Verslag van de vergadering van 24 oktober 2017 (2017/2018 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.12 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Op de eerste plaats wil ook mijn fractie de voorzitter en de leden van de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer dankzeggen voor hun inspanningen en de hoge kwaliteit van het werk dat geleverd is. Ook de stafmedewerkers verdienen zeer veel waardering voor hun onmisbare bijdragen. Dat onderstreept nog eens dat wij als Eerste Kamer gezegend zijn met een uitstekende ondersteunende ambtelijke organisatie. Dat is in elk geval één van de uitkomsten die de fractie van GroenLinks deelt met de commissie. Specifiek wil ik namens onze fractie ook mijn dank uitspreken voor het vertrouwen dat kleinere fracties hebben gegeven door zich in deze commissie door onze fractievoorzitter te laten vertegenwoordigen.
In een groot deel van de aanbevelingen van de commissie kan mijn fractie zich goed vinden. Dat komt mede doordat de commissie zich uitgebreid heeft georiënteerd, onder andere via een uitvoerige enquête met een hoge respons, en door een consultatie te houden bij de ambtelijke ondersteuning. Een mooie vorm van een interactieve werkwijze. Hulde daarvoor!
De commissie heeft zich wat mijn fractie betreft een terechte beperking opgelegd door primair te zoeken naar verbeteringen in de werkwijzen, die wij zelf zonder wetswijzigingen of heel grote wijzigingen in reglementen kunnen doorvoeren. Wij herkennen de observatie van de commissie dat veel van wat wij doen, hoe wij dat doen en hoe we met elkaar omgaan, eerder een kwestie van cultuur en ongeschreven mores is, dan van naleving van reglementen. Wij zijn een politiek wetgevend en controlerend orgaan dat keuzes kan en moet maken; het slot op de deur dat moet zorgen dat wetgeving in orde is en dat wetten uitvoerbaar, handhaafbaar, rechtmatig en doeltreffend zijn. Daarnaast vormt de Eerste Kamer bij het ontbreken in onze Grondwet van een constitutionele toets achteraf, de facto het laatste orgaan dat bij wetsvoorstellen een ex-antetoetsing aan hogere wetgeving als de Grondwet en Europese wetgeving kan doen. Dat maakt dat onze toetsing bovenal gericht is op het beoordelen van kwaliteit, consistentie en coherentie van het wetgevingsproces als geheel. Tegelijkertijd toetsen wij ook of wetgeving doet wat ze belooft en of de uitvoering past bij wat is beoogd; niet van dag tot dag, maar wel op de essentie. Daar past inderdaad een cultuur bij die minder uitgaat van dagelijkse politieke scherpslijperij en meer van zorgvuldige toetsing vanuit een langere termijn en bredere afweging.
De bestaande impliciet gegroeide cultuur van ongeschreven omgangsregels waaronder een zekere hoffelijkheid, secundair optreden ten aanzien van dagelijks beleidsbeslommeringen en afgewogen overleg en elkaar procedurele ruimte geven en gunnen, wordt ook door mijn fractie gewaardeerd. Toch is hier ook een kanttekening op z'n plaats. Elke cultuur die impliciet is, draagt het gevaar in zich van een zekere naarbinnengekeerdheid of op termijn zelfs zelfgenoegzaamheid. Dat kan de afstand tot de samenleving, die wij als politiek orgaan uiteindelijk vertegenwoordigen, onnodig vergroten. Mijn fractie ondersteunt daarom de voorgestelde periodieke bezinning op onze eigen werkwijze. Dat hoeft niet per se elk jaar, maar mag ook in de vorm van een midterm review. Wel willen wij de vraag of onze werkwijze en cultuur voldoende aansluiting vinden bij de verwachtingen en opvattingen in de buitenwereld onderdeel van die reflectie laten zijn. Zo willen we voorkomen dat we zelfgenoegzaam samen zitten in onze ivoren toren. Zijn we voldoende transparant? Vinden relevante vertegenwoordigingen in de samenleving gemakkelijk toegang tot de Eerste Kamer? Wordt ons werk gezien en begrepen in de buitenwereld? Dergelijke vragen zouden we in de vorm van een soort 360°-feedback kunnen voorleggen aan pakweg Tweede Kamerleden, vertegenwoordigers van pers, maatschappelijke organisaties en publiek.
Of de primaire rollen en taken van de Eerste Kamer nog aansluiten op de behoeften van de samenleving en het eigentijdse openbaar bestuur, dat behoorde niet tot de opdracht van deze commissie. Maar mijn fractie is wel benieuwd naar de bevindingen en opvattingen die de staatscommissie daarover uiteindelijk zal geven. Hun conclusies kunnen en zullen uiteindelijk nog meer doorslaggevend gaan zijn voor de taken of niet, werkwijze en cultuur van de Eerste Kamer. Ook naar dat debat kijken wij te zijner tijd zeer uit.
