Plenair Lintmeijer bij voortzetting behandeling Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 20..



Verslag van de vergadering van 11 juli 2017 (2016/2017 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.14 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begon zijn korte inleiding met het voorbeeld van de lonely wolf die in zijn vrachtwagen inrijdt op iets en daarbij heel moeilijk te stoppen is. Ik ben een beetje bang dat dat nou precies het soort aanslagen is dat ook deze wet niet gaat voorkomen. Wij vrezen dat ook deze wet die op zichzelf opererende terrorist die bijna nergens voor te vatten is, niet dichter in de buurt zal brengen.

Over het voorliggende wetsvoorstel hebben we lange debatten gevoerd, ook in schriftelijke zin. Het punt blijft dat mijn fractie in deze wetgeving een aantal andere keuzes zou hebben willen maken. Dat betreft de manier waarop het toezicht is georganiseerd en de wijze waarop de privacy wel of niet gewaarborgd is. Met een aantal uitgangspunten zouden we best nog kunnen leven, maar wat onze fractie betreft wreekt zich met name dat daar waar het spannend wordt — als het gaat om: wanneer treden we nou op, wanneer is proportioneel niet meer proportioneel en wanneer nog wel? — de criteria in deze wetgeving buitengewoon mistig blijven. Dat blijft toch een beetje schimmig: waar komen we dan op uit? Wij zouden liever wetgeving hebben waarin op z'n minst een aantal criteria scherper zijn gedefinieerd. In die zin was ik, hoe bijzonder het misschien ook klinkt, eigenlijk wel blij met de opmerking van de heer Van Kappen over het wel of niet verlengen van die drie jaar. Dat was in elk geval een poging om daar heel specifieke gerichte criteria aan te koppelen op basis waarvan je met elkaar kunt zeggen waarover je het eens bent of waarover je het niet eens bent. Wat ons betreft blijft er te veel hangen in dat concreet benoemen van die criteria, zodat we ook handvatten hebben om te kunnen beoordelen of deze wetgeving doet wat die zou moeten doen en of de balans tussen privacy en veiligheid optimaal is.

We hebben het ook uitgebreid gehad over de Europese toetsen op de privacy. Mijn voorbeeld van het Europees Handvest was eigenlijk vooral bedoeld om aan te geven dat ook daar die toetsen best lastig zijn en tot discussie leiden. Ik ben mij er heel goed van bewust dat de minister van Defensie zei dat dat niet een-op-een vertaalbaar is van opsporing naar veiligheid, maar tegelijkertijd is dit wel illustratief voor de manier waarop we in dit soort vraagstukken worstelen met dat vraagstuk van veiligheid en privacy. Mijn fractie zou het beter hebben gevonden als we in het debat daarover — zowel in de schriftelijke voorbereiding als hier, maar ook in de wetgeving zelf — de criteria scherper met elkaar hadden kunnen verkennen dan nu gebeurt. Daarmee blijft dit voor mijn fractie een stuk wetgeving waar we uiterst kritisch tegenover staan, maar uiteindelijk krijgen we nog de beantwoording in de tweede termijn.