Plenair Ruers bij behandeling Doorverkoop toegangskaarten



Verslag van de vergadering van 10 oktober 2017 (2017/2018 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ruers i (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik geef toe dat ik niet goed kan inschatten hoe groot de kans is dat vanavond het Nederlands elftal de wedstrijd tegen Zweden met 7-0 zal gaan winnen. Ik weet het niet. Maar wat ik wel weet, is dat een groot aantal supporters de wedstrijd waarschijnlijk niet in het stadion kan bekijken: hun toegangskaarten zijn namelijk vorige week door de KNVB geblokkeerd. De reden daarvoor is het feit dat de KNVB heeft geconstateerd dat in ieder geval 1.461 KNVB-kaartjes zijn opgekocht door tussenhandelaren en vervolgens — natuurlijk tegen veel hogere prijzen — zijn doorverkocht. Die handelwijze is volgens de KNVB is strijd met haar verkoopvoorwaarden. Het gevolg is dat genoemde Oranjesupporters ernstig gedupeerd zijn. Ze hebben geen geldig kaartje meer, zij hebben een veel te hoge prijs betaald en moeten maar zien hoe zij hun schade vergoed krijgen. Ik kom hier later nog op terug.

Dit actuele voorval staat niet op zichzelf. In de Kamerstukken — anderen hebben er ook al op gewezen — van het voorliggende voorstel zijn verschillende identieke en vergelijkbare situaties beschreven gedurende een reeks van jaren, ook recent nog, zowel op het terrein van de sport, als op het terrein van de culturele evenementen. Ik herinner bijvoorbeeld aan de casus van Adele, u weet wel, die beroemde zangeres uit Engeland, van vorig jaar. De kaarten voor het concert van deze populaire zangeres werden binnen tien minuten na aanvang van de onlineverkoop op een doorverkoop-website voor extreem hoge bedragen aangeboden. Er zijn, heb ik begrepen, zelfs kaartjes verkocht voor een prijs van €2.298,— per stuk. Dat is de praktijk. Als ik dan een van mijn collega's hoor vragen wat precies het probleem is, denk ik dat daar het probleem heel erg mooi mee geschetst is.

Wat is nu het wetsvoorstel en wat is het probleem? Even terug naar het begin, toen de indieners het wetsvoorstel hebben toegelicht. Ze hebben het volgende gezegd en wel een aantal jaren geleden: "Doorverkoop in toegangskaarten is geen nieuw fenomeen. De omstandigheden waaronder deze handel plaatsvindt zijn in de afgelopen jaren echter ingrijpend veranderd. Door het internet is de tussenhandel in toegangskaarten sterk toegenomen en bovendien geprofessionaliseerd."

De heer Van Rij i (CDA):

Ik heb eigenlijk een vraag, want ik werd toch wel een beetje geïntrigeerd door dat voorbeeld van dat voetbalkaartje voor vanavond. En niet alleen omdat dat de actualiteit betreft. Maar is het niet zo dat in zo'n situatie op basis van de algemene voorwaarden waaronder dat kaartje verkocht is door de KNVB de koper die dat kaartje dan op de tweedehandsmarkt heeft gekocht, bijvoorbeeld voor die €50, nu al, met de huidige wet in de hand, een rechtelijke procedure kan starten? Waarom gebeurt dat dan toch niet in dit soort situaties?

De heer Ruers (SP):

Ja, ik vind dit een goede vraag. Ik kom daar verder in mijn tekst nog op. Als u het goed vindt, kom ik daar later op terug. Ik ga verder met het citaat.

"Waar het enkele jaren geleden in advertenties in de krant nog ging om enkele toegangskaarten van een paar handelaren, zijn het thans voornamelijk professionele tussenhandelaren die bij de start van de voorverkoop de toegangskaarten massaal opkopen en deze vervolgens tegen een aanzienlijk hogere prijs doorverkopen. Het doorverkopen van toegangskaarten is thans niet gereguleerd. Met name het doorverkopen van toegangskaarten tegen een hogere prijs heeft echter grote gevolgen voor de bereikbaarheid van de culturele en sportevenementen voor een breed publiek." Tot zover de indieners en de initiatiefnemers.

