Plenair Baay-Timmerman bij behandeling Verplichte geestelijke gezondheidszorg



Verslag van de vergadering van 15 januari 2018 (2017/2018 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Voorzitter. Vandaag staan we voor een gezamenlijke behandeling van maar liefst drie wetsvoorstellen, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Wet zorg en dwang en de Wet forensische zorg, met het uitgangspunt om tot een harmonisatie te komen van de rechtspositie van personen die gedwongen zorg moeten ondergaan. 50PLUS onderschrijft van harte de cultuuromslag om zo veel mogelijk dwang te voorkomen en die slechts als ultimum remedium toe te passen. Maar cultuuromslag in de geestelijke gezondheidszorg moet ook van binnenuit komen. Wetgeving biedt slechts ondersteuning. De balans vinden tussen het belang van de patiënt of cliënt en het belang van de samenleving is en blijft lastig, maar in alle gevallen moet gestreefd worden naar maatwerk en dient het uitgangspunt "nee, tenzij" centraal te staan in het wettelijk kader van gedwongen zorg. Verder moet er zo veel mogelijk gekeken worden naar alternatieven om gedwongen zorg te voorkomen.

Voorzitter. Onze fractie focust zich vandaag met name op de Wet zorg en dwang. Met invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Wmo, is zelfredzaamheid en het streven om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen voor mensen met een psychische stoornis een feit. Mensen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking hebben veelal op diverse aspecten van hun leven zorg nodig. Uitzicht op genezing of verbetering ontbreekt en de zorgbehoefte zal veelal met de jaren toenemen. De Wet zorg en dwang introduceert een regeling voor het verlenen van zorg aan deze groep mensen, ook als zij daar in een voorkomend geval niet mee instemmen. Deze onvrijwillige zorg is ook toepasbaar in thuissituaties, maar nog niet bekend is om welke vormen van ambulante zorg het zal gaan omdat dit nog nader bij AMvB geregeld moet worden.

Dagblad Trouw meldde eind oktober 2014 dat uit onderzoek door de Universiteit Maastricht naar thuiswonende dementerenden bleek dat maar liefst 79% onvrijwillige zorg kreeg, bijvoorbeeld door toediening van voeding, vocht of medicatie, en 7% werd beperkt in hun fysieke vrijheid door vastbinding of opsluiting in huis. Uit de brief van de staatssecretaris van VWS de dato 26 juni 2015 over psychofarmaca — dat zijn geneesmiddelen die werkzaam zijn tegen psychische aandoeningen — blijkt dat een derde van de dementerenden in een intramurale instelling langer dan twee jaar deze medicatie krijgt toegediend, zonder dat een poging gedaan werd tot afbouw. En een derde van cliënten in instellingen voor gehandicaptenzorg kreeg in 78% van de gevallen zelfs langer dan tien jaar dit soort geneesmiddelen toegediend. Kortom, toediening van psychofarmaca zonder uitdrukkelijke toestemming van de patiënten was tot voor kort eerder regel dan uitzondering en kwam, zoals bleek, vaak voort uit handelingsverlegenheid bij de zorgverleners.

De introductie van het stappenplan in de Wet zorg en dwang stelt regels voor toepassing van onvrijwillige zorg. Deze gelden zowel in een accommodatie waar de cliënt vrijwillig of onvrijwillig verblijft, als in een thuissituatie. De Raad van State plaatste al in 2008 — we zijn nu exact een decennium verder — kanttekeningen bij de positie van de thuis wonende cliënt die extramurale zorg ontvangt.

Voorzitter. Erkent de minister dat het risico op handelingsverlegenheid bij de zorgverlener of mantelzorger in een thuissituatie vele malen groter is dan in een intramurale instelling? Meent de minister dat het opnemen van onvrijwillige zorg in een stappenplan of zorgplan het risico op disproportionele dwang in een thuissituatie daadwerkelijk zou kunnen voorkomen? Onze fractie is daarvan geenszins overtuigd, zeker niet in het licht van de zojuist aangehaalde feiten. Kan de minister toelichten waarom de vorm van onvrijwillige ambulante zorg niet is opgenomen in de wet, maar nader geregeld moet worden bij AMvB?

Ik kom op het onderscheid tussen de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang. De regering heeft aangegeven dat de wetsvoorstellen Wvggz en Wzd ieder een eigen doelgroep kennen en, daarmee samenhangend, een ander regime qua uitvoering en rechtsbescherming. Echter, zoals tijdens de deskundigenbijeenkomst van 16 mei 2017 werd aangegeven, is in de praktijk deze scheidslijn tussen de diverse doelgroepen helemaal niet zo duidelijk te maken. Vaak gaat het om mensen met een multiproblematiek. Op de vraag wanneer welke wet van toepassing is, stelt de regering in de memorie van antwoord dat het aan een ter zake kundige arts is om te bepalen welke stoornis dominant is, en dat de zorg op beide wetsvoorstellen vrijwel identiek is. Maar, voorzitter, hoe valt dit antwoord te rijmen met het essentiële verschil tussen een opname uit hoofde van de Wvggz, welke altijd vergezeld gaat van een rechtelijke toetsing, en een opname uit hoofde van de Wzd, waarbij de onafhankelijke toetsing ontbreekt indien de cliënt niet blijk geeft van bereidheid tot maar zich ook niet verzet tegen opname? Immers, conform artikel 22 Wet zorg en dwang is alleen wanneer de cliënt zich tegen opneming verzet, een rechterlijke machtiging vereist. Maar het betreft hier wel in alle gevallen een vrijheidsbeperkende maatregel.

