Plenair Ester bij behandeling Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld



Verslag van de vergadering van 9 oktober 2018 (2018/2019 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Ik sluit mij graag aan bij dat compliment, voorzitter. Ik heb dat de afgelopen jaren ook zeer gemist.

Voorzitter. Als we nu, in 2018, terugdenken aan de meer dan 50 miljard m3 gas die we nog maar vijf jaar gelden, in 2013, oppompten, dan doen we dat met het schaamrood op de kaken. Hoe kan het toch dat tot voor kort het winnen van zo veel mogelijk aardgas vooropstond en dat de weegschaal doorsloeg naar economisch gewin, en niet naar de veiligheid van de Groningers? De door gaswinning veroorzaakte aardbevingen hebben het fundament onder de veiligheidsbeleving van de Groningers weggeslagen. En als land, als Staat voelen we een ereschuld aan de Groningers die we nu snel moeten inlossen. Voor de fractie van de ChristenUnie staat dit buiten kijf. Voortdurende onzekerheid en beleidstraagheid zijn funest voor het welzijn van onze Groningse medeburgers. En het feit dat de versterkingsaanpak zo traag op gang is gekomen, maakt dit extra pijnlijk.

Maar nu worden dan toch stappen gezet, grote stappen zelfs. En het is ronduit winst dat het veiligheidsperspectief nu vooropstaat en dat met het oog op de veiligheid van de Groningers, de winning van het Groningse gas in iets meer dan tien jaar wordt afgebouwd naar nul. Dat is een beleidsmatige paradigmawisseling, een paradigmawisseling die mijn fractie van harte ondersteunt. Onze complimenten aan de minister voor zijn durf om het bestaande denken op dit punt te doorbreken. De vraag naar laagcalorisch gas is niet langer een gegeven, maar wordt via een reeks van maatregelen geminimaliseerd.

Maar deze paradigmawisseling vraagt veel. Het vergt strakke centrale sturing en scherpe centrale regie. Het vergt een minister die als een behendig koorddanser zijn kunsten vertoont boven het Groningenveld. Daarbij gelden een aantal randvoorwaarden voor het welslagen van zijn missie. De bouw van een stikstofinstallatie bij Zuidbroek, die in 2022 operationeel moet zijn, heeft de minister nog redelijk in de hand. Maar dat geldt veel minder voor de industriële grootverbruikers die zich moeten voegen in zijn oproep tot vrijwillige afbouw van het gebruik van Gronings gas. Of voor de afbouw van de vraag naar laagcalorisch gas in Duitsland, Frankrijk en België. Denk alleen maar aan de problemen met kerncentrales in het laatstgenoemde land. En gaat het lukken de warmtetransitie in de gebouwde omgeving zo'n boost te geven dat de vraag naar laagcalorisch gas naar 2030 toe substantieel zal afnemen? Mijn fractie vraagt de minister in zijn termijn in te gaan op de haalbaarheid, de zekerheid en de risico's van zijn op zich lofwaardig streven om de vraag naar laagcalorisch gas af te bouwen. Waar liggen eigenlijk de kwetsbaarheden? Welke dwingende maatregel of maatregelen, bijvoorbeeld waar het gaat om grootverbruikers, heeft hij achter de hand en hoe effectief zullen deze zijn? En hoe verhoudt zich dit alles tot het klimaatakkoord, dat in zijn uitwerking de nodige stroperigheden vertoont? Het jaar 2030 is de punt op de horizon. Maar is ook een hogere versnelling van de afbouw denkbaar?

In de aanloop naar dit plenaire debat zijn veel vragen gesteld, ook door mijn fractie, over het nieuwe, tweeledige veiligheidsbegrip zoals dat in artikel 52d is verwoord. Oftewel: de veiligheid voor de omwonenden en de leveringszekerheid voor afnemers. Dat laatste wordt wel geduid als "maatschappelijk belang". De Raad van State, we weten het allemaal, adviseerde onomwonden te kiezen voor het veiligheidsbelang van omwonenden. De minister, zo stelt hij in de nota naar aanleiding van het verslag in de Tweede Kamer, "geeft voorrang aan de veiligheid van de Groningers". En zo hoort dat ook. Toch blijft het onderscheid wat geconstrueerd, wat gekunsteld. Immers, de collectieve aantasting van de veiligheid van de Groningers door bodembeweging is voor de regio een evidente vorm van maatschappelijke ontwrichting. En daarmee is de oplossing ervan een even evident maatschappelijk belang. Wil de minister eens op deze stelling reageren?

