Plenair Postema bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 10 april 2018 (2017/2018 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Postema i (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de voorgaande sprekers, in het bijzonder de collega's Schaap en Knapen. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk ben van hun inbreng, van hun toekomstgerichte Europese inbreng. De heer Knapen nam zelfs even nog het woord "idealen" in de mond. Van politici mag ook worden verwacht dat zij de mensen die zij vertegenwoordigen meenemen in hun idealen. Wat is nu eigenlijk de gewenste toekomst en hoe gaan wij die dichterbij brengen? Dat zijn wezenlijke politieke vragen. En dat blijkt nog niet zo gemakkelijk. Rutger Bregman van De Correspondent stelt dat we als samenleving verleerd zijn om toekomstdromen te hebben. Radicale ideeën over een andere, betere wereld zijn bijna letterlijk ondenkbaar geworden. "Utopie" is tegenwoordig niet zelden een negatief geladen, vervreemdend woord. Maar wat blijkt nu? Zonder utopie rest slechts de technocratie. Zo dreigt politiek te verworden tot probleemmanagement. Nu waren er met het ontvlammen van de financiële en economische crisis ook wel degelijk de nodige problemen te managen. Omvallende banken, feitelijk failliete lidstaten, massale werkloosheid, in het bijzonder onder jongeren, en mensen die de waarde van hun huizen en hun pensioenopbouw razendsnel zagen verdampen.

Europa was op een dergelijke crisis niet voorbereid en het is te prijzen hoe deze niettemin het hoofd is geboden. Daarin heeft ons land geen onbelangrijke rol gespeeld, door zelf de eigen binnenlandse problemen te adresseren en door op het Europese toneel leiderschap te tonen, in het bijzonder bij de eurocrisis door onze minister van Financiën. Jeroen Dijsselbloem beschouwde de titel "technocraat" als een geuzennaam en daarmee onderstreept hij feitelijk mijn betoog.

Helaas was er ook in de nadagen van de financiële en economische crisis weinig ruimte voor reflectie, toen de vluchtelingenstroom naar Europa sterk toenam. Ook hier is probleemoplossend opgetreden en ook hier heeft de Partij van de Arbeid, met partijleider Diederik Samsom voorop, de verantwoordelijkheid willen nemen om tot de zogeheten Turkijedeal te komen. Deze is verre van ideaal. Daar is geen misverstand over. Wel biedt deze een opmaat naar een sterk verbeterde structuur om met het vluchtelingenvraagstuk om te gaan en tot een Europees asiel- en migratiebeleid te komen.

En dan was daar nog de dramatische uitslag van het Britse referendum. Daar valt veel, maar ook nog steeds weinig over te zeggen. Feit is dat ook dit tot een immense hoeveelheid vraagstukken heeft geleid die alle geadresseerd moeten worden om tot een hernieuwde samenwerking te komen. Belangrijk daarbij is, net als het geval was bij de eurocrisis en de vluchtelingencrisis, om te blijven handelen vanuit onze waarden. Naar aanleiding van het betoog van collega Knaap zeg ik ook dat we ons niet te veel moeten laten afleiden door Trump en Johnson. Juist wanneer het spannend wordt, is het zaak om deze waarden overeind te houden. Dat is de kracht van waardegedreven leiderschap: het innerlijk kompas geeft richting en wordt herkend, ook wanneer zaken hectisch en onoverzichtelijk worden.

Maar we moeten wel verder. Waarnaartoe? Daarvoor zijn idealen en vergezichten nodig. "Europa quo vadis?", zo luidde de titel van de inbreng van onze oud-collega Klaas de Vries bij de beschouwingen van 2013. Misschien was het toen nog wat te vroeg voor die vraag. Inmiddels zijn we echter vijf jaar verder en liggen er witboeken, scenario-analyses en leiderschapsagenda's te wachten op een Nederlands antwoord. Hoe willen wij nu verder met de Europese Unie? Hoe ziet het Europa van 2030 en 2050 er wat ons betreft uit?

