Verslag van de vergadering van 12 december 2017 (2017/2018 nr. 12)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 23.01 uur
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter, bedankt. Ook ik dank deze nieuwe bewindslieden voor het mooie debat dat we met elkaar gehad hebben. Ik voel absoluut dat er pogingen zijn gedaan om elkaar te begrijpen en te verstaan. Dat waarderen wij bijzonder.
Voorzitter. Ik heb aan het begin van het debat gezegd: geld is maar geld, het gaat erom wat je ermee doet. Kortom: wat zijn de keuzes van het kabinet? We hebben een aantal kritische vragen over een aantal keuzes. Allereerst zijn wij buitengewoon kritisch op het verlagen van belastingen op kapitaal en vermogen, zeker waar het om de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting gaat. Wij kunnen niet anders dan constateren dat het kabinet geen onderbouwing heeft gegeven van de maatregel rond de dividendbelasting. Wij hebben een wens gehoord, namelijk dat we Nederlandse banen willen behouden, maar we hebben in feite geen begin van een antwoord gekregen op de vraag hoe dat dan samenhangt met de afschaffing van de dividendbelasting, behalve dan dat de minister zei: de formerende partijen hebben dat besloten.
Voorzitter. Als je aan zo’n maatregel begint, met zo’n impact op onze begroting, dan moet je wel degelijk goed onderzoeken of je enigszins in de richting van de effecten komt waar je op hoopt. Mijn vraag aan het kabinet is dan ook: gaat u, om deze Kamer wat meer zicht te geven, eens echt een onderzoek doen naar de effecten van de afschaffing van de dividendbelasting voordat u hier met een wetsvoorstel gaat komen? Als we een onderzoek, een goed rapport, van u hebben, kunnen we ook een betere discussie met elkaar voeren, omdat we dan echt op basis van argumenten met u van gedachten kunnen wisselen. Ik hoor dus graag van het kabinet of het van plan is om iets in die geest te doen.
Voorzitter. Over de vennootschapsbelasting zei de staatssecretaris: ach ja, allerlei andere landen zitten al lager, zoals de Scandinavische landen. Wel is het zo dat Frankrijk, Duitsland, Italië en België een hogere vennootschapsbelasting hebben dan wij. Nederland is al zeer concurrerend, in feite de beste in Europa qua concurrentiekracht. Sowieso kent de EU, wereldwijd bekeken, een heel lage Vpb. Wij zien deze stap van het kabinet dus eigenlijk toch als: steeds maar weer lager en lager met die VPb gaan zitten. Wij zien de noodzaak daar niet van zo van in en zijn eerder bang dat wij echt in die race to the bottom terechtkomen. Dus op dat punt zijn wij niet gerustgesteld, zijn wij het gewoon niet eens met het kabinet.
Voorzitter. Ten aanzien van de inhoudingsvrijstelling die wordt uitgebreid, deel ik wat mevrouw Sent net zei: wij kunnen niet leven met de 30 miljoen euro die ons dat gaat kosten. Voor ons is dat reden om deze maatregel niet te steunen. Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag hoe het kan dat u zo’n stevig fiscaal pakket voorlegt en zo veel fiscale lastenverlichting doorvoert en dat het nul banen structureel oplevert. Daar zou ik toch nog graag enig inzicht van het kabinet in krijgen, want dat is natuurlijk toch wel een bijzonder teleurstellende uitkomst.
Voorzitter. Over de koopkracht en het inkomen kan ik niet anders dan constateren dat de laagste inkomens er in de komende periode inderdaad minder op vooruitgaan dan de groepen daarboven. Het kabinet zegt ook dat hoge inkomens nou eenmaal meer van economische groei profiteren. Wij hadden verwacht dat juist het kabinet er meer aan zou doen om dat gelijk te trekken. Ik zou het kabinet een beetje in navolging van het verzoek van de heer De Grave willen vragen of het bereid is om de informatie over die ongelijkheid volledig inzichtelijk te maken. De vier indicatoren die de minister zo prachtig in zijn blauwe boekje heeft geschreven zeggen iets over ongelijkheid, maar die lopen maar tot 2014. Bent u bereid om die indicatoren op zijn minst naar 2017 door te trekken en mogelijk ook al naar de rest van deze kabinetsperiode?
Dan nog een aantal opmerkingen over klimaat en milieu. Het verbaast ons toch zeer dat burgers in de komende kabinetsperiode tweeënhalf keer zo veel vergroeningbelasting gaan betalen als bedrijven. De staatssecretaris zegt “ja, maar ze worden op andere manieren gecompenseerd”, maar het gaat natuurlijk ook om een gevoel van rechtvaardigheid. Is het nou terecht dat burgers echt duidelijk meer belasting gaan betalen dan de bedrijven? Wij vinden dat toch geen goed voorstel. Wij zouden dit meer evenredig willen.
Voorzitter, ten slotte. Het kabinet zet stappen op vergroening, maar gezien de enorme urgentie vindt mijn fractie dat het allemaal nog veel en veel te langzaam gaat, zeker wat betreft die enorme fossiele subsidies die de fossiele industrie in stand houden. Wij zouden zeggen: er moet meer tempo worden gemaakt om dat aan te pakken, omdat we gewoon niet veel jaren meer hebben om die klimaatverandering echt te keren. Ik wil daarom graag de volgende motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Vos, Postema, Van Apeldoorn, Koffeman, Teunissen, Ganzevoort en Ten Hoeve wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit het rapport van het Overseas Development Institute (ODI) en Climate Action Network Europe (CAN-Europe) is gebleken dat Nederland de fossiele sector met ruim 7,6 miljard euro per jaar in binnen- en buitenland ondersteunt;
overwegende dat de overheid op deze manier de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in stand houdt en dat dit nadelig is voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie;
constaterende dat in het Parijsakkoord is afgesproken dat financieel beleid en overheidssubsidies moeten worden gericht op het ondersteunen van inspanningen om de klimaatdoelstelling te behalen en hier in ieder geval niet tegen in dienen te gaan;
verzoekt de regering fossiele subsidies in kaart te brengen en een plan te maken voor afbouw daarvan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter N (34775).
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter, hartelijk dank. Ik ben gekomen aan het einde van mijn tweede termijn. Ik wacht graag nog op de antwoorden van het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Ik geef het woord aan de heer Ester.