Het wetsvoorstel impliceert dat de minister de centrale sturing op zich neemt, ik zei het al, en zich doelbewust regiemacht toe-eigent. Hij stelt vast hoeveel gas er gewonnen mag worden voor leveringszekerheid. Hij bepaalt de operationele winningsstrategie, na advies van de NAM en het Staatstoezicht op de Mijnen. Hij voert het toezicht, gehoord de ACM en het Staatstoezicht, en hij maakt de integrale belangenafweging. Kortom, de minister beslist hoeveel gas er mag worden opgepompt. Voor deze belangenafweging formuleert het wetsvoorstel nadere criteria, waaronder de veiligheidsnorm van 10-5, de borging van leveringszekerheid voor de eindafnemers, het tempo van de afbouw van de vraag, het tempo van het versterken van gebouwen en de maatschappelijke ontwrichting door bodembeweging.

De minister maakt die integrale afweging. Hij spreekt elders ook wel van een "bestuurlijke afweging". Maar de vraag is nu natuurlijk hoe de minister deze afweging maakt tussen deze afzonderlijke beslissingscriteria. Wegen ze allemaal even zwaar? Of kent de minister verschillende gewichten toe aan de belangen van omwonenden, van bedrijven, van consumenten, van organisaties, van exportlanden? En hoe gaat deze afweging dan in zijn werk? Mijn fractie heeft behoefte aan een beargumenteerd antwoord op deze cruciale vraag van de weging van beslissingscriteria. Het is immers de weging die het verschil zal maken in dit dossier.

Mijn fractie blijft het jammer vinden dat de minister niet een overkoepelend wetsvoorstel heeft ingediend waarin afbouw van de gaswinning, veiligheid, schadeherstel en schadeafwikkeling integraal zijn opgenomen. Vanuit het perspectief van de getroffenen in Groningen zijn dit immers geen afzonderlijke grootheden, maar intrinsieke met elkaar verbonden grootheden.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen i (PvdD):

De heer Ester sprak over een integraal afbouwplan. Op dat punt kan ik het zeer met hem eens zijn. Maar hij had het ook over een paradigmaverschuiving.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dat zijn allemaal woorden die aansluiten bij wat ook de fractie van de Partij voor de Dieren wil. Maar dan hoor ik hem vervolgens spreken over die stikstoffabriek. Is de heer Ester het met mij eens dat zo'n stikstoffabriek dan weer niet past in die paradigmaverschuiving? Want er wordt een kwart miljard in die fabriek gestoken. We gaan dus als het ware voor een alternatief voor de Groningse gaswinning over op gas van een stikstoffabriek. Daarin investeren we voor de komende jaren. We investeren daarmee dus gewoon weer in het volgende gas. Is de heer Ester het met mij eens dat we niet moeten kiezen voor die stikstoffabriek en allerlei andere investeringen in fossiel, maar dat we gevolg moeten geven aan die paradigmaverschuiving en ons ook écht op hernieuwbare energiebronnen moeten richten?

De heer Ester (ChristenUnie):

We hebben maatregelen op korte termijn en we hebben maatregelen op de hele korte termijn. Het laagcalorisch gas hebben we de komende jaren ook gewoon even nodig om de Nederlandse economie aan de praat te houden als het gaat om consumenten en vooral ook als het gaat om producenten. Die paradigmawisseling is uitermate van belang. Ik ben ook zeer blij dat u dat herkent. Maar dit doe je niet van maandag op dinsdag; daar heb je iets meer tijd voor nodig. In die maatregelen op de hele korte termijn is dat bijvoegen helaas noodzakelijk en volgens mij kunnen we daar ook heel moeilijk omheen. Maar ik begrijp heel goed dat u zegt: op de lange termijn, of misschien op iets minder lange termijn, moet alles zijn ingezet op duurzaamheid.