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik wil even terugkomen op een eerder deel uit het betoog van de heer Postema. Ik ben blij dat hij ook spreekt over de idealen en toekomstgerichtheid ten aanzien van Europa. Dat spreekt ons aan. Hij zei zojuist dat de EU-Turkijedeal verre van perfect is, maar wel een goede basis biedt. Ik zou aan de heer Postema willen vragen wat hij dan ziet als de imperfecties van die Turkijedeal en of het mogelijk is om die Turkijedeal en in ieder geval de uitvoering daarvan te verbeteren. Onlangs is een rapport van Human Rights Watch uitgekomen waaruit gebleken is dat honderden, zo niet duizenden Syrische vluchtelingen worden teruggestuurd naar Syrië. Dat is een duidelijke schending van het non-refoulementprincipe. Er is nog altijd een casus denkbaar waarin de Turkijedeal in ieder geval in de praktijk strijdig is met het internationaal recht. Welke lessen trekken we daar nou uit? Ik doel dan bijvoorbeeld op mogelijke andere vluchtelingendeals, of deals met andere landen wat betreft het beheersbaar maken van migratiestromen, zoals dit kabinet zich heeft voorgenomen.

De heer Postema (PvdA):

Ik heb geprobeerd te betogen dat er in de architectuur van de oplossing voor is gekozen om in de regio op te vangen, vervolgens te kijken wie daadwerkelijk eligible zou zijn om asiel in Europa te krijgen en diegenen dan ook via humane weg naar bijvoorbeeld ons eigen land te krijgen. Ik vind dat een goede vondst. Die heeft in zekere zin ook zijn werk gedaan in het terugdringen van zeer negatieve gevolgen van de vluchtelingenstroom. Ik ben het er zeer mee eens dat er aan Turkse zijde alsook aan de zijde van andere gesprekspartners nog steeds grote misstanden plaatsvinden. Het kan niet anders dan dat je als gesprekspartners die misstanden voortdurend met elkaar ter discussie stelt en tot een oplossing brengt. Wij weten beiden dat dit niet makkelijk is.

Welke politieke keuzes horen er nu bij dat Europa van 2030 en 2050?

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Net ging het debatje even over de EU-Turkijedeal. De heer Postema gaf aan dat daar wat imperfecties in zitten en dat we daarover moeten blijven spreken. De deal gaat er inderdaad van uit dat mensen daar in de regio blijven en dat wij dan bepalen hoeveel er naar Europa komen. Hoe kijkt de heer Postema nu aan tegen de aantallen vluchtelingen die wij uitnodigen in Europa? Zijn die in verhouding?

De heer Postema (PvdA):

Nee, dat is evident te weinig. Dat is ook een van de makkes van de Turkijedeal. We hebben veel kritiek op de uitvoering aan Turkse zijde, maar we hebben onze kant van het verhaal natuurlijk ook onvoldoende bediend, door vervolgens veel te weinig vluchtelingen die wel eligible zijn op te nemen. Ik heb geprobeerd te betogen — ik vind namelijk dat dat ook bij ons werk hoort — dat de architectuur van de oplossing als zodanig in de Turkijedeal een goede en op dat moment ook zeer nuttige stap is geweest, maar dat zich in de uitvoering onverkort grote, grote problemen voordoen. Dat zijn geen details, maar dat zijn wezenlijke punten. Dat geldt zowel aan Turkse zijde als aan de zijde van de Europese Unie.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Zouden in die architectuur zelf dan niet juist bindende hervestigingsquota moeten zijn opgenomen, in plaats van: we maken deze deal en dan kijken we daarna wel hoeveel mensen we opnemen? Zou dat niet een intrinsiek onderdeel moeten zijn van het sluiten van zo'n overeenkomst?

De heer Postema (PvdA):

Ik vind het moeilijk om vanaf deze kansel op zo'n expliciete vraag antwoord te geven. Stel je nou voor dat je echt met kwantitatieve quota zou werken, dan zou je ook al een uitspraak doen over de omvang van de vluchtelingenstromen en de omvang van de groep die eligible is. Ik denk dat dat in meerdere opzichten onverstandig is. Ik ben het echter zeer met mevrouw Strik eens dat je mechanismen als zodanig moet definiëren over hoe de opvang in de eigen Europese landen eruit moet zien.

De voorzitter:

Gaat u verder, maar niet meer vanaf de kansel, meneer Postema. Dit is een indrukwekkende omgeving, maar "spreekgestoelte" is ook oké.

