Plenair Van Kappen bij behandeling Sint-Eustatius



Verslag van de vergadering van 6 februari 2018 (2017/2018 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.46 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Kappen i (VVD):

Dank, voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de situatie van grove taakverwaarlozing van het bestuur van het openbare lichaam Sint-Eustatius. Daartoe wordt de eilandsraad ontbonden, worden de gedeputeerden van hun functie ontheven en wordt de waarnemend gezaghebber ontslagen. Een bij koninklijk besluit te benoemen regeringscommissaris zal in hun plaats treden tot het moment waarop de eilandelijke organen in staat kunnen worden geacht om hun taken adequaat uit te voeren.

Dit is een zeer forse ingreep, want het komt niet vaak voor dat er wordt ingegrepen bij een decentrale overheid. In de decentrale eenheidsstaat die Nederland is, zijn provincies en gemeenten immers autonome bestuurslagen met een eigen grondwettelijk gegarandeerde positie in het bestuurlijke bestel. Dat geldt sedert de laatste grondwetswijziging eveneens voor de openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland, waaronder dus ook Sint-Eustatius.

Ingevolge artikel 132, vijfde lid van de Grondwet kan hoger gezag in het kader van interbestuurlijk toezicht echter ingrijpen bij een decentrale overheid indien er sprake is van taakverwaarlozing. Taakverwaarlozing houdt in dat een decentrale overheid nalaat beslissingen te nemen die door een wet worden gevorderd. Er kan dan "indeplaatsstelling" plaatsvinden. Dit houdt in dat een hoger orgaan in de plaats treedt van het orgaan dat zijn taak verwaarloost. Het bestuur van de decentrale overheid wordt dan eigenlijk terzijde geschoven en een regeringscommissaris neemt het bestuur over voor de duur die nodig is om orde op zaken te stellen.

In het rapport van de commissie-Oosting uit 2007, waarin de interbestuurlijke toezichtarrangementen nog eens goed onder de loep zijn genomen, wordt gesteld dat de bevoegdheid tot in de plaats treden niet alleen kan worden gebruikt voor een incidenteel geval, maar zo nodig ook gedurende een bepaalde periode. Een dergelijk gedifferentieerd toezichtarrangement zou dan kunnen worden beëindigd zodra is gebleken dat de decentrale overheid weer in staat is om de taak adequaat uit te voeren.

Er moet bij indeplaatsstelling volgens de Grondwet echter wel sprake zijn van grove taakverwaarlozing in de autonome sfeer. Voorts is er een aparte wet nodig die de indeplaatsstelling regelt. Die wet ligt nu voor.

De eerste vraag die moet worden beantwoord is of er sprake is van grove taakverwaarlozing. De Grondwet laat namelijk in het midden wanneer er sprake is van grove taakverwaarlozing bij autonome taakuitoefening; dat is voorbehouden aan de wetgever. Dat is dus een kernpunt waar wij als medewetgever vandaag een beslissing over moeten nemen.

Voorzitter, ik kan hier kort over zijn. Uit het rapport van de commissie van wijzen blijkt overduidelijk dat er sprake is van grove taakverwaarlozing. Kort en goed, het bestuur weigert de vigerende wet- en regelgeving en de daarin voorgeschreven procedures op te volgen. Bovendien is de financiële situatie van het openbare lichaam desastreus. Het eilandsbestuur is blijkbaar de mening toegedaan dat het openbare lichaam Sint-Eustatius niet gehouden is aan enige Nederlandse wetgeving. Deze mening blijkt onder meer uit een motie van 9 mei 2017 waarin de eilandsraad stelt dat elke bepaling in de WolBES en de FinBES die conflicteert met volledig intern zelfbestuur van Sint-Eustatius, als buiten werking moet worden beschouwd.

Voorzitter. Het behoeft geen betoog dat er binnen het Koninkrijk geen enkele ruimte is voor deze opvatting van het eilandsbestuur; het is volstrekt buiten de orde. Niets en niemand staat boven de wet en dat geldt dus ook voor het bestuur van Sint-Eustatius. Pogingen om met minder ingrijpende maatregelen het bestuur van Sint Eustatius bij te sturen hebben niet geleid tot verbetering. De maat is wat mijn fractie betreft vol. De noodzaak om als ultimum remedium het bestuur van Sint-Eustatius terzijde te schuiven, is wat de VVD-fractie betreft overduidelijk aangetoond. Aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan en het ingrijpen valt naar ons oordeel binnen het kader van artikel 132, vijfde lid, in samenhang met artikel 132a van de Grondwet. Het ingrijpen is ook in overeenstemming met het internationale recht, in het bijzonder artikel 3 van het Eerste Protocol van het EVRM en artikel 25 van het IVBPR.

Wel maken wij ons zorgen over het feit dat de dieperliggende onevenwichtigheden die ten grondslag liggen aan de bestuurlijke problematiek op Sint-Eustatius niet kunnen worden opgelost met wetgeving alleen. De oorzaak van de onevenwichtigheid van de samenleving wordt immers mede veroorzaakt door de kleinschaligheid. Deze problematiek speelt overigens in verschillende mate en verschijningsvormen ook op de andere twee BES-eilanden. Daarbij teken ik aan dat het op Saba, met een nog kleinere gemeenschap dan op Sint-Eustatius, momenteel redelijk goed gaat. Het volledig oplossen van de problematiek van de kleinschaligheid is lastig, zo niet onmogelijk. Het beheersen van de negatieve effecten is waarschijnlijk het maximale wat we kunnen bereiken. Dit vereist een continue inspanning; er is geen einddatum voor te bepalen. Misschien kan de staatssecretaris daarop reflecteren.

Voorzitter. Ik rond af, maar dat kan niet zonder met enige nadruk namens mijn fractie te stellen dat ook Nederland medeverantwoordelijk is voor de ontstane situatie en de zaken veel te lang op zijn beloop heeft gelaten. Zo is er onder meer onvoldoende aandacht besteed aan de heersende onvrede in Caribisch Nederland over de staatkundige inbedding van de eilanden. Ik ga daar nu niet verder op in, want die discussie past beter in een breder debat dat zeker moet plaatsvinden, maar niet op dit moment.

Voorzitter. De Tweede Kamer heeft al de nodige vragen gesteld over het voorliggende wetsvoorstel en de staatssecretaris heeft die naar onze mening voldoende beantwoord. Wij hebben op dit moment geen verdere vragen meer. De VVD-fractie zal voor het wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kappen. Ik geef het woord aan de heer Ester.