Verslag van de vergadering van 4 juli 2017 (2016/2017 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.10 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Het wetsvoorstel waarover wij spreken is door de VVD-fractie weliswaar positief ontvangen, maar tegelijkertijd met de nodige twijfels. Bij de schriftelijke voorbereiding hebben wij enkele vragen gesteld en wij danken de minister voor zijn beantwoording. Toch is er nog een aantal vraagpunten overgebleven. Daar wil ik straks op terugkomen. Maar eerst de vraag: is er een probleem en biedt dit wetsvoorstel een oplossing?
In de bouw zijn er verschillende problemen. De faalkosten zijn hoog. De bouw is gecompliceerd. De verantwoordelijkheden zijn onduidelijk. Iedereen wijst naar iedereen. De bouwkwaliteit kan beter; uiteraard, de goeden niet te na gesproken. Het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is steeds meer beperkt. Vooraf is er een preventieve toetsing van het bouwplan, maar tijdens de bouw zou meer toezicht gewenst zijn. Meer dan er nu is. De ambtenaren van bouw- en woningtoezicht treft geen blaam. Zij doen wat ze kunnen en zelfs meer dan dat, maar het tekort blijft. Op twee manieren beoogt het wetsvoorstel deze problemen aan te pakken.
Ten eerste door een vergroting van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de aannemer. Ook na de oplevering blijft hij verantwoordelijk en aansprakelijk. Dit versterkt de positie van de bouwconsument. Daardoor gaat de aannemer beter presteren en gaat de kwaliteit omhoog. Ten tweede, de kwaliteit wordt voortaan bewaakt door een "kwaliteitsborger". Hij is een private deskundige en tijdens de bouw houdt hij toezicht. Hij zorgt ervoor dat de bouwvoorschriften worden nageleefd. Hij rapporteert aan de opdrachtgever, aan de gemeente en aan de aannemer. Hij is onafhankelijk, en uiteindelijk is hij degene die moet verklaren dat aan de voorschriften is voldaan. Dus niemand kan om hem heen.
Zullen deze twee wegen, de kwaliteitsborgers en de aansprakelijkheid van de aannemer, leiden tot een oplossing? De minister heeft er veel aan gedaan om deze onzekerheid weg te nemen: overleg, jarenlang, met alle partijen, onderzoek, pilots, monitoren, evalueren, faseren in drie gevolgklassen. De VVD-fractie heeft grote waardering voor al deze inspanningen. Het resultaat is dit wetsvoorstel. Het is een zorgvuldig breiwerk waarin alle belangen aan bod komen. Tegemoetkomen aan de een gaat ten koste van de ander. Maar nietsdoen lost ook niets op. Toch willen wij op enkele punten wat meer grond onder de voeten. Daarom willen wij drie punten nader bezien: de kosten, de kwaliteitsbevordering en de positie van de gemeente.
Allereerst de kosten en baten. Dat zijn leges, de kosten van de kwaliteitsborger, minder faalkosten en efficiencyverbetering. De leges zouden kunnen dalen met een bedrag van 156 tot 191 miljoen euro, volgens een onderzoek van Cebeon. De minister gaat hierop toezien. Hij zal proberen een bestuursakkoord met de VNG te sluiten. Hij zal optreden als minister van Wonen en als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Mijn fractie rekent erop dat de minister dat voor elkaar zal krijgen.
De faalkosten bedragen 10% van de omzet. Deze zouden flink omlaag kunnen. In de memorie van antwoord staat: "De bouwpraktijk kent meerdere voorbeelden, waarbij de extra inspanningen op het vlak van kwaliteitsbewaking ruimschoots worden terugverdiend via aanzienlijke reductie van de faalkosten." Wil de minister enkele van deze voorbeelden noemen?
De kosten van de kwaliteitsborger zijn nog niet bekend, maar de verwachting is dat hij efficiënter zal werken dan de gemeente. Waarop berust deze verwachting?
En ten slotte: de efficiencywinst is 100 miljoen per jaar volgens een studie van het Economisch Instituut voor de Bouw.
Deze vier componenten, leges, faalkosten, kwaliteitsborging en efficiency, moeten eigenlijk samengevoegd worden tot één saldo: positief of negatief. Dan weten we of deze stelselwijziging in financieel opzicht een goede maatregel is. Wil de minister ons hierover informeren?