De heer Postema (PvdA):

Weer een illusie armer. Ik had het over de vooruitblik en welke politieke keuzes daarbij horen. Dat kan voor de ministers die vandaag bij ons te gast zijn overkomen als een te grote vraag, omdat een ministersploeg zich natuurlijk met name richt op vier jaar en op een heleboel dingen die gewoon gemanaged moeten worden. Ik heb net al een aantal dingen genoemd. Ik wilde die grote vragen echter toch centraal stellen in mijn betoog van vandaag. Hopelijk kunnen we dan ook meer van hen verwachten dan van de minister-president, die zich bij herhaling voorstaat op het gebrek aan visie.

Nog niet lang geleden noemde premier Rutte visies op Europa "geleuter" en "psychologische aandoeningen". Op vrijdag 2 maart doorbrak hij echter deze lijn met zijn speech in Berlijn en erkende hij dat die "stiekem toch een visie was". Hoe ziet de minister van Buitenlandse Zaken dit nu, zo vragen wij hem. Is hetgeen de premier daar naar voren bracht daadwerkelijk de visie van dit kabinet op de toekomst van Europa? In dat geval legt de Partij van de Arbeid graag een alternatief perspectief voor op basis van een vijftal kenmerken van Europa en maakt ze die concreet door hieraan een aantal vraagstukken te verbinden die dringend antwoord behoeven.

Voorzitter. Europa is een politieke gemeenschap. Dat gaat aldus veel verder dan de typering van de premier in zijn Berlijn-speech als zou Europa louter een samenwerkingsverband van soevereine staten zijn. Noch verdragsrechtelijk noch in de praktijk is hier sprake van: de Europese Unie is veel meer dan dat. Dat was ook het debatje dat collega Van Apeldoorn en ikzelf met de heer Schaap hadden. Er is immers op tal van terreinen willens en wetens soevereiniteit overgedragen, en gelukkig maar. Die overdracht is ook niet zomaar herroepbaar, zoals de pijnlijke gang van zaken met de brexit toont. Juist door dat te onderkennen brengen we onszelf in de positie om een aantal urgente vragen te beantwoorden.

Met de voorgenomen brexit is de vraag hoe we verdergaan met de 27 lidstaten. De huidige besluitvorming is verlammend. Zie bijvoorbeeld de discussies over migratie. Willen we op bepaalde terreinen met kopgroepen gaan werken, of proberen we de Unie bij elkaar te houden door op een of andere wijze de besluitvorming te stroomlijnen? Dat laatste verdient naar onze mening de voorkeur. Maar dan moeten we er wel voor zorgen dat het instituut Europese Unie democratischer en politieker wordt, meer dan een technocratische machinerie. Dat is ook logisch in de gedachtegang. Als je onze gedachtegang volgt dat er wel degelijk sprake is van soevereiniteitsoverdracht, dan hoort daar ook bij dat je dat democratisch stevig moet verankeren. Vanuit de sociaaldemocratie geredeneerd rust een politieke gemeenschap immers te allen tijde op een stevig democratisch fundament. Dat geldt ook voor de diverse bestuurslagen in eigen land en het kan niet anders dan dat dit ook voor Europa gaat gelden. De representatie van het Europese Parlement en het Europese bestuur zal zich aldus daadwerkelijk moeten kunnen meten met de representatie zoals die bijvoorbeeld is belichaamd in het gemeentebestuur of het landsbestuur.

De heer Schaap i (VVD):

Die soevereiniteitsoverdracht zal ons wel scheiden, maar ik heb een vraag in het verlengde daarvan, over de democratisering van Europa. Ik wil graag iets preciezer weten wat de heer Postema zich daarbij voorstelt. Betekent dit een bevoegdhedenoverdracht aan het Europees Parlement, zodat zich bijvoorbeeld ook daar een scheiding der machten gaat voordoen en het Europees Parlement een soort wetgevende macht wordt?

De heer Postema (PvdA):

Daar zal zeker aan te denken zijn. Ik heb geen blauwdruk klaar, maar langs de weg van het versterken van het Europees Parlement, wat met het Verdrag van Lissabon al in verregaande mate is bewerkstelligd, alsook het terugdringen van de rol van de Europese Raad en het bevorderen van de rol van de Commissie en een verdere democratisering van ook dat proces, lijkt die representativiteit dichterbij te komen in de visie van de Partij van de Arbeid.

De heer Schaap (VVD):

Dan misschien nog een stap verder, als ik een parallel trek met de nationale staten, de leden: zou de Europese Commissie dan bijvoorbeeld benoemd moeten worden uit het Parlement, door het Parlement?

