Plenair Köhler bij gezamenlijke behandeling van 12 wetsvoorstellen met betrekking tot samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 22.55 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag 12 wetsvoorstellen die beogen 38 gemeenten samen te voegen tot 12 nieuwe gemeenten. De motivering is voornamelijk dat de huidige gemeenten, door hun te geringe omvang, de bestuurskracht missen om de taken die ze tegenwoordig hebben, mede door de decentralisaties, goed te kunnen vervullen. Om deze samenvoegingsvoorstellen te beoordelen, kijkt mijn fractie naar de ervaringen met gemeentelijke herindelingen uit het recente verleden. Die leiden vrijwel altijd tot grotere gemeenten, met bestuurders die op een grotere afstand zitten. Bovendien blijkt uit de praktijk dat herindelingen meestal geen besparingen opleveren en dus ook geen verbetering van het voorzieningenniveau voor de burgers.

Daarom vindt de SP-fractie dat terughoudend moet worden omgegaan met het samenvoegen van gemeenten. En als toch wordt overwogen om gemeenten samen te voegen, moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de mening van de burgers van de betrokken gemeenten, bijvoorbeeld door een referendum te houden. Want de gemeente is volgens ons niet in de eerste plaats van het gemeentebestuur, maar in de eerste plaats van haar burgers. Zij horen over het opheffen en samenvoegen van hun gemeente de belangrijkste stem te hebben.

Hierin verschilt onze benadering van die van de minister. Die kijkt vooral naar het standpunt van de gemeentebesturen en als die het niet eens zijn, naar het standpunt van het provinciebestuur. Treffend voorbeeld is de manier waarop de minister aankijkt tegen de samenvoeging van de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard. Zij stelt dat weliswaar van de vijf gemeentebesturen er drie tegen zijn, maar dat als je de meerderheden en minderheden in de vijf gemeenteraden optelt, de voor- en tegenstanders van de samenvoeging elkaar ongeveer in evenwicht houden, dat maatschappelijke instellingen liever met één gemeente te maken hebben en dat verbeterde gemeentelijke samenwerking ook niet lukt en daarom de provincie de knoop terecht doorhakt en adviseert de gemeenten maar samen te voegen.

Wij constateren dat niet alleen drie van de vijf gemeentebesturen, maar ook meer dan twee derde van de inwoners van die gemeenten bij een raadplegende stemming zich tegen de samenvoeging hebben uitgesproken. De minister kent in haar afweging hier helaas geen waarde aan toe.

Wij vinden dat uit de diverse onderzoeken niet blijkt dat bestaande samenwerkingsverbanden onvoldoende goede diensten leveren voor de inwoners van de Hoeksche Waard. Wel zijn er blijvende verschillen van opvatting over de manier waarop de gemeenschappelijke regelingen het best bestuurd kunnen worden. Maar dat is toch volstrekt onvoldoende reden om de betrokken gemeenten dan maar van bovenaf een fusie op te leggen?

Ik vraag de minister om nogmaals in te gaan op de noodzaak van deze samenvoeging, tegen de achtergrond van het feit dat de meerderheid van de betrokken gemeentebesturen en van de inwoners tegen deze fusie is.

Voorzitter. Ook bij de fusie van Giessenlanden en Molenwaard wordt voorbijgegaan aan de mening van de inwoners, met name die van Arkel en Schelluinen. Deze dorpen liggen tegen Gorinchem aan en de bewoners zijn daar in het dagelijks leven dan ook op georiënteerd. In Arkel is een enquête gehouden met als uitslag dat 1.088 inwoners een voorkeur hebben voor aansluiting bij Gorinchem en 521 inwoners voor aansluiting bij Molenwaard. De minister concludeert dan dat de inwoners van Arkel verdeeld zijn en dat dat onvoldoende afbreuk doet aan de voorkeur van de gemeentebesturen van Giessenlanden en Molenwaard om ongedeeld samen te gaan, terwijl er voor dat samengaan inclusief Arkel verder geen enkel serieus argument geleverd wordt. Tja, zo kan je ook met de mening van de bevolking omgaan, maar dat is volgens de SP-fractie niet de goede manier. Graag een reactie van de minister.

Als laatste kom ook ik bij de verplichte samenvoeging van de gemeente Haren met de gemeenten Groningen en Ten Boer. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat voor het provinciebestuur, ondanks tussentijdse beweringen dat de discussie open lag, het opheffen van Haren als zelfstandige gemeente vaststond. En het schriftelijk overleg met de minister heeft deze indruk niet weggenomen. Uit de berichten vanuit Haren en van de provincie trekt mijn fractie de volgende conclusies.