Voornoemde werkwijze van de tussenhandelaren met hun verkoopsites heeft geleid tot een aanzienlijke prijsopdrijving en het buitensluiten van de consumenten die zich hoge prijzen niet kunnen permitteren, en dus uitgesloten worden van de mogelijkheid om een bepaald sport- of cultureel evenement bij te wonen. Daarmee, zou ik menen, worden fundamentele rechten van consumenten geschonden. En daar gaat het hier vandaag toch om: de positie van de consument en hoe kunnen we die verbeteren. De indieners zijn van mening dat evenementen op het terrein van sport en cultuur voor iedereen tegen een redelijke prijs bereikbaar moeten zijn. Daar is het wetsvoorstel dan ook op gericht en op geschreven. Het komt erop neer dat de indieners met het wetsvoorstel de positie van de consument willen versterken. Dat is noodzakelijk omdat andere suggesties ...

Mevrouw Duthler i (VVD):

Wat verstaat meneer Ruers onder een "redelijke prijs"? Is dat toch niet wat een consument daar zelf voor over heeft? En hangt dat niet af van de concrete omstandigheden van het geval? Kan je daar algemene richtlijnen voor geven?

De heer Ruers (SP):

Ja, ik denk het wel. Een van uw collega's zei: je zou het eigenlijk publiekrechtelijk moeten regelen. Dan zou de wetgever ook voor dat probleem komen te staan, want wat is publiekrechtelijk een redelijk bedrag. Als u de stukken goed leest en de toelichting over hoe de initiatiefnemers destijds tot die 120% zijn gekomen, dan kunt u zien hoe men dat heeft onderbouwd. Er is natuurlijk een grens te trekken waar het wel en niet redelijk is. Ik denk dat die onderbouwing, die vrij uitvoerig was in de stukken, redelijk aangeeft dat die 20% toeslag die de tussenverkoper of de opkoper krijgt, een redelijke vergoeding is voor de inspanningen en het werk van de tussenpersoon. Het blijft arbitrair, dat moet ik toegeven. Maar ik denk dat het alles afwegende, zoals het ook in de stukken beschreven staat, een redelijk bedrag is. Je kunt er lang over discussiëren of het niet 130% of 150% moet zijn, maar ik denk dat dat voorstel goed onderbouwd is.

Ik heb al gezegd dat dit wetsvoorstel noodzakelijk is omdat andere suggesties voor een oplossing het niet haalden en omdat de overheid als wetgever ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet bereid is gebleken voor adequate wetgeving te zorgen. Nu de wetgever faalt is het begrijpelijk dat de indieners met hun voorstel die lacune proberen op te vullen in het belang van de consument.

Daarnaast wil ik aandacht vragen voor een ander, minder voor het voetlicht gekomen aspect — hoewel sprekers voor mij erover gesproken hebben — van de te hoge prijzen voor toegangskaarten. Ik doel op het beleid van de overheid dat erop gericht is culturele en sportevenementen voor grote groepen toegankelijk te houden. Algemeen wordt erkend dat sport en cultuur belangrijk zijn in onze samenleving. De overheid stelt daarom subsidies en stimuleringsmaatregelen beschikbaar om sport en cultuur voor alle mensen bereikbaar te houden en niet alleen voor een selecte groep. Het speculeren met toegangsbewijzen staat haaks op dat beleid.

Mevrouw Duthler (VVD):

Het subsidiëren van sport en cultuur gaat toch niet alleen maar om het toegankelijk houden van sport- en cultuurevenementen voor grote groepen? Het gaat er bij het subsidiëren toch ook om dat bepaalde sportevenementen en culturele voorstellingen in stand blijven, terwijl zij anders misschien wel van de markt zouden verdwijnen bij gebrek aan vraag? Het instrument van subsidie is volgens mij dus niet daarvoor althans niet uitsluitend daarvoor bedoeld.

