Plenair Rombouts bij behandeling Opsporing en vervolging computercriminaliteit



Verslag van de vergadering van 19 juni 2018 (2017/2018 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Wat hebben het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Johan Cruijff gemeen? Zij hebben alle drie gelijk. "De veel voorkomende criminaliteit is sinds de eeuwwisseling gedaald", maar "veel blijft verborgen", want "je ziet het pas, als je het snapt". De eerste constatering is van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het onderzocht de criminaliteitscijfers van 1948 tot 2017. De tweede quote, "veel blijft verborgen", is van Herman Bolhaar. En de derde — u had het al geraden — van onze beste voetballer aller tijden. De traditionele vormen van criminaliteit dalen inderdaad al jaren: woninginbraken, diefstal van auto's en fietsen, drugsoverlast. Dat weten we ook al jaren. We weten ook sinds enkele jaren dat nieuwe vormen van criminaliteit zich hebben aangediend. De omvang ervan blijft voorlopig nog in nevelen gehuld. Begrijpelijk ook, want ze spelen zich veelal af in the cloud en onder de grond. Cybercriminaliteit en ondermijning, terreur en mensenhandel, financiële fraude en kinderporno onttrekken zich veelal aan het zicht. Of zien we het niet, omdat we het nog niet snappen?

Een op verzoek van deze Kamer begin 2017 uitgebracht rapport van het Rathenau Instituut houdt ons voor dat de verregaande digitalisering van de samenleving fundamentele ethische en maatschappelijke vraagstukken oproept, waarvoor overheid, bedrijfsleven en samenleving nog niet adequaat toegerust zijn om mee om te gaan. Daardoor komen belangrijke publieke waarden en mensenrechten als privacy, gelijke behandeling, autonomie en menselijke waardigheid onder druk te staan. Volgens het Rathenau Instituut staan we niet machteloos. Met de juiste acties kunnen we de digitale samenleving een verantwoorde opwaardering geven. De titel van het rapport is Opwaarderen. In zijn reactie van enkele maanden geleden liet het kabinet al zien dit rapport serieus te nemen. Eerder deed het dit ook al in het regeerakkoord, waar we kunnen lezen dat dit kabinet "pal wil staan voor het Nederland van vrijheden, democratie en rechtsstaat". Inmiddels weten we dat het dit kabinet menens is, want de minister van Justitie en Veiligheid wil, zo heeft hij vorige week bekendgemaakt, de politie structureel versterken met speciale aandacht voor de ondermijnende zware criminaliteit en de cybercrime. Hij wil meer en betere politie, substantiële investeringen in het tegengaan van cybercrime en internationale samenwerking, bijvoorbeeld via Europol, en 64 miljoen euro voor ICT-voorzieningen en innovatie.

Dat klinkt goed, heel goed. Het enige wat ik hierover nog kwijt wil, is dat we niet moeten denken dat we er na deze kabinetsperiode zullen zijn. De ondermijnende criminaliteit heeft zich decennialang kunnen wortelen, eerst in de onder-, maar ook steeds meer in de bovenwereld. Dit vraagt om een inspanning van vele jaren. Ik zou de minister willen vragen of hij dit met onze fractie eens is.

Dan heb ik nog een meer specifieke vraag. Ik kom steeds dichter bij het wetsontwerp. In de brief van 15 juni, waarin de minister zijn beleidsvoornemens aankondigt, lezen we niets over de in het regeerakkoord aangekondigde 10 miljoen euro voor de uitvoering van het wetsontwerp waarover wij vandaag spreken. Zou de minister dat willen uitleggen ?

Dat wetsvoorstel, computercriminaliteit III, beoogt de opsporing — het is vandaag al een aantal keer gezegd — en vervolging van computercriminaliteit te verbeteren door aanpassingen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Met dit voorstel mogen politie en justitie straks heimelijk en op afstand online onderzoek doen in computers, tablets, smartphones, maar ook in slimme meters, navigatiesystemen en dergelijke. Opsporingsambtenaren krijgen meer mogelijkheden om verschillende onderzoekhandelingen toe te passen bij de opsporing van ernstige delicten. Zo kunnen ze bij een zeer ernstig misdrijf, zoals mensenhandel of deelname aan een terroristische organisatie, gegevens ontoegankelijk maken of kopiëren en als het gaat om een ernstig misdrijf communicatie aftappen of observeren. Ook het online corrumperen van en het verrichten van ontuchtige handelingen met minderjarigen wordt strafbaar gesteld.

Het voorstel confronteert ons in veel opzichten met het klassieke dilemma tussen het waarborgen van de privacy aan de ene kant en het opsporen van de criminaliteit aan de andere kant. De Raad van State was kritisch over het voorstel. Voor hem stond de proportionaliteit niet vast en hij vond het heimelijk binnendringen onvoldoende gedifferentieerd naar de mate van ingrijpendheid van die inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Ook had hij twijfel of het wetsvoorstel zich daardoor wel verdroeg met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Voorts drong de raad aan op structureel systeemtoezicht op de toepassing van opsporingsbevoegdheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie- en communicatietechnologie in zaken die niet aan de strafrechter zijn voorgelegd.