Ten eerste, het staat vast dat de overgrote meerderheid van de inwoners van Haren en van het gemeentebestuur tegen de samenvoeging is. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen haalden de partijen die Haren beslist niet bij Groningen wilden voegen, meer dan 60% van de stemmen. Partijen die dat wel willen, haalden nog geen kwart van de stemmen. Bij een gelijktijdig gehouden burgerraadpleging stemde driekwart van de kiezers tegen een fusie met de gemeente Groningen. Ook vanuit maatschappelijke instellingen en ondernemers blijkt geen voorkeur voor het samenvoegen van de gemeenten. Er is in Haren dus volstrekt onvoldoende draagvlak voor het samenvoegingsvoorstel. Graag een reactie van de minister.

Ten tweede, het voornaamste argument van het provinciebestuur voor het opheffen van de gemeente Haren was de zwakke financiële positie van de gemeente. Maar de provincie bood de gemeente het alternatief daar op eigen kracht uit te komen. En dat heeft de gemeente gedaan. De meerjarenbegroting 2017-2020 bevat een ombuigingspakket van in totaal 8 miljoen euro, waardoor de solvabiliteitsratio stijgt van 13% in 2016 naar 26% in 2020. De jaarrekeningen van de afgelopen jaren en de perspectiefnota 2018 tonen aan dat Haren deze ombuigingen ruimschoots realiseert. Professor Allers — ik meen te begrepen hebben dat het een collega van de heer Engels is, dus niet de minste —van het COELO, het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden, concludeert na onderzoek dat de gemeente Haren met dit verbeterplan zijn financiële problemen zelf kan oplossen en dat de financiële positie geen goede reden voor gemeentelijke herindeling is. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Opvallend is dat alle financiële kerncijfers van de gemeente Haren op dit moment beter zijn die van de gemeente Groningen: het solvabiliteitspercentage, het percentage reserves en de structurele ruimte in de begroting. En de omvang van de grondexploitaties en de daarmee gepaard gaande risico’s is percentueel in Haren veel lager dan in Groningen. Je zou haast denken dat het samenvoegingsvoorstel bedoeld is om de financiële positie van de gemeente Groningen te versterken. Maar in dat geval zouden de provincie en de minister dat eerlijk moeten uitspreken. Graag een reactie van de minister.

Nu het financiële argument geen hout meer snijdt, noemt de minister nog twee andere argumenten voor het opheffen van de gemeente Haren. Ten eerste het gebrek aan bestuurskracht, in het bijzonder, zo blijkt uit haar nadere antwoorden, het gebrek aan ambtelijke kracht om alle uitgebreide taken van de gemeente goed te kunnen vervullen. Maar dat is in de gemeente Haren niet gebleken. Bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt door Haren zelfstandig en voor zover bekend tot tevredenheid uitgevoerd. Nu kan je vinden dat een gemeente met 20.000 inwoners per definitie te klein is om het hedendaagse takenpakket van een gemeente goed uit te kunnen voeren. Dat beluisterde ik bijvoorbeeld in de benadering van de heer Engels, volgens wiens criteria de gemeente Amsterdam nog niet groot genoeg is om als zelfstandige gemeente voort te kunnen gaan. Maar ik neem niet aan dat de minister dat standpunt inneemt, zo vraag ik haar voor alle zekerheid.

Ten tweede noemt de minister het argument dat het voor de regionale samenwerking passend is dat de gemeente Haren samengaat met de gemeenten Groningen en Ten Boer. Maar waarom is dit nodig? De gemeentebesturen van Groningen en Ten Boer hebben aangegeven dat het meedoen van Haren aan de samenvoeging niet nodig is. De gemeente Haren werkt nu al naar behoren mee in diverse regionale samenwerkingsverbanden. En door het samengaan van Haren met Groningen en Ten Boer wordt er geen enkele gemeenschappelijke regeling minder nodig, omdat bij alle samenwerkingsverbanden ook andere partners betrokken zijn.

Gezien de woorden van de heer Engels, waar ik echt even om moest lachen, wil ik nog ingaan op het argument dat de minister ook noemt, namelijk dat door de gemeentelijke samenvoeging het aantal partners in een breder samenwerkingsverband afneemt. Ja, dat is natuurlijk per definitie zo. Als er tien samenwerkingspartners zijn en je er vier samenvoegt, blijven er maar zeven over. Maar de betekenis van deze mededeling ontgaat mij volstrekt. Het is toch niet zo dat daardoor die samenwerkingsverbanden beter gaan functioneren? Integendeel zou ik zeggen. Als één grote partner, zoals in dit geval de gemeente Groningen, de andere overblijvende samenwerkingspartners geheel overvleugelt, zou dat samenwerkingsverband weleens slechter kunnen gaan functioneren.

De voorzitter:

Meneer Engels. En ik had gezegd: iedereen krijgt één interruptie.

