Verslag van de vergadering van 10 april 2018 (2017/2018 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.02 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Je kunt verschillend tegen de EU aankijken. Mijn indruk was dat hoe meer de wereld overstuur raakt, hoe duidelijker wordt dat de Europese Unie heel belangrijk voor ons is, omdat in deze kleiner wordende wereld veel zo grensoverstijgend is dat wij het niet meer alleen kunnen regelen, omdat Europa een geweldig grote en koopkrachtige markt vormt waar een handelsnatie als de onze geweldig van profiteert en omdat Europa nu al solidariteit en daardoor veiligheid kan bieden in een mate die Nederland alleen niet kan bieden. Dat zijn praktische voordelen die Europa ons biedt en waar bijna heel Nederland het ook wel over eens is. Maar compleet is dat nog niet.
Misschien niet iedereen maar wel heel veel Nederlanders voelen zich over de grens net zo thuis als binnen onze grenzen. Ze laten hun kinderen zo goed mogelijk Engels leren, want de wereld is immers groter dan alleen maar Nederland. En ze beseffen heel goed dat wat in de landen om ons heen gebeurt directe invloed heeft op onszelf. Misschien niet alle Nederlanders, maar wel heel veel, zijn Nederlander maar in feite net zo goed Europeaan. Over onze grens is de wereld niet ineens vreemd, want er is een gezamenlijke erfenis, opgebouwd uit een in veel opzichten gezamenlijke historie. Niet overal zonder moeite, zelfs nu nog, maar overal in Europa zijn democratie en mensenrechten toch het uitgangspunt geworden van ons denken over de samenleving.
Onze minister-president mocht bij alle goede maar zakelijke woorden over de EU wel wat meer nadruk leggen op het feit dat wij ons in meerderheid gedragen alsof niet alleen Nederland maar heel Europa ons vaderland is, dat dat mag en kan en dat het Europees burgerschap daar de formele uitdrukking van is en dat wij Nederland, Friesland, Limburg of Groningen binnen dat grotere Europese vaderland onze, voor ons thuisgevoel zo belangrijke, kleinere vaderlanden vinden. Om even op de discussie van vanmorgen terug te komen: dat gevoel staat los van de discussie over de vraag waar de soevereiniteit ligt. Dat is iets anders. Maar dit lijkt mij wel het begin van het denken en het gevoel over Europa.
Vervolgens moet zakelijk vastgesteld worden wat het Europese niveau van regelgeving en institutionalisering moet omvatten, zoals wij dat ook moeten doen voor Rijk, provincie en gemeente. Het verschil is alleen dat het Europese niveau veel duidelijker nog in opbouw is. Dat vergt een zorgvuldige afweging bij de beslissingen die genomen moeten worden. Er moet beslist worden over de voor Europa beschikbare financiën mede gelet op de aanstaande brexit, over de inbedding van de eurozone in Europa, over de bankenunie, over de voltooiing van de interne markt en de vraag of de belastingsystematiek daarvoor van belang is, over de wachtlijst van landen die toe willen treden, over de migratiepolitiek en de bescherming van de grenzen, over het buitenlands en het defensiebeleid, over de normen en waarden die in de Unie gelden en hoe die gehandhaafd moeten worden, en over nog veel meer natuurlijk. Te veel om het in mijn twaalf minuten allemaal te kunnen behandelen.
De brexit betekent dat een flink deel inkomsten wegvalt. Als de overblijvende landen hetzelfde blijven betalen als tot nu toe, betekent dat al dat het pakket verleende diensten inkrimpt, want het VK was nettobetaler. Het betaalde dus meer dan het aan diensten terugkreeg. Gelet op de extra taken die zich opdringen — veiligheid, immigratiebeheersing, en zeker ook klimaatpolitiek —lijkt het dat het daar dan ook niet mee toe kan. Het landbouwbeleid kan afzien van inkomensondersteuning en gericht worden op uitsluitend landschappelijke en ecologische waarden, en de structuurfondsen kunnen beperkt worden tot doelen die echt de convergentie van de arme delen van Europa dienen. Daar kan dus bezuinigd worden, en dat zal nog niet eens meevallen. Bij het Meerjarig Financieel Kader uitgaan van iets meer dan de 1% bnp van nu lijkt mij onontkoombaar en verdedigbaar. Hoe staat de minister daartegenover?