De heer Postema (PvdA):

Ja, dat is een logische gevolgtrekking daarvan. Ik bevroeg collega Schaap hierop niet voor niets: waar trekt hij nou eigenlijk de grens, wanneer kun je daadwerkelijk van een staat spreken? Omdat ik het antwoord zelf niet weet, heb ik het aan de heer Schaap gevraagd. Laten we duidelijk zijn: dat is best een zoektocht. De Europese Unie is natuurlijk een unieke constructie, ook in verdragsrechtelijke zin. In die zoektocht pleit de PvdA-fractie er in ieder geval voor om stappen naar voren te nemen vanuit idealen die te allen tijde de slagkracht en het democratisch gehalte in Europa dienen te dienen.

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Ik ga hierop even door. Collega Knapen zei net dat de Europese Commissie eigenlijk politiek te zwak is om iets te kunnen doen in Europa. Dat komt ook doordat ze gebonden is aan de huidige verdragen, die niet voorzien in een politieke rol voor de Commissie. De Europese Raad is de afgelopen jaren wel degelijk in dat gat gesprongen, is vaker gaan vergaderen en heeft gezorgd voor meer politieke kracht in Europa, om het zo maar te zeggen. Waarom neemt u niet die lijn? Via de nationale parlementen zou die democratisering dan gestalte kunnen krijgen. Wordt die lijn in uw fractie ook gewogen?

De heer Postema (PvdA):

Het zou niet goed zijn als we die lijn niet zouden wegen, maar ik vind hem minder voor de hand liggen, omdat Europa voor ons wel meer is dan de som der delen. Een eigenstandige bevoegdheid van de Commissie lijkt ons tegemoet te komen aan zowel de slagkracht als het handelen vanuit een daadwerkelijk Europees perspectief. Dat neemt niet weg dat wij ook hebben gezien, met name ten tijde van de eurocrisis, hoe ongelofelijk belangrijk het is dat de Europese Raad en de regeringsleiders daarin hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Maar dat kwam ook doordat het de Commissie en het ambtelijk apparaat aan instrumentarium ontbrak — dat moest nog gecreëerd worden — om de crisis mee te lijf te gaan.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Betekent dit dat de Partij van de Arbeid ook voorstander is van een ingrijpende wijziging van de verdragen, om die politieke rol van de Commissie dan gestalte te geven? Want dat kan nu dus niet.

De heer Postema (PvdA):

Ik zou zelfs spreken van een doorontwikkeling. We zijn blij met de verdragen die er nu liggen. Die moeten we ook vooral koesteren en bewaken. Daarvandaan, vanuit een ideaalperspectief — wat willen we in 2030 of 2050 met de Europese Unie? — kunnen we dan kijken wat er verder aan die verdragen versterkt kan worden.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoor ik de heer Postema nu pleiten voor een nog politiekere Commissie dan we al hebben? Wat betekent dat dan in termen van democratische legitimiteit? Zou het Europees Parlement de Commissie of individuele Commissarissen dan ook naar huis kunnen sturen? Is de PvdA-fractie dan niet bang dat we een soort schijndemocratische regering gaan creëren met die politieke Commissie? Want het feit blijft dat de Europese Commissie niet bestaat uit gekozen politici, maar uit door lidstaten benoemde ambtenaren. Hoe kan je dat dan, in de visie en het ideaal van de heer Postema, goed democratisch regelen, zolang het niet een echte Europese regering wordt? Is dat dan de weg die de PvdA-fractie op wil?

De heer Postema (PvdA):

Tja, nog politieker ... Het is bijna alsof "politiek" een vies woord is. Ik zou het gewoon willen plaatsen in het perspectief van bijvoorbeeld een sterk gemeenschappelijk buitenlands beleid. Dat is ook politiek, met een grote P. Ik kom er zo nog op terug, maar ik denk dat er heel veel behoefte is, ook in Nederland, aan een veel sterker gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid. Het kan niet anders dan dat je dat vanuit politieke mandatering doet. Daar ontbreekt het nu aan. Dat mechanisme moet sterker worden gemaakt. Dan kiezen wij idealiter inderdaad voor de lijn van de Commissie om dat te doen, waarbij we, zoals ook al gewisseld, ook openstaan voor suggesties om dingen, misschien als tussenweg, via de Raad te doen. Maar in het eindperspectief lijkt ons dat op het pad van de Commissie te liggen.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, kort graag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

"Politiek" is natuurlijk helemaal geen vies woord. Dat zult u mij nooit horen zeggen. Maar de cruciale vraag, de kernvraag, is of de Commissie dat politieke mandaat heeft en kan hebben en onder welke omstandigheden dat het geval is. Want nogmaals, politiek is geweldig, maar is een zaak van politici, en Eurocommissarissen zijn geen politici.

