Plenair Koffeman bij behandeling Wijziging Warmtewet



Verslag van de vergadering van 26 juni 2018 (2017/2018 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. We spreken vandaag over een wetsvoorstel dat voortkomt uit de Warmtevisie van 2015. In deze visie heeft het kabinet de ambitie uitgesproken om een trendbreuk te realiseren: warmte moet in ons energiesysteem een positie krijgen die gelijkwaardig is aan aardgas en elektriciteit. Wat de Partij voor de Dieren betreft begint daar de wrijving, waarvan we weliswaar weten dat die warmte veroorzaakt, maar ook tot fricties kan leiden. Wat mijn fractie betreft gaat het bij de gelijkwaardigheid van warmte aan gas en elektriciteit al mis. Een gelijkwaardig uitgangspunt zou veeleer gezocht moeten worden in de ambitie op z'n minst het fossiele tijdperk te overstijgen. Duurzame, lokaal opgewekte warmte zou voorrang moeten krijgen, en niet op gelijke voet moeten staan met aardgas of restwarmte uit de fossiele industrie.

Bij de vraag hoe we er ook in de toekomst warmpjes bij kunnen zitten, lopen we tegen een aantal knelpunten aan. We zijn verwend. Aardgas was een geweldig roesmiddel dat ons deed geloven in de vanzelfsprekendheid van welvaart. Voor een aantal knelpunten biedt het voorstel wel degelijk uitkomst. Zo wordt de tariefregulering voor consumenten verbeterd. Maar gezien de urgentie, zoals die gisteren herbevestigd werd in NRC, biedt het te weinig soelaas of zou het zelfs averechts kunnen werken.

Timothy Wirth, een collega in de Amerikaanse senaat, had de meteorologische dienst in 1988 gevraagd wat doorgaans de warmste dag in juni was. En het werd een nieuw record die 23ste juni 1988: de warmste junidag tot dan toe gemeten, met een temperatuur van boven de 36°C. Om zijn pleidooi in de senaat meer kracht bij te zetten, zorgde Wirth ervoor dat de ramen de hele nacht open hadden gestaan, waardoor de airco op tilt was geslagen en het bloedheet werd in de plenaire zaal. Daarmee kreeg de Amerikaanse senaat een voorproefje van wat hen mogelijk te wachten stond.

James Hansen, een gerenommeerd klimaatwetenschapper, was de eerste die het in 1988 aandurfde in het openbaar te verklaren dat de opwarming van de aarde als gevolg van menselijk ingrijpen duidelijk zichtbaar begon te worden. Zijn voorspellingen blijken 30 jaar later zeer accuraat te zijn uitgekomen. Het voert te ver voor dit debat, maar ik kan iedereen aanraden er 30 jaar na dato kennis van te nemen, als bloedstollende wake-upcall. In het licht daarvan is het de vraag of, gezien de urgentie, dit wetsvoorstel nog steeds voldoet. Doen we het juiste, doen we genoeg en gaat het snel genoeg? Met die blik heeft mijn fractie naar het voorstel gekeken.

Het doel van dit wetsvoorstel is een betere bescherming te bieden aan de consumenten die voor langere tijd gebonden zijn en die te maken hebben met een monopolist als warmteleverancier. Hierdoor moet het vertrouwen in collectieve warmte als product toenemen en daarmee de potentie van warmtelevering als alternatief voor aardgas. De consument wordt echter met deze wet niet beter beschermd, integendeel.

Als aardgas wordt uitgefaseerd door het uit de markt te prijzen — daar zijn we eigenlijk al mee begonnen, in elk geval door erover te praten — is het achterhaald om de gasprijs nog te gebruiken als referentie voor een maximumprijs voor warmte. Toch hanteert de minister in dit voorstel de gasprijs als referentie voor de prijs van warmte, het "niet-meer-dan-andersbeginsel".

