Verslag van de vergadering van 21 november 2017 (2017/2018 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.52 uur
De heer Overbeek i (SP):
Voorzitter. Dank u. Allereerst wil ook ik graag namens de SP-fractie en namens de fractie van de Partij voor de Dieren, voor wie ik ook mag spreken, de minister verwelkomen in deze Kamer, en ik spreek de hoop uit dat we op vruchtbare manier zullen kunnen samenwerken de komende periode.
We spreken vandaag over het voornemen van de regering om het Nederlandse lidmaatschap van UNIDO op te zeggen. Over dit voornemen is in dit huis tweemaal eerder gesproken. In 2013 leidde dat ertoe dat het voorstel werd teruggenomen en in 2016 leidde dat tot het verzoek van de toenmalige minister — het is al gememoreerd — om het wetsvoorstel tot najaar 2017 aan te houden, in beide gevallen omdat een meerderheid in deze Kamer niet bereid was de regering te volgen. Deze derde termijn moet duidelijkheid verschaffen over de vraag of het nog wel opportuun is om het voorliggende voorstel te volgen, dat dateert van 11 mei 2016, en eigenlijk van najaar 2012.
Ik zal mijn betoog opbouwen rondom enkele vragen die ik de minister wil voorleggen, vragen die aansluiten bij het kritische commentaar van de Raad van State en die eerder onvoldoende zijn beantwoord. Mijn eerste vraag luidt kortweg of de minister het met de Raad van State en met ons eens is dat voor Nederland het lidmaatschap van de familie van VN-organisaties van groot belang is. Zo ja, is de minister het dan ook eens met de stelling dat het opzeggen van het Nederlandse lidmaatschap van een gespecialiseerde VN-organisatie alleen in beeld moet komen bij ernstig disfunctioneren van de betreffende organisatie, en als laatste remedie? Is er sprake van een dusdanig disfunctioneren?
UNIDO heeft momenteel 168 leden, van de 193 VN-leden, waaronder 19 EU-lidstaten en 34 lidstaten van de Raad van Europa. In 2000 was dat 172: er is dus allerminst sprake van leegloop. UNIDO is de enige gespecialiseerde VN-organisatie, van de vijftien, die zich toelegt op inclusieve en duurzame industriële ontwikkeling. UNIDO werkt nauw samen met programma's en organisaties als UNDP, UNEP en ook de Europese Commissie. In 2015 kreeg UNIDO op haar scorekaart slechte cijfers voor strategie en resultaatsturing (een 1 en een 2). Daarop concentreerde zich eerder in belangrijke mate de kritiek van minister Ploumen. In 2017 scoort UNIDO op beide een 3, ofwel een verdubbeling, als je dat zo kunt zeggen, van de scores. UNIDO scoorde in 2017 ook beter op kostenreductie, maar de score verslechterde op financiële stabiliteit en HRM. Dit zijn in feite, zoals de scorekaart ook duidelijk maakt, twee zijden van één medaille: minder niet-geoormerkte inkomsten dwingt tot kostenreductie, wat als een plus verschijnt, maar het verschijnt ook als verminderde financiële stabiliteit en dat is een min. Dat heeft ook gevolgen voor de personeelsbezetting. Bij de lagere score op corruptiebestrijding komt dat terug: tijdelijk was er onderbezetting in het Office of Internal Oversight Services (IOS), maar dat is hersteld. In de scorekaart zien we dat de lage score voor het punt van corruptiebestrijding in feite op pure speculatie is gebaseerd. Ik citeer: "Gezien de beperkte capaciteit bij IOS is het de vraag of alle fraude en corruptiegevallen aan het licht komen. Het risico op fraude wordt daarmee hoog ingeschat." Een mooi voorbeeld van wat we vaker zien bij het beoordelen van integriteitsbeleid: worden er weinig gevallen bekend, dan zal het toezicht wel tekortschieten; worden er veel gevallen aangepakt, dan heerst er kennelijk veel corruptie. Op die manier kun je het natuurlijk nooit goed doen.
Mijn tweede vraag betreft dus het disfunctioneren van UNIDO. Hoe ernstig acht de minister dat, gegeven dat er geen sprake is van falende projecten, van grootschalige fraude of corruptie, van financieel wanbeheer, of van een grote leegloop aan leden?
Mijn derde vraag heeft betrekking op het beginsel van de ultima remedia. Eerder in dit debat gaf minister Ploumen aan dat er geen rechtstreeks overleg met UNIDO werd gevoerd. Uit kringen van UNIDO is gemeld dat er het afgelopen jaar betere contacten zijn geweest. Is de minister het met mij eens dat die betere verhoudingen een kans verdienen om verder te rijpen?
Voorzitter. De argumentatie van de regering berust in sterke mate op de tweejaarlijkse scorekaarten. Op 26 september jongstleden vond een technische briefing plaats. Dat was een bijzonder informatieve zitting en mijn fractie is dan ook erg dankbaar voor deze briefing. Echter, de briefing heeft ook duidelijk gemaakt waarom de scorekaarten niet geschikt zijn om besluiten als het onderhavige te onderbouwen. Laat ik dat aan de hand van vier hoofdpunten duidelijk maken.
