Plenair Köhler bij behandeling Wet kwaliteitsborging voor het bouwen



Verslag van de vergadering van 4 juli 2017 (2016/2017 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.51 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. De minister concludeert dat, als we dit wetsvoorstel niet aannemen, er niets gebeurt aan het tekortschietende bouwtoezicht of aan verbetering van de positie van de bouwconsument. Tja, dat is wel logisch, want dit is het enige voorstel dat de minister ons op dit gebied aanbiedt. Hij noemt dat zelf knutselwerk. Zo'n oneerbiedige term zou ik er niet voor willen gebruiken, maar de concrete verbeteringen die de minister beoogt, worden in een ingewikkeld stelsel aan elkaar geplakt, waarna hij het samenhangend noemt. In die zin is het dat ook wel, maar de opvolger van de minister zou de concrete problemen waarop een antwoord moet komen van een andere oplossing kunnen voorzien, in plaats van het opzetten van een totaalstelsel, waarvan zeer veel partijen betwijfelen of het wel verbetering zal brengen.

Mijn fractie, en ik meen ook andere fracties, hebben niet gezegd dat een volledige privatisering van het bouwtoezicht plaatsvindt, als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Wat we wel hebben gezegd, is dat er een privatisering van belangrijke toezichtstaken plaatsvindt. Van het nut daarvan heeft de minister ons zeker nog niet overtuigd.

De minister zei over de manier waarop de gemeenten hun taak kunnen vervullen dat daarover nog nader in overleg zal worden gegaan. De AMvB's die op dat punt komen — één ligt er meen ik al voor — kunnen we dan nog aanpassen. Maar over de amendementen van de heer De Vries die zijn aangenomen, zegt de minister: ik heb mijn eigen interpretatie; de interpretatie van de indiener doet er niet meer toe. Maar daarmee zegt hij ook: wat er verder nog wordt overlegd, aan de wensen van de G-4 op dit gebied, die dat als een soort voorlopers van de gemeenten inbrengen, kan ik niet voldoen. Dan krijg je namelijk dubbele taakuitoefening, en dat wil de minister niet. Eigenlijk zegt de minister: we gaan heel veel overleggen, maar aan de kritiek van de gemeenten kom ik niet tegemoet. Terwijl die gemeenten zelf constateren dat ze hun verantwoordelijkheid in het nieuwe stelsel dan niet kunnen waarmaken. Ik vind dat een nogal ernstige constatering.

De minister is niet heel duidelijk geweest over het financiële plaatje, behalve zijn verwijzing naar oude studies, die aan alle kanten door anderen bekritiseerd worden. De minister zei hij dat het nieuwe stelsel een aantal besparingen, maar ook extra kosten met zich brengt, die deels bij verschillende partijen neerslaan. Het is daarom volgens de minister moeilijk om het allemaal op te tellen. Maar uiteindelijk zei de minister: alles bij elkaar lijkt het toch wel een gunstig plaatje. Ik vind dat op dit belangrijke punt — een van de dragende motivaties voor deze wet is dat ze tot kostenbesparingen zal leiden, gepaard met een beter kwaliteitstoezicht — een tamelijk aarzelende formulering van de minister. Ik betwijfel of hij het zelf gelooft, als hij zulke voorzichtige bewoordingen kiest. Bouwend Nederland, dat spreekt namens de bouwende partijen, waar de kosten en de besparingen voor een groot deel moeten gaan neerslaan, betwijfelt in een brief van ik meen 23 juni ten zeerste of de som van de extra kosten en besparingen wel positief zal zijn. Voorlopig ga ik dan ook, gezien het aarzelende standpunt van de minister, daarin mee.

Het nieuwe evenwicht tussen verantwoordelijkheden en een beter stelsel wordt volgens mij met de huidige stand van zaken niet bereikt. De G-4, als voorlopers van de gemeenten, zeggen dat ze er op deze manier tegen zijn. Bouwend Nederland, als belangrijkste vertegenwoordiger van de bouwers en aannemers, is tegen dit wetsvoorstel. Alleen de opdrachtgevers, zoals Aedes en andere, waarvoor het nieuwe stelsel alleen maar voordelen biedt, zeggen: geef ons het maar. Maar dat is ons te mager.

De heer Schouwenaar i (VVD):

U hebt het over de gemeenten en over de G-4. Op een gegeven moment zijn de gemeenten de voorlopers van de gemeenten. Daarmee gooit u al die gemeentes wel heel gemakkelijk op één hoop. Ik erken het belang van de grote steden, maar er zijn nog een paar honderd gemeentes in Nederland. Die hebben in de brief van de VNG toch duidelijk laten merken dat ze hier in beginsel aan mee willen werken, maar wel op een aantal punten hun eisen hebben en daar graag over in gesprek willen en daar ook een jaar extra voor willen uittrekken. Waar haalt de heer Köhler de overtuiging vandaan dat de gemeentes het zo stellig zouden verwerpen als hij nu zegt? Dat is in strijd met de brief die ze recentelijk geschreven hebben.

De heer Köhler (SP):

Dat is een duidelijke vraag. In de laatste brief die de VNG hierover geschreven heeft, zegt ze dat ze graag mee wil werken aan de verdere uitwerking van het stelsel. Onder andere zegt ze daarin dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid op de twee punten waar ook de twee amendementen van de heer De Vries over gingen nog niet goed uitgewerkt is en dat dat in de nadere uitwerking alsnog zal moeten. Vervolgens hebben de G-4 na de behandeling in de Tweede Kamer van het ontwerp van de aanpassing van het Bouwbesluit gezegd dat de verbeteringen die zij willen er kennelijk niet in zitten. De G-4 hebben toen heel concreet aangegeven wat die verbeteringen zouden moeten inhouden, in dezelfde lijn als de brief van de VNG. Vervolgens heb ik hier aan de minister gevraagd of hij die verbeteringen in het nader overleg wilde doorvoeren. De minister heeft toen duidelijk gezegd dat hij daar niet aan begint, omdat er dan weer veel te veel taken bij de gemeente komen te liggen en dan krijgt men dubbel werk. Ik begrijp die interpretatie van de minister wel, maar daarmee zegt hij: ik kom niet tegemoet aan de kritiek van de G-4, maar ik kom ook niet tegemoet aan de vraag van de VNG. De heer Schouwenaar moet de brief er maar op na lezen. Ik wil hem er wel bij pakken en citeren. Dat is mijn redenering. Daarom noem ik de G-4 voorlopers van de gemeenten. Hun vraag lag in de lijn van de vraag die ook al in de VNG-brief stond. Zij zeiden: dit is voor ons niet genoeg; dan hoeft het voor ons niet. Dat laatste heeft de VNG nog niet uitgesproken, maar dat heb ik hier ook niet beweerd. Bouwend Nederland, als voornaamste vertegenwoordiger van de aannemers, ziet het ook niet zitten.

Ik was gebleven bij mijn conclusie. Ik zal mijn fractie adviseren deze sprong in het duister niet te wagen en ik voorspel dat mijn fractie mijn advies zal volgen.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de minister een korte schorsing wilde.