Daarbij, de Commissie stelt voor de EU een eigen belastinggebiedje voor, zodat de vrijwel uitsluitende afhankelijkheid van de rechtstreekse afdrachten van de lidstaten iets terug wordt gedrongen. Alex Brenninkmeijer, het Nederlandse lid van de Europese rekenkamer, verdedigde dat laatst vooral met het argument dat de afdrachten altijd weer neiging geven om te kijken of er wel genoeg geld terugkomt. Dat is een goed argument, want de Europese uitgaven moeten een duidelijk Europees doel dienen en niet gestuurd worden door de vraag hoeveel een land heeft betaald en vervolgens weer terug kan krijgen. Er zijn zinvolle Europese belastingen te bedenken, specifiek ook ondersteunend aan het milieu- en klimaatbeleid. Dat hoeft niet in de weg te staan aan het uitgangspunt dat Europa zuinig moet blijven. En ook niet aan het uitgangspunt dat landen, en banken, ervoor verantwoordelijk zijn om orde op zaken te stellen voor ze een beroep op solidariteit kunnen doen.
De euro is de munt van de EU. En omdat de euro Europees is, is het naar mijn mening ook niet zinvol aparte structuren voor de eurogroep op te tuigen. De eurozone moet juist ingebed worden in de structuur van de Unie, waarbij een Eurocommissaris zou kunnen optreden als voorzitter. Die kan dan ook de europolitiek naar het Europees Parlement verantwoorden. Wat mij betreft geldt hetzelfde voor het EMS, dat kan worden omgezet in een Europees Monetair Fonds binnen de Europese structuren, en niet los daarvan staand. Ook daarbinnen kan natuurlijk wel zeggenschap geregeld worden voor de landen, die immers de middelen beschikbaar stellen.
Dat uitgangspunt van organisaties binnen de Uniestructuren houden, lijkt mij ook een zaak van eenvoud en overzicht, en van democratie omdat het parlement zich dan ten minste altijd kan laten informeren. Bij de versterkte samenwerkingsvormen, zoals bij het EOM, is dat ook het verstandige uitgangspunt. Versterkte samenwerking levert een EU van meerdere snelheden op. De Visegrádlanden voelen daar niet echt voor, maar gelet op de politieke verhoudingen lijkt mij een EU met voorlopers en achterblijvers onvermijdelijk reëel en ook stimulerend voor die achterblijvers. Bij het EOM is dat wat Nederland betreft zelfs al gebleken.
Ter beslissing liggen nog voor de voorstellen voor 3% omzetbelasting op eDiensten en daaraan gekoppeld om daarna deze bedrijven mee te nemen in de CCTB, respectievelijk de CCCTB als winstbelasting. Over deze belastingen heb ik mij al eerder uitgesproken. Ik verwijs nu naar wat de heer Lamassoure, Frans EPP-afgevaardigde in het Europarlement, daarover gezegd heeft: "Voor bedrijven brengt het CCCTB project één fiscale ruimte voor de belangrijkste belasting. Het betekent eenvoud, rechtvaardigheid, faire concurrentievoorwaarden. Voor de lidstaten is het de enige manier om voorgoed een eind te maken aan de verleiding om nationale wetten en praktijken te bedenken die neerkomen op stelen van de buren in belastingzaken." Als Europa één markt is, dan is een uniforme belastinggrondslag om de fiscale winst te berekenen wel voor de hand liggend. Dat de regering daarbij let op het resultaat voor Nederland en bij consolidatie probeert een systeem van winstverdeling over de landen te krijgen dat recht doet aan ons type economie is terecht, als dat maar bedoeld is om constructief mee te denken. De regering geeft aan dat ze grondslagerosie wil tegengaan en daarom "op kritische punten harmoniseren" een goed idee vindt. Blijft grondslagerosie niet altijd een probleem zo lang er geen gelijke Europese grondslag is? Wat vindt de minister daarvan?
