T02545

Toezegging Toezicht (32.399 / 31.996)



De minister van VWS zal, naar aanleiding van een opmerking van het lid Barth, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd vragen toe te zien op de adequate toepassing van de twee wettelijke regimes in de uitvoeringspraktijk en op de toepassing van gedwongen zorg in de ambulante setting; tevens zal de cliëntvertrouwenspersoon een rol krijgen bij het toezicht op het wettelijk regime dat van toepassing is.


Kerngegevens

Nummer T02545
Status voldaan
Datum toezegging 15 januari 2018
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ambulante zorg
gedwongen zorg
Inspectie gezondheidszorg en jeugd
toezicht
vertrouwenspersonen
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14- item 3, blz. 38/ 39

Minister De Jonge:

Waarom kiezen deze voorliggende wetsvoorstellen nu voor twee wettelijke regimes? [...] Je ziet echt dat die verschillen in doelgroepen een daadwerkelijke andere vormgeving van de zorg niet alleen nodig maken, maar ook logischerwijs met zich meebrengen.[...] Tegelijkertijd — en dat is denk ik waar mevrouw Barth, maar ook mevrouw Bikker op wijzen — mag het niet zo zijn dat er in de zwaarte ervan echt een verschil is in rechtsbescherming. Alle drie de doelgroepen moeten wel eenzelfde niveau van rechtsbescherming ervaren. [...] gaat nu de arts straks bepalen welk type wettelijk regime van toepassing is? Zo ja, wat doet dat dan met de rechtsgelijkheid? Ik denk dat het altijd zo is, ook in de huidige BOPZ overigens, dat degene die de beoordeling doet, de taxatie maakt welk type regime van toepassing is. Wetten brengen niet zichzelf ten uitvoer: dat doen altijd mensen. Je kunt daarin verkeerde afwegingen maken. Het blijft natuurlijk mensenwerk. Tegelijkertijd is de vraag hoe problematisch het is, voor welke groep en hoe groot die groep is. Mevrouw Barth vraagt of je op dit punt de inspectie zou kunnen vragen om goed naar de uitvoering te kijken. Dat is een zinvolle suggestie, die ik graag overneem.

 

Handelingen I 2017-2018, nr. 14- item 3, blz. 40/41

Minister De Jonge:

Kan de inspectie extra opletten of de goede keuze wordt gemaakt, met name in de ambulante setting? Dat is volgens mij de zorg die mevrouw Barth heeft: welk wettelijk regime prevaleert in de ambulante setting bij de doelgroep waarbij het een beetje op een scheidslijn ligt? Dat was inderdaad die derde veiligheidsklep waar ik naar op zoek was. Dat heb ik toegezegd. Dat kan zeker.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, ik wil dit wel even scherp hebben. Waar ik naar gevraagd heb, is dit. Ik vind het fijn dat de minister deze toezegging doet, maar waar ik naar gevraagd heb, is of de inspectie erop wil letten dat het bestwildenken in de zorg, met name in de ouderenzorg en de verstandelijk gehandicaptenzorg, niet blijft prevaleren, als straks dezelfde zorgverlener die bepaalt in welk regime je komt, ook de zorgverlener is die de zorg verleent. Als de minister mij nog kan volgen.[...] Er is geen onafhankelijke blik zoals bij de ggz. De minister geeft net terecht aan dat wetten door mensen worden uitgevoerd, maar in de ggz heb je de officier van justitie, die met een juridische blik naar dat hele traject kijkt. Die juridische blik ontbreekt in de Wzd. Dat is een puur zorg gerichte blik. Onze zorg zit hem er bij de Wzd in dat mensen vaak moeilijk hun verzet kunnen uiten en dat er geen onafhankelijke juridische blik is. Is er dan niet net een te groot risico dat zorgverleners voor cliënten blijven denken en in feite gedwongen zorg toepassen, maar dat van zich af redeneren omdat het veel makkelijker is om te zeggen dat het vrijwillig is? Dat is het element waarvan ik aan de minister heb gevraagd om het in de gaten te houden en te evalueren en door de inspectie te laten bekijken.

Minister De Jonge:

Terecht, zo had ik u ook begrepen. U maakt inderdaad een terecht punt. Overigens, zeg ik daar wel bij, is er altijd ook nog wel de positie van de Wzd-arts. [...] Daar bovenop is het heel verstandig om de inspectie daar goed naar te laten kijken.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 17

Minister De Jonge:

Een tweede is: hoe doen die instellingen dat dan? Moeten ze zich nu voor beide regimes equiperen? Het gros van de instellingen, en overigens ook het gros van de cliënten, laat zich vrij helder indelen in welk wettelijk regime van toepassing is. Ik heb in de richting van mevrouw Barth toegezegd dat ik de inspectie daar goed op laat toezien, dat ik de

cliëntvertrouwenspersoon daar een rol in wil geven door hem een vinger aan de pols te laten houden of het goede regime wel wordt gehanteerd.


Brondocumenten


Historie