Voorzitter. Juist bij een passieve houding van een cliënt met een diversiteit aan stoornissen zal moeilijk op te maken zijn wanneer deze zich feitelijk verzet of niet tegen opname. Personen die lijden aan een psychische stoornis in combinatie met dementie of een verstandelijke handicap, overzien veelal niet wat de gevolgen zijn van zo'n opname in een accommodatie. Voor beide categorieën geldt dat zo'n opname geen tijdelijk maar eerder een blijvend karakter heeft. Daarom is 50PLUS, uit het oogpunt van rechtszekerheid en de wens om tot harmonisatie van regelgeving te komen, er voorstander van dat ook bij een passieve houding van de cliënt een rechterlijke machtiging vereist is voor opname in een accommodatie. Hoe oordeelt de minister hierover?

Ik kom op de verhouding tussen de zorgaanbieder en de Wzd-arts. De Tweede Kamer heeft in grote meerderheid terecht gekozen voor invoering van een Wzd-arts. Maar, voorzitter, dit roept in het veld vragen op omtrent de verhouding tussen de zorgbieder en de Wzd-arts en de concrete afbakening van bevoegdheden. Ieder van hen heeft immers eigenstandige bevoegdheden. Beiden zijn verantwoordelijk voor het zorgplan waarin onvrijwillige zorg is opgenomen. Met name de introductie van de Wzd-arts als eindverantwoordelijke voor de categorie mensen die een verstandelijke beperking hebben maar die geen medische behandeling nodig hebben, levert forse kritiek op. De extra schakel van de Wzd-arts zou geen toegevoegde waarde hebben voor goede zorg. Mijn fractie kan zich vinden in een van de per brief van 18 december 2017 gedane voorstellen van de minister om de Wet zorg en dwang zodanig aan te passen dat ook een gz-psycholoog of een academisch geschoolde orthopedagoog de functie van Wzd-arts kan vervullen, maar hij wijst erop dat het primaat voor deze drie wijzigingen uiteraard bij de Tweede Kamer ligt. Ook wordt de reeds zeer complexe materie hierdoor niet makkelijker te doorgronden. Wij vragen ons af of dit niet een vooraankondiging betekent van nog veel meer toekomstige aanpassingen op de blijkbaar nu al incomplete drie wetsvoorstellen.

Voorzitter. Als de voorliggende wetsvoorstellen straks door onze Kamer worden aangenomen, de reeds aangekondigde wetswijzigingen los daarvan nog behandeld moeten worden en de AMvB's nog nader moeten worden ingevuld, wat gaat dat tussentijds dan betekenen voor de uitvoerbaarheid van deze regelgeving? Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik nu op de rol van de officier van justitie en de medische verklaring. 50PLUS is groot voorstander van het voorkomen van escalatie door tijdig ingrijpen. Wie niet, zou ik zeggen. De rol die de familie hierbij krijgt toebedeeld, kan hieraan bijdragen. De familie krijgt immers vaak als eerste de signalen over een verslechtering van de psychische toestand van een familielid. Als gedwongen zorg onafwendbaar lijkt, kan de officier van justitie een verzoek tot zorgmachtiging indienen bij de rechter, waardoor verplichte opname kan worden afgedwongen. Dit verzoek moet vergezeld gaan van een medische verklaring van een psychiater die de psychische stoornis moet vaststellen en het causale verband tussen de psychische stoornis en het ernstig nadeel. Betekent dit dat de officier van justitie de medische verklaring altijd als onbetwist uitgangspunt neemt? Zal een verzoek tot zorgmachtiging achterwege blijven indien het causale verband tussen de stoornis en ernstig nadeel ontbreekt? Welke visie prevaleert wanneer de officier van justitie het niet eens is met de afgegeven medische verklaring? Kan de officier van justitie in dat geval zelfstandig een second opinion inwinnen? Zal de officier van justitie niet primair gericht zijn op voorkoming van delicten en daarom wellicht niet eerder geneigd zijn het mogelijk ernstig nadeel bij voorbaat aan te nemen? Graag een toelichting van de minister.

Tot slot heb ik nog een vraag over de forensische zorg. Graag hoort onze fractie de reactie van de minister op het alternatieve voorstel van de Autoriteit Persoonsgegevens zoals verwoord in de brief van 11 januari 2018 om de mogelijkheid te creëren dat de rechters aan weigerachtige observandi binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de veroordeling alsnog een tbs-maatregel kunnen opleggen. Is de minister bereid om hiertoe de wet aan te passen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Ik geef het woord aan mevrouw Bikker.