De heer Postema (PvdA):

Er lijkt een soort tegenstelling te worden gecreëerd waar ik mij niet in herken. De Commissie heeft natuurlijk op haar manier heel veel mandaat en maakt daar ook gebruik van, maar we zien bijvoorbeeld op het terrein van het buitenlands beleid dat het nog steeds te weinig is. Het betoog van de heer Knapen was dat het ook wel heel erg lastig opereren wordt met 27. Je zou moeten kijken hoe je dat mandaat kan versterken. Dat heeft vervolgens ook iets te maken met de bereidheid van de lidstaten om een stuk van hun zeggenschap prijs te geven.

De voorzitter:

Meneer Schaap, u mag nog een keer interrumperen, maar als we zo bezig blijven, dan wordt het vannacht 03.00 uur, hè? Dat snapt u allemaal wel.

De heer Schaap (VVD):

Ik vind het zo boeiend, dat ik dat ervoor over heb.

De Commissie heeft een mandaat. Dat is de allerlichtste vorm van overdracht, namelijk: voert u maar uit. Verder niet. Om de Commissie die politieke functie te laten bekleden, moet je forse stappen verder gaan. U hebt zelf de soevereiniteitsoverdracht al genoemd. Dan wordt het dus een soort verenigde staten van Europa, met zelfs een bevoegdheid voor buitenlands beleid, overgedragen door de lidstaten. Gaat u zo ver?

De heer Postema (PvdA):

Ik heb geprobeerd te betogen dat de slagkracht van de Europese Unie gediend zou zijn met een verdere versterking van de Europese instituties, inclusief die van de Commissie, maar niet alleen die van de Commissie, want ook diverse andere instituties die we hebben opgetuigd, zijn ongelofelijk waardevol. Ik kom daar zo nog op terug. Als je wilt dat er in de geopolitieke situatie waarin we ons sinds een aantal jaren begeven, vanuit de Europese Unie daadkrachtiger wordt geopereerd, moet je die daadkracht ook met elkaar organiseren en moet je, zeker als je dat koppelt aan een defensievraagstuk of een defensieoptiek, ook bereid zijn als afzonderlijke lidstaat om daarvoor een stuk van je soevereiniteit in te leveren.

Voorzitter. Europa is een waardengemeenschap. Dat heb ik vandaag al diverse keren gehoord. Fundamentele vrijheden, fundamentele zekerheden, democratie, goed bestuur en de rechtsstaat zijn daarbij voorbeelden van daadwerkelijk gecodificeerde waarden. Die waarden vormen vervolgens het fundament voor een groot aantal ijzersterke instituties, misschien wel de meest bepalende factor voor het Europese succes.

Onze waarden staan echter onder druk. Tegen Polen en Hongarije lopen artikel 7-procedures op initiatief van de Europese Commissie en het Europees Parlement, vanwege ernstige schendingen van de rechtsstaat. Maar zoals het er nu voorstaat, zullen deze waarschijnlijk in de Europese Raad niet leiden tot sancties. Hoe creëren we nu een effectief rechtsstaatmechanisme, waarmee schendingen daadwerkelijk worden gesanctioneerd? Dat vergt naar de mening van mijn fractie een verdere versterking van supranationale, communautaire instituties. Het bij stemming behandelde en tot volgende week uitgestelde voorstel om te komen tot een Europees Openbaar Ministerie is daar een uitstekend voorbeeld van. Ook de initiatieven om de besluitvorming in de Europese Raad transparanter te maken — collega Van Apeldoorn verwees daar terecht naar — en, liever nog, de rol van de Raad terug te dringen, zijn belangrijk voor de verdere versterking van Europa als zowel waardengemeenschap als politieke gemeenschap. We zien daarmee ook hoe deze noties meer elkaar verbonden zijn: waarden vormen de onderlegger voor instituties die op hun beurt weer nodig zijn om die waarden te beschermen.

