Verslag van de vergadering van 11 juli 2017 (2016/2017 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 23.18 uur
De heer De Graaf i (D66):
Voorzitter. Laat ik beginnen met het bedanken van de beide ministers voor de uitvoerige beantwoording. Die heeft wel wat meer duidelijkheid gebracht, maar dat wil niet zeggen dat daarmee op mijn aanvankelijke kritische opmerkingen zodanig is geantwoord dat ik niet meer kritisch ben. Wij hebben in eerste termijn benadrukt dat wij de noodzaak van de vernieuwing van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten begrijpen en legitimeren. Die is ook noodzakelijk. Maar onze stelling is dat robuuste bevoegdheden, waar reden voor is, vergezeld moeten worden door robuuste criteria, robuuste waarborgen en een robuust systeem van toezicht.
Ik vrees dat ik moet constateren dat de ministers op de punten die ik in eerste termijn heb aangebracht als kwetsbare punten, toch niet zodanig hebben kunnen reageren dat onze zorgen weg zijn genomen. Dat geldt voor de criteria rond de onderzoeksopdrachtgerichte interceptie van internetkabels. In de volksmond wordt dit ook wel het "sleepnet" genoemd. Het grootschalig en stelselmatig gegevens verzamelen, verwerken, analyseren en eventueel doorgeven aan het buitenland vind ik gewoon niet specifiek genoeg. Het is jammer dat de ministers er niet in slagen om dat net iets meer te specificeren binnen de wet.
De minister van Defensie heeft uitvoerig gesproken over de bewaartermijnen. Ik begrijp dat wel. Ik begrijp zeker ook dat mensen binnen de diensten zeggen dat drie jaar nog aan de korte kant is. Je kunt nooit risico's uitsluiten: hoe meer je bewaart, hoe meer je kunt nazoeken. Maar ik neem het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State buitengewoon serieus. De Afdeling advisering komt echt tot de conclusie dat dit niet houdbaar is op grond van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het zou heel mooi zijn geweest als we daar een betere afspraak over hadden kunnen maken, bijvoorbeeld een kortere termijn met de mogelijkheid van verlenging met een specifiek toolcriterium.
Dan kom ik op de toetsing door de TIB in relatie tot de CTIVD. Het debat heeft wat mij betreft één ding heel helder gemaakt, namelijk dat de taak en de bevoegdheid van de CTIVD niet worden begrensd door het feit dat de TIB bestaat. Opmerkingen in de schriftelijke stukken, namelijk dat de CTIVD in beginsel gebonden is aan het rechtmatigheidsoordeel van de TIB, kunnen niet op grond van de wet gesteld worden. Ook kan niet gezegd worden dat de CTIVD niet aan een eigen rechtmatigheidsoordeel zou kunnen toekomen. Natuurlijk zal er een goede rolverdeling moeten plaatsvinden, maar het een sluit het ander niet uit. De minister gebruikte de uitdrukking van de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat zou je kunnen denken als de CTIVD ex ante ook de rechtmatigheidstoets zou doen, maar hetzelfde kun je zeggen over het feit dat de CTIVD in dit wetsvoorstel niet alleen maar het toezicht uitoefent, maar ook een bindend klachtrecht gaat uitoefenen. Wat voor beeld zal dat opleveren voor de burgers? Dat zal precies zijn wat de minister vreest, namelijk de slager die zijn eigen vlees keurt.
Dank voor de nadere toelichting op de samenwerking met de buitenlandse diensten. Het is voor mij iets duidelijker geworden. Toch meen ik dat de termijn van twee jaar overgangsrecht gewoon aan de erg lange kant is. Ik had veel liever gezien dat dit ten minste met een jaar werd teruggebracht.
Ik kom tot de slotsom dat het jammer is dat mijn fractie, die een modernisering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten noodzakelijk vindt, toch niet met dit wetsvoorstel kan instemmen. Ook is het jammer dat de regering in de Tweede Kamer niet heeft gezocht naar een wat breder draagvlak voor een wet die echt op een breed draagvlak in de samenleving en in de beide Kamers der Staten-Generaal zou moeten kunnen rekenen. Helaas is de Wiv wat mij betreft net niet goed genoeg, niet specifiek genoeg en helaas ook niet sluitend genoeg wat betreft toezicht. Wij komen dus tot de conclusie dat we tegen deze wet zullen moeten stemmen, tenzij er een wonder gebeurt in de tweede termijn, in het antwoord van de beide ministers.