De heer Ruers (SP):

Nee, ik denk dat u gelijk hebt. Er zijn twee categorieën, zowel de categorie en het doel die u noemt als het doel dat ik heb geschetst. Beide zijn waardevol en worden door de overheid als waardevol ervaren. Het is dus niet alleen voor de brede groep, maar ook voor de bereikbaarheid. Het is eigenlijk voor beide. Het is ook voor kleinere gezelschappen, zou ik zeggen. In de recentelijk daarover opgevraagde gegevens heb ik gezien dat alle mogelijke evenementen inmiddels onder vuur liggen bij de opkopers, zowel grote als kleine evenementen en zowel evenementen die wel gesubsidieerd worden als evenementen die niet gesubsidieerd worden.

Ik kom bij een aspect dat andere sprekers ook al hebben aangehaald: het strafrecht. De indieners stellen voor om het geschetste probleem op te lossen door een aanpassing in het Burgerlijk Wetboek. Het voorstel geeft de consument een middel in handen om via het civiele recht onredelijke prijsverhogingen aan te pakken. Ik heb gemerkt dat sommigen die de ernst van het probleem wel zeggen te onderschrijven, er de voorkeur aan geven om het probleem aan te pakken via het strafrecht. Althans, in die richting wijzen zij. Ik begrijp die benadering wel, maar ik denk niet dat die weg op dit moment de meeste praktische is. Naar mijn inschatting is de ernst van de zaak niet zodanig dat het OM, zeker ook gezien de hoge werkdruk en de grote achterstanden daar, zich geroepen zal voelen om in deze kwestie het voortouw te nemen en handhavend op te treden.

Mevrouw Beuving i (PvdA):

Voor het geval collega Ruers doelt op mijn inbreng van zojuist namens de PvdA-fractie wil ik toch iets corrigeren. Ik heb het niet specifiek over het strafrecht gehad. Ik heb het gehad over een publiekrechtelijke aanpak. Die zou strafrechtelijk van aard kunnen zijn, maar die kan ook bestuursrechtelijk van aard zijn. Je kan inderdaad een strafrechtelijk verbod invoeren, maar je kan het ook anderszins aanpakken, zoals in België gebeurt. Je kan een aanpak kiezen die publiekrechtelijk van aard is, waarbij de overheid een rol heeft en waarbij de overheid ook kan handhaven.

De heer Ruers (SP):

Dat ben ik met u eens, maar ik doelde niet op uw opmerking. Ik doelde op een eerdere opmerking die ik in de stukken gelezen heb. Daarin werd geopperd: kan het strafrecht geen oplossing zijn?

Bovendien dient het strafrecht, zoals de overheid eerder in een vergelijkbaar wetsvoorstel jaren geleden heeft betoogd, eerst te worden ingezet als alle andere instrumenten, waaronder het civiele recht, tekortschieten. Het uitgangspunt van het strafrecht als ultimum remedium leidt dan tot een in beginsel terughoudende opstelling van het OM. Derhalve is het strafrecht naar mijn mening hier, althans voorlopig, een te zwaar middel en verdient het de voorkeur om eerst de praktijkervaringen van de civielrechtelijke weg van het wetsvoorstel af te wachten. Mocht de evaluatie, bijvoorbeeld na drie jaar, uitwijzen dat het zwaardere middel van het strafrecht nodig of gewenst is, dan kan dat alsnog overwogen worden.

Ik maak nog een opmerking over de handhaafbaarheid. Er is betoogd dat de handhaving ervan weinig voorstelt of problematisch is, omdat de gang naar de rechter in verhouding tot het belang van de zaak veel te kostbaar is. Collega Prast heeft daar al een uitstekende opmerking over gemaakt. Ik sluit mij daar helemaal bij aan. De indieners hebben in dat verband terecht gewezen op de mogelijkheid van een collectieve actie naast de individuele actie, maar ik zou ook aandacht willen vragen voor de mogelijkheid van een komend veelbelovend nieuw initiatief in de rechtspraak: de spreekuurrechter. Dat is typisch een rechter die problemen op dat niveau, dat soort kleine problemen, zou kunnen oplossen.