De voorzitter:

En ook tegen u zeg ik, mijnheer Ester: via de voorzitter, graag.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker voorzitter, daar ga ik nu extra hard aan werken.

Ik had het over die afzonderlijke grootheden. Groningers ontkoppelen die natuurlijk niet in hun hoofd. Voor hen zijn dat existentiële problemen. En de oplossingen daarvoor worden nu in drie afzonderlijke wetsvoorstellen geregeld. Het eerste daarvan ligt nu voor. Dat vormt toch een belasting voor en van de reikwijdte van dit debat van vandaag. Waarom heeft de minister voor deze bestuurlijke salamistrategie gekozen? De versterkingsaanpak gaat traag en blijkt erg complex, hoewel er hard aan gewerkt wordt.

De minister heeft aangekondigd, de wettelijke verantwoordelijkheid voor de versterking van gebouwen in Groningen op zich te nemen. De vraag is dan natuurlijk wanneer de minister met dit voor Groningen zo belangrijke wetsvoorstel komt. Kan hij dit borgingstraject nader schetsen?

Een soortgelijke vraag betreft de snelle en juiste afwikkeling van schades. Ook dat is natuurlijk voor die veiligheidsbeleving van Groningers uitermate essentieel. Er liggen nu, naar wij hebben begrepen, duizenden schadegevallen te wachten bij de TCMG. Is deze achterstand nu een opstartprobleem of is er sprake van een structureel probleem? Hoe beoordeelt de minister dit? Ziet hij daar mogelijkheden voor versnelling?

Dit wetsvoorstel over minimalisering van de gaswinning is van buitengewoon belang voor de Groningse bevolking. Maar alle Nederlanders zullen de gevolgen van een snelle afbouw ondervinden. Dat geldt ook voor bedrijven en instellingen. Het raakt ons allemaal. De ChristenUnie-fractie dringt dan ook aan op een hele zorgvuldige en intensieve communicatie met alle betrokkenen over deze gevolgen en zeker ook met de Groningers zelf. Mijn fractie hoort graag wat de plannen van de minister zijn hoe hij die communicatie ter hand gaat nemen.

Voorzitter. Indien we een stapje terug doen en het gehele speelveld overzien, doet zich tot slot de essentiële vraag voor of alle voorgenomen oplossingen scherp en goed staan opgelijnd. Dan gaat het om een snelle afbouw van de gaswinning in het Groningenveld, herstel en afwikkeling van de schade, de bouw van de al genoemde stikstofinstallatie, het beroep op grootverbruikers en de afbouw van gasexport, de verduurzaming van energieopties en de leefbaarheid en economische revitalisering van Groningen. Het pakken van de centrale regie en het terugbrengen van de aansturing naar het politieke domein is één, maar het goed opgelijnd hebben van de onderdelen van die aanpak zelf is twee. Mijn fractie vraagt de minister graag om een gemotiveerde reflectie op deze voor het uitvoeringssucces van die nieuwe aanpak zo belangrijke kwestie. In het verlengde daarvan heb ik de vraag hoe de ontmanteling en verwijdering van de bestaande infrastructuur ter hand zal worden genomen.

Voorzitter, ik sluit af. De ChristenUnie-fractie steunt de insteek van de minister om de regie in dit netelige Groningse gasdossier naar zich toe te trekken en de gaswinning versneld af te bouwen. Het gaat om grote publieke belangen en dat behoeft stevige publieke sturing. De veiligheid van de Groningers moet hierbij leidend zijn. Nederland staat in het krijt bij Groningen, die schuld moeten we nu inlossen, zelfs letterlijk. Het vorige week verschenen Nationaal Programma Groningen, dat moet leiden tot een leefbaar, toekomstbestendig en veilig Groningen, vormt daarvoor, denken wij, een goede aftrap. Gezien dit brede belang wil ik de minister tot slot vragen, de werking van dit en de beide andere wetsvoorstellen grondig te evalueren. Zou hij dat kunnen toezeggen? Mijn fractie kijkt uit naar de beantwoording van onze vragen.