Ook mijn fractie heeft in het schriftelijk overleg kritische vragen gesteld over onder andere de proportionaliteit, het toezicht op zaken die niet ter rechtszitting komen en een verslagleggingsplicht voor de eerste fase van het opsporingsproces. De regering beantwoordde de eerste vraag van de CDA-fractie door te stellen dat steeds sprake dient te zijn van een duidelijk maatschappelijk belang. Afgezien van de twee voorbeelden werd helaas niet duidelijk wat onder een duidelijk maatschappelijk belang moet worden verstaan. Voor de wetsgeschiedenis acht mijn fractie het van belang dat de minister hier vandaag toch echt nog concretere duiding aan geeft. En ik zou ook willen vragen of de minister kennis heeft genomen van de negen aanbevelingen over hackbevoegdheid van de politie, die onlangs door de Privacy Barometer zijn gepubliceerd. Zo ja, zou de minister hier nog eens op willen reageren, in het bijzonder op de aanbevelingen inzake noodzaak en afbakening van die hackbevoegdheid?

Hetzelfde geldt voor ons tweede punt, het toezicht en de controle op zaken die niet aan de rechter worden voorgelegd. Kan de minister aangeven hoe hij dit toezicht voor zich ziet, anders dan dat het wat hem betreft, zoals we lazen, om steekproefsgewijze controle zal gaan? Wat vindt de minister tot slot van het pleidooi van onder andere de Autoriteit Persoonsgegevens voor stevig onafhankelijk toezicht, onder te brengen bij een aparte afdeling bij deze autoriteit of bij de toezichthouder op de inlichtingendiensten, de CTIVD?

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie vraagt in het bredere kader van de aanpak van de nieuwere vormen van criminaliteit, breder dan dit wetsvoorstel, nog aandacht voor een tweetal zaken. Hiervoor keer ik terug naar het begin van mijn betoog en wel naar de constatering van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, de heer Bolhaar, dat veel verborgen blijft én naar de oproep van het Rathenau Instituut dat actie nodig is om de samenleving op te waarderen. Wat mijn fractie betreft begint dat bij de veiligheidsketen van politie, justitie en rechtspraak, opdat zij vandaag en morgen opgewassen zijn en blijven tegen de explosieve groei van de onzichtbare vormen van criminaliteit, in het bijzonder de ondermijnende zware criminaliteit en de cybercrime. De eerste heeft zich de afgelopen decennia kunnen wortelen in aanvankelijk nog de onderwereld van onze steden en dorpen, met Brabant — ik zeg het met pijn in het hart — als twijfelachtige koploper. Maar tot grote ergernis van velen heeft dit fenomeen zich inmiddels ook in verontrustende mate kunnen nestelen in de bovenwereld van politiek en samenleving. Als wij het belangrijk vinden om dit fenomeen, de ondermijnende zware criminaliteit, weer grotendeels uit onze maatschappij te bannen, zo vraag ik de minister, zou het dan niet verstandig zijn het meerjarenplan dat de minister vorige week presenteerde werkende weg te voorzien van een doorkijkje dat verder reikt dan deze kabinetsperiode en zich richt op de bredere veiligheidsketen?

Het terugdringen van de ondermijnende criminaliteit de komende jaren zal heel veel van politie en justitie vergen. Naar het oordeel van mijn fractie zullen wij daarbij zonder de actieve hulp van moedige burgers te veel vragen van deze instanties, politie en justitie. Wij zullen hen dan overvragen. Gezien de omvang van de problematiek en vanwege de disruptieve effecten van ondermijnende criminaliteit mogen ook burgers niet langer wegkijken, mag niemand nog wegkijken. Eigenaren van vakantieparken en boeren niet, wanneer zij kunnen vermoeden dat zij hun gebouwen verhuren aan drugsproducenten. Autoverhuurbedrijven niet, wanneer die kunnen begrijpen dat hun auto's voor criminele activiteiten gebruikt zullen gaan worden. Notarissen, makelaars en advocaten niet, wanneer zij het vermoeden hebben van schimmige zaken. Burgemeesters niet, wanneer zij weet hebben van illegale activiteiten in hun gemeente. Vandaar mijn vraag aan de minister. Bent u bereid een groots opgezette landelijke campagne te starten gericht op alle Nederlanders met als motto "kijk niet weg"? Alsdan doen wij recht aan de waarschuwingen van Herman Bolhaar en Johan Cruijff en kan het Centraal Bureau voor de Statistiek hopelijk over enige jaren constateren dat nu ook de nieuwe vormen van criminaliteit dalende zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rombouts. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering in verband met commissievergaderingen en de deskundigenbijeenkomst Uitvoerbaarheidstoetsing tot 19.00 uur.