Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 21.05 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter, dank u wel. Het doet mij veel genoegen dat ik deze inbreng ook namens de Partij voor de Dieren mag leveren.
De tijd dat de gemeente Sloten, met 600 inwoners, zich verzette tegen samenvoeging met de gemeente Gaasterland met 7.500 inwoners, ligt intussen 35 jaar achter ons en er is in die tijd een hoop veranderd. De tegenstand tegen herindeling en het gevoel dat de gemeente verderaf komt te staan door herindeling, zijn minder geworden, alhoewel niet verdwenen. Mijn achterban is eigenlijk van mening dat in de afgelopen decennia bij de decentralisatie van taken in heel veel gevallen de provincie er beter taken bij had moeten krijgen in plaats van de gemeente, want dat had sterke provincies opgeleverd en dan hadden gemeenten echt de "dichtbije" overheid kunnen blijven. Maar dat stadium is gepasseerd en dat draaien we ook niet meer terug.
De consequentie van de huidige situatie is dat in heel veel gevallen inderdaad opschaling nodig is en ook als nodig ervaren wordt. Maar niet altijd; dat blijkt ook bij de behandeling van deze twaalf samenvoegingsontwerpen. Vaak zijn ze naar ieders tevredenheid, maar soms ligt het toch echt anders. Dan is het zaak te blijven letten op het uitgangspunt, want het uitgangspunt in het beleidskader is herindeling van onderop, met bestuurlijk, maatschappelijk en regionaal draagvlak; uitdrukkelijk dus ook met regionaal draagvlak. Niet alleen de gemeente beslist. De opvattingen van de provincie en de buurgemeenten tellen ook mee, maar het uitgangspunt blijft: van onderop. Het regeerakkoord heeft dezelfde benadering.
Op deze basis gaat het meestal goed. Van het hele pakket herindelingsvoorstellen leveren verreweg de meeste geen problemen op. Ze hebben voldoende draagvlak in de betreffende gemeenten en steun bij de provincie. Maar in enkele gevallen blijkt dat een deel van de gemeente zich niet bediend voelt met het standpunt van de gemeenteraad. In een enkel geval voelen één of meerdere van de betreffende gemeenten zich slecht bediend en in een enkel geval voelt een gemeente zich niet alleen slecht bediend maar ronduit misleid. Dat zijn allemaal gevallen die in deze behandeling aan de orde moeten komen, waarbij het laatstgenoemde geval waarschijnlijk de meest ingrijpende maatschappelijke gevolgen heeft en ook de meeste kwaadheid losmaakt.
We beginnen met de makkelijkste situaties. De samenvoeging van Haarlemmerliede en Spaarnwoude met Haarlemmermeer levert geen problemen op. Alleen leeft in Spaarndam-Oost bij veel inwoners het gevoel liever bij Haarlem gevoegd te worden, zodat de beide helften van Spaarndam samen onder één bestuur komen. Dat lijkt niet onredelijk en in de Tweede Kamer is een motie aangenomen om de minister daarnaar te laten kijken. Ik neem aan dat ze dat ook zal doen.
De samenvoeging van Giessenlanden met Molenwaard tot Molenlanden levert ook niet echt een probleem op, alhoewel de ene samenvoeging hier wel op de andere volgt. Alleen in een apart oostelijk hoekje van de nieuwe gemeente ligt Arkel. Veel inwoners daarvan willen liever bij Gorinchem, omdat Arkel daar nou eenmaal helemaal tegenaan ligt. Nu is in de Tweede Kamer ook al een motie aangenomen om te gaan kijken naar de toekomst van Gorinchem, dat verhoudingsgewijs wel erg klein blijft. Als de minister ook dat gaat doen, zal ze ongetwijfeld ook naar de positie van Arkel kijken. Misschien wil de minister daar nog wel iets over zeggen.
Dan wat moeilijker. De beoogde gemeente Hoekse Waard moet bestaan uit vijf huidige gemeenten, waarvan drie vinden dat beter de uitstekende samenwerking nog wat verder uitgebouwd kan worden. Zowel bestuurlijk als maatschappelijk lijkt hier toch wel het een en ander aan draagvlak te ontbreken. Om dan door te zetten terwijl de samenwerking uitstekend functioneert en de Hoekse Waard ook voldoende saamhorigheid op kan brengen lijkt niet zinvol of, anders gezegd, niet meer in overeenstemming met het uitgangspunt van het beleidskader. Daar hoor ik de minister nog wel graag over. Hier zien onze beide fracties wel echt bezwaren.