De heer Reuten i (SP):

Ik wil het met de heer Ester nog even hebben over artikel 52 van de Mijnbouwwet. Globaal gezien zijn er twee constellaties denkbaar. De eerste loopt een beetje volgens het patroon van de aardbevingen zoals die zich tot nu toe hebben voorgedaan, een patroon waarvan we hopen dat het niet ernstiger wordt. Maar dat zijn geen zekerheden. De onzekerheid — dan kom ik bij het andere scenario — is dat er een catastrofale situatie ontstaat van een opnieuw hevige aardbeving, waarna alle modeluitkomsten moeten worden bijgesteld. Dan komen we, afhankelijk van de hevigheid van zo'n aardbeving, mogelijk in een catastrofale situatie. Op dat moment moet een minister, een regering, dus kiezen tussen voortgezette gaswinning dan wel gasafsluiting. U straalt enig optimisme uit. Dat mag ik wel, maar je moet als politicus, als regering — dat zijn wij niet, dat is hij daar – maar ...

De voorzitter:

U bedoelt de minister, meneer Reuten?

De heer Reuten (SP):

Ik val buiten mijn rol.

De voorzitter:

U bedoelt de minister?

De heer Reuten (SP):

Die bedoel ik. Hij maakt deel uit van de regering, hij spreekt namens de regering. Als daar nou eens een andere regering zit — dat kan zomaar gebeuren — heeft u dan ook vertrouwen in de keuze tussen leven en leveringszekerheid die die regering maakt? Want de keuze daartussen geeft het wetsvoorstel uit handen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zat even te zoeken naar de vraag in het betoog van de heer Reuten, maar die is mij toch geworden. Ik proefde daarin een belerende les. Dank u daarvoor, die neem ik ter harte. Ja, en uw vraag over komende regeringen kan ik echt niet voor u beantwoorden. We hebben nu te handelen met de situatie zoals die zich voordoet, dat is een heel urgente kwestie, er moet nu naar urgentie worden gehandeld. De minister doet dat met die paradigmawisseling. Dat moet het dan ook zijn. Of komende regeringen zich daarin zullen voegen, weet ik niet. Zo ver kan ik niet kijken, u misschien wel. Maar het maakt het debat, denk ik, ook niet veel sterker om daar nu rekening mee te houden. We hebben nu te handelen, het is nu een urgente situatie, wat u ook heel sterk aangeeft in uw betoog, waarbij dit wetsvoorstel past.

De heer Reuten (SP):

Mag ik nog één keer?

De voorzitter:

Ja, maar wel beknopt, meneer Reuten.

De heer Reuten (SP):

Meneer Ester heeft dan toch mijn vraag niet begrepen. De vraag is niet wat er op korte termijn moet gebeuren, maar wat er moet gebeuren in een catastrofale situatie en wie daarover beslist. Want voor zo'n catastrofale situatie geeft dit wetsvoorstel de beslissing uit handen aan de regering.

De heer Ester (ChristenUnie):

In dit geval zelfs letterlijk, zie ik.

De voorzitter:

Dit hoorde volgens mij bij de vraag.

De heer Ester (ChristenUnie):

O, dat was onderdeel van de vraag. Ik schatte dat anders in. Als de situatie catastrofaal is, zal ook de minister zich anders hebben op te stellen. Maar dat kan hij veel beter zelf verwoorden dan ik dat doe, dat hoef ik niet voor hem te doen. Op dit moment wordt er geacteerd op basis van de urgentie die nu voorligt. Het is goed ons daartoe te beperken. Als er catastrofes zijn, meneer Reuten, dan verandert alles, ook uw eigen insteek, denk ik.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Reuten, en kort graag.

De heer Reuten (SP):

Dan hebben de Kamers daar niets over te zeggen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Natuurlijk hebben wij daar wel wat over te zeggen. Wij kunnen een minister ter verantwoording roepen en dat zullen we in die situatie ook zeker doen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan de heer Pijlman.