Verslag van de vergadering van 3 juli 2018 (2017/2018 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.07 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar beantwoording, die, en dat kon eigenlijk niet anders, voortdurend wat cirkelde rond het fundamentele gebrek van het raadgevend referendum. Het verschil tussen de minister en mij was natuurlijk dat we verschillende consequenties uit die constatering trekken. De minister zegt dat ze voor de rigoureuze optie kiest: we schaffen het af. Ik zou zeggen: dat is wel heel rigoureus; een referendum heeft toch ook voordelen? Laten we daar dus wat voorzichtiger mee omgaan en niet al die weerstand oproepen die dit nu wel oproept. Pas het aan! Als we wat minder zaken referendabel maken en een andere normering daarop loslaten, dan zal het effect daarvan naar mijn stellige overtuiging zijn dat er minder echt principiële problemen voor een regering ontstaan door referendumuitkomsten. Dat is winst. Als er bij die hogere normstelling blijkt dat er echt massieve weerstand is in de bevolking tegen wetgeving, doet de overheid er waarschijnlijk verstandig aan om zich daar toch iets van aan te trekken. Dat is het eerst punt. Dat zou voor mij de consequentie zijn: aanpassing in plaats van afschaffing.
Een tweede punt is de referendabiliteit van deze wet. De minister zegt dat ze hier geen referendum over wil hebben, omdat ze het echt wil afschaffen. Ook zegt ze: als ik dat van tevoren weet, dan weet ik ook dat ik bij een eventueel nee bij het referendum, daar toch tegenin moet gaan en anders moet beslissen. Dat is op zichzelf een consistente redering. Als je van tevoren weet dat je dat wilt doen, kun je het referendum beter niet houden. Die redenering kan ik volgen. Voortbordurend op mijn andere manier van consequentie trekken uit het systeem als zodanig, zou ik ook hier voor een andere oplossing kiezen. Ik zou zeggen dat de regering een wet indient tot afschaffing van het raadgevend referendum. Daarmee ligt vast wat de regering wil. Vervolgens laten we de reguliere gang van zaken daarop los. Dan hebben we een grote kans dat er een referendum komt. Het is dan zaak dat we ons afvragen wat in dat geval wijsheid is. Als we die weg kiezen, zijn we ook voorbij 1 augustus. Dan is het volgende probleem tegelijk opgelost. Dat is misschien ook wel verstandig, want ik denk dat de heer Van Hattem inderdaad wel wat gelijk heeft. Dit is natuurlijk wetgeving die betrekking heeft op een procedure om tot wetgeving te komen. Daar zou je inderdaad problemen mee kunnen krijgen als je dat afschaft en daar later op terug moet komen. Dan is er intussen meer veranderd dan alleen dat. Dat kan een probleem wezen.
Tot zover. Daarmee liggen de standpunten vast. Eigenlijk ligt daarmee ook wel mijn stemgedrag bij de moties vast.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve.
Ik geef het woord aan mevrouw Bikker.