Maar ook via de gang van de gewone individuele actie is volgens mij heel wel mogelijk. Collega Prast heeft er al iets over opgemerkt. Als je het belang er maar van inziet, zul je zeker een mogelijkheid hebben om naar de rechter te gaan als dit wetsvoorstel is aangenomen. Ik zie op dat punt geen problemen. Mijn ervaring als advocaat zegt dat dit zeer wel mogelijk is. Langs die weg lijkt het mogelijk om geschillen van beperkte omvang en aard snel en goedkoop op te lossen. Daar komt bij — anderen hebben dat ook al gezegd — dat aangenomen mag worden dat als er een eenmaal langs civiele weg een precedent is geschapen, vervolgzaken weinig problemen hoeven op te leveren en mogelijk landelijk tot een fatsoenlijke regulering van de markt zullen leiden en misschien ook wel tot publiekrechtelijke regelingen. Dat zou best kunnen.

Mijn volgende opmerking gaat over de vrije markt. Er zijn van sommige kanten bezwaren geuit tegen het wetsvoorstel met het argument dat de vrijemarktwerking wordt beperkt door de beoogde wetswijziging. Op zich is dat juist, maar ik deel die zorg niet. Ik stel vast dat de bezwaren worden onderbouwd met vergelijkingen op andere terreinen. Zo is er wel betoogd dat het massaal opkopen van toegangskaarten en het doorverkopen ervan tegen exorbitante prijzen "gewoon marktwerking" is. Men zegt dan bijvoorbeeld: als ik mijn auto wil doorverkopen, mag ik ervoor vragen wat ik wil.

Dat soort vergelijkingen gaat natuurlijk mank. Het gaat in casu immers niet om een gewoon marktproduct of de gewone marktwerking. Er is juist sprake van een specifieke nichemarkt op het terrein van sport en cultuur. Daarmee wordt het effect van het voorstel tot die categorie beperkt. In de tweede plaats gaat het hier om unieke evenementen, waarvoor op het moment dat het evenement plaatsvindt geen gelijkwaardig alternatief bestaat. De klant heeft dus geen reële uitwijkmogelijkheid en bevindt zich feitelijk in een dwangpositie. Door het massaal opkopen van toegangskaarten is er naar mijn mening geen sprake meer van vrijemarktwerking in de normale betekenis van het woord, maar juist van een ernstige marktverstoring.

Bovendien zijn er heel wat evenementen waar overheidsgeld naartoe gaat. Zoals ik al zei, subsidiëren wij de theatersector — we subsidiëren ook wel andere sectoren, maar meestal gaat het daarom — omdat we vinden dat theater toegankelijk moet zijn voor een breed publiek. Daar staan we als overheid voor. En dan komt een marktpartij dat schaarse product nog schaarser maken en van die slim geconstrueerde schaarste te profiteren. Dat noem ik geen vrijemarktwerking meer, maar misbruik van omstandigheden.

Mijn laatste onderwerp is de KNVB. Ik kom terug op de KNVB en de kaarten voor de wedstrijd Nederland-Zweden van vanavond. Ik heb gehoord dat er nog kaarten zijn, dus misschien is het iets voor de liefhebbers. Hoewel, ik weet niet of er veel belangstelling is. Maar er is in ieder geval flink gehandeld in die kaarten. Op de website van de KVNB trof ik jongstleden vrijdag de volgende tekst aan. "De KNVB blokkeert 1.461 tickets voor Nederland-Zweden. In vervolg op eerdere acties zijn voor de WK-kwalificatiewedstrijd Nederland-Zweden op dinsdag 10 oktober aanstaande inmiddels 1.461 toegangskaarten geblokkeerd. Dit zijn tickets waarvan de KNVB zeker weet dat ze via de "zwarte markt" zijn of worden verhandeld en dat is in strijd met de KNVB Standaardvoorwaarden."