Voorzitter. Europa heeft de potentie om uit te groeien tot een veiligheids- en defensiegemeenschap. Daar is inmiddels ook breed draagvlak voor. Al jaren blijkt uit opiniepeilingen dat mensen vinden dat de EU op het terrein van buitenlandse zaken krachtiger moet optreden. En na tevergeefse pogingen aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw, lijkt er een nieuw momentum te ontstaan om tot een Europese defensiegemeenschap te komen, onverkort als partner van de NAVO. Mijn fractie juicht dat toe, maar heeft zorgen over het ambitieniveau. Wordt de unanimiteitsregel, het vetorecht voor individuele lidstaten, daadwerkelijk opgegeven? Is de regering daartoe bereid? En wordt er ook echt, effectief en efficiënt samengewerkt, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wat de inzet per land is voor de diverse krijgsmachtonderdelen of, liever nog, een toedeling van krijgsmachttaken?

De wereld om ons heen is onveiliger geworden. Over de inzet van kernwapens wordt openlijk gesproken. Met de komst van Trump slinkt de Amerikaanse betrokkenheid bij Europa en wordt tegelijkertijd om aanzienlijk meer commitment bij de NAVO gevraagd dan de afgelopen decennia is betoond. De vraag is echter of dat commitment louter vertaald moet worden in het laten stijgen van de defensiebudgetten tot 2% van ons bruto binnenlands product.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Ik heb een vraag aan mijn collega wat betreft het Europese leger dat men wil optuigen. Wat is het nut daarvan als wij al goed kunnen opereren onder de NATO, wat ons toch 75 jaar vrede heeft gebracht?

De heer Postema (PvdA):

Ik ben het in ieder geval zeer eens met het laatste deel van de uitspraak, dat samenwerking met de NAVO ons vrede heeft gebracht. Daar doe ik ook niets aan af. Wat ik wel constateer, is dat er in termen van militaire capaciteit een hoop te winnen is bij daadwerkelijke samenwerking, ook op het terrein van het delen van krijgsmachtmiddelen en misschien wel van krijgsmachtonderdelen. Dat zijn stappen die op die manier nooit in het NAVO-verdrag zijn geland. Het tweede punt, waar ik ook al naar verwees, is dat er gewoon een andere situatie is ontstaan met de komst van de nieuwe Amerikaanse president. Ons wordt gevraagd om dat commitment vooral ook financieel door te vertalen; een opgave waar we bij lange na niet aan kunnen voldoen. Alleen al daarom is het relevant om daar met elkaar over te spreken: hoe gaan we dat dan wel oplossen? Want die 2% gaat mijns inziens de komende jaren niet gebeuren. Volgens mij is iedereen het daar wel over eens. Hoe gaan we dat dan doen? Mijn pleidooi is om wat dat betreft veel beter te kijken naar de militaire samenwerking binnen Europa. Niet tegen de NAVO, maar als een verstandige volgende stap.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Maar waarom zouden we niet kunnen samenwerken met Europese landen onder de NAVO-vlag? In feite doen we dat toch al?

De heer Postema (PvdA):

Er wordt, nogmaals, zeker samengewerkt. Wij bepleiten hier een meer verdergaande vorm van samenwerking, waarbij er een koppeling wordt gemaakt tussen de rol die wordt gevraagd van Europa op het wereldtoneel en onze defensieopgave.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik denk niet dat wij in de illusie moeten leven dat een Europees leger net zo krachtig en slagvaardig is als we momenteel kunnen zijn met het NAVO-verband samen met de Amerikanen. Het zijn immers wel de Amerikanen die het zwaarste gewicht in de schaal leggen, ook qua slagkracht.

De heer Postema (PvdA):

Ook dat laatste bestrijd ik niet.

Waarom, zo vraagt mijn fractie zich af, wordt er geen koppeling gemaakt tussen een daadwerkelijke Europese defensiesamenwerking en de NAVO-inzet? Hoe kijkt de regering aan tegen de ontwikkeling van eigen Europese (civiel-)militaire capaciteit? Hoe verhoudt deze zich tot de nationale capaciteit? Wij zien hier mogelijkheden voor een krachtige, effectieve defensiesamenwerking die tegelijkertijd kansen biedt om het beslag van de militaire uitgaven op onze begroting beperkt te houden, zodat wij ons belastinggeld zo veel mogelijk aan onderwijs, zorg en inkomenszekerheid kunnen besteden.