De heer Engels i (D66):

Daar zal ik me aan houden, voorzitter. Als het gaat om die samenwerkingsverbanden en de toekomst daarvan na een samenvoeging door de hele provincie Groningen heen, is het aspect van het aantal deelnemers aan een samenwerkingsverband één aspect. Het is ontegenzeggelijk zo dat hoe minder deelnemers er zijn in een gemeenschappelijke regeling, des te groter de kansen zijn dat men slagvaardiger tot besluitvorming komt.

Het tweede punt is dat er een andere kwestie speelt. Het gaat niet alleen om de kwantitatieve vraag hoeveel deelnemers er zijn. Het gaat erom dat de samengevoegde gemeenten, als die per 1 januari van start gaan en dan hun bestuurskracht kunnen vergroten, zullen moeten nagaan welke van de bestaande samenwerkingsverbanden zij wel willen continueren en welke niet. Daarvan heb ik aangegeven — en dat punt heeft u helemaal niet genoemd, maar dat was nog veel wezenlijker — dat het dus echt van belang is dat die gemeenten nagaan dat met betrekking tot de echte beleidstaken, die belangrijk zijn voor burgers en waarvoor kwaliteit wordt gevraagd, wordt geprobeerd om op de inhoud zo veel mogelijk zelfstandig te doen. Daar waar voor meer beheersmatige taken efficiencyvoordelen behaald kunnen worden uit samenwerking, en het probleem dat gemeenteraden op veel te grote afstand staan ook veel minder is, zijn dat toch twee belangrijke voordelen. Maar dat even ter toelichting van wat mijn fractie vindt.

De voorzitter:

Dat is geen vraag, maar een toelichting. Die behoeft dus ook geen antwoord, meneer Köhler.

De heer Köhler (SP):

Ik ben ook wel blij met de toelichting, want daar kan ik dan ook op reageren. Allereerst maar even dat laatste punt, dat er door samen te gaan efficiencyvoordelen geboekt gaan worden. Dat is niet in overeenstemming met de bestaande ervaringen. Over het algemeen is het zo — dat blijkt ook uit diverse onderzoeken — dat samenwerking van gemeenten niet leidt tot efficiencyvoordelen. Soms tot het tegendeel, maar over het algemeen leidt het niet tot efficiëntievoordelen.

De voorzitter:

Meneer Engels, ik had gezegd ... U mag één zin zeggen.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Ik zei dat het, als gemeenten willen gaan samenwerken om efficiëntievoordeel te halen, een heel andere opmerking is dan wanneer de heer Köhler nu een betoog houdt over wat ik zou vinden van de efficiency van de samenvoeging. Dat is echt een ander punt. U moet wel reageren op wat ik zeg.

De heer Köhler (SP):

Ik meende dat u zei dat dat ook een reden was voor die samenvoegingen, een positieve reden, en dat weerspreek ik dus. Maar als u daar iets anders mee bedoeld hebt, dan kunt u ons dat misschien in tweede termijn uitleggen.

De voorzitter:

Laten wij deze discussie op dit late uur maar afronden en wachten op morgen voor de tweede termijn en ook het antwoord van de minister. Volgens mij is daar iedereen het meeste bij gebaat en de discussie zelf ook.

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Op het punt van de samenwerkingsverbanden wou ik, zeker gezien de ruime spreektijd die ik nog heb, toch nog even nader ingaan, met name op het punt dat niet alleen bij Haren, maar ook elders in Groningen gemeenten door de samenvoegingen zelfstandiger zouden gaan uitvoeren en dat ze zich daardoor minder hoeven over te geven aan samenwerkingsverbanden. Ik zie dat niet zo. Ik heb al die samenwerkingsverbanden in Groningen op een rijtje gezet en bij geen van de gemeentelijke samenvoegingen in de provincie Groningen zal het aantal samenwerkingsverbanden naar mijn mening afnemen. Dat hoeft ook niet de enige reden te zijn om die gemeenten te willen samenvoegen. Ze kunnen tal van redenen hebben, maar het argument dat ze daardoor meer eigen taken geheel zelfstandig kunnen gaan vervullen, is niet valide, want dat is niet het geval. Voor een aantal van de belangrijke taken die gemeenten nu samen vervullen, zou dan nog veel meer schaalvergroting nodig zijn om dat te kunnen doen. Dus wij vinden dat geen argument, althans geen valide argument om voor die samenvoeging te zijn. En in ieder geval staat bij het samenvoegen of het opheffen van de gemeente Haren vast dat het niet leidt tot minder samenwerkingsverbanden.

Voorzitter. We zijn benieuwd naar de reactie van de minister op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Köhler. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering voor een rustpauze tot morgenochtend 09.00 uur.