Ik ga verder: "De KNVB raadt Oranjesupporters aan de lijst met geblokkeerde tickets via bovenstaand document te checken. Supporters die van mening zijn dat hun kaart onterecht geblokkeerd is, kunnen contact opnemen met de KNVB (...). De KNVB adviseert de supporters die een geblokkeerd ticket in hun bezit hebben, om voorafgaand aan de wedstrijd bij de verkopende partij het aankoopbedrag terug te vragen. Er vindt geen restitutie vanuit de KNVB plaats." Dus dat is het beeld: de kaartjes zijn geblokkeerd, die zijn niks meer waard en de koper moet dan maar naar de tussenverkoper gaan, want de KNVB doet daar niets mee. Dat is een bijzondere situatie.

Daaronder staat dan: "Supporters met een geblokkeerd ticket worden verzocht zich bij de KNVB te melden. Op basis van de verklaringen (...) kan de bond de zwarthandelaren verder aanpakken." Dit doet vermoeden dat er een vervolgactie komt van de KNVB richting de zwarthandelaren.

Er staat ook: "De KNVB strijdt al lang tegen het onrechtmatig doorverkopen van toegangskaarten bij voetbalwedstrijden. Goedgeorganiseerde maatschappijen of individuen kopen massaal kaarten op en verkopen die voor een exorbitant hoge prijs door. Uiteindelijk zijn teleurgestelde voetbalfans, zonder rechtmatig kaartje, hiervan de dupe. De hogere prijzen voor de supporters en risico's van uitsupporters in thuisvakken — dat is het veiligheidsprobleem — vormen een bedreiging voor de toegankelijkheid, gastvrijheid en veiligheid van voetbalstadions."

Ik citeer nog steeds de KNVB: "Voetbal moet voor iedereen toegankelijk blijven. Duizenden Nederlanders genieten ieder weekend in het stadion van voetbal. Vanuit alle lagen van de samenleving: dat maakt het voetbal uniek. Supporters moeten een voetbalwedstrijd kunnen bezoeken voor een eerlijke prijs, zodat iedere voetballiefhebber kan genieten van de leuke sfeer in stadions. Om die reden vindt de KNVB dat onrechtmatige doorverkoop van toegangskaarten hard moet worden aangepakt. De KNVB doet een oproep aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel Doorverkoop toegangskaarten aan te nemen."

De heer Van Rij (CDA):

Dank dat u de website van de KNVB uitgebreid heeft geciteerd, want dat was inderdaad mijn eerdere vraag. Eigenlijk toont dit volgens mij precies aan wat het probleem nu is. Supporters die een kaartje gekocht hebben via de tweedehandsmarkt, wat niet mocht, moeten zelf hun gelijk gaan halen bij de verkoper. Die zegt dan natuurlijk: ja, sorry, we hebben gewoon een overeenkomst van koop en verkoop; gaat u maar naar de rechter. Dat doen ze niet. Het beoogde wetsvoorstel gaat daar toch helemaal niets aan veranderen? Daarmee kun je als supporter alleen voor twee ankers gaan liggen. Je kunt zeggen dat de geldigheid van het kaartje niet deugt, op basis van de algemene voorwaarden, en je hebt een wettelijke bepaling in de hand. Maar in beide gevallen moet je naar de rechter, en dat gebeurt niet. De Raad voor de rechtspraak heeft bij de advisering over dit wetsontwerp ook gezegd: wij verwachten een minimale stroom van rechtszaken. Wat lossen we dus op aan het probleem dat die kaartjes op de tweedehandsmarkt terechtkomen? Dat vind ik ook een heel groot probleem. Dat wil ik hier wel gezegd hebben. Moet je dan niet naar hele andere mogelijkheden grijpen, bijvoorbeeld naar publiekrechtelijke alternatieven?

De heer Ruers (SP):

Ik wil even ingaan op uw laatste opmerking. Publiekrechtelijke initiatieven zijn er helaas niet. Daarom hebben de indieners juist dit initiatief moeten nemen. Dat heb ik aan het begin al gezegd.