Vorige week werd duidelijk uit de klimaattafelonderhandelingen dat de gasprijs de komende jaren met mogelijk €0,20 per kubieke meter omhooggaat en de stroomheffing met 7,3% omlaag. De vraag is welke bescherming dit wetsvoorstel de burger biedt op het moment dat de gasprijs zo omhoogschiet als nu wordt voorgesteld in voorbereiding op het klimaatakkoord. Welke garantie biedt het voorstel dat de energie van een warmteaansluiting daarmee niet ook veel duurder wordt? Wordt het een warme sanering van de gaskachel, of een kille sanering waarvoor de burger nog dieper in de buidel moet tasten? Graag een reactie van de minister daarop.

Het kabinet wil dat iedereen van het gas afgaat en dat er meer mensen overstappen op een warmtenet. Dit wetsvoorstel is bedoeld om het vertrouwen te vergroten in warmtenetten. In dat geval zou toch klip-en-klaar duidelijk moeten zijn dat de maximumprijs voor warmte niet zal meestijgen met de gasprijs? Wat is zonder dat dan nog de garantie die de burger krijgt om betaalbaar van het gas af te gaan? Graag een reactie van de minister.

Nu de belasting op gas omhoog lijkt te gaan, is de referentie met een fossiele wereld acuut overbodig geworden. Een anachronisme dat niet als ijkpunt in wetgeving thuishoort. Het kabinet geeft aan over alternatieven voor de gasreferentie na te denken en de werkelijke kosten van warmte in de toekomst door te berekenen aan de consument. Maar duurzame warmtenetten zijn niet goedkoop. De werkelijke kosten voor duurzame warmte zouden dan ook weleens hoger kunnen zijn dan de huidige gasprijs. Welke alternatieven heeft de minister voor ogen? Worden die beter voor de consument, of beter voor de producent en de monopolist-netwerkbeheerder? Graag een reactie.

Nog een punt in het wetsvoorstel waar het misgaat met de consumentenbescherming is het nieuwe artikel 3c. Daarin wordt bepaald dat verbruikers een warmteleveringsovereenkomst kunnen beëindigen, maar in twee gevallen geldt een uitzondering, namelijk de situatie waarin beëindiging van de leveringsovereenkomst technisch niet mogelijk is of wanneer het beëindigen van de warmteleveringsovereenkomst leidt tot een blijvend nadeel voor een andere verbruiker. Hiermee wordt dus een lex specialis ingevoegd, een wet die voorrang krijgt boven de algemene wetgeving. Een uitzondering die boven de consumentenbescherming gaat, die daarmee actief wordt uitgeschakeld. Hoe valt dit te rijmen met het doel van dit wetsvoorstel, het beter beschermen van consumenten, zo vraag ik de minister.

Een laatste punt over de achteruitgang in consumentenbescherming. In de huidige Warmtewet is geregeld dat consumenten een financiële compensatie krijgen bij een storing in de levering van warmte die langer duurt dan 4 uur. Het wetsvoorstel regelt dat een warmteleverancier niet verplicht is tot het uitkeren van compensatie als de storing minder dan 24 uur duurt en in een periode van 12 maanden voorafgaand aan de storing zich geen storingen hebben voorgedaan. Het kabinet heeft geen gehoor gegeven aan het advies van de Raad van State om deze maatregel te schrappen uit het voorstel, omdat netbeheerders van warmte in het geval van een storing anders niet verzekerd zouden zijn van inkomsten. Maar het uitgangspunt in het geval van storing zou niet de financiële prikkel moeten zijn, maar de tegemoetkoming van de consument voor het ongemak dat een storing met zich meebrengt. Hoe voorkomt de regering dat de consument hier letterlijk in de kou komt te staan? Graag een reactie en graag ook een duidelijke reactie op de vraag waarom van het advies van de Raad van State is afgeweken.