In heel veel dingen kan het lonen om de EU als eenheid te zien en gemeenschappelijke regelingen te treffen, gelijk voor iedereen. Maar niet voor alles. Elk land heeft ook recht op zijn eigenaardigheden en overgeërfde gewoontes, oordelen en zelfs vooroordelen. Wat betreft het asielbeleid is in de eerste plaats natuurlijk een zo veel mogelijk uniforme manier van afhandeling en wijze van besluitvorming noodzakelijk. Verder is duidelijk dat alleen de Dublinregeling geen oplossing kan bieden voor de landen die onvermijdelijk de meeste instroom krijgen. Daar is een mate van solidariteit nodig in de vorm van overname van vluchtelingen door andere landen, maar de acceptatie daarvan ligt vooral in de oostelijke lidstaten moeilijk. Dat hoeft niet echt te verbazen. West-Europa heeft traditioneel een betrekkelijk open volkshuishouding, en ook daar zijn problemen. De oostelijke landen — collega Schaap wees daar ook op — vormen samenlevingen die traditioneler en meer gesloten zijn en die eigenlijk overal een turbulente geschiedenis van etnische problemen en vaak bedreiging van hun volksbestaan hebben gehad. Dat gaat verder terug dan de communistische tijd. Het gaat ook verder terug dan de Eerste Wereldoorlog. Dat integratie van nieuwe groepen vreemdelingen daar anders inwerkt dan hier, is begrijpelijk. Solidariteit is van alle lidstaten vereist, maar de manier waarop de solidariteit geconcretiseerd wordt, zou mogelijk wel verschillend kunnen zijn. Landen hebben ook al aangegeven wel te willen betalen als deze beker hen voorbij kan gaan. Wat vindt de minister daarvan?
En dan de Europese normen en waarden. De Westelijke Balkan, die noodzakelijk binnen de Europese invloedsfeer gehouden moet worden, al was het maar om ongelukken te voorkomen, vertoont van die normen en waarden nog lang niet genoeg. De EU-landen in de buurt eigenlijk ook niet. Roemenië en Bulgarije zuchten nog onder corruptie. Slovenië en Kroatië hebben een blijkbaar onoplosbaar geschil over de zeegrenzen. Bosnië zal in zijn huidige vorm nooit stabiel worden. Daar moet misschien wel heel iets anders worden bedacht. Kosovo en Macedonië dreigt trouwens datzelfde lot, en Polen en Hongarije als bijna meest ontwikkelde landen in het voormalig Oostblok willen een andere vorm van democratie. De Balkan kon en kan niet aan zijn lot overgelaten worden, een proces van lange adem is dus onvermijdelijk, maar ingecalculeerd. Wat Polen en Hongarije betreft, zo lang de regeringen bij vrije verkiezingen meerderheden achter zich krijgen, is het niet zinvol om op de interne gang van zaken kritiek te leveren, dunkt mij. Op één ding na, de rechterlijke macht moet onafhankelijk kunnen functioneren. Zonder dat is de rechtsstaat in direct gevaar. Dat de Europese Commissie dat probeert te bewerkstelligen, moet gesteund worden. Ik neem aan dat de minister er ook zo over denkt.
We hebben nog een ander land in de EU waar weliswaar de rechterlijke macht onafhankelijk heet te zijn, maar waar vanuit het autoritaire verleden wel sterke banden lijken te bestaan tussen de regerende volkspartij en de voor het leven benoemde rechter. Een land dat politici met niet een handvol, maar met een paar miljoen volgelingen in de gevangenis zet en dat weigert over redelijke compromissen te gaan onderhandelen. Wij noemen dat land "democratisch" omdat het lid is van de EU, maar wij zouden zo'n optreden toch niet serieus willen beschouwen als passend voor een democratie? Mij lijkt dat hier voor de minister van Buitenlandse Zaken een taak ligt om — ik denk met stille diplomatie — duidelijk te maken dat een democratie ruimte geeft aan minderheden en dat verboden, bedreigingen en gevangenisstraffen daar niet bij passen.
Voorzitter, ik ben benieuwd naar de reacties van de ministers.
De voorzitter:
Dank, mijnheer Ten Hoeve.
Ik schors de vergadering tot 18.00 uur.