Dan kom ik bij de heer Bakker van de Raad voor de rechtspraak. Ik zal niet te zwaar tillen aan de opmerkingen van de heer Bakker over dit onderwerp. Ik weet niet wat hij ervan vindt, maar vanuit mijn praktijk als advocaat zeg ik: de Raad voor de rechtspraak heeft daar geen ervaring mee en kent de achtergronden van de zaak niet. Ik weet niet hoe hij erbij komt dat er geen processen zullen zijn. Het is nooit geprobeerd. Het wetvoorstel is nog niet eens in werking. Hij loopt vooruit op iets wat hij niet kan weten.

De heer Van Rij (CDA):

Dan als laatste punt: ik ga toch wel op het gezag van de heer Bakker af. Laat ik daarmee beginnen.

De heer Ruers (SP):

Dat is jammer.

De heer Van Rij (CDA):

U bent advocaat; ik niet. Maar ten tweede denk ik dat het wel degelijk onderbouwd is. Uit uw eigen voorbeeld van de KNVB blijkt dat het gewoon niet gebeurt. Met deze nieuwe wettelijke mogelijkheid zullen burgers echt niet naar de rechter gaan, en zeker niet burgers die zo'n dure rechtsgang niet kunnen betalen.

De heer Ruers (SP):

Nee, maar goed. Dan zijn we weer bij het punt dat ze niet naar de rechter zullen gaan. Ik denk het wel. Juist dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om naar de rechter te gaan omdat je het onredelijk vindt. Want daarmee heb je een wettelijke basis en een norm die je aan de rechter kunt voorleggen. Dit is een hele mooie maatstaf om voor te leggen, maar we hebben er geen ervaring mee.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Ik zou toch nog even iets nader willen horen van collega Ruers. Ziet collega Ruers dan niet het probleem dat de PvdA-fractie ziet? Mensen met een kleine beurs moeten dus eerst een te duur kaartje kopen, met die kleine beurs. Dat lijkt me al een reden om af te haken. Dan maar geen voetbal of mooie culturele voorstelling. En mocht iemand dat dure kaartje wel hebben gekocht, met spaargeld of met een lening van iemand uit zijn omgeving, dan moet hij ook nog kosten maken voor die procedure. Ziet collega Ruers dat nu echt als een reële mogelijkheid?

Voorzitter: Backer

De heer Ruers (SP):

Zeker, dat zie ik als een reële mogelijkheid. Maar je moet het goed organiseren. Daarmee kom ik bij het slot van mijn verhaal. Je moet de mensen organiseren, om te beginnen met een collectieve actie. Er zijn ook mensen die het zo breed hebben en die het zo principieel vinden dat ze het individueel doen. Maar collectieve actie lijkt mij zeker voor de hand liggen. Ons voorstel is er dan ook op gericht om dit wetsvoorstel aan te nemen en vervolgens een collectieve actie te organiseren.

Om het heel praktisch te houden: ik zou die 1.461 mensen wier toegangskaarten door de KNVB zijn geblokkeerd langs deze weg heel graag oproepen om met ons mee te doen. Het SP-meldpunt is daarvoor. Wij willen dat graag organiseren en de eerste actie op basis van dit wetsvoorstel inzetten om te kijken of we ons recht kunnen halen. Ik denk dat we dat gaan halen. De financiële zorgen voor die mensen zullen minimaal zijn. Dat zal niet zo veel zijn. Volgens mij kan iedereen dragen wat er dan gevraagd wordt.

Ook wil ik via deze weg — dat is de andere kant — de KNVB oproepen om mee te doen. De KNVB vraagt steun van de mensen die gedupeerd zijn en vraagt hun om zich bij de bond te melden. Ik vind dat de KNVB dan ook mee moet doen om deze mensen te helpen, zodat zij hun geld terugkrijgen. Dan heb je een mooie collectieve actie. Ik denk dat dan duidelijk is wat de KNVB ook wil, namelijk dat er een einde komt aan deze maatregelen.

Ik denk dat we met deze wet in de hand een heel eind in de goede richting zijn. Ik begrijp al uw bezwaren, maar alles afwegend is dit eigenlijk de enige fatsoenlijke oplossing die we op dit moment hebben. We steunen dit wetsvoorstel derhalve volledig.

Dank u wel, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Duthler.