Terug naar het voorliggende advies. Zoals gezegd, kan mijn fractie zich in de meeste voorstellen en aanbevelingen vinden. Ik loop ze net als de meeste fracties niet allemaal na, maar haal er een paar uit met hier en daar een kanttekening. De al genoemde periodieke reflectie met onze opmerkingen daarbij, het formaliseren van zitten en opstaan als hoofdregel bij stemmingen en een maximale geldigheidsduur van aangehouden moties zijn concrete aanbevelingen die goed zijn om in het Reglement van Orde op te nemen. Ook het bij de regering aandringen op een betere onderbouwing van spoedeisendheid en het verzoek om standaard geconsolideerde wetteksten aan te leveren voor behandeling in de Eerste Kamer zien wij als goede stappen naar een efficiëntere en effectievere werkwijze. Die laatste vergen natuurlijk wel medewerking van het kabinet. Een vast reglement van orde voor een parlementair onderzoek is wat ons betreft niet zo nodig. Het instrument wordt wat ons betreft terecht schaars ingezet. Het heeft dan ook de voorkeur van mijn fractie om de zeldzame keren dat het voorkomt een tailormade reglement te maken.
Focus in beleidsdebatten, en daarmee een goede gezamenlijke commissievoorbereiding, spreekt ons aan. Daarbij is kwaliteit van wetgeving zeker een richtsnoer, maar niet het enige. Ook bijvoorbeeld hoe wij ons verhouden tot Europese en internationale verdragen en vraagstukken, zoals de gemeenschappelijke Europese buitenland- en veiligheidsstrategie, behoort wat onze fractie betreft tot een overkoepelend domein waarover een beleidsdebat in de Eerste Kamer gevoerd kan worden. En vanuit onze rol als controlerend orgaan kan in specifieke beleidsdebatten ook de focus liggen op specifieke meer overkoepelende wetsuitvoeringskwesties, zoals de wijze waarop verzelfstandiging of juist terughalen van overheidstaken vorm krijgt. Focus ja, beperken tot louter wetgeving is echter te smal.
De aanbeveling om alle commissies na te laten gaan wat hun primaire focus op wetgeving en wetgevingskwaliteit betekent, bevreemdt ons, met name ook vanwege de verwijzing in de onderbouwing naar commissies als KOREL, EUZA en BDO. Zoals hiervoor al bedoeld: juist in de internationale arena komen grote vraagstukken met vergaande invloed op de rol van Nederland in de wereld en op ons eigen wetgevingsproces aan de orde. Dat geeft een integrale verantwoordelijkheid voor de commissie EUZA in haar toetsende en controlerende rol, los nog van de verantwoordelijkheid die elke commissie heeft om in het eigen vakgebied daarop alert te zijn. Te grote afstand houden van wat in Europa gebeurt, staat op gespannen voet met taken en verantwoordelijkheden van de Eerste Kamer. Bovendien heeft mijn fractie geen aanwijzingen dat commissies zich hieraan nu al te uitbundig te buiten gaan. Onze ervaring is juist dat doorgaans een weloverwogen afweging wordt gemaakt in het agenderen van onderwerpen en dat primair bij beleidsissues het primaat sowieso aan de Tweede Kamer wordt gelaten. Eens zijn wij het wel met de aanbeveling om prioritering van Europese onderwerpen scherper te beargumenteren. Dat komt de behandeling ten goede. Ook steunen wij het voorstel om bij wijze van proef de Permanente Vertegenwoordiger van de Staten-Generaal in Europa te versterken met een tweede fte, specifiek gericht op ondersteuning van de Eerste Kamer.
Voorzitter. Mijn fractie is voor de algemene regel dat commissievergaderingen openbaar zijn. Het onderscheid tussen een inhoudelijke en een procedurele vergadering komt daarbij gekunsteld over en zal in de praktijk ook niet scherp te maken zijn. Het loutere feit dat weinig mensen zich zullen interesseren voor onze procedurele vergaderingen is voor mijn fractie geen reden deze dan maar besloten te houden.
Voorzitter, we hebben een uitstekende griffie, maar de ondersteunende budgetten voor de fracties, gemiddeld nog geen €5.000 per senator, zijn echter karig, zo niet knieperig, zoals de heer De Graaf zei. Ik heb het niet nagezocht, maar ik denk dat geen parlement ons dat nadoet. Wij steunen dan ook het voorstel voor een stagepot waaruit fracties kunnen putten. We zullen nu niet onmiddellijk pleiten voor een verdere uitbreiding van het ondersteunende budget, maar we zullen bij de uitkomsten van de staatscommissie wel direct kritisch bekijken welke taken en verantwoordelijkheden — if so — worden toebedacht aan de Eerste Kamer en welke ondersteuning daar dan eventueel bij hoort. Democratie is een groot goed en moet de samenleving, in alle soberheid die gepast is, ook wat waard zijn. Wetgeving en controle op de regering zijn te belangrijk om zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer voor een dubbeltje op de eerste rang te zitten. En voor alle duidelijkheid: ik heb het dan niet over de vergoedingen voor de leden van de Staten-Generaal zelf, maar over de kwaliteit en omvang van een passende ondersteuning van de fracties.
Tot slot nog een kleine hartenkreet van een heel andere orde. De PerfectView-app kan echt niet meer. Daar moeten we op een andere manier mee communiceren.
Ik kijk uit naar de antwoorden van de commissie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan mevrouw Sent.