Alle andere samenvoegingen op een na leveren geen problemen op, lijken voldoende draagvlak te hebben en resulteren ook hier en daar in mooie historisch samenhangende gebieden met dus ook historisch verantwoorde namen: Altena, Vijfheerenlanden en Westerkwartier. Het Hogeland en West Betuwe komen daar nog dicht bij. En tot mijn spijt moet ik constateren dat Noardeast-Fryslân topografisch wel correct is, maar weinig historische aanknopingspunten geeft. Ik moet bekennen dat ik daar zelf ook niks beters voor heb weten te bedenken.
Resteert het moeilijkste geval: Groningen, Haren en Ten Boer. Onze fracties zien daar grote bezwaren, wat draagvlak betreft maar in ieder geval ook vanwege de gang van zaken, die tot heel veel frustratie aanleiding geeft. Dat het draagvlak in de gemeente Haren voor samenvoeging met Groningen vrijwel volledig ontbreekt, blijkt eruit dat bij een peiling 75% van de inwoners tegen is en dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014, waarin de herindelingsvraag een duidelijke rol speelde, een meerderheid in de raad gekozen werd die absoluut tegen de samenvoeging was. Verder blijkt het eruit dat een burgerorganisatie zich voortdurend en tot het laatste toe verzet heeft tegen de samenvoeging. Ook blijkt het uit het grote aantal negatieve zienswijzen uit de gemeente op het herindelingsontwerp. Bij vrij massief verzet tegen een maatregel zou een verantwoordelijke overheid zich nog eens goed moeten beraden of de ingeslagen weg wel verantwoord is. Vindt de minister dat eigenlijk ook niet?
Dan de gang van zaken. Natuurlijk heeft de provincie Groningen in haar beleid ten aanzien van herindelingen een zekere ruimte gelaten om een door haar noodzakelijk geachte herindeling eventueel door te zetten door als uitgangspunt te nemen dat het niet absoluut, maar "in beginsel" en "in principe" aan de gemeenten wordt gelaten om zelf keuzes te maken. Maar in lijn met het collegeakkoord zegt het provinciebestuur vervolgens in september 2015 wel heel absoluut: "Dit betekent dat ons college niet eigenstandig gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om herindelingsvoorstellen te doen, als daarvoor geen draagvlak bij de betrokken gemeenten bestaat". Dat moet toch wel opgevat worden als een uitspraak waar het zittende college zich in zijn termijn aan bindt, zeker als datzelfde ook nog eens in een brief aan de gemeente Haren wordt bevestigd. Wanneer de provincie dan vervolgens toch een ARHI-procedure start en een open overleg begint om Haren toch deel te laten nemen aan de gedachtevorming over de gemeentelijke toekomst, dwingt dat de gemeente wel om na te denken. Maar de provincie zegt er dan weer direct bij dat de gemeente na het overleg zelf dient te bepalen wat voor haar burgers het beste is: zelfstandig blijven en knelpunten zelf oplossen, of herindelen. Ook hier wordt dus weer uitdrukkelijk de keuze aan de gemeente gelaten, in overeenstemming met het geformuleerde beleid van het college.
Wie schetst de verbazing, nee de verontwaardiging, als de gemeente Haren kiest voor zelfstandigheid en een duidelijk plan aanneemt om de knelpunten op te lossen, en de provincie dan plotseling toch een samenvoeging met Groningen en Ten Boer blijkt te willen doorzetten. Dan slaan in Haren de stoppen door, verzoekt de gemeente de minister om schorsing en vernietiging van ARHI-besluiten en weigert de gemeente verdere deelname aan het proces als blijkt dat volgens het COELO het ombuigingspakket een goed antwoord is op de financiële problemen.
Waarom koos de provincie deze weg? Was het ombuigingspakket van de gemeente dan onvoldoende om de knelpunten op te lossen? De provincie heeft nooit andere knelpunten aangegeven dan financiële: tekorten, schulden en te lage solvabiliteit. Het maatregelenpakket werd door het COELO beoordeeld als voldoende en tot nu toe leveren de maatregelen ook inderdaad op wat ze bedoeld waren op te leveren. Er is nog wel schuld, maar de algemene reserve groeit als kool. Dus waarom? In ieder geval is duidelijk dat het gemeentebestuur en een groot deel van de inwoners zich eenvoudig bedrogen voelen door de verbroken beloften van de provincie. Daarom wordt vanuit de gemeente telkens gesproken over "de onbetrouwbaarheid van de provincie" en over "onbehoorlijk bestuur".