Het vluchtelingenvraagstuk splijt de EU doormidden. Er is nog geen akkoord over een eerlijk herverdelingsmechanisme binnen de EU. Wil de regering de opvang van vluchtelingen eventueel afdwingen met sancties van niet-meewerkende lidstaten of zijn er andere manieren waarop lidstaten kunnen bijdragen? Het is bepaald denkbaar dat de stroom van migranten uit Afrika en het Midden-Oosten de komende jaren verder zal toenemen. Hoe denkt de regering daarmee om te gaan? En hoe wordt bewaakt dat opvang in de regio, zoals dat zo mooi heet, niet verwordt tot de onveilige, mensonterende situatie zoals die zich thans voordoet in Libië? Hoe vergewist de regering zich van Europese steun voor de moedige oproep van minister Kaag om de detentiecentra aldaar onmiddellijk te sluiten?

In dit kader is ook de positie van Turkije belangrijk. Bij de totstandkoming van de al genoemde en ook hier zojuist besproken Turkijedeal is Turkije onverkort uitzicht beloofd op een toekomstige toetreding. Europarlementariër Kati Piri van de Partij van de Arbeid heeft vorige week een oproep gedaan om dat perspectief van tafel te halen indien Turkije later dit jaar tot de voorgenomen grondwetsherziening besluit, waarin aan de scheiding der machten definitief een einde komt. Hiermee bepleit Piri ons Europa als waardengemeenschap ten volle uit. Deelt de regering deze opstelling?

De landen op de Balkan is eveneens uitzicht op toetreding tot de EU geboden. De discussie daarover zal de komende jaren steeds actueler worden. Voor mijn fractie is het evident dat deze landen historisch gezien tot de Europese familie behoren, zoals het evenzeer evident is dat er zwaarwegende geopolitieke redenen zijn om de banden met de Balkan te koesteren. Dit vergt niettemin evenzeer dat er geen concessies kunnen en moeten worden gedaan aan de waarden, aan de fundamentele vrijheden en rechten die aan de EU verbonden zijn. Deelt de regering deze opstelling, zo vragen wij de minister. En wat is in dit kader de beoordeling van de regering van het rapport van de Europese Commissie, A credible enlargement perspective for the Western Balkans, dat vorige maand is uitgebracht? Ziet de regering additionele mogelijkheden om Albanië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo in hun toetredingsproces te ondersteunen, die uitstijgen boven het aanbieden van afvinklijstjes?

Uit de brexitonderhandelingen blijkt eens te meer hoe ongelooflijk krachtig de interne markt en de handelsverdragen van de Europese Unie zijn. Maar durven we van handel ook een instrument voor verbetering van sociale standaarden en van milieustandaarden te maken, zoals bij het hier nog in behandeling zijnde initiatiefwetsontwerp over kinderarbeid? En hoe borgt de regering in ieder geval de handhaving van de huidige standaarden als ondergrens, zoals in de discussie over de handelsverdragen TTIP met de VS en CETA met Canada?

Voorzitter. Europa is een sociale en solidaire gemeenschap. Ook dat maakt Europa uniek in de wereld. Het is essentieel om hieraan ook concrete consequenties te verbinden. We willen minder concurrentie op loonkosten. We zijn blij met en trots op het resultaat van onze collega Agnes Jongerius die namens het Europees Parlement de onderhandelingen heeft geleid en het nieuwe voorstel heeft opgesteld voor de Europese Detacheringsrichtlijn, waarover vorige maand een akkoord is gesloten. Werknemers in Europa die hetzelfde werk doen maar uit een ander land komen, krijgen hiermee nu hetzelfde betaald. Cao's moeten worden toegepast voor Poolse loodgieters en Roemeense bouwvakkers. Is het dan niet een logische volgende stap om ook naar een standaard, of in ieder geval een ondergrens, voor Europese premies en belastingen te gaan, zo vragen wij de minister van Financiën.