Dan de aansprakelijkheid van de aannemer. Zal die leiden tot meer kwaliteit en vertrouwen in de bouw? Het kan twee kanten op gaan. Het zou zo kunnen zijn dat de aannemer zich gaat indekken. Dan zitten we met een aansprakelijkheidsborging in plaats van een kwaliteitsborging. Op kosten van de opdrachtgever, uiteraard. Mijn fractie acht dit toch wat minder waarschijnlijk, want de aannemer zou zich op die manier al snel uit de markt prijzen. Het zou ook kunnen zijn dat de aannemer een hogere bouwkwaliteit tracht te bereiken, met minder klachten en meer tevreden opdrachtgevers. Mijn fractie verwacht dat de meeste aannemers zullen kiezen voor deze weg van meer kwaliteit en minder procederen. Iedere producent of leverancier heeft de plicht om een goed product te leveren. Daar betaalt de klant voor. Daar mag hij op rekenen. Dat geldt ook voor de bouw en voor de individuele aannemer. In deze richting wijzen ook de reacties van de Aannemersfederatie Nederland en Bouwend Nederland. De VVD-fractie ziet dit als een goed voorteken.
Dan nog een juridisch punt. In het Tijdschrift voor Bouwrecht heeft professor Chao kritiek geuit op de minister. In verband met boek 7, artikel 758, lid 4 van het BW had de minister het woord "redelijkerwijs" gebruikt als algemeen principe. Ten onrechte, want het subjectieve woord "redelijkerwijs" moet nu juist worden uitgebannen. Een aannemer die een opdrachtgever tevergeefs heeft gewaarschuwd, neemt toch aansprakelijkheid op zich. Dat noemde de minister onredelijk. Ten onrechte, want in strijd met vaste jurisprudentie. Het is een zaak tussen twee hoogleraren. Dat noopt mij tot bescheidenheid. Maar ik zou toch aan de minister willen vragen of hij duidelijkheid wil scheppen in het belang van de wetsgeschiedenis.
Mijn volgende punt is de positie van de gemeente. Zij behoudt haar normale taak als verlener van de omgevingsvergunning en de gebruiksvergunning. Daarbij ontvangt de gemeente verschillende dossiers die de benodigde informatie geven. Maar de gemeente mag niet het werk van de kwaliteitsborger nog eens over doen. De gemeente behoudt ook haar taak als bevoegd gezag. Terecht, want bij gevaar of rampen kijkt iedereen naar de gemeente. Daarom moet de gemeente blijven beschikken over bevoegdheden en informatie, zodat ze haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid kan waarmaken en handhavend kan optreden.
Brandweer en veiligheidsregio blijven dezelfde positie innemen. Brandweerzaken zullen hun doorwerking krijgen in het toezicht door het zbo en in de instrumenten voor kwaliteitsborging. Het overleg tussen gemeente en brandweer blijft zoals het is. En ook hier geldt dat de informatie niet mag worden gebruikt om het werk van de kwaliteitsborgers over te doen. Informatie dient voor toezicht en handhaving van de veiligheid.
Tot slot, de voorgestelde wijzigingen van het BW en van het stelsel roepen vragen op, maar hebben ook positieve kanten. Het betekent een acceptatie van de situatie waarin het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht zich bevindt: te weinig toezicht tijdens de bouw. Daar maken we niemand een verwijt over, maar het is wel nodig dat deze lacune opgevuld wordt. Daarin voorziet dit wetsvoorstel. Door de kwaliteitsborging plus het toezicht door het zbo en de instrumentaanbieders. Dat wil mijn fractie geen privatisering noemen en geen marktwerking. Het is een gemengd stelsel. Het is: voorzien in een lacune die geleidelijk gegroeid is. De keuze is niet: toezicht door bouw- en woningtoezicht of toezicht door de kwaliteitsborger. Want bouw- en woningtoezicht tijdens de bouw is er niet. Dus de keuze is: geen toezicht of toezicht door de kwaliteitsborger. Mijn fractie verkiest dit laatste.
Mevrouw de voorzitter, mijn fractie kijkt uit naar de antwoorden van de minister.