De opdracht van de provincie bij de start van het open overleg om als gemeente zelf te bepalen "wat voor haar burgers het beste is", is een interessante. De gemeente Haren is in Elsevier uitgeroepen tot derde beste woongemeente van Nederland en heeft de afgelopen twaalf jaar altijd in de top vijf gestaan. Er moet dus worden aangenomen dat het voorzieningenpeil ruimschoots in orde is. Eigenlijk betekent dat ook dat het met de bestuurskracht tot nu toe ook wel goed zat. Gemeentelijke belastingen zeggen natuurlijk niet alles. In aanmerking nemend dat de ozb voor woningen in Haren en Groningen ongeveer gelijk is, maar dat er voor bedrijven en instellingen in Groningen ruim 90% meer betaald wordt dan in Haren, en er in Haren dan ook nog eens geen precariorechten worden geheven, zoals in Groningen wel, is de conclusie van Haren dat het voor haar inwoners en ondernemers beter is om maar zelfstandig te blijven, niet onbegrijpelijk; om het voorzichtig uit te drukken! Dan is de uitspraak van de minister in haar antwoord op vragen in de Tweede Kamer dat "naar verwachting de belastingdruk voor bedrijven in geringe mate zou toenemen als de tarieven van de huidige gemeente Groningen in de nieuwe gemeente van toepassing zouden blijven" wel vreemd, zelfs volledig onbegrijpelijk! Daar moet de minister het zelf toch ook eigenlijk wel mee eens zijn?
Voorzitter. Het is duidelijk dat de inwoners van Haren er niet op vooruitgaan door een samenvoeging met Groningen. Het is natuurlijk best verdedigbaar om een gemeente erop achteruit te laten gaan als dat vanwege grotere belangen in het regionale kader echt wenselijk is. Maar in dit geval is dat door de provincie en ook door de minister, niet als argument gebruikt. Het argument is telkens, bij de provincie en ook in de antwoorden van de minister op onze vragen, dat de situatie van de gemeente Haren zo onzeker is dat het lang niet zeker is dat de financiële maatregelen voldoende op zullen leveren en dat er verder ook een tekort aan bestuurskracht is. Maar dat zijn allemaal niet meer dan losse veronderstellingen die niet door feiten bevestigd worden. En het tegenovergestelde is duidelijk aantoonbaar: Haren en de Harenaren gaan er zwaar op achteruit, financieel en mogelijk ook in voorzieningenniveau. De argumentatie klopt dus niet. Als er andere redenen zijn — de positie van Groningen bijvoorbeeld — dan had dat als argument aangevoerd kunnen worden. Zoals het nu staat, voelen Harenaren zich bedrogen door niet nagekomen beloften en geslachtofferd door de te verwachten gevolgen van wat hun wordt opgedrongen.
Het zou goed zijn als de minister zou kunnen aangeven dat de reden voor de voorgestelde herindelingsoperatie niet zozeer bij de situatie van Haren gezocht moet worden, maar meer in de situatie rond Haren en dat het gevoel van verbroken beloftes en onterechte argumenten dus niet onbegrijpelijk is. Ten slotte zou het ook goed zijn als zij zou zeggen dat de poging van de provincie om deze herindeling te laten doorgaan voor een lichte samenvoeging, terwijl de provincie heel goed wist dat de gemeente Haren hier mordicus tegen was en de voorstellen dus absoluut niet voldeden aan de criteria voor een lichte samenvoeging, zeker onzorgvuldig was. Het was een poging om er makkelijker mee weg te komen, geen reële voorstelling van zaken. Door Haren werd dit begrijpelijkerwijze opgevat als weer een oneerlijke behandeling. Heeft de minister in haar beantwoording niet geprobeerd om de provincie in alles te dekken, ook waar dat evident niet terecht was?
Voorzitter. Bij alle samenvoegingen die weinig of geen problemen opleveren bij de vaststelling van de plannen, moet nog maar afgewacht worden of de uitvoering van de samenvoeging even probleemloos verloopt. En zeker moet afgewacht worden of de verwachte financiële en andere voordelen wel gerealiseerd zullen worden. Dat lukt lang niet altijd. Maar waar een voorgenomen samenvoeging zo veel frustratie oproept als nu bij bestuur en inwoners van Haren — zie ook de brief die bij de voorzitter binnengekomen is van de voorzitter van het burgercomité in Haren, druipend van frustratie — is het, bij zo veel frustratie dus, wel van tevoren duidelijk dat er geen goede basis aanwezig is. Is de minister het niet met ons eens dat het dan beter is om maar terug te vallen op wat ook eigenlijk het uitgangspunt van het beleid is: herindeling moet in principe van onderop komen en niet van bovenaf?
Voorzitter. Ik wacht graag op de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan de heer Nagel.