De ongelijkheid tussen Oost- en West-Europa is sinds de toetreding van de landen in Midden- en Oost-Europa alleen maar groter geworden. Ook de kloof tussen arm en rijk binnen de meeste EU-landen is vergroot, in het bijzonder tussen Noord en Zuid. Wat kan en moet de EU naar het oordeel van de regering doen om die verschillen te verkleinen? Die opgave is wat mijn fractie betreft niet vrijblijvend. Het wil nog wel eens gesuggereerd worden dat we Griekenland hebben gered, maar feitelijk hebben we vooral onze banken willen redden. Als 40% van de jongeren in Spanje, Italië en Griekenland geen werk heeft, dan vraagt dat om actie. En actie kost geld. Is de regering bereid via Europa daarvoor geld ter beschikking te stellen?

Voorzitter. Europa is een financieel-economische gemeenschap. Met de eurocrisis net achter ons lijkt het soms alsof dit het belangrijkste perspectief is, maar daar verzet mijn fractie zich tegen. Ik eindig hier niet voor niets mee. De euro heeft de financieel-economische crisis overleefd, maar niet zonder kunst- en vliegwerk, veelal ten koste van de belastingbetaler. Ook raakt de euro verstrikt in rigide regels, die vooral worden misbruikt om het nationale belang te dienen. De toekomst van de euro blijft de komende jaren hoog op de agenda staan. De vraag aan de minister van Financiën is: hoe kunnen we de euro versterken en wie draait erop voor een mogelijk volgende financieel-economische crisis?

Eerder is er door de Partij van de Arbeidfractie in deze Kamer gepleit voor een doorontwikkeling van de EMU waarbij een gemeenschappelijk munt ook gemeenschappelijke staatsobligaties impliceert, zodat er niet meer op de positie van afzonderlijke lidstaten gespeculeerd kan worden. Daar is tot dusverre altijd zuinig op gereageerd — "zunig" zoals dat in het noorden heet — en ook het regeerakkoord is daar niet enthousiast over. Niettemin ben ik benieuwd hoe de nieuwe minister van Financiën hiertegen aankijkt.

Maar het gaat verder dan dat. Belastingontwijking wekt steeds meer de woede van de "gewone" belastingbetaler. Waarom komen multinationale ondernemingen er met een koopje van af, terwijl de slager op de hoek het volle pond moet betalen? Helaas heeft Nederland een spilfunctie als het gaat om deze schandalige belastingontwijking. Alleen op Europees niveau kan hier een dam worden opgeworpen, al moet dit Nederland er niet van weerhouden om onmiddellijk te stoppen met het faciliteren van belastingontwijking en niet mee te willen doen aan het verschuiven van belastingen, weg van de multinationals en richting de consument. Hoe stoppen we, zo vragen wij de minister, dus zelf en in Europees verband de race naar de bodem?

Voorzitter, ik rond af. Ik ga weer terug naar de kracht van de Europese samenwerking. Europa is een politieke gemeenschap, en een waardengemeenschap, en een veiligheids- en defensiegemeenschap, en een sociale en solidaire gemeenschap, en een financieel-economische gemeenschap. Europa beschikt over de mensen, de middelen en de instituties om te bouwen aan een samenleving waarin het voor iedereen goed leven en goed samenleven is. Die rijkdom moet echter wel op de juiste manier worden benut: beschermend, solidair, duurzaam en ontwikkelingsgericht. Juist op deze aspecten kan Europa zich ook de komende decennia onderscheiden en daarin leidend zijn. Zeker zijn dat Europa bescherming biedt, dat is wat we willen. Bescherming tegen terreur, onveiligheid, klimaatverandering, bescherming van werknemers. Dat vergt, ook voor deze regering, dat solidariteit niet bij de grens ophoudt. Dat vergt dat het motto niet langer is wat er in Europa te halen is, zoals het soms lijkt wanneer we de premier en de minister van Financiën in Brussel hun boodschappen zien doen, maar wat we met elkaar voor elkaar kunnen krijgen. Dat vergt dat duurzaamheid niet alleen uitkomt wanneer het even hip is, of technologisch mogelijk, of win-win, maar wanneer duurzaamheid ook betekent dat we onze levenswijze durven aan te passen. Dat vergt dat we daadwerkelijk vooroplopen in het investeren in de ontwikkeling van mensen, ongeacht hun leeftijd. En ja, daarbij past de Engelse taal soms beter dan de Nederlandse, een beroepsopleiding in Eupen beter dan in Arnhem, "Alle Menschen werden Brüder" beter dan het Wilhelmus.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Postema. Ik geef het woord aan de heer Backer.