1. Er worden voor 31 organisaties scorekaarten opgesteld, elk met een eigen "deskmedewerker", die informatie verwerkt die uit zeer diverse bronnen door 120 mensen wordt aangeleverd. Er bestaat geen gevalideerde methodiek om die informatie in goed vergelijkbare vorm te gieten. Er is dus — en dan ben ik nog genereus — op zijn best sprake van beperkte vergelijkbaarheid van de scorekaarten onderling.
2. De criteria tellen niet even zwaar, zo werd duidelijk in de hearing, en de zwaarte kan ook per geval anders beoordeeld worden. In laatste instantie berust die weging dan ook op een politiek oordeel van de minister.
3. Aantal en omschrijving van de criteria veranderen. Er is dus geen vergelijkbaarheid in de tijd van de scores per organisatie.
4. In de scorekaarten is adequate bronvermelding afwezig, waardoor de beoordelingen niet voor het parlement zijn te reproduceren. Er is zeker geen sprake van dat er pagina's met noten aan hangen, zoals minister Ploumen eerder in dit debat stelde.
De vierde vraag — eerder in het debat tot tweemaal toe vergeefs gesteld — heeft betrekking op de gemiddelde scores voor UNIDO. Als je het gemiddelde berekent: in 2015 was dat 2,75 en in 2017 2,90, waarbij 1 onvoldoende is, 2 matig, en 3 voldoende. Omgerekend naar een gewoon rapportcijfer was dat in 2015 een 6,88 en in 2017 7,22. Is de minister het met mij eens dat een dergelijk cijfer bezwaarlijk tot het oordeel "onvoldoende" kan leiden?
Mijn vijfde vraag betreft de brief van 21 september 2017, waarmee het ministerie de nieuwe multilaterale scorekaarten aan deze Kamer heeft aangeboden. Wij lezen daarin, in de vierde alinea op pagina 4: "Op basis van de analyse van de scorekaarten zal Nederland zich concentreren op het verbeteren van het functioneren van de volgende organisaties: OCHA, UNCTAD, UNDP, UNESCO en UNIDO." Vervolgens wordt per organisatie kort aangegeven op welke verbeteringen de regering wil inzetten.
Bij UNIDO, pagina 6, lezen we dan een innovatieve invulling van het begrip "verbetering": "Het kabinet heeft het voornemen de Nederlandse betrokkenheid bij UNIDO af te bouwen en uit het oprichtingsverdrag te treden." Is de minister het met ons eens dat de eerste benadering, te weten concentreren op verbeteringen, in het algemeen de voorkeur verdient boven de tweede, te weten uittreden?
Voorzitter. Kijkend naar de vele tekortkomingen en ongerijmdheden in de argumentatie van de regering, kom ik tot de conclusie dat er onvoldoende basis is voor het opzeggen van het UNIDO-verdrag. Laat ik daarom proberen de discussie op een ander spoor te krijgen, om zo tot een vruchtbaarder gedachtewisseling te komen. Daarmee sluit ik aan bij de woorden van de vorige spreker. UNIDO is een integraal onderdeel van het hele VN-ontwikkelingssysteem. UNIDO werkt bij haar projecten veelal in arbeidsdeling samen met andere organisaties. Het lijkt mij daarom raadzaam om het functioneren van het hele VN-ontwikkelingssysteem in de beraadslaging te betrekken.
Deze minister is zojuist aangetreden. Ik vertrouw erop dat zij met de nodige distantie het voorliggende wetsvoorstel kan bekijken. Ik heb ook tijdens het kennismakingsgesprek met de minister in de commissie BDO op 14 november bemerkt dat de minister hoge verwachtingen heeft van het hervormingsproces dat de nieuwe secretaris-generaal van de VN, António Guterres, heeft gelanceerd. De regering heeft zich in de eerder geciteerde aanbiedingsbrief bij de scorekaarten 2017 ook positief uitgelaten over zijn op 30 juni 2017 gelanceerde visie, waarvan de regering zegt dat die goed aansluit bij de Nederlandse inzet. Een van de dingen die Guterres in de door hem gelanceerde visie heeft gezegd, is dat hij de lidstaten oproept "to rebuild confidence and support to the core budgets of UN development entities", waaronder UNIDO.
Proef ik het goed dat hier ruimte is voor een oplossing? Kan de minister zich vinden in de gedachte dat verbetering in het functioneren van VN-ontwikkelingsorganisaties het best kan worden bevorderd door samen met de secretaris-generaal in te zetten op een fundamentele hervorming van de hele VN-ontwikkelingspoot, en dat opzeggen van het UNIDO-verdrag op dit moment dat proces nodeloos zou doorkruisen?
Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel mijnheer Overbeek. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.