Verslag van de vergadering van 14 november 2017 (2017/2018 nr. 7)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.47 uur
De heer Rombouts i (CDA):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ook ik wil me aansluiten bij de welkomstwoorden van de collega's in de richting van onze minister. Hij is niet alleen onze minister, maar hij is ook echt ónze minister. Ik spreek alle vertrouwen uit in een effectieve en constructieve samenwerking met hem.
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie heeft grote verwachtingen van de aanpak van de ondermijnende criminaliteit door het nieuwe kabinet. In het regeerakkoord staan daarover vertrouwenwekkende passages, bijvoorbeeld over de versterking van de strafrechtketen, de aanpak van de cybercriminaliteit, de bestrijding van het terrorisme, het verbod op motorbendes en last but not least een integrale aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit, zaken waarop door onze fractie in dit huis bij meerdere gelegenheden is aangedrongen. Wij zien de uitwerking van die voorstellen in het regeerakkoord, in het bijzonder de ondermijningswet en het ondermijningsfonds, dan ook met grote belangstelling tegemoet.
Mevrouw de voorzitter. Willen politie en justitie samen met vele andere organisaties in dit land ons land veiliger kunnen maken, dan zullen ze ook over effectieve mogelijkheden moeten kunnen beschikken om misdrijven te voorkomen, te signaleren en te bestrijden. Het wetsontwerp waarover dit debat gaat, biedt zo'n mogelijkheid. Het voegt aan het Wetboek van Strafvordering een regeling toe — het is al vaker gezegd vandaag — waardoor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens van voertuigen in een kentekenregister mogelijk wordt. Met dit voorstel mogen zogenaamde passagegegevens worden opgenomen in het kentekenregister en binnen vier weken gebruikt worden bij de opsporing van een specifiek misdrijf en voor de aanhouding van voortvluchtige personen. Maar elk voordeel heb z'n nadeel: het massaal vastleggen en bewaren van gegevens betekent een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder wanneer dit ook burgers regardeert die niet verdacht worden van enig strafbaar feit. Daarom hebben wij in de schriftelijke behandeling vragen gesteld over de wijze waarop de geregistreerde gegevens bewaakt worden, hoe de verwerking en vernietiging hiervan op een beheerste wijze geschieden zal en hoe een en ander gemonitord wordt. Mijn fractie vindt dat er zeer goede argumenten moeten zijn om een inbreuk op de privacy van zo veel burgers te rechtvaardigen. Dat is het geval indien het middel dat wordt nagestreefd én proportioneel én noodzakelijk is.
Naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens, toen nog het College Bescherming Persoonsgegevens geheten, is het oorspronkelijke wetsvoorstel aangepast en de reikwijdte beperkt. De zorgen van mijn fractie zijn hierdoor en ook door de beantwoording van de minister — ik bedoel de vorige — gedurende de schriftelijke procedure afdoende weggenomen. Er zijn voor mijn fractie in dit wetsvoorstel, waaraan al sinds 2013 gewerkt wordt, inmiddels voldoende waarborgen ingebouwd die ons het vertrouwen geven van een zorgvuldige omgang met de geregistreerde gegevens. Uiteraard hoort mijn fractie ook graag uit de mond van deze kersverse minister dat het hem ernst is dat deze waarborgen nauwgezet door alle betrokkenen in acht zullen worden genomen en dat hij hierop ook zelf actief zal toezien, te beginnen met het tijdig en duidelijk voor de burger kenbaar maken dat en waar gegevens zullen worden geregistreerd. Verder hoort mijn fractie graag dat camera's alleen worden geplaatst op voor opsporing relevante locaties, dat de gegevens gescheiden zullen worden opgeslagen en na vier weken automatisch vernietigd worden, dat ze niet aan andere instanties ter beschikking zullen worden gesteld, dat de aard van de gegevens beperkt blijft tot — het is ook al eerder genoemd — kenteken, locatie, voertuig en tijdstip, dat gezichtsherkenning wordt voorkomen, dat toegang tot de gegevens alleen is toegestaan na een bevel van een officier van justitie, dat toegang uitsluitend wordt toevertrouwd aan geautoriseerde ambtenaren die over een unieke code beschikken, dat inzage alleen mogelijk is voor de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis staat alsmede voor het aanhouden van voortvluchtige personen, dat het inloggen automatisch wordt vastgelegd en last but not least dat er jaarlijks een privacyaudit zal worden gehouden. Bovendien weten we dat de werking van het wetsvoorstel is beperkt tot drie jaar en na twee jaar zal worden geëvalueerd.
Als — en nu komt er een lubberiaanse zin, maar ik ben een groot fan van de voormalige premier — deze minister mijn fractie nog eens wil toezeggen dat hij op deze punten scherp zal toezien, wil ik nu al wel zeggen dat onze fractie, alles afwegende, tot het oordeel is gekomen dat het een goede zaak is dat na aanvaarding van dit wetsvoorstel de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie in staat gesteld worden om, na jaren van voorbereiding, voor de opsporing van misdrijven en de aanhouding van voortvluchtige personen gebruik te kunnen maken van dit nieuwe opsporingsmiddel, terwijl de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die dit middel ontegenzeggelijk ook met zich brengt, met voldoende waarborgen omkleed is om hier veiligheid voor privacy te laten gaan.
De voorzitter:
Mijnheer Rombouts, u was buiten adem van die lange zin, maar u moet toch nog even terug.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik begrijp dat, als je het zelf uitspreekt, dit lastig is. Maar mevrouw Vlietstra stelde net de regering de vraag wat er uit de evaluatie moet komen om te beoordelen of het verder kan of niet. U spreekt nu bij voorbaat uw steun hiervoor al uit. Dat is fijn en duidelijk voor de minister, maar ik begrijp dat dat wel onder voorwaarden gebeurt, althans met het belangrijke punt dat er een evaluatie wordt uitgevoerd. Kunt u nou aangeven wat er voor de CDA-fractie in de evaluatie moet staan om te zeggen: nou, wij gaan door? Op welke punten zult u de evaluatie beoordelen als: nou ja, dan wordt het een ander verhaal voor ons?
De heer Rombouts (CDA):
Dat is een begrijpelijke vraag. Ik begrijp dat mevrouw Strik mijn analyse een beetje zuinig vindt. Ik vond haar kerstmenu, yoghurt, een beetje zuinig, maar dat daargelaten. We zullen de evaluatie tegen het licht houden van wat in dit wetsontwerp en in de adviezen eromheen al voldoende is beschreven. Zal het een proportioneel middel blijken? Zal op grond van het gebruik in de eerste twee jaar blijken dat het noodzakelijk was? Twee jaar is natuurlijk best een korte periode, maar als de werkingsduur maar drie jaar is, dan snap ik dat je na twee jaar zult moeten evalueren. We zullen langs alle waarborgen die ik net bewust heb opgesomd, bekijken of het nagekomen is. Daar zullen we niet alleen de evaluatie voor gebruiken maar ook de privacyaudits, waarvan ik aanneem dat we die ter inzage krijgen. Die aspecten rechtvaardigen voor ons dat je hier veiligheid voor privacy laat gaan.
Of u het wilt geloven of niet, de huidige korpschef van de nationale politie was ooit "mijn", tussen grote aanhalingstekens, korpschef in Noordoost-Brabant. Hij voorspelde tien jaar geleden al dat we dit middel nodig zouden hebben om de veiligheid in het land te waarborgen. Ik heb een dezer dagen nog even contact met hem gehad over zijn profetische gave. Als hij tien jaar geleden al aangaf dat we dit nodig zouden hebben, ook kijkend naar wat in het buitenland gebeurde, en als we samen vaststellen dat in 2013 aan dit wetsontwerp begonnen is — althans, toen begon het formele traject — dan zijn we al vijf, zes jaar bezig om dit te realiseren. Dan moeten we ook een keer de proof of the pudding willen doen. Wat ons betreft is dat geen yoghurt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
We kunnen iets in het midden vinden, tussen Christmas pudding en yoghurt. U geeft aan dat objectief moet vaststaan dat het noodzakelijk en proportioneel is. Volgens u stelt dat ook eisen aan de manier waarop in de komende twee jaar wordt geregistreerd wanneer die ANPR-gegevens worden gebruikt. Ik neem aan dat de politie dan ook elke keer moet aangeven waarom er geen alternatief voorhanden is en waarom het noodzakelijk is. Dat is voor ons belangrijk om straks te kunnen toetsen hoe het werkelijk is ingezet en of de noodzaak naar voren komt.
De heer Rombouts (CDA):
U stelt een bijna retorische vraag.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ja, maar ik wil graag uw bevestiging.
De heer Rombouts (CDA):
Laat ik er nog het volgende over zeggen. Er zijn eigenlijk niet zo veel wetten waaraan wij meteen een horizonbepaling koppelen. Dat is hier wel gebeurd. Dat zegt eigenlijk al dat wij allemaal, ook de initiatiefnemers, degenen die het wetsvoorstel hebben ingediend en hebben gemaakt, na korte tijd willen kijken of het nog steeds proportioneel en nodig is.
De voorzitter:
De initiatiefnemer van dit wetsvoorstel is de regering, maar goed, dat maakt niet uit. Er is nog een vraag van mevrouw Wezel. Mijnheer Rombouts, het is net als bij Heintje Davids, u moet iedere keer terug.
De heer Rombouts (CDA):
Heen en weer.
Mevrouw Wezel i (SP):
Hij is een populaire man. Ik heb nog een vraag aan de heer Rombouts. Mevrouw Vlietstra en mevrouw Strik hadden het er net ook al over. Ik heb aangegeven dat de Autoriteit Persoonsgegevens vragen heeft gesteld over de verstrekking aan derden voor andere doeleinden in het buitenland. Dat baart de SP nogal wat zorgen. Wat is het standpunt van het CDA daarover?
De heer Rombouts (CDA):
Ik vind die vraag heel begrijpelijk. Met u wacht ik eerst even af wat de minister daarover zegt. Ik heb er natuurlijk begrip voor dat je over de grens heen moeten samenwerken als het gaat om terrorisme en zware criminaliteit en dat je soms gegevens moet delen. Maar als we in het binnenland zeggen dat we de gegevens niet met de Belastingdienst, de provincies of anderen gaan delen, dan moet er nogal wat aan de hand zijn als je ze wel gaat delen met buitenlandse instanties. Ik ben met u benieuwd naar wat de minister daarover te melden heeft.
De voorzitter:
Zo te zien kunt u nu inderdaad gaan zitten, mijnheer Rombouts. Ik geef het woord aan de heer Knip.