Het tweede oogmerk van dit wetsvoorstel is om de regelgeving voor collectieve warmtelevering beter te laten aansluiten op toekomstige ontwikkelingen in het kader van de energietransitie. Dit doet het kabinet door een rapportage over duurzaamheid te verplichten en de ingroei van CO2-arme bronnen mogelijk te maken. De ingroei van CO2-arme bronnen regelt het wetsvoorstel via de zogeheten onderhandelde toegang. Om de positie van nieuwe producenten te verbeteren, ziet dit wetsvoorstel erop toe dat de beheerder van het warmtenet op verzoek van een producent de belangrijkste netwerkeigenschappen overlegt. Dit klinkt mooi, maar regelt in feite niet wat er nodig is voor de warmtetransitie. Het voorstel regelt namelijk niet de broodnodige voorrang voor duurzame lokale bronnen op de netten.

De minister zegt in de beantwoording van de schriftelijke vragen in te zetten op een meer open karakter van de grote netten, zodat leveranciers van nieuwe duurzame bronnen op basis van duidelijke voorwaarden en condities kunnen onderhandelen over de toegang tot het net. De minister erkent daarbij dat er een publieke afweging nodig is tussen betaalbaarheid, leveringszekerheid en duurzaamheid. De minister wil een regierol bij de gemeente leggen, maar schakelt deze regierol tegelijk volledig uit door in dit wetsvoorstel slechts onderhandelingen tussen een commerciële monopolist en potentiele producenten te introduceren. Hoe garandeert hij dat er geen scheefgroei zal ontstaan in die situatie, waarin de overheid het nakijken heeft? Wat houdt de regierol van gemeenten volgens de minister nog in in die situatie?

Wordt in de nieuwe Warmtewet wel voorrang gegeven aan lokale duurzame bronnen? Hoe wordt voorkomen dat in de tussentijd nieuwe fossiele contracten afgesloten kunnen worden, of bestaande contracten verlengd, met betrekking tot de voeding van warmtenetten? Contracten die het straks weer moeilijker maken voor duurzame bronnen om toe te treden? Fossiele restwarmte van de industrie moet naar de mening van mijn fractie geen toegang krijgen tot het net op de momenten dat er een duurzamere bron beschikbaar is. Op het moment dat een geothermiebron en een restwarmtebron beide kunnen leveren, moet de geothermiebron altijd voorrang krijgen, zolang we de overtuiging hebben dat geothermie een duurzame bron is. Het wetsvoorstel voorziet daar nu op geen enkele wijze in. Kan de minister toezeggen dat dit in de nieuwe Warmtewet wél geregeld zal worden? Deze toezegging is nu al van groot belang voor de ontwikkeling van duurzame bronnen en de positie van duurzame bronnen in de door het kabinet voorgestelde onderhandelde toegang. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik concludeer. Dit wetsvoorstel leidt in veel opzichten tot een achteruitgang in de bescherming van consumenten. Daarnaast biedt het voorstel onvoldoende garantie voor consumenten om te kunnen overstappen naar een duurzame energiebron zonder op hogere kosten gejaagd te worden. Ook biedt het voorstel geen prikkel aan leveranciers van fossiele warmte om over te stappen op duurzame bronnen. Criteria voor duurzame bronnen blijven uit, laat staan dat voorrang wordt gegeven aan duurzame bronnen. De manier waarop het kabinet nu warmtenetten inricht, leidt niet tot een duurzame warmte-infrastructuur maar tot een fossiele lock-in. Dat is een groot probleem. Ik wil graag dat de minister duidelijk maakt hoe zo'n lock-in zou kunnen worden voorkomen. Tenslotte wordt van het Nederlandse publiek gevraagd om van het gas af te gaan en huizen gasloos te maken. Dat is een mooi streven, maar van het kabinet zou ik graag horen wat het doet om regeringsgebouwen ten minste ook aan die voorwaarden te laten voldoen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan mevrouw Vos.