld gaf aan dat de lichte beperking van het briefgeheim gebillijkt kan worden. De senator stelde dat er weliswaar interpretatiekwesties zullen ontstaan, maar dat die door de rechter kunnen worden afgedaan. Ook is het volgen de senator goed dat de bevoegdheid voor het inbreken op dit recht in het belang van de nationale veiligheid nu een Grondwettelijke basis heeft.
Interpretatie
Senator Engels (D66) vroeg in het debat hoe de regering het begrip 'telecommunicatiegeheim' interpreteert. Dit zou zo ruim mogelijk moeten worden ingevuld. Ook vroeg de senator naar de rechterlijke toetsing van het briefgeheim, aangezien de rechter niet mag toetsen aan de Grondwet. Dit is formeel niet in strijd met het EVRM, maar maakt een rechtmatigheidtoetsing door een onafhankelijk orgaan wel moeilijk. Het is nu aan de minister om te bepalen of een inbreuk op dit recht in het belang van de nationale veiligheid is. De senator vroeg verder naar de verantwoordelijkheid van bedrijven als Facebook en Whatsapp om zorgvuldig met gegevens van gebruikers om te gaan. Engels vroeg of de regering van mening is dat dergelijke bedrijven de plicht hebben om het communicatiegeheim te beschermen.
Modernisering
Senator Sini (PvdA) merkte op dat de modernisering van het Grondwetsartikel nodig is. Het biedt een wezenlijke rechtsbescherming voor burgers. De geheimhouding van moderne telecommunicatie verdient volgens de senator een Grondwettelijke basis. De senator betoogde dat in de toekomst ook verkeersgegevens (metadata) onder dit Grondwetsartikel moeten vallen. Het onderscheid tussen communicatie-inhoud en communicatie-data is immers steeds moeilijker te maken. Burgers moeten er volgens Sini altijd op kunnen vertrouwen dat er zogrvuldig met hun gegevens wordt omgegaan. Tot slot vroeg de senator of de regering aan de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wil vragen om een heroverweging doen van het ministriele besluit om inbreuk te maken op het briefgeheim. De senator vroeg de minister ook om de werking van dit wetsvoorstel na twee jaar te evalueren en de uitkomsten van deze evaluatie te delen met de Kamer.
Hoog tijd
Senator Kohler (SP) stelde in het debat dat het vooral de vraag is waarom deze Grondwetswijziging zo lang op zich heeft laten wachten. Er wordt immers al sinds eind vorige eeuw - ruim 25 jaar lang - over gediscussieerd. De senator vroeg de minister om hierop te reflecteren. De uitbreiding van het briefgeheim is volgens Kohler een logische keuze, maar het was beter geweest als in alle gevallen een rechterlijke machtiging was vereist.
Begripskeuze
Senator Lintmeijer (GroenLinks) vroeg de minister waarom er in de nieuwe formulering is gekozen voor een 'eerbiediging' van het briefgeheim in plaats van de 'onschendbaarheid' van dit geheim. Onschendbaarheid duidt volgens de senator immers op een hogere vorm van bescherming. Ook was het volgens Lintmeijer beter geweest om het woord ' telecommunicatie' te vervangen door ' elektronische communicatie'. Tot slot vroeg de senator waarom het niet meer mogelijk is voor de rechter om in alle gevallen te toetsen of een inbreuk op het briefgeheim in het belang van de nationale veiligheid is.
Logisch en noodzakelijk
Senator Van Hattem (PVV) gaf aan dat het om een logische en noodzakelijke wetswijziging gaat. Het was beter geweest als dit wetsvoorstel eerder was ingediend en behandeld.
Horizontale werking
Senator Duthler (VVD) stelde in het debat dat burgers artikel 10 van de Grondwet (de bescherming van de persoonlijke levenssfeer) niet alleen kunnen inroepen tegen de overheid, maar ook tegen andere burgers. Duthler vroeg of dit niet ook zou moeten gelden voor het artikel over briefgeheim. Het communicatiegeheim zou volgens Duthler horizontale werking moeten hebben. Zij vroeg ook of geautomatiseerde digitale berichten voortaan onder het briefgeheim vallen. Verder merkte de senator op dat communicatie-data (verkeersgegevens/metadata) steeds belangrijker en kwetsbaarder worden. Deze gegevens zouden volgens de senator ook onder het briefgeheim moeten vallen.
Belang Grondwetswijziging
Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) stelde dat het huidige Grondwetsartikel geen melding maakt van moderne communicatiemiddelen. Het nieuwe Grondwetsartikel ziet op alle berichten waarmee informatie wordt overgedragen. Dit kunnen ook berichten op social media zijn. De berichten moeten wel geadresseerd zijn en in beheer zijn van een derde. Geautomatiseerde berichten kunnen hier volgens de minister in sommige gevallen ook onder vallen. Verkeersgegevens vallen alleen onder het briefgeheim als ze persoonsgegevens en communicatieve inhoud bevatten.
De minister gaf aan dat het niet mogelijk is voor burgers om het briefgeheim in te roepen tegen andere burgers. De minister is echter bereid om dit op korte termijn wel mogelijk te maken, door middel van nadere formele wetgeving. Vooralsnog beschermt artikel 13 van de Grondwet alleen burgers tegen onrechtmatige handelingen van de overheid.
Over het maken van een inbreuk op het briefgeheim in het belang van de nationale veiligheid merkte de minister op dat het niet uitvoerbaar is om het werk van de veiligheidsdiensten in alle gevallen te onderwerpen aan een rechterlijke toetsing. De regering is dan ook niet voornemens om dit mogelijk te maken. De bescherming van het briefgeheim is onder de nieuwe wetgeving - ondanks het vervallen van de term onschendbaar - volgens de minister even sterk als nu.
De minister merkte op dat het niet mogelijk is om in kaart te brengen hoe vaak de veiligheidsdiensten een inbreuk (willen) maken op het briefgeheim. Het is wel mogelijk om het wetsvoorstel als geheel - mits dit in tweede lezing wordt aanvaard - op termijn te evalueren.
Deel dit item: