Er is geen reden de werkwijze van de Eerste Kamer ingrijpend te herzien. Wel zijn op enkele punten verbeteringen mogelijk. Dit stelt de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer in haar verslag. Zo pleit zij voor een betere informatievoorziening aan de Kamer door de regering voor wat betreft uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetsvoorstellen, wil zij de grip van de Kamer op het Europese wetgevingsproces versterken, wenst zij procedures voor parlementair onderzoek door de Kamer te laten vastleggen en beveelt zij openbaarheid van inhoudelijke (niet puur procedurele) commissievergaderingen aan. Voor een aantal van deze verbeteringen is aanpassing van het Reglement van Orde nodig. Om de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de Kamer om stageplaatsen aan te bieden verder in te vullen, zou zij hiervoor een vast budget vrij moeten maken.
De voorzitter van de commissie, senator Anne Flierman, heeft het verslag dinsdag aangeboden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, Ankie Broekers-Knol. De Eerste Kamervoorzitter kondigde aan dat de Eerste Kamer zich dit najaar over de analyses, conclusies en aanbevelingen van de commissie zal buigen.
De commissie had als taak het uitvoeren van een analyse en het doen van aanbevelingen met betrekking tot de werkwijze van de Eerste Kamer. Bij de uitvoering van deze taak heeft de commissie onder meer een enquête gehouden onder de leden van de Eerste Kamer. Haar onderzoek ging over de processen in de Eerste Kamer, de toetsing door de Kamer, parlementair onderzoek en de behandeling van beleid, communicatie met de samenleving, Europa en de ondersteuning van de Kamerleden bij hun werkzaamheden.
De tijdelijke commissie werkwijze Eerste Kamer werd voorgezeten door senator Anne Flierman (CDA), tevens eerste Ondervoorzitter van de Eerste Kamer, en bestond verder uit de senatoren Hans Engels (D66; plaatsvervangend voorzitter), Helmi Huijbregts-Schiedon (VVD), André Postema (PvdA), Bob Ruers (SP), Gom van Strien (PVV) en Tineke Strik (GroenLinks).
Stemmen bij zitten en opstaan ook formeel de hoofdregel
De commissie werkwijze Eerste Kamer stelt voor het Reglement van Orde op een aantal punten te wijzigen. Zo zou in artikel 108 moeten worden vastgelegd dat stemmen bij zitten en opstaan de hoofdregel is. Nu is hoofdelijke stemming formeel nog de hoofdregel, maar in de praktijk komt een hoofdelijke stemming nauwelijks voor. De commissie tekent daarbij aan dat de voorgestelde wijziging niet afdoet aan het grondwettelijke recht van ieder Kamerlid om hoofdelijke stemming te vragen en te krijgen.
Verder stelt de commissie voor in artikel 93 van het Reglement van Orde vast te leggen dat moties die worden aangehouden na zes maanden komen te vervallen, tenzij de Kamer anders besluit. Aangehouden moties kunnen nu in beginsel oneindig aanhangig blijven.
Ook stelt de commissie voor bepalingen over parlementair onderzoek in het Reglement van Orde op te nemen en tevens een aparte Regeling parlementair onderzoek te maken. De huidige bepalingen in het Reglement van Orde betreffen alleen de (zwaardere) parlementaire enquête en zijn verouderd.
Verder dienen alle inhoudelijke commissievergaderingen voortaan in beginsel openbaar te zijn. Dit moet, voor zover het nog niet het geval was, worden vastgelegd in de artikelen 51-53 van het Reglement van Orde. Voorbeelden van dit soort vergaderingen zijn overleggen met bewindslieden en deskundigenbijeenkomsten. De reguliere commissievergaderingen, die een sterk procedureel karakter kennen, zijn niet voor publiek toegankelijk, maar het besprokene is niet geheim: de praktijk om korte besluitenlijsten van deze vergaderingen te publiceren blijft bestaan en Eerste Kamerleden kunnen na afloop toelichting geven.
Regering moet beter informeren over uitvoerbaarheid wetsvoorstellen
De commissie concludeert dat de regering het parlement beter dient te informeren over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetsvoorstellen. Als er departementale uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen zijn uitgevoerd, dienen deze standaard integraal openbaar gemaakt te worden, ten behoeve van een betere parlementaire controle. Het niet-uitvoeren van een dergelijke toets dient goed gemotiveerd te worden. De Eerste Kamer zelf zou systematisch na moeten gaan of aanvullende toetsen nodig zijn.
De commissie constateert verder dat de regering vaak slechts summier motiveert waarom de Eerste Kamer wordt gevraagd een voorstel met spoed en voor een bepaalde datum te behandelen. Soms worden voorstellen al als spoedeisend aangemerkt voordat ze bij de Tweede Kamer zijn ingediend. De commissie stelt voor de uitgangspunten die de Kamer zelf hanteert bij spoedeisende wetsvoorstellen nog eens goed onder de aandacht van de regering te brengen.
De commissie stelt voor in de Raming van de Eerste Kamer 50.000 euro te reserveren voor het aanstellen van stagiaires ter ondersteuning van de fracties.(*) Met dit voorstel vult de Eerste Kamer haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om stageplaatsen te bieden verder in, aldus de commissie.
Europese werkwijze
Met betrekking tot de in 2009 vastgestelde Europese werkwijze van de Kamer constateert de commissie dat de uitgangspunten daarvan ook anno 2017 nog van toepassing zijn, maar zij beveelt aan dat de Eerste Kamer scherper moet kijken naar welke Europese onderwerpen zij wil behandelen. Die onderwerpen zou de Kamer dan ook systematisch moeten gaan volgen. Kamercommissies zouden er volgens de commissie voortaan voor kunnen kiezen om eerst het standpunt van de regering en/of de Tweede Kamer af te wachten voordat zij een Europees voorstel in behandeling nemen. Ook doet de commissie voorstellen voor een betere controle op het verdere verloop van het Europese wetgevingsproces. In dat kader stelt zij voor Europese wetsvoorstellen vaker op de agenda's van de Kamercommissies te laten terugkeren, zodat besluitvorming, inclusief eventuele wijzigingen in het voorstel, kan worden gemonitord.
Tevens beveelt de commissie aan bij wijze van experiment de functie van de Permanente Vertegenwoordiger van de Staten-Generaal in Brussel voor twee jaar te versterken met een extra medewerker, gefinancierd door de Kamer(*). Na afloop van de twee jaar moet een evaluatie worden uitgevoerd en een besluit over eventuele continuering worden genomen.
Historie en aanleiding
De Tijdelijke commissie werkwijze Eerste Kamer is op 27 september 2016 ingesteld door de Eerste Kamer. Haar werkzaamheden moeten worden onderscheiden van die van de Staatscommissie bezinning parlementair stelsel. Deze Staatscommissie richt zich op het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie als zodanig. Zij kan voorstellen tot wijziging van de wet of de Grondwet doen. De Tijdelijke commissie werkwijze Eerste Kamer daarentegen heeft alleen de eigen (interne) werkwijze van de Kamer bekeken. Het gaat daarbij om zaken die de Kamer desgewenst kan aanpassen zonder dat wet of Grondwet daarvoor gewijzigd hoeven te worden. Dat de Eerste Kamer haar eigen werkwijze tegen het licht houdt, is eerder gebeurd. Zo heeft de Eerste Kamer in 2009 haar Europese werkwijze onder de loep genomen en aangepast.
(*) Het commissielid Van Strien (PVV) steunt deze aanbeveling niet.
Deel dit item: