Parlementair jaar 2018/2019, 5e vergadering
Aanvang: 10.15 uur
Sluiting: 23.45 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Broekers-Knol
Tegenwoordig zijn 73 leden, te weten:
Aardema, Andriessen, Van Apeldoorn, Atsma, Baay-Timmerman, Backer, Van Bijsterveld, Bikker, Binnema, Brinkman, Broekers-Knol, De Bruijn-Wezeman, Dercksen, Peter van Dijk, Diederik van Dijk, Don, Duthler, Engels, Ester, Faber-van de Klashorst, Fiers, Flierman, Ganzevoort, Gerkens, Van Hattem, Ten Hoeve, Huijbregts-Schiedon, Jorritsma-Lebbink, Van Kappen, Niek Jan van Kesteren, Ton van Kesteren, Klip-Martin, Knapen, Knip, Koffeman, Köhler, Kok, Kox, Kuiper, Van Leeuwen, Lintmeijer, Lokin-Sassen, Martens, Meijer, Nagel, Nooren, Oomen-Ruijten, Overbeek, Pijlman, Postema, Prast, Van Rij, Rinnooy Kan, Rombouts, Schaap, Schalk, Schaper, Schnabel, Schouwenaar, Sent, Sini, Van der Sluijs, Stienen, Van Strien, Strik, Van de Ven, Verheijen, Vink, Vlietstra, De Vries-Leggedoor, Wever, Wezel en Van Zandbrink,
en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Bijleveld, minister van Defensie, de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, de heer Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president, mevrouw Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de heer Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, viceminister-president, de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de heer Snel, staatssecretaris van Financiën, mevrouw Van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie.
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Bruijn, wegens verblijf buitenslands;
Reuten, wegens ziekte.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Ingekomen en door mij aanvaard zijn berichten van verhindering van de volgende bewindspersonen:
de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, wegens het brengen van een werkbezoek aan Niger, Nigeria en Tunesië;
mevrouw Kaag, minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, wegens deelname aan de conferentie SDG's en waardetekens in Brussel, zij zal in de loop van de middag aanwezig zijn;
de heer Hoekstra, minister van Financiën, wegens het brengen van werkbezoeken aan Denemarken, Letland en Zweden in verband met de EMU, brexit en het Meerjarig Financieel Kader;
de heer Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat, wegens ziekte;
de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ...
(Hilariteit)
De voorzitter:
Nee, nee, nee, meneer Koolmees, ik was nog niet uitgesproken. Van 15.45 uur tot 16.45 uur wegens een VAO in de Tweede Kamer. Ik maak altijd eerst even mijn zin af en dan ...;
mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zij is hier ook, maar nu komt het: vanaf 15.45 uur wegens VAO's en de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Tweede Kamer;
de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, vanaf 16.00 uur wegens een VAO en de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Tweede Kamer;
en mevrouw Keijzer heeft mij zojuist mondeling meegedeeld dat zij vanmiddag op enig moment drie kwartier afwezig zal zijn, ook vanwege verplichtingen in de Tweede Kamer.
Ik stel voor deze berichten voor kennisgeving aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2019) (35000).
De voorzitter:
Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, mevrouw de voorzitter.
Voorzitter. Het leek erop dat wij de tijd achter ons hadden gelaten waarin de fabrikant tegen de pastoor zei: houdt u ze dom, dan houd ik ze arm. Deze stelling is echter nog springlevend, alleen zijn het nu niet meer de fabrikant en de pastoor, maar is het dit kabinet dat hand in hand met de Europese Unie de mensen dom wil houden en vervolgens arm wil maken.
In het land van Rutte is het alleen gaaf als je behoort tot de elitaire kliek van Rutte die elkaar de baantjes en de privileges toeschuift. Voor deze kliek maakt het niet uit of de boodschappen duurder worden, de huizenprijzen de pan uitstijgen, de ziektekosten stijgen, de energierekening onbetaalbaar wordt en het pensioen weer achterblijft.
Ze wonen ook niet in een of andere achterstandswijk waar de oorspronkelijke Nederlanders niet meer welkom zijn en worden weggepest, waar je auto zomaar in brand kan worden gestoken en waar tijdens de ramadan 100 Allah-aanbidders de hele nacht onder je slaapkamerraam bivakkeren, compleet met barbecues, terwijl jij de volgende dag weer naar je werk moet. In de stad van de GroenLinkse burgemeester Halsema is het zo bont dat de Nederlandse politie niet meer welkom is in de El Tawheedmoskee. Enkel Marokkaanse dienders zijn welkom. Ik ben reuze benieuwd of zij die haathut durft te sluiten, maar het zal wel bij stoere praat blijven.
Voorzitter. Voor de doorsneegezinnen is het elke dag topsport om het einde van de maand te halen, want in het land van Rutte kun je tot de werkende armen behoren ook al heb je een baan. Voor de oudere echtparen is de grote vraag: zijn wij aan het einde van de maand nog samen of belandt mijn geliefde zomaar ergens waar maar één plekje vrij is in het verpleeghuis of zomaar ergens op straat? In het land van Rutte is het helemaal niet zeker dat je als echtpaar samen blijft tot de dood je scheidt.
Voorzitter. Dit gebeurt ondanks het feit dat er, net als vorig jaar, een overschot van enige miljarden is. Dit jaar is er 8 miljard over! Die 8 miljard zijn van ons. Niet dat wij er een cent van krijgen; Rutte spekt liever de multinationals. Zo deed de minister-president op eigen houtje een poging de dividendbelasting af te schaffen. Dat het merendeel van de burgers daar helemaal niets in zag, liet hem ijskoud. Er moest een publieke vernedering door zijn voormalig werkgever Unilever aan te pas komen om de minister-president bij de les te trekken. Het dividendplan werd gedumpt en in plaats van de vrijgevallen 2 miljard te gebruiken om de btw-verhoging niet te laten doorgaan — waar iedereen profijt van heeft — worden deze miljarden schaamteloos in de zakken van de multinationals en het grote bedrijfsleven geschoven. Zo worden met deze 2 miljard de multinationals en grote bedrijven gematst door verdere verlaging van de vennootschapsbelasting, de buitenlandse werknemers gematst via de expatregeling — zij betalen voorlopig 30% minder belasting dan Nederlanders — en worden ook de directeur-grootaandeelhouders gematst die zichzelf geld hebben geleend.
En ondertussen worden de huishoudens met een fooi afgescheept, al jarenlang. De huishoudens hebben de afgelopen vijftien jaar een magere 2% extra te besteden gekregen. De afgelopen vijftien jaar 2%! Dit terwijl in diezelfde periode de economie met 15% groeide. Die koopkrachtplaatjes die het kabinet durft voor te schotelen, zijn vals. Over nepnieuws gesproken.
Voorzitter. Door de open grenzen stagneert de koopkracht. De koopkracht wordt uitgehold door tienduizenden gelukszoekers die gretig de kassen van onze verzorgingsstaat plunderen. De uitgaven voor sociale zekerheid stijgen niet voor niets en zijn niet voor niets de grootste uitgavenpost, en dit in een tijd van economische groei. Terwijl steeds meer werkende Nederlanders gedwongen hun vakantie thuis vieren, vieren tienduizenden frauderende Polen ook vakantie thuis, in hun land, maar dan wel met een Nederlandse WW-uitkering op zak. Dan zijn er nog frauderende Bulgaren, frauderende Roemenen, frauderende Turken en frauderende Marokkanen die doodleuk hun baan opzeggen en vervolgens hun hand ophouden voor een WW-uitkering. Dit allemaal onder het toeziend oog van het lamlendig management van het UWV.
Ben je medeverantwoordelijk voor dit wanbestuur? Dat maakt niet uit. Je kunt het altijd nog schoppen tot minister voor Medische Zorg. Op de vraag waarom minister Bruins ja heeft gezegd tegen deze post, antwoordt hij onder andere: "De zorg goed en betaalbaar houden, is cruciaal. Ik vind het een eer om aan grote maatschappelijke vraagstukken te mogen werken." Gezien zijn UWV-verleden rijst de vraag: gaat dat lukken met Bruno? Wat denkt u, voorzitter?
Voorzitter. Naar schatting heeft een op de vijf Turks-Nederlandse bijstandstrekkers stiekem een huis in Turkije waar zij regelmatig fêteren. Maar ja, gericht controleren is bij de politiek correcten ongewenst. In hoger beroep is echter geoordeeld dat de bijstandsverlenende instanties wel degelijk gericht mogen controleren. De vermogenstoets kan ook in Turkije worden uitgevoerd. Gemeenten moeten gewoon de regels uitvoeren en paal en perk stellen aan frauderende Turken. Ook voor bijstand-Turken geldt dat zij eerst hun eigen huis moeten opeten voordat zij in aanmerking komen voor de bijstand. Dan maakt het niet uit of dat huis in Nederland of in Turkije staat.
Voorzitter. Dan denk je dat je alles hebt gehad, maar dan heb je ook nog de reizende rechter. Dan bedoel ik niet mr. Visser van SBS6. Ik heb het over Al K., een Iraakse rechter die onder het regime van Saddam Hoessein rechtsprak. Ik heb hier een krantenartikel waarin te lezen is dat hij twintig jaar geleden naar Nederland kwam. Na de val van Saddam Hoessein pakte hij zijn oude beroep weer op in zijn thuisland. Hij vloog jarenlang heen en weer, maandelijks, van Amsterdam naar Bagdad voor zijn werkzaamheden als Iraaks magistraat waarvoor hij rijkelijk werd beloond terwijl zijn bijstandsuitkering in Nederland door de gemeente Vleuten werd bijgeschreven. Hoe is dit mogelijk? Hoe kan zoiets gebeuren? Kan de minister-president dit nader uitleggen? Is die uitkering al teruggevorderd? En waarom bleef hij niet in Bagdad? Graag een reactie van de minister-president.
En ondertussen krijgt de gewone burger de rekening gepresenteerd. Hogere btw, waardoor de dagelijkse boodschappen flink duurder worden. Hogere zorgkosten, behalve als je asielzoeker bent, want die krijgen alles gratis en meer zorg. Een alsmaar stijgende energierekening, terwijl 1 miljoen huishoudens in energiearmoede leven en de rekening nu al niet kunnen betalen. Hogere huren. Het bemachtigen van een huurwoning is haast onbereikbaar voor de gewone burger. Huizen die vrijkomen, worden meestal eerst toegewezen aan statushouders. En het aantal gelukszoekers neemt weer toe. Het COA begint al extra bedjes te spreiden. Dus nog meer ellende. Een starter kan in Nieuwegein kans maken op een woning als hij vervolgens vier uur per week de slaaf wordt van een woonvereniging die hem/haar verplicht tewerkstelt. Dit geldt uiteraard niet voor statushouders. Tsja, in het AZC werd ook alles voor hen gedaan. Dat zijn ze nou eenmaal zo gewend.
Voorzitter. Denk je lekker te kunnen chillen in je eigen huis, moet je van de milieumaffia van het gas af. Zij zijn dikke vrienden met de politieke elite en hebben een listig verbond gesloten in de vorm van het klimaatakkoord, met als rugdekking de Klimaatwet. Dit wordt de bodemloze put van Rutte en zijn kameraden. Onder leiding van de VVD'er Ed Nijpels nemen achter gesloten deuren ongekozen betweters plaats aan de klimaattafels en maken hun beleid. Afwijkende meningen worden direct van tafel geschoven. De klimaattafel gebouwde omgeving, waar de gesjeesde PvdA'er Diederik Samsom de scepter zwaait, wil iedereen dwingen om van het gas af te gaan en de gasprijs flink opvoeren. En denk je als brave burger die gedwongen aangesloten is op het warmtenet dat je goed zit, dan kom je van een koude kermis thuis. Het gebruik van de warmtenetten is gekoppeld aan de gasprijs. Dus jij bent straks ook aan de beurt.
Zo zie je maar, de vos verliest zijn haren, maar niet zijn streken. Maar wat kun je ook verwachten van een voormalig Greenpeace-activist? Deze klimaattafel zal dan ook de torenhoge kosten van tienduizenden euro's per woning neerleggen bij de gemakkelijkste slachtoffers: de huishoudens. Want voor de grote jongens gelden andere regels. En kan men het niet betalen? Dan nog maar een lening. Heb je al tot het maximum geleend? Ook geen nood, op provinciaal niveau broedt men nieuwe constructies uit voor mensen die geen geld hebben maar nog wel een eigen woning. Letterlijk en figuurlijk wordt de grond onder je voeten vandaan getrokken en pakt de gemeente je huis af. In ruil voor de overdracht aan de gemeente van het blote eigendom van de grond onder de woning krijgt het slachtoffer een zak geld om de eigen woning te verduurzamen; en wie de grond bezit, bezit de woning. Ronduit een smerig voorstel. Je moet er dan ook niet aan denken dat de wijk waar je woont een pilot wordt voor gasloos wonen. Ondertussen heeft de minister van Binnenlandse Zaken 27 wijken aangewezen die experimenteel van het gas af moeten. Het zal je wijk maar zijn.
Voorzitter. Na je huis is je auto aan de beurt. Nadat deze heilige koe flink is uitgemolken, moet ie naar de slacht. De klimaattafel mobiliteit wil het liefste het eigenautobezit afschaffen. Je moet aan een deelauto. Eigenlijk is dat gewoon een soort taxi, alleen zit je zelf achter het stuur. Word je geen deler, dan mag je lekker niet meer overal parkeren. Ik hou m'n hart vast voor welke idioterie er van die tafels afkomt onder leiding van Ed Nijpels. Hoe serieus kun je deze zelfbenoemde minnaar van Linda de Mol nou nemen? Dat kan toch nooit goed gaan?
Voorzitter. Naast de milieumaffia hebben we ook de migratiemaffia die Nederland wil omkatten tot een multiculturele samenleving waar Zwarte Piet niet zwart mag zijn, waar Michiel de Ruyter geen zeeheld mag zijn en waar een man geen man en een vrouw geen vrouw mag zijn. Meneer en mevrouw Jansen verdwijnen. Misschien wordt het wel kameraad Jansen of erger "broeder of zuster" als wij in het putje van de islam terechtkomen waar vrouwen, homoseksuelen, joden, christenen, afvalligen en andere ongelovigen enkel het bestaan rest van een minderwaardige.
Voorzitter. De minister van Buitenlandse Zaken had het lef om kritiek te hebben op de multiculturele samenleving. Hij gaf aan — ik citeer —: "Je loopt vrij snel aan tegen de grenzen van wat een samenleving kan hebben. Vandaar dat ik ook zeg: ik begrijp de mensen in Amsterdam-West en in de Schilderswijk. Want als je in het Benoordenhout woont, is het hartstikke leuk om op zondag naar de Turkse bakker te gaan. Je hebt dan ook geen last van een aantal bijeffecten. Maar als je er middenin woont, heb je enorm last." Einde citaat. Samengevat: de multiculturele samenleving is een ramp en de autochtone bevolking heeft er veel last van. Echter, de minister hield maar kort stand en viel weer terug in het politiek-correcte moeras. Maar is het dan niet zo dat autochtone kinderen in een multiculturele wijk op school gebukt gaan onder islamitisch getreiter? Recentelijk stortte na twee maanden getreiter de dertienjarige Mees volledig in. Hij zat in de pauze altijd alleen zijn bammetjes te eten. Mees was de enige Hollander, een vogelvrije kaaskop. Worden vrouwen en meisjes zonder hoofddoek dan niet lastiggevallen? En kan je tijdens de ramadan als autochtoon nog wel genieten van je nachtrust? Wordt de shariapolitie dan niet ingezet in de Schilderswijk tijdens de jaarwisseling omdat er anders geen houden meer aan is? Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. Toch roken de ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken een kans om hun eigen minister neer te sabelen. Zelfs de minister-president vernederde zijn eigen minister voor zijn eigen ministerie. Het ministerie dat op een klein aantal realisten na tot de nok toe gevuld is met links-activisten die de agenda's uitrollen van hun eigen partijen, PvdA, D66 en GroenLinks, in instituten zoals de Verenigde Naties. Open grenzen, globalisering, massa-immigratie, antizionisme oftewel antisemitisme voeren daarbij de boventoon conform het EU-beleid van de lieveling van links, de Eurocommissaris Frederica Mogherini, die ook trots poseerde met de terrorist Arafat, het dubieuze vriendje van de minister van Buitenlandse Handel. Het is dan ook de hoogste tijd dat eens flink de bezem gehaald wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Let's drain the swamp.
Voorzitter. Deze regering laat onze kinderen opvoeden tot schapen en laat wolven binnen met het risico dat zij in de toekomst ritueel geslacht worden. 1.400 jaar geleden heeft de islam de oorlog verklaard aan alle ongelovigen. De jihad is de plicht van iedere moslim en roept op om iedere ongelovige te onderwerpen, met of zonder geweld. Steeds vaker slaat de gesel van de islam toe. Aanslagen met bommen, vrachtwagens, semiautomatische geweren, bijlen, messen, molotovcocktails. Complete wijken in Zweden zijn oorlogsgebieden geworden. In Uppsala heeft de politie officieel aangekondigd dat ze de strijd tegen de immigrantenbendes heeft verloren. In het Verenigd Koninkrijk zijn minderjarige meisjes gruwelijk misbruikt door gewetenloze moslimmannen. In Frankrijk worden Joden vermoord omdat ze Joods zijn.
En het gaat onze deur niet voorbij. Erger nog, de deur staat wagenwijd open. Recentelijk is Nederland zelf nog door het oog van de naald gekropen en werd een geplande aanslag voorkomen. Zeven verdachten werden opgepakt in Weert en de Gelderse jihadstad Arnhem waar de burgemeester inspiratie vindt bij de moslimbroederschap. Niet echt geruststellend. Het OM geeft aan dat zij bij een aanslag vermoedelijk machinegeweren en bomvesten wilden gebruiken en ook een autobom wilden laten ontploffen. En dat is nog maar het begin van wat ons te wachten staat. In onze buurlanden kunnen wij al ons voorland zien.
Syriëgangers komen Nederland binnen op gestolen paspoorten waarvan de serienummers bekend zijn en mogen gewoon blijven, ook al is bekend dat twee Irakezen reisden op zo'n paspoort via Servië naar Parijs, waar ze zich opbliezen met als gevolg 130 doden. Dus gewoon uitzetten en geef ze de boodschap mee: ga je eigen land opbouwen samen met Allah. Ondertussen zijn er al 700.000 Syriërs teruggekeerd naar huis. Het wordt dan ook de hoogste tijd dat ook de in Nederland verblijvende Syriërs naar huis gaan voordat zij in aanmerking kunnen komen voor een permanente verblijfsvergunning. De grote vraag is of dit kabinet zich daarvoor gaat inzetten en de gelukszoekers gaat uitzetten of dat het de handlanger blijft van de islam en het de islamisering van ons land gewoon blijft faciliteren. Graag een reactie van de minister-president. Voorzitter. Ook de rechterlijke macht speelt een dubieuze rol. In een verkrachtingszaak kreeg een Afghaanse verkrachter een lagere straf omdat hij anders het land uitgezet kon worden. Het was zo zielig voor hem en zijn zwangere vrouw als ze weer terug naar huis moesten. Blijkbaar is hun welzijn meer van belang dan het welzijn van het Nederlandse slachtoffer. Wie of wat dient de rechterlijke macht? En dit terwijl Nederland Afghanistan als een veilig land beschouwt. Erger nog, SP, GroenLinks, PvdA doen er alles voor om samen met het incestueuze ngo-netwerk uitzetting van Afghanen te voorkomen. Nog idioter, het ngo-netwerk lurkt aan het subsidie-infuus om vervolgens het nationaal beleid te ondermijnen. Waanzin. Droogleggen dat ngo-moeras. Het blijft anders dweilen met de kraan open. Mijn vraag aan de minister-president is dan ook: hoelang gaat de regering nog door met het subsidiëren van deze ngo's?
Voorzitter. Terwijl de moskeeën ruimte bieden aan radicalisering laten islamitische landen rijkelijk hun oliedollars stromen naar de moskeeën. Wordt er een onderzoek ingesteld in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid om deze financiële stroom in kaart te brengen, frustreren ze — ja, daar zijn ze weer! — de ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken het onderzoek. Zij hielden lijsten met zeker 30 islamitische organisaties die in Nederland geld hebben gekregen uit de Golfstaten jarenlang onder de pet en hielden ze weg bij de onderzoekers. Doen ze dat op eigen houtje of hebben ze instructies gekregen van hogerhand? Heeft dit nog gevolgen gehad? Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. Ondertussen stromen de moskeeën vol met gelovigen. Of, in de taal van Erdogan, de kazernes stromen vol met soldaten. Het maakt niet uit of er wel of niet onderhandelingen worden gevoerd met Turkije over toetreding tot de Europese Unie. Deze regering geeft Erdogan de kans om gewoon een stille coup te plegen in Nederland. Hij roept de Turken in West-Europa op om een actievere rol te gaan spelen in de politiek om zo de islam en de Turkse cultuur te beschermen. Hij bouwt gestaag aan zijn netwerk. Er zijn Turkse internaten, scholen, moskeeën die volstromen met gelovigen die hij trots "zijn soldaten" noemt. En de liefde is wederkerig. Tijdens de opening van de grootste Turkse moskee op Europees grondgebied, gevestigd in Keulen, scandeerden de aanwezige Turken tegen Erdogan: "hier is uw leger en u bent onze commandant".
Voorzitter, ik kan het niet anders noemen dan een vijfde colonne. En wat je binnenkrijgt heb je er niet zomaar uit. Kijk maar naar het noorden van Cyprus. Om te voorkomen dat ook Nederland bezet wordt, moeten die grenzen dicht, en het terreurnetwerk van de radicalisering moet worden afgebroken. De enige vorm van deradicaliseren is de-islamiseren. Dus die moskeeën moeten dicht, islamitische scholen moeten dicht, de internaten moeten dicht. De PVV-senaatsfractie kan haast niet wachten tot het initiatiefvoorstel van de PVV betreffende het verbod op bepaalde islamitische uitingen in de Eerste Kamer wordt behandeld.
Voorzitter. Om geen collectieve zelfmoord te plegen is het van cruciaal belang dat in december in Marrakesh de regering niet het VN-migratieakkoord ondertekent, waarmee de grenzen open worden gezet voor heel Afrika, waar de bevolking zal exploderen tot 4 miljard mensen. Dit migratieakkoord legaliseert massa-immigratie door migratie te verheffen tot een mensenrecht, zodat iedere Afrikaanse gelukzoeker — voor alle duidelijkheid, het gaat niet om vluchtelingen maar om migranten — zijn legale reis kan maken naar de vleespotten van Europa.
Ondertussen wordt dit akkoord gepresenteerd als dé oplossing voor de migratieproblemen. Migratie zou dan in de toekomst veilig en ordentelijk verlopen met oog voor de nationale soevereiniteit van landen en internationale samenwerking. Hoezo, met oog voor de soevereiniteit? De VN werkt aan het centraliseren van het migratievraagstuk, wat zal leiden tot het op VN-niveau verdelen van de migranten onder de aangesloten landen, ongeacht de gevolgen voor die samenleving. Nu al wordt de gewone man en de gewone vrouw dagelijks geconfronteerd met de hel van de multiculturele samenleving en krijgen ze een forse rekening gepresenteerd.
En voor wie gaat dat ordentelijk verlopen? Echt niet voor de gewone Nederlanders. De gelukzoekers, die zijn de spekkopers. In plaats van hekken en stranden te bestormen kunnen ze gewoon legaal op de bus stappen en op het vliegtuig en comfortabel naar de grens reizen, die wagenwijd opengaat voor miljarden Afrikanen. En reken maar dat ze komen. Want zodra ze aan de grens staan, krijgen ze ongeacht hun status alle rechten. Toegang tot sociale basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs, recht op gezinshereniging, erkenning van diploma's. Uitkeringen en pensioenen kunnen worden meegenomen naar een ander land, inclusief het thuisland. Kortom, een Afrikaanse droom en een Nederlandse nachtmerrie. De VS en Hongarije zien de bui al hangen en hebben zich uit het project teruggetrokken. Polen, Oostenrijk en Denemarken staan ook niet te trappelen om dit uitleveringsverdrag te tekenen. Zij twijfelen.
Voorzitter, nu gaat het alleen nog over Afrika, maar ondertussen lopen er ook dergelijke processen voor het islamitische bolwerk West- en Centraal Azië. Indien de regering het VN-migratieakkoord tekent, krijgt deze regio ook alle eerder genoemde rechten. In eerste instantie zullen islamitische hordes Afrikanen, gevolgd door hordes islamitische Aziaten Nederland binnenstromen, met als gevolg een onverdraagzame islamitische overheersing die schaamteloos de Nederlandse verzorgingsstaat leegrooft tot die volledig instort. Kortom, het einde van Nederland.
Voorzitter, collega-senatoren, zover moeten wij het niet laten komen. Wij dragen allemaal de verantwoordelijkheid voor Nederland, voor ónze Nederlandse burgers. Wij kunnen toch niet de totale afbraak van ons land op ons geweten hebben?
De heer Kox i (SP):
Daar zegt mevrouw Faber een waar woord: we kunnen het toch niet zover laten komen dat, kennelijk in haar visie, iedereen hier komt wonen? Daar lijkt Nederland me ook echt veel te klein voor. Maar mag ik van mevrouw Faber dan eens horen ... Ze heeft nu verteld wie er hier allemaal weg moeten blijven. Mensen met een ander geloof mogen hier niet in, mensen die in Afrika wonen en toch weer een ander geloof hebben, of mensen die in Azië wonen, niemand mag hier in. Maar wat doet de PVV dan om mensen niet naar hier te laten komen, behalve hekken neer te zetten en misschien schietgeweren of zoiets bij de grens? Is er ook nog een plan van de PVV om mensen te motiveren om te blijven waar ze zijn en daar gelukkig te zijn? Of denkt u, dat is meer hun zorg, dat is niet mijn zorg?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is gewoon heel simpel. De grenzen moeten gewoon dicht. Dat is heel simpel. Ja, u kunt er allemaal om lachen. Mevrouw Jorritsma gaat weer op de oude toer van anders. Die zit altijd in haar bankje te lachen maar durft nooit naar de microfoon te komen. Gewoon de grenzen dicht, en dat is mogelijk. Dat kan gewoon. Kijk, als wij een man op de maan kunnen zetten als mensen, dan kunnen we ook een grens sluiten. Zo moeilijk moet dat allemaal niet zijn.
De heer Kox (SP):
Mevrouw Faber sprak over miljarden Afrikanen die hier naartoe komen. Nou zijn dat er best veel, miljarden, er wonen inderdaad veel mensen in Afrika. Van al die Afrikanen is op dit moment bij lange na het over-, overgrote deel niet van plan om te verhuizen omdat die hun geluk thuis zoeken. Maar mevrouw Faber zegt: we doen de grenzen dicht en dan houden we dus miljarden Afrikanen tegen. Nog een keer de vraag: is er in het programma van de PVV enig idee van wat je zou kunnen doen om mensen daar te laten waar ze geboren worden en hopelijk gelukkig kunnen zijn? Of is het werkelijk zo dat de PVV zo ontzettend autarkisch denkt dat ze zegt: de problemen van de rest van de wereld zijn de problemen van de rest van de wereld, wij maken ons alleen maar druk over wat er hier in Nederland gebeurt? Hebt u, heeft de PVV enig idee om mensen elders te stimuleren om daar te blijven en gelukkig te worden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ten eerste zegt meneer Kok dat die Afrikanen daar allemaal wel blijven zitten en: die hebben er helemaal niet zoveel behoefte aan om hier naartoe te komen. Er is een onderzoek geweest waarin is gevraagd aan Afrikanen die onder de Sahel wonen, dus onder de grens van de Sahel, of zij zouden komen, als zij de kans zouden krijgen om naar Europa te gaan met al deze rechten die ze dan zouden krijgen. Daarop heeft 30% gezegd: ja, dan komen we. En dan heb ik het alleen maar over de landen onder de Sahel, waar het relatief nog het beste is. Als we kijken naar de Sahel, daar zit de meeste armoede. We zien nu al dat er mensen uit Niger hier naartoe willen komen. En dan hebben we nog Noord-Afrika, we hebben Marokkanen, Algerijnen, Egyptenaren, Libiërs, de hele boel. Die gaan allemaal gewoon komen, want met dat migratieakkoord van de VN wordt migratie namelijk een mensenrecht, en een mensenrecht geldt gewoon voor de hele wereld. Dus die gaan dan gewoon komen.
Dan had u de vraag: wat gaat de PVV dan doen om mensen daar te houden? Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er decennialang miljarden, miljarden, miljarden in Afrika gepompt en er is gewoon nooit iets van de grond af gekomen. Dat komt gewoon doordat dat zo'n gigantisch corrupt continent is, en zolang ze zo corrupt blijven, gaat het gewoon helemaal niks worden. Dus we kunnen daar ik weet niet wat gaan doen, zij zullen eerst naar zichzelf moeten kijken. Daar moet een fatsoenlijke regering komen en díe moet voor de eigen mensen zorgen. Ik sta hier als Nederlandse parlementariër en mijn eerste verantwoordelijkheid is het welzijn van Nederland. Daarom kom ik ook op voor onze kiezer. Onze kiezer is er niet bij gebaat dat die grenzen opengaan voor miljarden Afrikanen en voor miljarden mensen die ook nog uit het Midden-Oosten kunnen komen, want die gaan er namelijk achteraan komen. En dat kán gewoon niet! Wij zitten nu al in een klein land met 17 miljoen mensen. We hebben nu al problemen. Iedereen heeft dat vanmorgen ervaren die hier naartoe moest komen: er is niet door te ploegen over de weg, en dan heb ik het alleen nog maar over de weg. Dan heb ik het nog niet over de huizen. Ja, u kunt daar wel om lachen. Meneer Schaap zit ook altijd te lachen in het bankje als ik hier spreek, maar volgens mij is dat gewoon omdat hij een beetje zenuwachtig wordt. Maar goed, dat is even een ander verhaal. Het is al moeilijk om hier te komen. De ziekenhuizen staan onder druk. De scholen staan onder druk. De woningmarkt staat onder druk. De sociale uitgaven zijn de grootste kostenpost geworden, ondanks een periode van economische groei. Dat zegt gewoon iets.
De voorzitter:
Meneer Kox tot slot op dit punt.
De heer Kox (SP):
Mevrouw Faber zegt: dat zegt tenminste iets. Ik had graag gezien dat zij in haar lange antwoord op mijn vraag ook iets had gezegd. Ik constateer dat kennelijk ook de files in Nederland veroorzaakt worden door moslims. Als die eruit waren geweest, dan hadden we vandaag allemaal wel door kunnen rijden. Maar ik constateer dat, terwijl ik het drie keer heb gevraagd, de PVV geen enkel antwoord heeft op de vraag wat we dan moeten doen om mensen te houden en gelukkig te laten worden daar waar ze geboren werden en waar ze leven. De PVV zegt: allemaal niet mijn probleem; hekken eromheen, schietgeweren erbij en dan worden we allemaal gelukkig. Ik wens u veel succes met het Nederland dat u nastreeft.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Ik wil hier nog even op reageren. Ik heb het helemaal niet gehad over een schietgeweer, maar misschien is meneer Kox geïnspireerd door Mao, want die heeft ik weet niet hoeveel miljoenen mensen omgebracht. Als het aan meneer Kox ligt, wordt iedereen gelijk en krijgen we allemaal een Mao-pak en een bonnenboekje. Dat is zijn streven. Ik heb het helemaal niet gehad over een schietgeweer. En dat die files ook de schuld van de moslims zouden zijn: nou, het overgrote deel van de allochtonen werkt niet, dus die zijn dat in ieder geval niet. Maar goed. Meneer Kox, een andere vraag heb ik dan aan u. Wat hebben al die miljarden ...
De voorzitter:
Mevrouw Faber, misschien is het toch wel goed om met uw betoog verder te gaan. Anders komen we in een discussie en ik heb tegen de heer Kox gezegd dat zijn vraag de laatste vraag was die hij kon stellen op dit punt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, maar ik ben meneer Kox niet.
De voorzitter:
Nee, dat weet ik, maar ik zou het toch wel fijn vinden als u verder wilde gaan met uw betoog. Als u hem weer een vraag stelt, moet hij weer antwoorden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het was best een zinvolle vraag, want die vraag zou zijn wat al die miljarden die we erin hebben gestopt, nou hebben opgebracht in Afrika. Dat vind ik best wel een relevante vraag.
De voorzitter:
Ja, maar u kunt die vraag dadelijk misschien bij interruptie stellen als hij zijn betoog houdt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Oké, dan kan hij zich nu alvast voorbereiden op het antwoord. Goed.
Voorzitter. Om Nederland te behoeden voor een collectieve zelfmoord eist de PVV dat dit kabinet het VN-migratieakkoord niet ondertekent. Indien de minister-president niet onomwonden toezegt dat dit kabinet dit akkoord verwerpt en dus niet ondertekent, zal ik namens mijn fractie een motie van wantrouwen indienen. De vraag aan de minister-president is dan: gaat de regering wel of niet het VN-migratieakkoord in Marrakesh ondertekenen? Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. Ik rond af. De bv Nederland wordt rijker en de gewone man en vrouw armer. Het is schandalig dat ondanks het miljardenoverschot de lasten genadeloos worden opgeschroefd voor de gewone burger. Ik heb het al eerder gezegd: die 8 miljard zijn van ons. Daarom moet de btw-verhoging teruggedraaid worden, de zorgpremie voor 2019 bevroren worden, de huren met 15% verlaagd worden, want we raken ons Nederland kwijt. Rutte en zijn kameraden nemen ons alles af, ons geld, onze vrijheid, onze identiteit, ons land en onze democratie. In de achterkamertjes smoren zij de democratie door ons uit te leveren aan de Europese Unie, door ons uit te leveren aan internationale organisaties als de Verenigde Naties. Het politieke verschil draait niet meer om links of rechts. Het gaat tussen de elite en het gewone volk. Het baantjescarrousel van Rutte en co. draait soepeltjes door met gewetenloze conformisten, die net dode vissen zijn. Want zelfs dode vissen drijven mee met de stroom. Ik sta hier namens de Partij voor de Vrijheid om op te komen voor de belangen van onze kiezers, de gewone man, de gewone vrouw, om onze vrijheid te behouden, om ons land te behouden voor onze kinderen en hun kinderen.
Ik dank u voor uw aandacht.
De voorzitter:
Meneer Schalk. Blijft u nog even staan, mevrouw Faber, want de heer Schalk komt met een interruptie.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik zit met een probleempje. Want voordat we de Algemene Politieke Beschouwingen begonnen, zei mevrouw Faber tegen mij: we gaan straks met elkaar in debat. Dus ik heb heel goed zitten luisteren, maar bij geen enkel onderwerp dacht ik: nu kom ik overeind. Helemaal aan het eind gekomen, vroeg ik mij af hoe het nou komt dat ik dat niet had. En dat leidt toch tot een vraag. Ook mijn fractie, mijn partij, de SGP, zou wel een heleboel wijzingen in de samenleving willen. En toch had ik niet de behoefte om overeind te komen. Ik dacht: toen ik 18 was, was ik als aankomend onderwijzer in de klas stage aan het lopen. Daar was een juffrouw die, als ze binnenkwam, met een gigantische klap de deur dichtsloeg. Na de pauze deed ze dat weer, en na de middag ook. In het begin schrokken de kinderen daarvan op, maar na twee of drie keer niet meer. Toen zat ik te denken: wat heb ik hier eigenlijk in de afgelopen jaren gedaan? Ik heb een keer gevraagd hoe het met die christelijk-joodse traditie zat. Ik heb een keer gevraagd: hoe denkt u over de woorden van de Heer Jezus Christus? Ik heb gevraagd: wat heeft u daar nou tegenover te stellen? Eigenlijk de vraag die de heer Kox daarnet ook stelde. Maar al die keren heb ik geen antwoord gekregen en misschien is dat wel de reden dat ik nu ook ben blijven zitten. Mijn vraag is uiteindelijk: op welke manier denkt mevrouw Faber, als we zo over een regering en over een land spreken, waarin we vast en zeker wijzigingen willen, hoe denken we dan de democratische rechtsstaat recht te doen en die overeind te houden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nou, als ik kijk naar de regeringsvorming en hoe die is verlopen, dat de tweede partij van Nederland gewoon buiten is gesloten en dat er ook totaal geen enkele moeite wordt gedaan om ermee te praten, dan lijkt dat mij een punt waarop je de democratie in feite laat afkalven. En dat zie je ook. Het maakt namelijk, als je met een voorstel komt, ook niet uit of het hard gebracht wordt of dat het zacht gebracht wordt, of het technisch is of dat het politiek is; ze kijken van wie het afkomt en als het uit de verkeerde hoek komt, dan wordt het gewoon neergesabeld. En daar maakt deze Kamer zich ook schuldig aan.
De heer Schalk (SGP):
Mijn vraag is dan: welk voorstel, welk constructief voorstel heeft de PVV dan tot nu toe gedaan?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nou, ik zal u vertellen ... Het is wel enige jaren geleden. Ik was toen woordvoerder op Economische Zaken en we behandelden hier de Warmtewet. Ik had toen een fout gevonden in die wet. Ik had ook een punt, zag ik toen ik dat benoemde. De ambtenaren zaten toen altijd nog daar, op de publieke tribune. Het ging om de grootte van de aansluiting van de warmtebron. Als die te groot was, dan viel die niet onder het toezicht van de ACM. Ik had daarover van tevoren gesproken met diverse senatoren die hier nu ook in de zaal zitten. Er waren zelfs senatoren die zeiden: hoe heb je dat gevonden? Ik zei: het is een kwestie van combineren. De ambtenaren op de publieke tribune raakten in paniek, dus ik had gewoon een punt. En ik heb daar een motie over ingediend. Het was een technisch verhaal, niet politiek. Het was een technisch debat, de Warmtewet was gewoon techniek, het was niet politiek, maar mijn motie werd gewoon niet aangenomen. Ze werd gewoon weggewimpeld.
De voorzitter:
Meneer Schalk tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot. Als dit bijzondere voorbeeld aangeeft waarom de rest van het betoog zo stevig moest zijn, dan ontgaat mij eerlijk gezegd de kwintessens ervan. Het gaat over een technisch onderdeel. Het is ongetwijfeld vervelend dat het niet opgelost werd, maar ik had het over de democratische rechtsstaat en die wordt niet door dat aansluitinkje aan de verwarming gevormd.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Als u mij toestaat, mevrouw de voorzitter, wil ik even reageren op de democratische rechtsstaat. Wij zien gewoon dat deze regering en ook de politieke elite steeds meer weggeven van onze democratie, onder andere aan Europa, aan de Europese Unie. We hebben steeds minder te vertellen. Meer dan de helft van de wetgeving in Nederland wordt al bepaald door de Europese Unie, en daar hebben wij helemaal geen bal meer over te zeggen, want het Europees Parlement, dat zijn alleen maar jaknikkers, die zitten daar een beetje lekker te verteren met een dik salaris en zeggen overal ja op. Die bepalen gewoon wat er hier gebeurt.
Vervolgens worden we met dit VN-migratieakkoord nu ook uitgeleverd aan de VN. De Verenigde Naties willen het migratieprobleem naar mondiaal niveau omhoogtrekken. Zij willen op dat niveau een organisatie voor optuigen die dat gaat leiden. Ik kan u vertellen dat als het zover komt — en het gaat zover komen, denk ik, als we zo doorgaan — dat de Verenigde Naties de migratie bepalen, wat hebben wij als klein Nederland dan nog te vertellen op een niveau als dat van de Verenigde Naties? In het algemeen zien we een verschuiving van democratie naar mensenrechten omdat men erachter is gekomen dat de rest van de wereld niet meer zo veel met democratie heeft. Daar lukt het allemaal niet zo. De Arabische Lente is een grote puinhoop geworden. Het Midden-Oosten lapt de democratie aan zijn laars, want daar geloven ze meer in een "Allahcratie", dus dat gaat hem ook niet worden. Dan zetten ze maar in op mensenrechten, maar, zoals iedereen weet, mensenrechten zijn gelijke rechten in ongelijke gevallen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
Voorzitter. Als ik mijn bijdrage een titel zou meegeven zou die "het gaat goed met ons maar we moeten oppassen" luiden. "Nederlanders hebben over het algemeen een hoge kwaliteit van leven. Het opleidingsniveau stijgt en na economisch roerige tijden neemt de werkeloosheid weer af en stijgt de koopkracht." Dit is een citaat uit de bevindingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau in de Sociale Staat van Nederland 2018. Goed nieuws. De economische crisis die veel mensen in ons land de afgelopen jaren hard heeft geraakt ligt achter ons. We zijn sinds het begin van 2018 positiever over de richting die het land opgaat. De werkeloosheid, het overheidstekort en de inflatie liggen stuk voor stuk lager dan het gemiddelde in de Europese Unie We zijn bijna terug op het niveau waarop we zaten voor de economische crisis.
Als je de kranten leest, zou je, soms, haast vergeten hoe goed het gaat met Nederland, overigens ook als ik net goed geluisterd heb. We zijn steeds vaker hoger opgeleid. De werkeloosheid is lager dan ooit. We werken meer uren, maar jammer genoeg werken vrouwen in de praktijk nog steeds minder dan mannen. We zijn gemiddeld zeer tevreden over onze eigen woonsituatie. Negen op de tien Nederlanders is tevreden over zijn of haar woning. Maar hier moeten we oppassen. Er dreigt oververhitting van de woningmarkt, waar vooral in de stedelijke gebieden starters last van hebben. De roep om adequaat overheidsbeleid wordt steeds luider. Denkt de regering met het huidige overheidsbeleid uit de voeten te kunnen of is er aanvullend beleid in voorbereiding?
De voorzitter:
Mevrouw Strik.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter, mevrouw Jorritsma snijdt terecht het probleem van de woningmarkt aan. Dat is echt een groot probleem. De prijzen van koopwoningen gaan hard omhoog. Daarnaast hebben we natuurlijk ook een probleem bij de sociale huurwoningen. We zien de huurwoningen enorm teruglopen in aantal, terwijl de wachttijden alleen maar toenemen. Neemt mevrouw Jorritsma deze problematiek ook mee in haar analyse van de woningmarkt? Wat is het idee van de VVD-fractie om dat op te lossen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik weet dat door de Tweede Kamer een aantal voorstellen zijn gedaan door een aantal coalitiepartijen waaronder mijn eigen partij. Er zijn op zich kwantitatief voldoende sociale huurwoningen. Alleen worden die voor een deel bewoond door mensen die eigenlijk niet meer in een sociale huurwoning hoeven te wonen. Daar moeten we iets aan doen. We moeten erover nadenken hoe we dat oplossen. Het is veel te makkelijk om te zeggen: voeg maar steeds nieuw toe of verkoop geen woningen meer en dan lost het probleem zich op. Ik ben twaalf jaar burgemeester geweest van een grote gemeente met een zeer groot contingent sociale woningbouw en toch hadden we lange wachtlijsten. Het is niet zo eenvoudig. Je moet daar goede maatregelen voor bedenken. Er zijn gemeenten die aan het experimenteren zijn om de doorstroming beter op gang te krijgen. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat niet iedereen in de gemeente Amsterdam kan wonen. Ik ben jaren burgemeester geweest van een gemeente die daarnaast lag. Heel veel mensen zijn daar erg gelukkig geworden, ondanks het feit dat ze niet meer in Amsterdam woonden en misschien wel niet konden wonen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb het idee dat dit een beetje het bagatelliseren van het probleem is. Het gaat er niet zozeer om dat mensen een bepaalde voorkeur hebben voor de stad als wel om het feit dat het absolute aantal huurwoningen het afgelopen decennium enorm is teruggelopen.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja, terecht.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Er wachten nog steeds heel veel mensen op een sociale huurwoning waar ze ook recht op zouden hebben. We hebben de verhuurdersheffing gehad die het woningcorporaties heel moeilijk maakt om tegemoet te komen aan het aantal woningen dat nodig is. Dat kan misschien voor een deel te maken hebben met het aantal scheefhuurders, hoewel dit aantal in de praktijk percentueel relatief is. Maar ook daar zullen we als overheid een oplossing voor moeten vinden, zeker nu de koopmarkt zo gespannen is.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik zit altijd met een probleem. Sommige gemeenten hebben buitengewoon hoge percentages sociale huurwoningen. Dat zijn dezelfde gemeenten waar de wachttijden het langst zijn. Ik heb vroeger in Bolsward gewoond. Daar hoefde je nooit op een sociale huurwoning te wachten. Die woningen waren gewoon beschikbaar. Daar hadden ze een heel laag percentage. U maakt mij niet wijs dat in de grote steden 60% van de mensen recht heeft op een sociale huurwoning. In sommige gevallen is de markt daar nog steeds zo groot. Dan is het dus een verdelingsvraagstuk. Daar moeten we het met elkaar over hebben. Ik denk dat daar inmiddels ook een aantal ideeën over op tafel zijn gelegd waarvan ik hoop dat ze uitgewerkt worden, zodat mensen meer gestimuleerd worden om naar alternatieven te kijken.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Tot slot. Ik zou heel graag willen dat de VVD-fractie ook echt deze groep mensen die wacht op een huurwoning meeneemt in ideeënvorming over een oplossing voor de oververhitte woningmarkt. Dat is ontzettend belangrijk. Het gaat niet alleen om kopen maar ook om huren.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Laat ik het er nu van harte mee eens zijn dat we dat zeker moeten doen. Ik vind dat we moeten zorgen dat alle mensen een fatsoenlijke woning kunnen vinden. Het zal niet altijd zo zijn dat die fatsoenlijke woning om de hoek ligt van de woning waar ze nu wonen. Dat is nu een keer niet zo, maar dat is ook helemaal niet zo erg. Als je heel lang op de lijst hebt gestaan voor een sociale huurwoning, dan vind je het heel vervelend om er daarna misschien weer uit te moeten omdat je inkomen inmiddels te hoog is geworden. Toch zullen we erover na moeten denken hoe we die mensen stimuleren, misschien soms verleiden en wellicht soms dwingen om naar een andere woning te gaan.
De voorzitter:
Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. Mevrouw Jorritsma zegt iets interessants. Er zitten mensen in sociale huurwoningen die daar horen te wonen.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Die een te laag, sorry, een te hoog inkomen hebben.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U heeft het alleen over die groep. Is het ook niet zo dat momenteel al die woningen worden toegewezen aan statushouders, vooral in de grote steden?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voor zover ik weet, wordt een buitengewoon klein percentage toegewezen aan statushouders. Dat lijkt me ook heel logisch, want dat zijn namelijk mensen die rechtmatig in Nederland mogen verblijven omdat ze de politieke status van vluchteling hebben gekregen. Ik zou me echt doodschamen als we die mensen niet fatsoenlijk onder dak zouden brengen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zou me doodschamen als we niet onze Nederlanders fatsoenlijk onder dak kunnen brengen. Laatst was er nog een stuk in de media over mensen die een baan hadden maar toch dakloos waren. Er is gewoon geen huis voor hen te vinden. U zegt dat niet zo veel mensen daar gevestigd worden. Maar elke statushouder krijgt voorrang bij het toewijzen van een sociale huurwoning. Die pikken als eersten de vrijgekomen woningen in. Dan moet u niet zeggen dat het maar een heel klein percentage is. Alle woningen die vrijvallen, gaan hoofdzakelijk naar statushouders.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Mevrouw Faber, het is niet waar. Het is gewoon niet waar. In heel veel gevallen zoekt men voor statushouders alternatieve oplossingen en niet alleen maar de sociale huurwoning. Soms wordt woonruimte gedeeld met anderen. Heel vaak zijn het alleenstaanden die in huis komen met meerdere alleenstaanden. Ze moeten wel onder dak gebracht worden. Als iemand rechtmatig in Nederland mag verblijven — zo behandelen we alle andere Nederlanders ook — kun je die niet op straat laten staan. Dat mogen we met Nederlanders ook niet doen trouwens.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Faber op dit punt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, voorzitter. Mevrouw Jorritsma zegt dat het niet waar is. Sta ik hier dan te liegen? Is dat niet zo dat de meeste vrijvallende sociale huurwoningen worden toegewezen aan statushouders?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat is niet waar. Dat is gewoon niet waar.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dus dan sta ik te liegen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Nou ja, als het niet waar is, is het in elk geval niet waar. Ik zou niet durven te beweren dat u liegt, maar misschien weet u het niet.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan vind ik dat u het lef moet hebben om te zeggen dat ik sta te liegen. Maar dat durft u niet, want u weet dat er een kern van waarheid zit in wat ik zeg.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Nee, nee, nee, als u wilt dat ik zeg dat u liegt, dan is dat maar zo.
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma, het gaat via de voorzitter. Dan blijft het iets rustiger allemaal. Dank u wel.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Pardon, voorzitter.
We worden allemaal ouder. En gelukkig zijn we daarbij ook steeds langer gezond. Over het algemeen waarderen we in Nederland ons leven met een 8. Eerlijk gezegd, vind ik dat bijna een belachelijk cijfer. Ik haalde het nooit op de middelbare school. Ik realiseer me heel goed dat een gemiddelde niet alles zegt. Maar ook mensen met een lager inkomen geven hun leven gemiddeld een 7,4. Daar was ik toen al heel tevreden mee. Bovendien zien we dat ook mensen die ouder zijn dan 65 hun leefsituatie de afgelopen tien jaar flink hebben zien verbeteren. Dat komt deels doordat de 65-plusser van vandaag een hoger inkomen en een hoger opleidingsniveau heeft dan tien jaar geleden. Maar het komt ook doordat ze actiever participeren en minder worden geremd door gezondheidsproblemen dan tien jaar geleden.
Mooie cijfers, die laten zien dat Nederland er goed voor staat en daar mogen we als Nederlanders best trots op zijn. We hebben het in Nederland met elkaar hartstikke erg goed. Dat is fijn, dat mogen we koesteren en daar moeten we zuinig op zijn.
Die mooie cijfers, voorzitter, betekenen overigens niet dat Nederland af is, dat de problemen op zijn en dat er niets meer is waar we ons zorgen over moeten maken. Want het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert ook dat er op een aantal gebieden hardnekkige verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn, bijvoorbeeld tussen mensen van verschillende herkomst als het gaat om het opleidingsniveau van mensen of hun deelname aan de arbeidsmarkt. Een goede opleiding en een goede baan zijn echt nog niet voor iedere Nederlander vanzelfsprekend. Zo zijn er ook nog steeds verschillen tussen mannen en vrouwen waar het gaat om de verdeling van werk en zorg; jammer. Bovendien is er een groep mensen bij wie de problemen zich opstapelen, vooral mensen die te maken hebben met verschillende voorzieningen in het sociale domein. In gewone taal: als je veel zorg en ondersteuning nodig hebt, is de kans dat je minder tevreden bent over je eigen leven groter. Die hardnekkige verschillen moeten we niet uit het oog verliezen, omdat er problemen achter schuilgaan die vragen om een oplossing. Als wij willen dat iedereen mee kan doen, dat iedereen vrij is om zelf zijn of haar leven vorm te geven en als we willen dat iedereen de vruchten plukt van het economisch herstel, moeten we de mensen die moeite hebben om mee te komen ook meenemen.
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een flink aantal afspraken gemaakt om daar iets aan te doen. Forse investeringen in onderwijs, in de zorg, in de politie, kortom in de publieke sector.
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw Jorritsma ging daarnet even in op het verschil tussen werk- en zorgverdeling van mannen en vrouwen. Ze koppelde dat wat aan opleiding en baan en dergelijke. Dat is allemaal prima, maar mag het ook zo zijn dat mensen kiezen voor geen werk of geen betaald werk, laat ik het zo zeggen? Hoe beoordeelt mevrouw Jorritsma de waarde van onbetaald werk?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik onbetaald werk ontzettend belangrijk vind, maar dat vind ik ook van mensen die betaald werk verrichten en daarbij onbetaald werk verrichten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de mensen die het meeste vrijwilligerswerk doen, meestal mensen zijn die ook een volledige betaalde baan hebben. Dat is heel bizar, maar ook wel goed. Daar ben ik blij mee. Als mensen echt zelf ervoor kiezen om niet te werken, is dat natuurlijk een vrije keuze. Maar eerlijk gezegd vind ik het altijd heel bijzonder dat onze bijstand bevolkt wordt door vrouwen. Dat zijn vrouwen die waarschijnlijk op enig moment heel vrijwillig, zo wordt gezegd, ervoor gekozen hebben om thuis te blijven. Althans, om onvoldoende te werken om carrière te kunnen maken. Dat zijn de vrouwen die na een echtscheiding of na het overlijden van hun man in de bijstand belanden en daar meestal heel moeilijk weer uitkomen. Dat vind ik een grote zorg. Waar dat probleem steeds wordt weggezet als "ja maar het is toch een vrije keuze", denk ik dat die keuze iets minder vrij is dan wij vaak zeggen.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb die cijfers allemaal niet zo paraat en ik ga zeker niet vragen of ik lieg en dergelijke, maar ik vraag me wel af of je nog kunt zeggen dat mensen die kiezen voor onbetaald werk, allemaal in de problemen zitten met hun opleiding. Dat is vandaag de dag toch wel anders en ik denk dat mevrouw Jorritsma dat ook weet. Maar hoe waardeert ze dat onbetaalde werk dan uiteindelijk? Zouden we daar een waardering voor moeten zoeken? We hebben het er weleens over dat elk onderdeel van onze samenleving een waarde mee moet krijgen. Die mantelzorg bijvoorbeeld of gezinszorg, die zou toch ook een waarde moeten krijgen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik worstel dan altijd met het probleem of de overheid daar dan ook weer in moet treden. Mijn echtgenoot, die al heel lang gepensioneerd is, heeft jarenlang mantelzorg gepleegd bij mijn moeder. Daar was ik heel blij mee. Ik had er helaas geen tijd voor, dus ik was heel blij dat hij dat deed. Ik heb dat zeer gewaardeerd — privé, persoonlijk — en onze omgeving ook, maar ik zie niet zo goed hoe je als samenleving, als overheid iets moet neerzetten om daar een soort waarde aan toe te kennen. Dat vind ik ingewikkeld, maar misschien heeft u daar ideeën over.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Misschien is het heel ingewikkeld om de overheid te vragen daar een waarde tegenover te zetten, maar misschien moeten we in ieder geval besluiten om te stoppen met het bestraffen van het verrichten van werk dat uw man heeft gedaan.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
We bestraffen het volgens mij niet. Volgens mij doet de overheid niet langer aan discriminatie. Zij zegt: ieder mens is gelijk en als mensen geld verdienen, moeten ze daar belasting over betalen. Dat lijkt mij ook heel redelijk. Ik ben er zelf bij aanwezig geweest — ik zat in de Tweede Kamer — toen al die wetgeving werd behandeld die leidde tot een individuele waardering van de mensen die werk hebben. Wat vroeger bij elkaar opgeteld werd, hebben we van elkaar losgetrokken. Ik ben daar heel tevreden over en ik hoop dat dat ook zo blijft, want ik zou het heel erg vinden als twee mensen die werk verrichten, vervolgens gestraft worden voor het feit dat ze alle twee werk verrichten, terwijl een eenverdiener beloond kan worden. Daar ben ik het gewoon niet mee eens, principieel niet.
De voorzitter:
Een heel kort interruptietje nog, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik kan me nog voorstellen dat mevrouw Jorritsma een eenverdiener niet wil belonen, maar om hem te straffen, zoals nu gebeurt ... Maar daar komen we later over te spreken.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik wil graag terug naar het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau waar mevrouw Jorritsma naar verwijst. De analyse daar is iets dieper dan ik van mevrouw Jorritsma terugkrijg. De analyse daar is dat de winnaars structureel winnen en de verliezers structureel verliezen, met als gevolg dat 4% van de bevolking achterblijft en 30% van de bevolking te maken krijgt met een stapeling van problemen: slecht werk, fysiek ongezond, later met pensioen, slechtere gezondheid op de pensioengerechtigde leeftijd, eerder overlijden. Ik ben benieuwd wat mevrouw Jorritsma voorstelt om juist die stapeling van problemen tegen te gaan.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik kom daar dadelijk verderop in mijn verhaal over te spreken, namelijk dat dit voor een deel, een flink deel, ook gedecentraliseerd beleid is, waar we inmiddels op een andere plek ons mee zouden moeten bemoeien en gelukkig ook wel bemoeien. Maar dat kan nog wel steeds beter. Daar kom ik dadelijk graag op terug.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ziet mevrouw Jorritsma daarin ook een speciale rol voor de Eerste Kamer weggelegd door wetgeving en samenhang te bekijken en meer aandacht te hebben voor de stapeling van resultaten van wetgeving in plaats van ze in individueel verband te bekijken?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Op het moment dat er wetgeving aan de orde is, moeten we dat zeker doen. Ik ga er ook van uit dat dat is gebeurd toen bijvoorbeeld de Wmo werd behandeld en toen de decentralisaties van het sociale domein behandeld werden. Voor het overige, als er wijzingen optreden, gaan we dat natuurlijk opnieuw doen. Ik ben overigens niet van de categorie die vindt dat alles meteen weer in wetgeving moet worden vastgelegd. Daar kom ik dadelijk ook graag op terug.
Voorzitter. Ik zei net dat we de hardnekkige verschillen niet uit het oog moeten verliezen. Het kabinet doet investeringen in onderwijs, zorg en politie, dus in de publieke sector, waar mensen rechtstreeks iets van merken. Daarnaast bevorderen we deelname aan het arbeidsproces, ook van mensen die veel te lang aan de kant hebben gestaan. Kan het kabinet aangeven hoe de ambities op dit terrein verder vorm krijgen? Daarnaast gaat er veel geld naar gemeenten, terecht. Zij voeren na de decentralisaties die taken uit waar heel veel mensen direct mee te maken hebben. Die decentralisaties zijn in Den Haag afgerond, maar daarmee zijn we er nog lang niet. We moeten ervoor waken te snel te oordelen als het nog niet overal perfect gaat. Op gemeenten rust de dure plicht om het echt beter te gaan doen dan in de oude situatie voordien, toen het allemaal in sectoren zat. Dat lijkt nog niet overal het geval. Mag ik een voorbeeld noemen? Bijvoorbeeld — er zijn er meer te noemen — de jeugdregio's die op sommige plekken weer in subregio's gesplitst worden, waardoor samenwerking moeizamer gaat, of ondoorzichtige aanbestedingsprocedures die voor instellingen onzekerheid opleveren. Ik denk wel dat het goed is dat we af en toe benadrukken dat gemeenten echt van elkaar moeten leren.
Geen nieuwe bureaucratie graag, en daar waar Den Haag regels kan wegnemen, ook graag. Om in de oude bureaucratie te snijden verwachten wij overigens nog wel actie van het kabinet. Tegelijkertijd moeten politici terughoudend zijn en niet bij ieder incident weer voorstellen om met nieuwe regels het probleem op te lossen. Er is echt geen tekort aan regels in het sociale domein. Geef gemeenteraden de ruimte om zelf het toezicht goed vorm te geven, zou ik zeggen. Help ze daarbij waar nodig, maar ga niet in de weg lopen. Voorzitter. Het is belangrijk dat zo veel mogelijk mensen profiteren van het economisch herstel. Dat begint bij de lastenverlichting in het regeerakkoord zodat je aan het einde van de maand op je loonstrook ook ziet dat je er op vooruit gaat, maar daar eindigt het niet. Dat het nu economisch goed gaat is mooi, maar we willen graag dat het in Nederland over tien en twintig jaar economisch nog steeds goed gaat. We willen dat kabinetten over tien en twintig jaar, net als dit kabinet, extra kunnen investeren in de publieke sector. In goede en liefdevolle zorg, in onderwijs dat zich kan meten met de rest van de wereld, in veiligheid en in infrastructuur. Dat betekent wel dat we het geld voor die investeringen met elkaar eerst moeten verdienen. Dat vraagt om een sterke economie en een goed vestigingsklimaat, want het zijn uiteindelijk de bedrijven, groot en klein, die zorgen voor banen, voor belastingopbrengsten, voor het geld dat we nodig hebben om al die investeringen in de publieke sector ook daadwerkelijk te kunnen doen. De VVD zal daarbij overigens ook letten op de fiscale positie van de middeninkomens en van het mkb.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Jorritsma heeft het over het vruchten plukken van het economisch herstel. Dat klinkt mooi, maar meneer Wiebes, de minister van Economische Zaken van de eigen partij van mevrouw Jorritsma, heeft gezegd dat de economische groei in de komende jaren opgaat aan de energietransitie. Dus, hoe ziet u nou dat wij daar verder enig voordeel van hebben? Hoe kunt u dit in perspectief plaatsen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Wij moeten de voorstellen van het kabinet nog krijgen. Ik denk ook niet dat de voorstellen die van het kabinet komen, alle problemen tot 2050 zullen oplossen. Dat zou ook een beetje raar zijn, want 30 jaar geleden wisten wij ook niet wat wij vandaag kunnen. Het zou mooi zijn als men het allemaal kan oplossen binnen de economische groei, want dat zou betekenen dat wij burgers mogelijk niet extra hoeven te belasten. Je moet ze alleen belasten als er geen sprake is van economische groei en je toch dingen moet gaan doen. Het zou best kunnen zijn dat als je dat op een slimme manier doet, het niet betekent dat de burgers automatisch aan alle kanten moeten inleveren. Je kunt het slim doen en het is volgens mij ook het idee van het kabinet om het op die manier te doen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De economische groei gaat op aan de energietransitie, als ik de minister van Economische Zaken mag geloven. Laat ik er maar van uitgaan dat dat klopt. Dus dan zou je op de nullijn komen te zitten. Dan heb je ook nog de inflatie. Wij zien dat de huidige regering de grootste aanjager van de inflatie is, alleen al door het verhogen van de btw. Dan zouden wij dus in ieder geval moeten gaan voor nul inflatie, want anders is dat gewoon niet te realiseren. Als je de inflatie houdt, ga je gewoon inleveren want de bedrijven staan ook niet te trappelen voor loonsverhogingen.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
U heeft wel een heel eenvoudige economische redenering op dit moment. Er zijn allerlei knoppen waar wij aan kunnen draaien om de inkomens van mensen en de economische groei te beïnvloeden. Wij kunnen ook besluiten om misschien eens een keer iets minder uit te geven aan sommige dingen. Dat zou kunnen. Dat zijn manieren die wij heel lang goed hebben gehanteerd. Eerlijk gezegd vond ik regeren in die tijd makkelijker dan wanneer er meer geld was, maar goed. Ombuigen hoort er ook bij als het ingewikkeld is. Als je de economische groei moet benutten voor de energietransitie, kan het ook zijn dat dit oplevert dat mensen op sommige punten minder hoeven te betalen, bijvoorbeeld als het huis goed is geïsoleerd, als je een heel zuinige ketel hebt genomen of als je een warmtepomp hebt gekregen, een hybride wat mij betreft voorlopig. Dat soort dingen kunnen ook een deel van het probleem oplossen. Het is niet automatisch zo dat als economische groei voor een flink deel naar een transitie gaat, dit dan betekent dat dit voor iedereen slecht is.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vind het toch wel een beetje humoristisch, want mevrouw Jorritsma zegt dat je energiekosten wellicht naar beneden gaan als je je huis isoleert. Nou, ten eerste, als wij moeten gaan doen wat de klimaattafels voorstellen, dat de huizen gasloos worden gemaakt, dan kost het je minstens €50.000 tot €60.000 om je woning te isoleren. Mensen kunnen dat niet betalen. Dan wordt er gezegd: ga maar lenen. Maar ze kunnen niet meer lenen want ze zitten al aan het maximum. Dat is gewoon een onhaalbare kaart. Dan heeft u het over warmtewisselaars. We zullen het maar niet hebben over die vergunning die u acht jaar geleden niet had voor die warmtewisselaar.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat was heel jammer.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat was wel even een minpuntje.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Klopt, heel jammer, wij waren bijna energieneutraal.
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma, graag via de voorzitter.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Jorritsma waant zich als Jupiter: wat Jupiter mag, mogen de koeien nog niet. Maar goed. Nogmaals, even over de energietransitie. Die gaat gewoon bakken geld kosten en gaat de mensen veel te veel geld kosten. Het is gewoon niet te betalen. Daarom is de vraag waarom de VVD niet gaat stoppen met die waanzin, want het is onbetaalbaar.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Wij zijn ervan overtuigd dat wij een probleem hebben met het klimaat en dat wij dat moeten aanpakken. Wij zijn er vervolgens van overtuigd dat je dat op een zo economisch efficiënt mogelijke manier moet doen. Er liggen nog helemaal geen voorstellen. Die voorstellen komen, hoop ik, aan het einde van dit jaar. Ik ga daar een vraag over stellen aan het kabinet; ik zal vragen hoe de planning nu lijkt te zijn. Die voorstellen zullen niet gaan over de periode van nu tot 2050 en ze gaan er zeker niet over dat binnen nu en een paar jaar iedereen van het gas af moet. Als dat de uitkomst zou zijn, dan vindt u mij aan uw zijde. Dat gaat niet gebeuren.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik ben blij dat mevrouw Jorritsma het duurzaamheidsvraagstuk belangrijk vindt. Vandaag verscheen een rapport van ABN AMRO waaruit blijkt dat vooral consumenten betalen doordat de boodschappen duurder worden. De Nederlandsche Bank pleit ervoor dat grote bedrijven een zwaardere last dragen waar het gaat om de energietransitie. De lasten komen nu vooral bij kleine bedrijven en mensen terecht. Hoe ziet de VVD dat?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vind dat iedereen daaraan moet betalen, de grote bedrijven dus ook. Ik meen te weten dat het een initiatief van de heer Wiebes zelf was om de grootste energiesluipers ... Nee, hoe zeg ik dat? Om de slurpers juist te vragen om zo snel mogelijk over te gaan op andere energievoorzieningen. Dat lijkt mij hartstikke goed. Dat moet ook gebeuren. Kijk, je kunt je best zorgen maken over wat er aan sommige van de tafels gebeurt. Daar kom ik dadelijk over te spreken. De belangrijkste stakeholder zit jammer genoeg, vind ik, niet aan die tafels. Dat zijn wij allemaal namelijk. Gewone burgers. Nou nee, wij niet, wij zijn geen gewone burgers, maar die vertegenwoordigen wij hier. De gewone burger zit wel erg ver weg daar.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik hoor mevrouw Jorritsma net zeggen: wij van de VVD gaan in de gaten houden dat wij bij de fiscale maatregelen rekening gaan houden met de middeninkomens en ook met het mkb. Nou weten wij dat met name de kleinere bedrijven ongelofelijk veel last hebben van die btw-verhoging van 6% naar 9%. Daar staan een paar maatregelen tegenover, bijvoorbeeld dat de werkgeverslasten op arbeid worden verlaagd. Dat is een puntje, maar van de verlaging van de winstbelasting profiteren kleine ondernemingen niet. Dat zijn meestal geen vennoten. Doelt mevrouw Jorritsma in haar spreektekst op nieuwe, extra voorstellen die de VVD gaat doen om die kleinere bedrijven toch verder te gaan ontzien? Of vindt zij het zo eigenlijk wel mooi?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Wij vinden de voorstellen zoals die door het kabinet zijn gedaan, in balans. De btw-verhoging wordt gecompenseerd door een verlaging van de inkomstenbelasting. Dit betekent dus dat mensen die de btw moeten betalen, daarvoor worden gecompenseerd. Overigens zijn veel van die kleine ondernemers ib-ondernemers en zij hebben daar dus ook een voordeel van; zij hoeven minder inkomstenbelasting te betalen.
Die btw-verhoging. Ik vind het altijd heel bijzonder. Wij zijn altijd van mening geweest dat je moet proberen belastingen meer van arbeid naar producten te brengen. Nou doet het kabinet dit op een voorzichtige manier met een kleine verhoging, want het gaat over een verhoging van 6% naar 9%. Daar kun je echt niet heel erg van schrikken. Ik denk dat dit redelijk is, vooral omdat daar een verlaging van de belasting op arbeid tegenover staat. Daar hebben wij altijd voor gepleit. Ik geloof trouwens dat u dat ook heeft gedaan. Ik denk dat iedereen eigenlijk vindt dat wij meer onze consumptie moeten belasten dan de arbeid.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik noemde het al een pluspunt dat de lasten op arbeid inderdaad omlaag gaan, maar kleine bedrijven krijgen ermee te maken en hebben er al mee te maken dat minder mensen diensten van hen afnemen juist vanwege die verhoogde btw-tarieven. Dan kunt u wel zeggen dat dit overdreven is, maar zij hebben te maken met de resultaten, met het gedrag van consumenten. De vraag is of de VVD dit goed zal monitoren en eventueel toch zal bekijken of er meer fiscale maatregelen kunnen worden genomen juist ook om die kleinere bedrijven uit de wind te houden. Of zegt u: dit moet zo kunnen en hier blijft het bij?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik denk dat iedereen elk jaar kijkt naar het resultaat van het beleid. Daar gaan wij volgend jaar ook weer naar kijken als de lasten voor het jaar daarna moeten worden bepaald. Mijn opmerking over de fiscale positie van middeninkomens en mkb is er met name op gericht dat als er in toekomst weer voorstellen komen, wij goed zullen bekijken wat de effecten zijn voor het midden- en kleinbedrijf. Het kan best zijn dat je volgend jaar zegt: hier moeten wij iets bedenken. Overigens zou ik er dan geen groot voorstander van zijn om de lasten dan weer van producten naar inkomen te verschuiven. Daar zou ik geen groot voorstander van zijn.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik zou nog even willen terugkomen op de complimenten die mevrouw Jorritsma het kabinet maakte voor de investeringen in de publieke sector. Die complimenten verbazen mij een beetje in het licht van de demonstratie die op 2 oktober in Den Haag heeft plaatsgevonden en de demonstratie die op 10 november in Amsterdam plaatsvindt waar politiemensen, zorgmedewerkers en leraren erover klagen dat er juist te weinig wordt geïnvesteerd in de publieke sector. Ik ben heel erg benieuwd hoe mevrouw Jorritsma aankijkt tegen de bijdrage van de publieke sector aan het vestigingsklimaat in ons land.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik denk dat onze publieke sector gelukkig een heel goede sector is. De meeste mensen die daar het werk verrichten, doen dat ook heel goed. Ik ben er ook bedroefd over dat wij in sommige sectoren te weinig mensen aan de slag hebben. Overigens zijn dit wel de sectoren waar het meest in deeltijd wordt gewerkt en waar ook wel veel hele kleine deeltijdbaantjes een hoge werkdruk met zich meebrengen. Daar zouden wij misschien ook eens wat beter naar moeten kijken. Tegelijkertijd denk ik: het is van tweeën een. Je kunt je geld maar één keer uitgeven. Hier is gekozen voor een forse investering in onderwijs, zorg en politie en dat is het dan op dit moment ook wel even, wat ons betreft. Veel meer zouden ze überhaupt ook niet eens aankunnen, want wij moeten dan ook nog de mensen hebben om dat werk weer te kunnen uitvoeren. Ik vind het jammer dat er tijdens die demonstraties een beeld wordt gecreëerd alsof het allemaal maar niks is en het een soort schijntje is. Dat is niet waar. Het zijn enorme investeringen en die moeten vooral goed gebeuren.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Sent.
Mevrouw Sent (PvdA):
De zorgen zijn enorm en ik verbaas mij erover dat mevrouw Jorritsma dit zo bagatelliseert. De leraren, de zorgmedewerkers en de politiemensen gaan niet voor niks naar de Dam. Zij hebben last van een enorme werkdruk en lage salarissen, en zij voelen zich niet erkend. In het onderwijs is er ook nog eens een keer extra regeldruk. Ik ben blij dat mevrouw Jorritsma daar aandacht voor vraagt. Dus ik vind dat het niet gebagatelliseerd moet worden en dat de zorgen serieus moeten worden genomen. Ik hoop dat ook uit het perspectief van het vestigingsklimaat stevig in de publieke sector wordt geïnvesteerd.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Er wordt stevig geïnvesteerd in de publieke sector. Dat helpt ook bij het vestigingsklimaat. Ik zou echt niet willen zeggen dat mensen heel slecht worden betaald, want dat is gewoon niet waar. Wij moeten erop letten dat wij dat niet zelf als een soort frame gaan gebruiken. Ja, op sommige plekken kunnen de salarissen omhoog, daar gaan ze ook omhoog, maar het is niet zo dat de salarissen in de publieke sector te laag zijn. Dat is gewoon niet waar.
De voorzitter:
Nog heel kort.
Mevrouw Sent (PvdA):
Nog eentje. Vindt mevrouw Jorritsma de salarissen van de basisschoolleraren dan acceptabel?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Op dit moment wel en die gaan omhoog. Die gaan meer omhoog dan de andere. Dat is ook terecht. Ik constateer overigens ook dat een deel van de salarisruimte die er ooit was, niet is gebruikt om de salarissen te verhogen. Dat betreur ik zeer. Daarom ben ik wel blij dat ik in de krant mag lezen dat de minister van Onderwijs iets meer sturing wil om ervoor te zorgen dat het geld ook op de plekken komt waarvoor dat was afgesproken.
Voorzitter. Het is ontzettend makkelijk om af te geven op het bedrijfsleven. Zeker op grote bedrijven en de vermeende voordelen die zij keer op keer ontvangen. Maar daarmee doen we toch echt geen recht aan het belang van al die bedrijvigheid. Die bedrijvigheid heeft Nederland groot gemaakt. Zonder mensen die risico's durven te nemen door een bedrijf te starten of door te investeren in een start-up of in een groot bedrijf komt onze economische groei net zo snel weer piepend en knarsend tot stilstand. Dat zou heel jammer zijn voor al die mensen die dankzij die bedrijven een baan hebben, maar ook voor al die investeringen in onze publieke sector. Zonder bedrijven en de mensen die daar werken, kan de publieke sector ook helemaal niet bestaan terwijl het juist de combinatie van een goed vestigingsklimaat en goede sociale voorzieningen is die Nederland tot zo'n fijn land maakt.
En laten we daarbij ook de ondernemende zzp'er niet vergeten. Schijnconstructies moeten we aanpakken, maar zzp'ers die heel bewust voor eigen rekening werken, gaan we niet verkapt in de richting van een werknemerschap duwen. Als je wilt ondernemen, dan mag dat in Nederland. Of je nu 1, 100 of 1.000 man personeel hebt.
Voorzitter. Dit fijne land is geen eiland. We zijn een klein land in een hele grote wereld, een wereld waarin op dit moment grote vraagstukken en veranderingen op ons afkomen op het gebied van klimaatverandering, verschuivende machtsblokken en de bijbehorende internationale instabiliteit. De op regels gebaseerde wereldorde die na de Tweede Wereldoorlog heeft gezorgd voor een lange periode van stabiliteit en overzichtelijke verhoudingen tussen de verschillende grootmachten staat in toenemende mate onder druk. De vanzelfsprekendheid van internationale samenwerking binnen de Verenigde Naties, de NAVO, de WTO en andere organisaties staat in toenemende mate onder druk.
Europa moet dus meer verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van het eigen continent. We zullen op termijn onze defensie-inspanning verder moeten verhogen, liefst samen met andere Europese landen, omdat we samen sterker staan in een wereld waarin traditionele machtsverhoudingen snel aan het schuiven zijn.
Dat leiders als Poetin en Erdogan zich weinig aantrekken van de waarde en het belang van de internationale organisaties zal niemand verbazen. Dat ook de Amerikaanse president Trump zich in toenemende mate aan deze vormen van samenwerking onttrekt, is een veeg teken.
Wereldwijde problemen vragen om wereldwijde oplossingen en dan helpt het niet als landen zich terugtrekken uit juist die organisaties waarin we samen kunnen zoeken naar de beste oplossingen voor die problemen. Het is een illusie om te denken dat we het veranderde klimaat alleen in Nederland of in Europa de baas kunnen. Dat vraagt inzet van alle landen.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Het is goed om te horen van mevrouw Jorritsma dat het niet verstandig is als met name grote landen zich terugtrekken uit belangrijke internationale afspraken. Mevrouw Jorritsma verwijst naar het klimaatverdrag waar de Amerikanen niet aan meedoen en andere landen dat nu ook dreigen te doen. We hebben ook het INF-verdrag waarover de president van Amerika zojuist heeft bekendgemaakt dat hij zich daaruit terugtrekt, met het risico dat we weer middellangeafstandsraketten op ons grondgebied krijgen. Hoe denkt mevrouw Jorritsma dat onze regering daarop zou moeten reageren, ervan uitgaande dat zij met mij onderkent dat raketten terug op ons grondgebied, die we na de koude oorlog juist kwijtgeraakt zijn, het allerslechtste is wat ons zou kunnen overkomen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben het met u eens. Dus dat moet niet gebeuren. Ik hoop dat we alles in het werk zullen stellen om te proberen de Verenigde Staten er weer bij te krijgen of ze erbij te houden.
De heer Kox (SP):
Wat denkt mevrouw Jorritsma dat deze regering zou moeten doen? Tot dusver hebben we een aantal regeringen zien reageren, maar de Nederlandse regering is, wellicht om haar moverende redenen, nogal erg stil op dit terrein. Is dat wijsheid of zou er een wat assertievere opstelling van onze regering gevraagd mogen worden?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben niet zo erg van de club die zegt dat we meteen altijd bovenop de barricades moeten gaan staan en het hardste roepen. Mijn ervaring is — en volgens mij is dit kabinet daar voortdurend mee bezig — dat het soms beter is om op de achtergrond te proberen dingen voor elkaar te krijgen. Dus ik hoor graag wat de methode is waar dit kabinet voor kiest. Daar gaan ze straks vast nog wel iets over zeggen.
Voorzitter. Ik had het over de inzet van alle landen. Dat geldt zowel voor de directe gevolgen zoals de opwarming van de aarde en de klimaatverandering, de stijgende zeespiegel en de gevolgen daarvan voor de wereldwijde beschikbaarheid van voedsel en water als voor de indirecte gevolgen zoals instabiliteit in bepaalde regio's en de vluchtelingenstromen die daar het gevolg van zijn. Die geopolitieke instabiliteit doet zich overigens nu al voor in gebieden in regio's met watertekorten door menselijk ingrijpen, zoals in Spanje, in Iran en bij de Jordaan, maar wordt nog versterkt door de gevolgen van de klimaatverandering. En Europa, Rusland en China hebben een snel vergrijzende bevolking, terwijl in Afrika en delen van Azië en Zuid-Amerika de bevolking juist enorm groeit. Iets dat ook zomaar kan leiden tot grotere migratiestromen.
Nederland kan niet zonder samenwerking met andere landen. De grote stroom van vluchtelingen die Europa de afgelopen jaren heeft moeten verwerken, los je niet op als land alleen. Daar moet je voor samenwerken en dat kan alleen als we ons niet tegen elkaar laten uitspelen.
Die samenwerking is net zo hard nodig als het gaat om de bewaking van onze buitengrenzen. Fysiek door de mensenhandelaren tegen te houden en afspraken zoals met Turkije ook met andere landen te maken, maar ook digitaal. Het voorbeeld van de Russische operatie om een in Nederland gevestigde internationale organisatie te hacken, maakt pijnlijk duidelijk dat de op regels gebaseerde wereldorde die we graag zien in de praktijk maar heel beperkt is. Hoe staat het overigens met die internationale afspraken om vluchtelingen elders op te vangen?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Terecht hecht mevrouw Jorritsma heel veel waarde aan internationale samenwerking, ook op het gebied van migratie en vluchtelingenbescherming. Tegelijkertijd vraagt ze het kabinet wel hoe het zit met de afspraken om vluchtelingen elders op te vangen. Nu zijn we bezig op mondiaal niveau met VN Global Compact, onder andere ook onder refugees, waarin juist wordt toegewerkt naar meer solidariteit onderling bij het beschermen en opvangen van vluchtelingen. De realiteit is dat het leeuwendeel van de vluchtelingen in de buurlanden van oorlogslanden zit, vaak in precaire situaties. Compact gaat ervan uit dat er meer solidariteit moet zijn in de zin van meer financiële ondersteuning, maar ook een deel uitnodigingsbeleid van vluchtelingen. Dat wil niet zeggen gelijke verdeling over alle landen, maar wel dat ook de EU een aandeel zal moeten nemen. Onderschrijft mevrouw Jorritsma dat in combinatie met afspraken over het ondersteunen van vluchtelingen elders?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat is een heel complex probleem; laten we daar helder over zijn. Ik ben er het meest voor om zo snel mogelijk de niet geregelde immigratie zo hard mogelijk tegen te gaan. Daar moeten de afspraken met die landen ook over gemaakt kunnen worden. Tegelijkertijd realiseren wij ons natuurlijk heel goed dat als je afspraken wilt maken, dat altijd afspraken zijn tussen twee partijen of met meerdere partijen. Dat betekent dat het nooit een eenzijdige oplegging kan zijn. Sterker nog, we zullen ook die landen moeten helpen met de opvang die in de regio dan plaats moet vinden. In veel gevallen gaat het lang niet altijd over politieke vluchtelingen. Het gaat heel vaak over economische migratie. Dan moeten we proberen om die mensen weer terug te krijgen naar de landen waar ze vandaan kwamen dan wel de basis te scheppen dat ze niet meer hoeven te vertrekken. Dus daar moet je mee aan de slag.
Ik vind het te makkelijk om te denken dat wij grote contingenten toch in Europa moeten kunnen opvangen. Ik maak me daar zorgen over. Tuurlijk zouden we toe moeten naar een gereguleerd migratiebeleid waarbij je op uitnodiging mensen binnenhaalt. Dat lijkt me heel goed. Dan moeten we ook kijken naar wat die mensen kunnen en of we ze ook economisch gebruiken. Dat is mooi. Je zult een aantal politieke vluchtelingen gewoon op moeten vangen. Dat snap ik ook, maar ik maak me ook zorgen als de situatie van een omvang wordt die wij sociaal niet aankunnen. Dan hebben we ook een groot probleem en dan kunnen u en ik dat leuk tegen elkaar zeggen, maar als de mensen in het land het per saldo niet accepteren, hebben we een heel ander probleem op te lossen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Mijn punt is dat als je afspraken wilt maken over het tegengaan van illegale migratie, daar inderdaad iets tegenover moet staan, namelijk het legaal maken van de overkomst van vluchtelingen die die bescherming nodig hebben. U vraagt hoe het staat met de afspraken om vluchtelingen elders op te vangen. Nou, de boodschap is dat bijna alle vluchtelingen al elders worden opgevangen. En dan gaat het erom of wij bereid zijn om een deel van de vluchtelingen — en we hebben het over peanuts gezien de 65 miljoen vluchtelingen wereldwijd — hiernaartoe te halen. Pas dan kun je zeggen: wij doen ook wat aan de illegale migratiebestrijding, want wij lopen niet weg voor de verantwoordelijkheid voor vluchtelingen. U hebt het over grote contingenten, maar bent u wel bereid om serieus te kijken naar een substantieel aandeel dat de EU zou moeten leveren in die afspraken over het opvangen van vluchtelingen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik wacht eerst eens even rustig af wat het kabinet hierover gaat zeggen, want daar moeten ze ongetwijfeld op ingaan dankzij het feit dat daar vragen over zijn gesteld. Het is iets te makkelijk om het nu al te hebben over een substantieel deel. Ik vrees eerlijk gezegd dat uw substantiële deel groter is dan het mijne. Dat denk ik, omdat ik het niet heel erg goed kan uitleggen als we bijvoorbeeld weer net zo veel zouden moeten opvangen als een paar jaar geleden over ons is gekomen. Dat gaat niet goed. Dus we moeten echt nadenken hoe we mensen opvangen. En ik zeg u: natuurlijk zullen we ook af en toe politieke vluchtelingen op moeten vangen en misschien moet je dat in die afspraken ook neerleggen. Dat lijkt me heel goed, maar dan gaat het er wel om hoe beheersbaar het is, hoe we dat hebben gereguleerd. Kunnen we dan ook werkelijk ongereguleerde migratie stoppen? Want als we dat niet kunnen, wordt het almaar moeilijker om de gereguleerde migratie te organiseren. Kortom, het is complex. Ik wens het kabinet veel sterkte. Ik denk dat ze er nog een tijdje mee bezig zijn om dat goed voor elkaar te krijgen, maar eenvoudige oplossingen zijn hier niet. Overigens ook niet de oplossing van de grenzen dicht, want een jaar of veertig geleden waren de grenzen dicht en toen ben ik zelf een keer illegaal de grens overgegaan. Dat was niet moeilijk, kan ik u melden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb mevrouw Jorritsma nog geen begin horen maken met aantallen die ze wel acceptabel zou vinden. Ze hoeft er dan niet meer aan te komen dat het veel minder zal zijn dan wat wij willen. Het gaat erom dat de VVD-fractie bereid is om daarover na te denken en eerlijk naar te kijken, want tot nu toe gaat het alleen maar om vrijblijvendheid, ook op het EU-niveau waar het gaat om uitnodigingsbeleid. Als je dan kijkt naar de cijfers, stelt het niks voor omdat het vrijblijvend is.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vind dat u ons land echt tekortdoet op wat wij doen op dit terrein. Het is gewoon niet waar.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Mevrouw Jorritsma spreekt over onze inspanningen voor multilaterale organisaties en zegt dat de NAVO en de VN belangrijk zijn. Ik ben dat met haar eens. Dan zegt ze dat we vanwege een onveilige wereld ook te investeren hebben in defensie. Ja, dan spreken we over Noord-Afrika, over grote problemen daar, economisch maar ook ecologisch. Ik denk aan de watercrisis die daar over 20 of 30 jaar waarschijnlijk heel groot zal zijn, en die zie ik ook als motor voor migratie. Ik ben het ook eens met wat zij zegt over de inspanningen voor defensie. Dan valt te denken aan een extra inspanning op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, met name gericht op Noord-Afrika. Hoe denkt u daarover?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik kan me heel goed voorstellen dat we onze ontwikkelingssamenwerking met name nog nader gaan richten op de aanpak van dit soort problemen. Of het dan meteen betekent dat het budget ook weer groter moet worden, daar kunnen we over discussiëren. Dat is op dit moment niet aan de orde. Maar ik zou wel zeggen dat wij heel goed moeten kijken naar hoe wij een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van water en van droogte, waar wij in gespecialiseerd zijn. Daar is Nederland goed in. Overigens doen we dat volgens mij al, maar wellicht kunnen we daar nog meer in betekenen.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Dat zou een goed idee zijn. Dit kabinet heeft de inspanningen al verhoogd op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Wat mij betreft is dat een trend die we zeker moeten voortzetten in het licht van ontwikkelingen zoals u die nu schetst. Ik hoop dat u dat ook met me eens bent.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dit soort dingen zijn altijd een beetje afhankelijk van hoe het gaat met de rest van het land, zal ik maar zeggen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik hoor mevrouw Jorritsma praten over klimaatvluchtelingen, klimaatverandering. Het lijkt wel GroenLinks, maar hier staat toch echt niet mevrouw Strik. Het is toch echt mevrouw Jorritsma volgens mij. Ik vind het wel heel bijzonder. Mevrouw Jorritsma uit wel haar zorgen over de opvang van grote continenten.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Contingenten.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Contingenten. Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dat doet me in ieder geval deugd, want zij zegt dat zij niet-gereguleerde migratie niet wil. Maar als het wel gereguleerd kan worden, zegt ze: kom maar binnen. Of begrijp ik dat verkeerd? Ik zie mevrouw Jorritsma non-verbaal het hoofd schudden. Mag ik daaruit concluderen dat u ook uw zorgen heeft over het VN-migratieakkoord? Dat gaat namelijk de grenzen openzetten voor honderden miljoenen Afrikanen die gevolgd gaan worden door honderden miljoenen Aziaten.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
U heeft daar vragen over gesteld aan het kabinet. Ik wacht rustig af wat zij daarover gaan zeggen. Wat ik ervan heb gelezen, is dat bepaald niet het geval. Ik vind nog steeds dat als er in een land politieke problemen zijn en mensen kunnen niet in dat land blijven, dat het dan niet zo kan zijn dat wij helemaal niet bereid zijn om ooit zo'n vluchteling op te vangen. Dat kan niet. Dat hebben we nog nooit gedaan en ik hoop in vredesnaam dat dit land nog steeds af en toe ook politieke vluchtelingen wil opvangen als het echt nodig is. Natuurlijk, voorkeur voor opvang in de eigen regio, maar indien nodig zal Nederland altijd politieke vluchtelingen moeten kunnen opvangen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het VN-migratieakkoord gaat over migranten en dan heb ik het niet over vluchtelingen. Dat is heel wat anders. Ik vind het toch wel bijzonder dat mevrouw Jorritsma verwijst naar de regering, dat ze geen eigen mening hierover heeft. U moet hier toch een eigen mening over hebben? Die moet u toch gewoon naar voren kunnen brengen? Dat kunt u hier gewoon zeggen, hoor. U kunt in deze zaal alles zeggen wat u wilt.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Mevrouw, volgens mij zijn we helemaal niet aan de beurt op dit terrein. Maar goed, u hebt er vragen over gesteld. Daar zal ongetwijfeld een antwoord op komen en ik wacht dat ook rustig af. Wij zijn gewend om dit soort dingen in de Tweede Kamer nader met elkaar te bespreken en daar standpunten over in te nemen. Volgens mij moet de Tweede Kamer daar nog over spreken. Dan lijkt het mij helemaal prima dat ze daar ook precies de afspraken maken. Ik ga ervan uit dat het kabinet het in elk geval niet op een zodanige wijze zal goedkeuren dat gebeurt waar u bang voor bent, namelijk deuren openzetten en "komt u maar". Dat is onzin.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Jorritsma zegt nu iets interessants, want zij zegt: dat moet besproken worden in de Tweede Kamer. Maar toen daar een debat werd aangevraagd, was het ook uw partij en alle coalitiepartijen en nog meerdere partijen die het debatverzoek niet ondersteunden. Ze wilden er niet over praten, want ze weten gewoon hoe gevoelig het ligt. We hebben nu Algemene Politieke Beschouwingen en daarbij mogen we gewoon ieder onderwerp te berde brengen.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb gezegd wat ik erover heb te zeggen en dat is niet dat alle deuren wijd open gezet moeten worden, dacht ik.
Voorzitter. Natuurlijk mogen we trots zijn op ons eigen land en ik ben dat. Ik ben trots op ons eigen land. Ik ben iets minder bang, geloof ik, dan mevrouw Faber. Ik ben trots op hoe goed we het hebben, maar als we niet bereid zijn om over onze eigen schaduw heen te stappen en samen tot de beste oplossingen te komen, eindigen we verdeeld. Dat betekent dus ook dat we binnenslands veel moeten samenwerken. Zeker bij grote complexe vraagstukken zoals het klimaatbeleid en ook de pensioenproblematiek zijn we, ook al vinden we dat soms traag en jammer, helaas afhankelijk van de polder, dat typisch Nederlandse systeem. Maar zonder de polder kan het niet omdat dan het draagvlak bij de belangrijke stakeholders ontbreekt en wij vinden dat bij deze problemen wel belangrijk. Het kan dus niet zonder de betrokkenheid van zo veel mogelijk actoren. Hopelijk worden we vervolgens niet door diezelfde polder gegijzeld óf dat de polder de mensen in het land, die natuurlijk de belangrijkste stakeholders zijn, vergeet en te veel blijft hechten aan de eigen belangen.
Wat is de stand van zaken op beide dossiers? Wanneer verwacht de regering uitkomsten? En wat kunt u nou doen om met name dat stukje gember nog eens extra toe te passen?
De waarheid ligt in de praktijk niet bij de mensen die klimaatverandering ontkennen, maar ze ligt ook niet bij de mensen die roepen dat we vandaag ons hele leven moeten omgooien. Ze ligt niet bij de mensen die roepen dat we de grenzen dicht moeten doen. Ze ligt ook niet bij de mensen die roepen dat we iedereen hier onbeperkt kunnen opvangen. Dat vraagt dus om subtiele benaderingen. Kan de minister-president nog eens aangeven hoe beide onderwerpen zodanig aangevlogen worden dat ultieme pogingen voor een zo breed mogelijk draagvlak ook kansrijker zijn of worden?
Voorzitter. De waarheid, en in de praktijk ook de oplossing, ligt vaak in het midden. Het is niet makkelijk om daar samen uit te komen. Maar het is wel onze dure plicht. Ik ben blij dat vier partijen die in heel veel van elkaar verschillen bereid zijn geweest elkaar te vinden in de gemeenschappelijke overtuiging dat je problemen samen op moet lossen. En ik hoop dat het kabinet erin slaagt die werkwijze ook op het internationale toneel succesvol in te blijven zetten. Dat is nodig om ervoor te zorgen dat nu zo veel mogelijk mensen echt gaan voelen dat het beter gaat. En het is ook nodig om ervoor te zorgen dat Nederland ook in de toekomst een mooi, een fijn, een welvarend en prettig land is om je leven te mogen leven.
Mevrouw Sent (PvdA):
Met mevrouw Jorritsma ben ik enthousiast over polderen. Het Akkoord van Wassenaar, waar Wim Kok zich enorm voor heeft ingezet, heeft ons land enorme welvaart opgeleverd. Er staan nu enorme uitdagingen op ons te wachten op het terrein van de arbeidsmarkt, op het terrein van pensioenen, op het terrein van klimaat. Meent mevrouw Jorritsma nou dat het kabinet voldoende daadkracht toont om te zorgen dat in die polder er ook akkoorden worden bereikt? Want ik heb daar nog wel wat twijfels over.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb het gevoel dat destijds het kabinet niet de drijvende factor was bij het maken van dat sociaal akkoord. Met alle respect, het waren werkgevers en werknemers samen die daar de drijvende kracht waren. Ik zou willen dat werknemers en werkgevers wederom die kracht op zouden willen brengen om samen met de overheid die akkoorden ook werkelijk te sluiten. Ik moet bekennen dat dat blijkbaar op dit moment moeilijker is dan toen.
Mevrouw Sent (PvdA):
Welk advies heeft mevrouw Jorritsma dan aan het kabinet om daar een constructieve rol in te spelen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Mijn beeld is dat ze ontzettend hun best doen. En ja, daar lezen we dus niks over in de krant. Dat heet polderen, weet u wel, dat doen ze daar in die kamertjes met zijn allen, en dan komen ze daarna met een resultaat. Ik vind wel dat er een grens is aan polderen. Als die grens bereikt wordt, dan moet het kabinet ook een keer hardop zeggen: wij waren bereid om dit of dat of dat allemaal te doen, maar ja, de polder wil niet en dan hebben we onwillige honden; dan moeten wij erover gaan. Dan moet het maar in de politiek beslist worden. Het lastige bij pensioenen is dat dat eigenlijk niet kan, want wij gaan er niet alleen over.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan de heer Kox.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Was Mark Rutte een luxe auto, dan was-ie allang total loss verklaard. Maar voor een minister-president is het — zo zegt hij — juist zijn baan om zo veel mogelijk krassen te verzamelen, in de hoop dat er ondertussen af en toe ook wat dingen goed gaan. Zeg maar: Mark Rutte als Max Verstappen. En, het mag gezegd: ook na acht jaar regeren straalt de premier alsof hij nog even strak in de lak zit als toen hij begon met het verzamelen van krassen.
De echte butsen blijken vooral voor zijn bijrijders te zijn: eerst de PVV en het CDA, toen de Partij van de Arbeid en nu naar het schijnt vooral D66. Bij de Statenverkiezingen wordt het schaderapport opgemaakt en de dagwaarde bepaald. Deze eerste volwaardige begroting van het kabinet zou een uitgelezen kans zijn om die waarde op te vijzelen.
De begroting is ván ons allemaal en vóór ons allemaal, zegt de titel, maar is dat ook zo? Fijn om het daarover vandaag hier met de premier, zijn kabinet en de collega's in de Kamer te kunnen hebben. Ik zeg tegen het kabinet vanwege haar eerste verjaardag: van harte gefeliciteerd. Ik vraag begrip dat ik daar niet onmiddellijk aan toevoeg: en nog vele jaren. Maar desalniettemin zien we de traktatie van de minister-president in de pauze met belangstelling tegemoet.
Mevrouw de voorzitter. Alle economische seinen lijken in ieder geval voor de regering op groen te staan. Meer groei, meer inkomsten, minder schuld, minder mensen aan de kant. Maar regeren is nooit gemakkelijk, ook niet in tijden waarin voorspoed lonkt maar rampspoed dreigt. Als historicus en politicus weet deze premier dat maar al te goed.
Nog maar tien jaar terug trilden ons land en de wereld onder de grootste financieel-economische crisis uit de moderne tijd. De crisis was het symptoom, het kapitalisme de oorzaak van de rampspoed die vanaf dan over ons en de rest van de wereld zou denderen. En die ons vandaag de dag nog steeds l5% armer maakt dan indien we toen níet de speelbal waren geweest van banken, beleggers, beurzen en multinationale bedrijven, met hun onverantwoorde hebzucht en kortzichtige kijk. Wat voor een begroting hadden we kunnen hebben als we het kapitalisme vanaf de jaren negentig níet de vrije hand hadden gegeven en ons op tijd hadden gerealiseerd wat de aard van het kapitalistische beestje is en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn.
Mevrouw de voorzitter. Deze zomer was ik in Trier op een verjaardagsfeestje van de man die daar 200 jaar terug geboren werd en zijn leven lang de aard van het toen nog jonge beestje probeerde te doorgronden. In weerwil van zijn levensmotto: twijfel aan alles, was Karl Marx er toch vrij zeker van dat de aard van het kapitalisme permanent terugkerende crises onvermijdelijk maakt en dat we dat zouden voelen ook, de mensen die het het minst getroffen hebben, altijd het meest.
Dat Marx 200 jaar na zijn geboorte aan een tweede leven lijkt begonnen, heeft hij bovenal te danken aan het onvermogen van anderen om de kolossale crisis van tien jaar terug te verklaren zónder het kapitalisme als grondoorzaak aan te wijzen. En daarom kan, in een tijd van ogenschijnlijke voorspoed, rampspoed ook nu weer toeslaan. De aard van het beestje is immers, tien jaar na de crisis, niet veranderd. Laat ik twee voorbeelden noemen.
Allereerst de banken. Jarenlang waste ING illegaal kolossale bedragen wit en misbruikte de Rabobank haar hoge rating voor een laag-bij-de-grondse manipulatie van de rentestand. Beide banken mochten hun wandaden afkopen. Slechts enkele bankiers vertrokken, vaak met geld toe; geen enkele verscheen voor de rechter, niemand werd strafrechtelijk veroordeeld en geen een verdween er in de gevangenis. Hoe kan dat, vraag ik de minister-president. En deugt dat?
Ondertussen doen onze banken mee in een internationaal bancair complot van belastingontwijking en belastingoplichting. Ze gedragen zich precies als voorheen, toen ze, gedreven door kortetermijnwinsten, torenhoge bonussen en falend toezicht, het hele financiële stelsel in de soep lieten draaien, op kosten van de belastingbetaler en ten laste van alle mensen die hun baan en hun toekomst naar de maan zagen gaan.
Banken blijken, tien jaar na de crisis, nog steeds levensgevaarlijk. Zeker zolang we hun functie als nutsbank voor dagelijks sparen en betalen niet losmaken van hun functie als zakenbank in het casinokapitalisme. De commissie-De Wit stelde dat al kort na de crisis voor, maar de internationale bankenlobby weet dat tot nu toe te verhinderen. En als banken een semipublieke functie hebben voor sparen en betalen, waarom binden we hun bizarre topsalarissen dan niet aan publieke normen en staan we geen bonussen meer toe, ook al schreeuwen de bankiers moord en brand? Wat vindt de premier?
Tweede voorbeeld: net als voor de crisis, legt de regering het grote geld nog steeds in de watten, in plaats van aan de ketting, met een groot hangslot erop. Met het afschaffen van de dividendbelasting wilde de premier Unilever uit Groot-Brittannië naar Nederland lokken. Toen dat concern hem hulpeloos in zijn hemd zette, meldde de premier zich niet op Paleis Noordeinde om zijn ontslag aan te bieden maar vroeg hij de top van het bedrijfsleven op de koffie in het Catshuis. Koffie met taart, kan je wel zeggen. Even later bleek immers het vrijvallende geld via een lukrake extra verlaging van de vennootschapsbelasting alsnog goeddeels in de zakken van aandeelhouders en multinationals gestopt te worden.
Daarmee zakken we terug naar een tarief ver onder dat van de buurlanden. Dat is als hompen vlees naar de wilde dieren gooien, in de hoop zelf niet te worden opgegeten!
Tien jaar na de crisis is dat in essentie de liberale ideologie van deze premier en zijn kabinet: als we niet gul genoeg zijn voor het grote geld, gaat dat op zoek naar een andere plek waar het nog meer krijgt en nog meer mag. De economische en financiële bovenlaag vindt het prachtig. Maar als iedereen had mogen meestemmen over de motie van wantrouwen in de Tweede Kamer, waren de premier en zijn kabinet nu al echt total loss geweest. Nu kan dat komend voorjaar gebeuren, als bij de provinciale verkiezingen de coalitie haar minimale meerderheid in deze Kamer kwijtraakt.
Gaan we het zover laten komen? Of luisteren we voor de verandering eens bijtijds naar de kiezers? Ik vraag de regering deze Kamer in ieder geval de kans te geven via een separaat voorstel een eigenstandig oordeel uit te kunnen spreken over de voorgenomen excessieve verlaging van de vennootschapsbelasting. Kan de premier dat toezeggen?
Mevrouw de voorzitter. Begroten is kiezen, ook voor ons hier vandaag. Waarom gaat die meevaller van 2 miljard naar het grote geld en niet naar de grote noden van de samenleving: meer verpleegkundigen, meer onderwijzers, meer politieagenten? En minder boete op ziek zijn, minder lasten voor huurders en minder studiekosten voor studenten? Laten we de koopkracht van de 20% laagste inkomens minder stijgen dan die van de 20% hoogste inkomens, of draaien we dat juist om? Blijven we de grote vermogens ontzien of vragen we hen daarentegen een redelijker bijdrage aan de samenleving? Blijven we woningcorporaties plukken met de verhuurderheffing of maken we dat geld vrij om veel meer vooral betaalbare woningen te bouwen? Houden we vol dat mensen met een beperking maar in het bedrijfsleven aan de slag moeten of maken we weer ruimte in de sociale werkvoorziening? Laten we de marktwerking in de zorg doorgaan of pakken we de zeggenschap terug, om ziekenhuizen open en publiek te houden, wachtlijsten in de ggz op te lossen en de problemen in de jeugdzorg aan te pakken? Stoppen we liever nog meer geld in ons leger of zetten we vooral in op verbetering van onze internationale diplomatie? Gaan we voor verdere verlaging van de staatsschuld of doen we echt iets aan de schuldenlast van 1,4 miljoen huishoudens in Nederland?
Maken we Nederland, kortom, nog liberaler of juist socialer en duurzamer? Op al die punten kiest deze begroting. En het mag duidelijk zijn: mijn fractie maakt andere keuzes.
Welke dat zijn, hebben de fracties van SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer al laten zien, waar we onze alternatieven aan de regering hebben voorgelegd. Samengevat houden die in: mensen boven multinationals, leraren, agenten en werkenden in de zorg boven beleggers en banken, en betaalbaar wonen en een eerlijk klimaatbeleid. Ik ben daar erg blij mee. Een linkse oppositie die samen optrekt tegen rechts beleid maakt meer kans dan ieder voor zich en inspireert mensen die willen dat het beter en socialer gaat. Op 10 november staan we op de Dam met al die mensen, en met onze vakbonden, als die daar gaan demonstreren voor een sociaal Nederland.
Hoe hard dat nodig is, meldt ons de sociale staat van Nederland, die we kort voor de begroting kregen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Er zijn opmerkelijk grote verschillen in het oordeel over de richting die ons land op gaat, gerelateerd aan opleiding en inkomen. "Het maatschappelijk zijn bepaalt het bewustzijn", zei Karl Marx 160 jaar terug en Kim Putters stelt vast dat dat ook nu nog steeds goeddeels het geval is. De meeste hoger opgeleiden vinden dat het de goede kant op gaat maar de meeste lager opgeleiden vinden dat juist niet. De levenstevredenheid van de laatste groep is de afgelopen tien jaar gedaald, terwijl die van de eerste groep gelijk bleef.
Onder dit verschil in bewustzijn liggen grote verschillen in het maatschappelijk zijn. Acht van de tien Nederlanders voelen zich gezond maar van de lager opgeleiden slechts zes van de tien. Mensen met een lage opleiding en een laag inkomen gaan dan ook significant eerder dood en leven jarenlang in een slechtere gezondheid dan de rest. Ze wonen veel vaker in huurhuizen van mindere kwaliteit dan die van koopwoningen, waarin vooral mensen met meer opleiding en inkomen wonen. Hoe lager opleiding en inkomen, hoe minder de werkzekerheid, en hoe hoger het risico op schulden en armoede. Het lijkt voor rechtse ideologen wellicht normaal, maar oneerlijk is het!
Mevrouw de voorzitter. Deze grote tegenstellingen in het maatschappelijk zijn dragen er ook aan bij dat velen zich steeds vaker vervreemd voelen van de samenleving en vooral ook van wat wij hier op het Binnenhof besluiten. Mensen met lage inkomens en minder opleiding hebben volgens het SCP veel minder vertrouwen in regering, parlement en rechtspraak dan degenen die het een stuk beter gaat. Mensen met minder opleiding en inkomen hebben meer behoefte aan een referendum, omdat hun vertrouwen in de parlementaire democratie minder wordt. De premier zegt er graag voor alle Nederlanders te zijn maar in werkelijkheid geloven vooral mensen die het minder getroffen hebben, dat niet meer. Ze ervaren een groeiende maatschappelijke tweedeling en zien de regering niet langer als bondgenoot maar als belangenbehartiger van hen die het toch al best gaat.
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie vraagt in deze Kamer jaar op jaar aandacht voor de inkomens- en vermogensongelijkheid in ons land. We vinden dat het hoog tijd is voor rechtvaardigheid. Daaraan ontbreekt het nu. De top-10% van de inkomens in Nederland ontvangt, naar gelang de maatstaf, 23% tot 31% van het totale inkomen. De verschillen in vermogen zijn nog veel groter dan die in inkomen. Ze zijn bij ons groter dan in elk ander OESO-land, met uitzondering van de Verenigde Staten. 10% van de Nederlandse huishoudens heeft nu twee derde van het totale vermogen in handen. Deze begroting doet niks aan die kolossale scheefgroei, wat bijvoorbeeld zou kunnen met een andere vermogensbelasting. Waarom doen we dat niet, vraag ik de premier.
Mevrouw de voorzitter. Vorig jaar vroeg deze Kamer op ons voorstel de regering om een heldere reductiedoelstelling voor het verlagen van de armoede onder kinderen. Alleen de fractie van de PVV stemde tegen. Het is maar dat we het weten. Een jaar later heeft de regering haar huiswerk niet af. Nu wachten we weer op adviezen van onderzoeksinstituten, terwijl elk jaar zonder actie een verloren jaar is in de strijd tegen deze nationale schande. Kan de premier ons vandaag vertellen wanneer zijn regering wél klaar is om deze klus te klaren? In hoeveel stappen zijn we zover dat in één van de rijkste landen van de wereld geen kind meer in armoede hoeft op te groeien en ieder kind in ieder geval de kans krijgt om iets van het leven te maken? Het is tijd om te leveren, meneer de premier!
Daarbij aansluitend de vraag: wanneer stelt deze regering eindelijk een sociaal minimum vast voor de bewoners van Bonaire, Saba en Statia? Deze Kamer vraagt daar al sinds 2016 om. Hoe moeilijk kan het zijn om deze 25.000 landgenoten te geven waar alle andere Nederlanders ook recht op hebben?
Mevrouw de voorzitter. Bij de presentatie van deze begroting wees de minister van Financiën erop dat Nederland — en dus ook deze begroting — gevoelig is voor geopolitieke instabiliteit. Die hebben we inmiddels te over. Het Verenigd Koninkrijk verlaat in verwarring de Europese Unie, die zelf steeds meer klem komt te zitten tussen de drang om een superstaat te worden en de wens van lidstaten, een deel van hun soevereiniteit terug te krijgen. De rechtsstaat in menige lidstaat ligt onder vuur, grote bedrijven domineren de besluitvorming in Brussel en militarisering dreigt van wat een baken voor vrede en veiligheid moest zijn.
Brute machthebbers in Turkije, Iran en Saudi-Arabië mogen hun gang gaan als dat past in het geopolitieke schaakspel. Rusland en Amerika spelen met vuur in Oost-Europa en Syrië, en strooien met hun wapentuig. Oost en West rennen een nieuwe Koude Oorlog in. Rusland wordt verdacht van schending van het verdrag tegen chemische wapens, de Verenigde Staten, met de NAVO in hun kielzog, dreigen het verdrag over middellange afstandsraketten op te zeggen, waardoor hun terugkeer in Europa dreigt.
Vorig jaar zei de premier dat Nederland het hoopvolle VN-verdrag ter uitbanning van kernwapens niet kan tekenen, ondanks de belofte in het regeerakkoord dat Nederland zich actief zal inzetten voor een kernwapenvrije wereld. Een motie om te onderzoeken of dit verdrag echt schuurt met het NAVO-verdrag en het non-proliferatieverdrag, hield ik op zijn verzoek aan. Inmiddels praat de Tweede Kamer gelukkig verder over deze kwestie met de regering, reden om deze Kamer te vragen onze motie nog even te mogen aanhouden tot de Europese beschouwingen van komend voorjaar. Maar ik doe nu al een klemmend beroep op de regering om stelling te nemen tegen de teloorgang van internationale kernwapenverdragen en andere levensbelangrijke internationale verdragen, waaronder ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa. We kunnen ons niet binnen één generatie een tweede Koude Oorlog permitteren, laat staan een derde wereldoorlog riskeren.
Deze zomer was de warmste ooit — en wat hebben we ervan genoten! Er is niks mis met warm weer, maar er dreigt veel mis te gaan als we de onnodige opwarming van onze planeet niet aan banden leggen. De schade zal vooral neerslaan daar waar mensen het al zwaar hebben, maar ook ons treffen, als we nu niet vol gas geven om de uitstoot van C02 te beperken en onze productieprocessen schoner te maken, ons energieverbruik minder en duurzamer, en ons consumptiepatroon anders. Als we het tij willen keren, moeten we nationaal en internationaal de grote vervuilers in de tang nemen en de mensen, hier en elders, zien mee te krijgen. Dat laatste vereist, in de woorden van mijn collega Lilian Marijnissen aan de overkant, een beleid dat gebaseerd is op nationale en internationale klimaatrechtvaardigheid. Dat betekent: eerlijk delen van lasten in plaats van ze oneerlijk te laten neerslaan op de bevolking en de grote vervuilers buiten schot te laten. Die horen juist de rekening te krijgen voor hun jarenlange wanbeleid. Dan kan het lukken om onnodige rampen te voorkomen. Maar waar in deze begroting blijkt of en hoe dit kabinet klimaatrechtvaardigheid daadwerkelijk nastreeft, zo vraag ik de minister-president.
Mevrouw de voorzitter. Deze regering zit er nu een jaar, met de nadruk op "zit". Gedaan is er nog weinig en wat volgens de begroting in het vat zit, smaakt nu al zuur. Deze begroting is echt niet van ons allemaal en voor ons allemaal. De ideologische koers van dit kabinet belet dat juist.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Nog even terug naar het klimaat. Ik heb begrepen dat de SP de Klimaatwet steunt. Alleen het gasloos wonen gaat al onbetaalbaar worden en de kosten komen hoofdzakelijk te liggen bij de lage inkomens. Mijn concrete vraag is: gaat meneer Kox liever mee in die klimaathysterie of wil hij zorgen dat de lage inkomens fatsoenlijk rond kunnen komen? Dat is namelijk wel de vraag die gaat spelen de komende jaren.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter. Wat kan mevrouw Faber toch schattig domme vragen stellen. Ik zeg het zo, omdat zij natuurlijk ook wel weet dat er geen antwoord mogelijk is op de vraag "gaat meneer Kox mee met de krankzinnige mensen die krankzinnige voorstellen doen of steunt hij mij". Kijk, het probleem is, mevrouw Faber, wij delen soms de kritiek op delen van de samenleving, maar u sluit voor de rest uw ogen. U denkt dat problemen verdwijnen als u wegkijkt, maar zo is het niet. Het klimaat warmt op. Het warmt voor een belangrijk deel op door gebeurtenissen die wij niet kunnen beïnvloeden. Dat is al millennia zo. Maar voor een deel warmt het klimaat wel degelijk op door onze invloed. Daar kunnen we wel iets aan doen. En ik begrijp niet hoe een partij, hoe rechts u ook mag zijn, zo dom kan zijn om te zeggen: wij kijken weg van de opwarming van de aarde die we zelf in de hand hebben en dan stikken we straks maar de moord, wij en anderen, en geven we de schuld aan de moslims, die zullen het dan wel gedaan hebben. Hoe kan het nou toch dat u zo dom bent dat u weigert in te zien dat er ook een menselijke invloed is op de opwarming van het klimaat? Waarom reageert u daarop niet optimistisch zoals ik en anderen met: laten wij in ieder geval doen wat we kunnen doen? Wat de vulkanen dan verder nog doen en wat de zon verder nog doet, oké, daar gaan wij niet over. Daar gaat onze Lieve-Heer over.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vraag me af wie er hier nu dom is, eerlijk gezegd, maar goed, ik kom toch nog even terug op mijn vraag. De vraag was: als u moet kiezen tussen de lage inkomens fatsoenlijk rond te laten komen of dat ze dat beetje geld wat ze nog hebben, vooral moeten gaan besteden aan gasloos wonen, welke keuze maakt u dan? Dat is geen domme vraag. Het is een eenvoudige vraag. Het is ook niet wollig. Gewoon: voor wie kiest u nou? Kiest u voor die lage inkomens om fatsoenlijk rond te komen of zegt u: we gaan liever gasloos?
De heer Kox (SP):
Toen u onderweg was naar de interruptiemicrofoon gaf ik u het antwoord al. Mijn partij kiest voor klimaatrechtvaardigheid, wat betekent dat we de kosten niet neer moeten laten slaan op de bevolking, maar ze daar moeten leggen waar de klimaatopwarming veroorzaakt wordt, bij de grote vervuilers. Ik vroeg het kabinet of het die opvatting van mijn partij en van veel meer partijen deelt dat we daarvoor moeten zorgen. Want inderdaad, als wij de bevolking niet meekrijgen in onze strijd tegen onnodige opwarming van het klimaat, dan is het een heilloze strijd. Dat is net zo heilloos als wat de fractie van de PVV doet, de andere kant op kijken en zeggen: er gebeurt ons niks. Dus nee, ik kies niet ... U bent niet degene die mij hier voorschrijft waartussen ik moet kiezen. Het is hier geen spelletje. Het is hier serieuze politiek. Ik zou u, ik zou de fractie van de PVV adviseren: lees nou eens wat verder door over wat er aan de hand is, wat de mens voor invloed heeft op het klimaat en probeer daar voor één keer voor de gelegenheid wat positief op te reageren in plaats van maar te zeggen: wij zien het niet dus het gebeurt niet.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik kan hieruit concluderen dat de heer Kox wel kán kiezen, maar niet wíl kiezen. Dat is een heel groot verschil. Daarbij is het zo dat het klimaat al wijzigt sinds de aarde bestaat.
De heer Kox (SP):
Dat zei ik u, hè?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens mij ben ik nu even aan het woord, voorzitter. Dat het klimaat verandert, dat is al eeuwenlang zo, al zolang de aarde bestaat. Maar dat dat gebeurt onder invloed van de mens, dat is helemaal niet onomstotelijk vastgelegd, want de CO2-productie is voor 95% gewoon natuurlijke CO2. Daarbij is het ook nog zo ... U had het over de warme zomer die we hebben gehad, wat trouwens heerlijk was, zo'n warme zomer. Daar zijn we het in ieder geval over eens met elkaar. Maar de laatste warmste zomer was in 1823 en toen was het 0,2% lager. Toen bestonden volgens mij nog geen fabrieken, er reden nog geen auto's rond zoals nu, dus ik bedoel maar. Maar goed, vervolgens ...
De voorzitter:
Kunt u afronden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, ik ga afronden, sorry, mevrouw de voorzitter. Dan zegt hij: de kosten moeten neergelegd worden bij de grote bedrijven. Minister Wiebes heeft gezegd in de Tweede Kamer dat de kosten voor de energietransitie linksom of rechtsom bij de burgers komen te liggen, want de grote bedrijven gaan ze gewoon doorberekenen in hun prijzen.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter. Als dat straks het antwoord van de regering zal zijn op mijn vraag of deze regering klimaatrechtvaardigheid gaat toepassen, ja of nee, als dát het antwoord is, dan hebben wij een probleem met deze regering. Dat moet ik eerst nog horen, maar ik moet wel zeggen, mevrouw de voorzitter, dat als ik mevrouw Faber als een ware gelovige hoor verkondigen hoe heel de wereld het helemaal fout heeft over alles wat met opwarming te maken had, dan denk ik: menige moslim zou er jaloers op zijn om zo fanatiek te kunnen geloven.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, maar werkelijk een heel klein oprispinkje nog, ja?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter, meneer Kox daagt mij uit en daar mag ik natuurlijk op reageren.
De voorzitter:
Ja, maar ík bewaar hier de orde.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Daar heeft u helemaal gelijk in. Nou, ik kan u vertellen: moslims hoeven helemaal niet gestimuleerd te worden om te geloven. Dat loopt allemaal wel en dat gaat allemaal wel.
De heer Kox (SP):
U ook niet, hè?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wat zegt u? Nou, ik ben geen moslim, kan ik u vertellen.
De voorzitter:
Mag ik dan nu onderbreken? Ik denk dat deze discussie heilloos wordt. Ik geef meneer Kox de gelegenheid om zijn betoog af te ronden.
De heer Kox (SP):
Het was mij duidelijk, mevrouw de voorzitter, dat mevrouw Faber geen moslim is, maar een fanaticus. Een fanaticus in haar geloof is ze op zijn minst te noemen. Ik bedoelde dat menige moslim zich daardoor geïnspireerd kon voelen, maar erger dan u heb ik ze niet voor ogen, mevrouw Faber. Maar ik wens u veel succes in uw leven.
Mevrouw de voorzitter, ik was aan een afronding bezig. Deze begroting is geen begroting van ons allemaal en voor ons allemaal. De ideologische koers van dit kabinet belet dat juist. Deze begroting vergroot naar mijn mening de tegenstellingen in ons land, terwijl de meeste mensen juist minder tegenstelling en minder tweedeling willen. Dát past bij Nederland, bij onze normen en waarden. Daarom geven we als linkse oppositie tegengas aan de plannen van het kabinet, op en buiten het Binnenhof. Zoals het hoort: onze democratische rechtsstaat kan slechts bestaan als er een duurzame balans is en blijft van macht en tegenmacht. Daarin kunnen de premier en ik elkaar, volgens mij, prima vinden, ondanks onze grote ideologische verschillen. En dat maakt het voor hem en zijn kabinet, hoop ik, ook wat draaglijker dat hij vandaag van ons geen steun voor zijn begroting krijgt. Jammer, maar helaas. Maar als altijd zien we uit naar de reactie van de kant van de regering.
Ik moet nog een antwoord geven aan mevrouw Faber. Ze heeft een vraag gesteld en ik geef haar één voorbeeld van de effectiviteit van ontwikkelingshulp. In 2016 dreigde er een uitbraak van de gele koorts in Angola. Die sloeg over naar Congo. In no time waren er honderden mensen dood en duizenden mensen ziek. 50 hulporganisaties wereldwijd hebben toen samen met de Wereldbank de handen ineengeslagen en in enkele maanden tijd 30 miljoen mensen ingeënt. De kosten daarvan waren 32 miljoen. Dat waren de kosten en daarmee hebben we miljoenen mensen het leven gered. Nu zijn er twee mogelijkheden. Dat je zegt: opgeruimd stond netjes, waarom hebben we dat gedaan? Of dat je zegt: dank u wel dat we dit hebben kunnen doen. Het is maar een voorbeeld, mevrouw Faber, maar als je andere mensen niks gunt, dan gun je ze ook geen gezond leven. Ik denk dat er genoeg voorbeelden zijn om aan te tonen dat er wel resultaat geboekt wordt, ondanks alle kritiek die er te leveren valt op de ontwikkelingssamenwerking.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Wij hebben vandaag de Algemene Politieke Beschouwingen en ik hoor hier de heer Kox zeggen dat de SP de begroting van dit kabinet niet zal steunen. Dat komt dan nog wel later, denk ik, verderop dit najaar, maar ik vind het nogal wat. Wat maakt nou precies dat u de begroting van dit kabinet niet kunt steunen? Als we letten op de breedte aan investeringen — mevrouw Jorritsma heeft dat ook gedaan — in de samenleving en toch ook op hoe breed de inkomens en de levensstandaard stijgen in onze samenleving, wat maakt dan precies dat u zegt: dit is allemaal zo ernstig, ik kan de begroting niet steunen?
De heer Kox (SP):
Ik heb u een tiental punten genoemd waar de begroting een andere keuze maakt dan mijn partij. Een keuze waarmee we volgens mijn fractie de tegenstelling in de samenleving niet kleiner maken, maar groter. En ik heb u aangegeven dat die tegenstellingen ertoe leiden dat er in onze samenleving een splitsing optreedt, dat mensen die het relatief goed getroffen hebben, zeggen: het gaat best, terwijl mensen die het relatief niet zo goed getroffen hebben, zeggen: het gaat helemaal niet best. Dat heeft effect op de manier van denken over onze samenleving. Dat is een buitengewoon gevaarlijke tendens en daarom steunt mijn partij deze begroting niet. Deze begroting had anders gekund en had anders gemoeten, maar ik ga daar niet over. Daar gaat u met uw coalitiepartners over. Deze begroting maakt de verkeerde keuze. Het is niet een begroting voor ons allemaal en van ons allemaal en daarom wijs ik deze begroting af. Dat lijkt mij zo logisch als wat.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Een begroting stelt een kabinet in staat om te regeren. Het zal vaker zo zijn dat partijen zich niet herkennen in ingezet beleid, misschien zelfs niet in grote delen daarvan. Als je een begroting afstemt, zeg je eigenlijk: we willen niet dat u verder regeert. Dat is de boodschap. Mijn partij heeft ook vaak voor begrotingen gestemd, terwijl er tal van elementen inzaten die niet bij onze visie op een goede samenleving behoren. Toch zeg je dan: regering regeer. Ik vind het nogal wat. U noemt een aantal voorbeelden die volgens mij onderdeel zijn van lopend beleid. Er wordt echt ook in armoedebestrijding geïnvesteerd. Er wordt in gezinnen geïnvesteerd. Er wordt over de volle breedte geïnvesteerd. Daarvan zou u moeten zeggen dat u het er van harte mee eens bent. Toch zegt u dat u de begroting gaat afstemmen.
De heer Kox (SP):
Ik begrijp dat collega Kuiper voor deze begroting gaat stemmen. Zijn partij heeft zich aan de overkant verbonden aan het coalitieakkoord en dus ook aan deze begroting. Ik begrijp dat. Ik spreek u daar ook niet op aan. Dat is uw keuze, maar u kunt mij mijn keuze niet ontzeggen. Ik zit niet in die coalitie. Ik deel dit regeerakkoord niet. Ik denk dat er verkeerde keuzes worden gemaakt. U kunt zeggen dat we de hele begroting nodig hebben en dat wij daar dus niet tegen kunnen stemmen. Ik mag u erop wijzen dat verschillende partijen in deze Kamer van verschillende politieke overtuiging bij tijd en wijle tegen begrotingen stemmen. Wat u vooral niet moet vergeten, is dat de regering de mogelijkheid heeft om te kiezen en dat zij bepaalde keuzes maakt, waarna een andere partij mag zeggen dat zij daar niet aan meedoet. Ik heb het kabinet gefeliciteerd met zijn eerste verjaardag, maar ik heb niet gezegd: en nog vele jaren. Nee, als het aan mij ligt, gaat dit kabinet weg. Maar daar gaat het kabinet over en niet ik.
De voorzitter:
Tot slot meneer Kuiper en heel kort.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Natuurlijk staat het u vrij om tegen een begroting te stemmen. Gaat uw gang. Ik vind het nogal wat, zelfs voor een oppositiepartij, dat u tegen een begroting stemt omdat u onvoldoende van uw eigen partijprogramma terugvindt in het regeerakkoord en in het regeringsbeleid. Er zijn hier heel wat partijen geweest die over die schaduw van zichzelf zijn heen gesprongen en toch steun hebben gegeven aan de mogelijkheid dat de regering kan regeren.
De heer Kox (SP):
Ik zie geen enkele reden om als politieke partij steun te geven aan een begroting waar je het niet mee eens bent. Gelukkig is dit in onze wetgeving allemaal voorzien. De heer Kuiper weet dat ook. Als deze begroting door een meerderheid van deze Kamer wordt afgekeurd, dan gaat het land nog steeds niet op slot. We zijn Amerika niet. Het land gaat gewoon door, maar de regering moet vertrekken. Dat is het gevolg van een begroting die niet wordt aangenomen. Dat lijkt me zo helder als wat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Ik geef nu het woord aan de heer Brinkman. Ik merk op, meneer Brinkman, dat het zou kunnen, ook afhankelijk van de interrupties, dat u uw betoog pas na de lunchpauze kunt vervolgen. Ik wil om 12.55 uur schorsen omdat wij om 13.00 uur de herdenking van Wim Kok hebben. Ik zie dat de heer Brinkman daarmee akkoord gaat. Dan doen we het zo.
De heer Brinkman i (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Dit moedigt namelijk de collega's aan om niet te interrumperen. Dat is een voorrecht dat je meestal bij je eerste toespraak in het parlement hebt. Naar het zich laat aanzien, kan dit wel eens de laatste zijn. Ik dank u voor het woord.
Toen ik meer dan vier decennia terug bij de Haagse Machten startte, stond Nederland er niet meer zo best voor. Gelukkig hebben besluitvaardige coalitiekabinetten, te beginnen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, krachtdadig meegeholpen om ons land er weer bovenop te krijgen. Bloed, zweet en tranen was het vaak, zowel aan het Binnenhof, maar zeker ook voor de bevolking. Kritiek hoort erbij in een echte democratie, zeker in de onze die mondiger is geworden. Achteraf zijn de meesten toch blij dat ook na de tachtiger jaren is doorgewerkt om meer mensen aan het werk te krijgen en om minder mensen arbeidsongeschikt te laten zijn. Samen met bedrijven slaagde ons land erin om de economie regelmatig als herboren te laten herrijzen en om onze internationale oriëntatie succesvol verder uit te bouwen. Zorg, onderwijs en welzijn bevinden zich, wereldwijd beschouwd, op een jaloersmakend niveau. Dit soort gelukkige constateringen kunnen we hier doen dankzij onder meer de inzet van ruim meer dan 2 miljoen Nederlanders die dagelijks voor overheid en zorg werkzaam zijn. In die sectoren werken de meeste van onze landgenoten. En voor dat alles brengen we in 2019 ruim 300 miljard euro aan belastingen en premies op. Jaar op jaar steeg sinds 1998 de collectieve lastendruk en in 2021 is die als gevolg van beleid 27,5 miljard in twee decennia meer geworden. Inderdaad, dan heb je alles bijeen ook wat! Somberheid mag dus niet de eerste selfie zijn die we schieten van dit totaalbeeld aan collectieve inspanningen.
Mijn vlotte reis langs vier decennia ups and downs op en rond het Binnenhof wordt mogelijk gemaakt door het handzame blauwe boekje over de economie en overheidsfinanciën dat het kabinet ons op Prinsjesdag liet aanreiken. We steunen op hoofdlijnen het op Prinsjesdag overhandigde budgetvoorstel voor 2019 en direct daarop volgende jaren, in de hoop dat het niet bij cijfers en plannen blijft. Vele komende soorten verkiezingen kunnen immers nog wel voor kortsluiting zorgen. Hoe eerder de nu voorgelegde plannen door het parlement behandeld zijn, des te meer vertrouwen kan het electoraat niet alleen in de goede bedoelingen van dit kabinet hebben, maar kan het vooral ook tevredenheid tonen met het zichtbaar behaalde resultaat.
Laten we intussen dat blauwe boekje van de zorgvuldige penningenbewaker die wij uit onze bankjes nog zo goed kennen, niet verwarren met het gelijknamige werkje, waarin het Nederlandse Patriciaat zich periodiek presenteert. De directeur van het Centraal Planbureau heeft onlangs al gezegd dat we ons niet moeten blindstaren op koopkrachtplaatjes. Aan de minister van Financiën werd onlangs voorgerekend dat de belastingramingen er jaar op jaar flink naast zitten. De promovendus Wimar Bolhuis rekende deze maand vlijmscherp voor dat kiezersbeloften en de werkelijkheid van de rekening aan het Binnenhof vaak mijlenver uiteen liggen ten detrimente van de eersten. Begrijp me goed, de wereld en de maatschappij zijn meer dan een cijferreeks.
Onze CDA-fractie zit ook niet te somberen over een ginicoëfficiënt. Dat is immers ook maar een gemiddeld cijfer dat bovendien hier zeker niet ongunstig ten opzichte van de rest van de wereld afsteekt. Koopkrachtplaatjes boven de nul rond rekenen is uiteindelijk ook maar een beeld van de werkelijkheid construeren. De feiten liggen meestal anders, want per persoon en omstandigheden verschillend. De hamvraag blijft dus hoe we de barrières voor de feitelijke achterblijvers kunnen slechten.
Goedbedoelde nieuwe algemeenheden aan ons complexe regelsysteem toevoegen vormen eerder nieuwe hordes voor hen. Net zo goed als niet ieder om ons heen arm, eenzaam en hulpbehoevend is, zijn er ook aan de zogenaamd gegoede kant van de streep mensen aan wie narigheid en rampspoed niet voorbij trekt. Meer individuele beoordeling en behandeling zijn beter om verschillende talenten individueel en met elkaar tot ontplooiing te brengen dan in een op gelijke aanpak gericht regelsysteem optisch ieder boven nul in kansen en uitkomsten te laten uitkomen. Vorig jaar bij deze gelegenheid riep deze Kamer het kabinet daarom op om nu eindelijk eens wat concreter te worden om de geldzorgen en andere zorgen van straatarme kinderen op te helpen lossen in plaats van hen van kastje naar muur te laten blijven sturen. Het kabinet goochelt met megatonnen aan CO2-reductiedoelstellingen, maar het lijkt zich niet eens te willen binden aan een jaarlijks meetbare taakstelling om pakweg 100.000 of 200.000 van de 300.000 toekomstarme kinderen uit deze neerwaartse tredmolen te helpen redden zonder in weer nieuwe regels te vervallen. Laat die uitdaging dit keer niet liggen, meneer de minister-president, zo vraag ik u via de voorzitter. Het gaat ook om uw geloofwaardigheid!
Onlangs debatteerden vertegenwoordigers van diverse politieke jongerenorganisaties bij Buitenhof over de positie van de jeugd. Ouderen willen gewoontegetrouw dat hun nageslacht het liefst beter dan en in ieder geval even goed als zij zullen krijgen. Dat is bij de stand van onze welvaart een hele hijs voor de komende jaren, maar het is alle bijbehorende sores wel waard! Het gaat mij nu niet om deze grootvaderlijke uitroep, maar wel om de constatering, na Buitenhof gezien te hebben, dat het geleerde zogenaamde jeugddebat relatief wel heel sterk op studiefinanciering is gericht. Er is ook nog wel andere jeugd waarop het Binnenhof zich meer zou mogen richten, in steden en dorpen, in techniek en zorg, achter computers, op zee of in de lucht bijvoorbeeld. En deze steeds meer gescheiden en ondermijnde samenleving heeft er recht op dat de jeugd een beter toekomstperspectief wordt geschetst dan een voortdurende experience van drugs, xtc en ander onheil. Het kabinet gaat nu aan de slag met suiker, vet en sigaretten. Waarom komen de door ons genoemde andere verslavingen daarbij zo weinig in beeld op weg naar een gezondere samenleving ?
De voorzitter:
Meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik vind het bijzonder fijn dat meneer Brinkman bij wellicht een van zijn laatste toespraken hier de jeugd tevoorschijn haalt. Hij zegt dat we moeten oppassen met allerlei verslavingen. Hij noemde ook drugsexperimenten en dergelijke, dacht ik. Wat is wat dat betreft het oordeel van de CDA-fractie over de komende wietwet?
De heer Brinkman (CDA):
Ik heb nog niets gezien vanuit de Tweede Kamer. We zullen dat beoordelen, niet alleen op grond van de regels die het regeerakkoord zichzelf heeft gesteld, maar ook op grond van de manier waarop er in de praktijk uitvoering aan zou kunnen worden gegeven, als die wet er al zou komen.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben het met de heer Brinkman eens. We hebben de wietwet nog niet gezien. We weten in ieder geval wel dat er een experiment is uitgedacht. Omdat u aangaf dat we moeten oppassen met allerlei verslavingen kunnen we misschien tevoren een winstwaarschuwing aan het kabinet geven. Daar zou ook de heer Brinkman aan mee kunnen doen. Dat hoopte ik.
De heer Brinkman (CDA):
Ik heb er bij vorige gelegenheden al het een en ander over gezegd, niet tot ieders vreugde overigens, maar het was wel duidelijk. Ik dacht tijdens mijn laatste route langs het Binnenhof ook iets nieuws te moeten te zeggen, dus vandaar dat ik niet over dit onderwerp begonnen ben, nu althans niet.
Mevrouw de voorzitter. Om zulk concreet en consequent besturen, zoals ik net duidde, moet het gaan. Burgerlijke verwarring gaat, dunkt ons, niet om een verandering van de manier waarop wij kiezen en gekozen of benoemd worden. Nee, het gaat om meer doordringbaarheid en geloofwaardigheid en dus om meer eenvoud en grotere uitvoeringskracht binnen ons bureaucratisch breiwerk. Daarmee krijgen burgers beter begrip voor tastbare besluiten ervan dan door fijnslijperij van ideële staatkundige vergezichten over herverdeling van macht in een land dat van minderheden aan elkaar blijft hangen. Nederland is zo gek nog niet en we moeten het ook niet maken. Niet alleen Leiden wordt intussen door studenten en toeristen overlopen. Laten we de niet-academische werkvloeren gewoon meer in ere herstellen en ons niet steeds maar richten op het afzonderlijke en bijzondere in Staat en maatschappij, noch op vormen en procedures. Het gaat om inhoud en de alledaagse werkelijkheid van mensen. Te veel die oriëntatie loslaten, geeft zwijgen en afkeer als resultaat, zonder dat je die kunt afrekenen als instemming met een Binnenhofbesluit door wegblijvers of anderszins afwezigen. Kortom, laten we hier en aan de overzijde echt serieuzer bezig zijn met de vraag of onze volksvertegenwoordiging in de praktijk wel zo representatief is voor de verschillende groepen, regio's en praktische belangen als wij dagelijks plegen te pretenderen. Daarbij komt nog dat er publiekelijk een sterke neiging is om "integriteit" van ons parlementaire oordeel meer en meer te definiëren als losstaand van enigerlei concrete ervaring en/of binding met een bedrijf, een bedrijfstak of een instelling. Daardoor dreigt verschraling van voldoende brede volksrepresentatie en een schrikbeeld van debatten die in toenemende mate los van de echte werkelijkheid op het Buitenhof aan het Binnenhof worden gevoerd. Hier past ons allen intensiever zelfonderzoek.
Ook deze laatste maatschappelijke vraagstelling kunnen we dus niet wegcijferen met de plezierige constatering dat Nederlanders zich statistisch behoorlijk gelukkig voelen, gemiddeld. Laten we dat vooral vieren als succes van eerst mensen, instellingen en ondernemingen zelf. Ik blijf wel bij mijn gelukkige constateringen dat het over langere termijn beschouwd beter gaat met ons land en dat er dus geen reden is om te twijfelen aan de mogelijkheden om de uitdagingen voor de overzienbare toekomst met elkaar succesvol aan te pakken, de overheden incluis. Over hoe we met elkaar meer en beter niet alleen voor onszelf maar ook voor anderen kunnen zorgen, zijn bibliotheken vol geschreven. Augustinus schreef erover: "Als dus de gerechtigheid terzijde is geschoven, wat zijn koninkrijken dan anders dan grote roversbenden? Wat zijn roversbenden trouwens anders dan kleine koninkrijken? Zo'n bende is ook een groep mensen, ze wordt door het gezag van een hoofdman geleid, ze wordt bijeengehouden door een verdrag van saamhorigheid en de buit wordt er volgens de regels van een overeenkomst verdeeld. En als dan zo'n kwalijk gezelschap door het toetreden van een groot aantal verdorven lieden zo aangroeit dat het ook grondgebieden bezet houdt, een blijvende zetel vestigt, steden bemachtigt en de bevolking aan zich onderwerpt, neemt het openlijker de naam 'rijk' aan, een naam die het dan blijkbaar niet krijgt omdat zijn hebzucht is weggenomen, maar omdat het zich ook nog straffeloosheid heeft verworven." Daarom was het antwoord dat een gevangen zeerover aan Alexander de Grote gaf ook zo geestig en raak. Die koning vroeg de man namelijk wat hem bezielde om de zee onveilig te maken, waarop hij vrijmoedig en hooghartig antwoordde: "Net wat u bezielt om het de hele wereld te doen! Maar omdat ik het met een klein scheepje doe, heet ik rover, terwijl u, met uw grote vloot, heerser heet!"
Mevrouw de voorzitter. Ik zet dit beeld hier niet neer als een kenschets van ons gelukkig juist niet zo roofzuchtige en wel redelijk stabiele en controleerbare maatschappelijke en overheidssysteem. Maar laten we wel waakzaam en bedachtzaam zijn, want er liggen gevaren op de loer en zowel het losgeslagen electoraat als vlottende instituten zijn echt op zoek naar steviger bakens in de stormwinden van onze tijd om die gevaren te beteugelen. Niet elke tweet lost problemen structureel op, ook al lucht hij ons misschien soms voor even op. Regelmatig zijn burgers ondanks het geluk dat wetenschappers hun toerekenen boos, meewarig, verdrietig of cynisch, voelen ze zich geremd in goede werken of zitten ze eenzaam achter de geraniums. Soms zijn ze vreemdelingenhaters, maar at the end of the day zijn de meesten van hen gewone mensen met hun alledaagse zorgen.
Objectief gaat de vergelijking van onze overheid met een roversbende in ieder geval mank, ook omdat je niet kunt stellen dat partijen op zoek naar kiezers niet zouden mogen proberen elk iets van hun gading uit de staatsruif te plukken, wat je ook uit noodzakelijkerwijs meer dualistische overwegingen aan toenemende bezwaren moet opwerpen tegen de neiging om zorgvuldige, praktiseerbare wetgeving te offeren aan vuistdikke regeerakkoorden. Nu het kabinet — voorzichtig, maar toch — aan het signaleren slaat dat de budgettaire grenzen naast prioriteiten ook tot weer meer expliciete posterioriteiten beginnen te nopen, wordt de vraag wel dringender hoe we het weinig aanlokkelijke beeld van allerlei gezagsondermijnende activiteiten en tegelijk een haperende belastingdienst en UWV, overdreven privacybescherming en een te traag rechtssysteem kunnen keren. Het kabinet pakt uitwassen met brievenbusfirma's voortvarend aan. Dat verdient steun, maar ...
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Het valt mij op dat de heer Brinkman het heeft over "overdreven privacybescherming". Ik denk dan met weemoed terug aan zijn collega Hans Franken, die deze Kamer juist altijd aanvoerde als het ging om het waarborgen van meer privacy in onze wetgeving. Is hier sprake van een wijziging van het fractiestandpunt van het CDA? Vindt het CDA dat de wetgeving van het kabinet waar het zelf deel van uitmaakt toch is doorgeslagen?
De heer Brinkman (CDA):
Ja, want deze fractie heeft in de acht jaar dat ik er leiding aan mocht geven met grote regelmaat beweerd — en ook daarnaar gehandeld — dat we, als de aanpak van oneigenlijk gebruik en fraude door privacybescherming in de weg werd gezeten, met elkaar ons best moesten doen om daar verandering in te brengen. Dat is bijvoorbeeld bij de recente discussie over de Wiv gebeurd, maar het gaat ook over de vraag die aan de orde is bij het functioneren van het UWV of de Belastingdienst. Dat kan u dus niet nieuw in de oren klinken, maar ik wil u dat bij herhaling zeker nog een keer voorlezen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Er is natuurlijk altijd een spanning, of er kan een spanning zijn, tussen wat de overheid wil weten van burgers en het moeten beschermen van die burgers tegen een te bemoeizuchtige en willekeurige overheid. Daar hebben wij een mooie traditie in opgebouwd, ook onder aanvoering van de CDA-fractie, zoals ik al zei. We hebben als Eerste Kamerfractie zelfs criteria opgesteld waar wetgeving aan zou moeten voldoen. Ziet de heer Brinkman het wel als een belangrijke waarde voor burgers dat ze hun privacy kunnen beschermen, ook ten opzichte van overheden, als dat nodig is?
De heer Brinkman (CDA):
Ja, maar niet om kwaadwilligheid te beschermen. Dat heeft collega Franken hier ook nooit beweerd. Ik heb begrepen dat de CDA-fractie dat ook niet zal gaan propageren, in ieder geval niet onder mijn leiding.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Je kunt nooit van tevoren weten of het om kwaadwilligheid gaat of niet. Natuurlijk moet wetgeving effectief zijn, maar dat mag niet altijd ten koste gaan van burgerrechten als het gaat om privacy. Dat zijn de criteria die we hier hebben opgesteld. Ik hoop het CDA er toch af en toe in mee te krijgen om daarin een goede balans te blijven zoeken.
De heer Brinkman (CDA):
Ik ben blij dat de collega het woord "balans" gebruikt. Het zijn criteria, meervoud dus. Er zal in onze rechtsstaat ook altijd een afweging plaatsvinden, in de hoor en wederhoor die er plaatsvinden, omdat je niet aan je eigen veroordeling hoeft mee te werken. Dat tast ik dus helemaal niet aan. Ik zeg alleen wel dat wij anno heden en al gedurende enige jaren aan het doorslaan zijn, of in ieder geval dreigen door te slaan.
Voorzitter. Ik zei al: het kabinet pakt uitwassen met brievenbusfirma's voortvarend aan. Dat verdient steun, maar waarom worden fraudes als die waarop Nieuwsuur de laatste tijd draait dan niet even voortvarend aangepakt? Wij snappen heus wel dat de computers van de Belastingdienst niet in een handomdraai kunnen worden verbeterd, maar opslagen en aftrekken worden aan het Binnenhof nog altijd in een handomdraai toegevoegd en gewijzigd. Het kabinet kan dat sneller decompliceren en moet de rest van zijn regeerperiode daarvoor gebruiken in plaats van her en der steeds nieuwe ballonnen op te laten, ook dat weer op straffe van beperking van zijn geloofwaardigheid. Het moet dus niet zeggen dat dit slechts een belang van slechts enkele coalitiepartijen is, maar dat dit een zaak van algemeen belang is. Dat is dus eerst pijn lijden voor alle coalitiepartijen en waarschijnlijk het hele verbrijzelende politieke spectrum. Loze verkiezingsbeloften zadelen volgende generaties anders op met oninbare vorderingen op de Staat. In ruil voor minder collectieve uitgaven en minder collectieve, generieke lasten komt er grotere eigen verantwoordelijkheid voor mensen voor keuzen in bestedingen. Het komende klimaatplan is daarvoor een betere oefenweide dan een zonnige Klimaatwet waardoorheen je de symbolen niet meer kunt lezen door de schaduwen over de concrete maatregelen.
Mevrouw de voorzitter. Wij politici zouden in het kader van de decomplicering en het algemeen belang nog wel moeten afspreken elkaar wat meer dualisme in de praktijk van het Binnenhof te gunnen. Het is zaak de concrete bestuurlijke en juridische vragen sneller en preciezer in vrijer overleg met elkaar rond het Binnenhof te beantwoorden, en dus om het onderscheid tussen regeren en controleren weer beter te gaan maken, en niet te blijven steken in beeldvorming over de politieke winst- en verliesrekening van het moment bij meeregeren. Dat geldt voor het lot van de dieren in de Oostvaardersplassen, maar ook de vliegtuigen op Schiphol. Je kunt wel zeggen "niet hier vliegen", maar waar dan wel? Er komen hier diverse wetten over Groningen langs, maar komt daar nu eindelijk vlas na gas, Google of iets anders achter de papieren en bevende bouwsteigers vandaan? Met de meer dan 8 miljoen auto's die er nu zijn is de vraag gerechtvaardigd waarom de tram en de metro al niet eerder tegen hogere prijs dan gratis gaan rijden. Er zijn schrijnende voorbeelden van politiek tijdverdrijf op dit punt, terwijl de mensen van de perrons af vallen en de auto's voor een rood kruis boven de weg door een weiland met ronkende motor staan te wachten.
Ik houd nu op met dit soort praktische voorbeelden, maar ze zijn dwingend voor de toekomst. Wij leggen het kabinet dus de vraag voor hoe duurzaam de aanvullende voorstellen voor infrastructuur, justitie en veiligheid nu zijn. Ze gaan toch niet bij het eerste het beste zuchtje budgettaire tegenwind van tafel, terwijl ze al zo lang ten onrechte aan de achterste mem hebben gelegen?
Mevrouw de voorzitter. Het kabinet moet er nu eerst maar met de overzijde uit zien te komen waar het om de prijs van ons nieuwe klimaat gaat. Bekend is dat een eerder kabinet over iets als een reiskostenforfait als aanhangsel van eerdere vergelijkbare en begrijpelijke, want noodzakelijke milieudoelstellingen is gesneuveld. Dat moeten we ons niet weer op de hals halen. Gaat u het maar eens aan de heer Nijpels vragen. De rechter zou die verantwoordelijkheid ook maar beter bij de wetgever kunnen laten. Dus geen symboolwetgeving hier, maar voor burgers en bedrijven concreet meetbare, betaalbare en praktisch haalbare maatregelen. Niet zeggen dat een kolencentrale dichtgaat, terwijl windmolens zo ongeveer per pipet op onzekere stukken land of zee moeten worden gedruppeld en warmtepompen bij wijze van spreken je halve huis en huishoudbudget op stelten zetten. Zonder een tram in de regio Leiden en elders heeft het geen zin om wegen af te sluiten, want het klimaat hier is er niet naar om alles op de fiets te doen. Laten we dus verder kijken dan onze wijsneus lang is en meer ons gezond verstand gebruiken. Wie op dit brede terrein te veel tegelijk overhoop wil halen, dreigt onder die hoop zelf ten onder te gaan. Als ook op dit terrein in het algemeen belang geleidelijk maar doortastend wordt gehandeld, kan onze representatieve democratie heus ook een volgende verkiezingsuitslag wel weer aan.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Op het gevaar af dat de heer Brinkman zijn spreektijd niet op tijd kan afronden, wil ik toch graag even een korte vraag stellen. U zegt: laten we ons gezond verstand gebruiken. Ja, wie is daartegen? Tegelijkertijd zegt u: laten we vooral niet te veel overhoop halen. Mijn vraag is of de heer Brinkman het gevoel van urgentie wel genoeg heeft. Iedereen, waaronder het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Planbureau en het gerechtshof, geeft aan dat we meer concrete maatregelen moeten nemen en dat we de urgentie moeten verhogen, omdat we over twaalf jaar al aan die reductiedoelstelling van 55% moeten zitten. We kunnen dus wel zeggen dat we niet te veel overhoop moeten halen, maar wat is volgens de heer Brinkman dan "gezond verstand gebruiken" terwijl we toch die doelstellingen weten te halen?
De heer Brinkman (CDA):
Een van de dingen die ik voortdurend, ook gedurende mijn parlementaire tijd, heb bepleit — je mag hier niet zo gauw over de bouw spreken, maar één keer misschien wel — is het aanjagen van de investeringen en het helpen energievriendelijk maken van de woningen en andere gebouwen. Dat helpt enorm veel, maar er is meer. Ik heb mijn vraag aan het kabinet gesteld en mijn opmerkingen hier gemaakt, want ik ben niet in gesprek met klimaattafels maar met het kabinet. Ik vraag wat het kabinet met die gegevens doet. En ik heb, omdat ik wist of het waarschijnlijk achtte dat u met deze vragen zou komen, ook nog eens gezegd dat ik ze niet alleen begrijpelijk vind, maar ook noodzakelijk. Het gaat er alleen om dat ze daadwerkelijk meetbaar, betaalbaar en haalbaar zullen zijn. Dan kunt u wel zeggen dat dat een subjectief begrip is, maar objectief is wel dat de grote massa ervoor op moet draaien. Daar hebben wij ook een verantwoordelijkheid voor, dus niet alleen voor het uiten van doelstellingen en ambities, maar ook voor het praktisch doen van bestuurlijke dingen. Dat is, mevrouw de voorzitter, iets wat naar mijn gevoel niet per definitie met meerderheidscoalities — ik ben overigens nog bij u — hoeft te worden geregeerd. Minderheden kunnen er ook bij betrokken worden, als ze over en weer maar geen onverzettelijke houding innemen binnen, maar ook buiten enigerlei coalitie.
De voorzitter:
Kort. En overigens tot slot op dit punt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Over en weer is van belang. Ik hecht eraan te zeggen dat ik de heer Brinkman hoor zeggen dat hij zeer zeker gecommitteerd is om die doelstellingen te halen met concrete maatregelen die ook leiden tot een eerlijke verdeling van de lasten. Daar ben ik blij mee.
De heer Brinkman (CDA):
Ja, maar dat antwoord krijgt u nadat ik die maatregelen heb gezien.
De voorzitter:
Mevrouw Sent.
De heer Brinkman (CDA):
Ik doe mijn best om mijn tijd vooruit te zijn, maar ...
De voorzitter:
Nee, ik denk dat u gewoon straks ... Ik houd om 12.55 uur op. Als we dadelijk verdergaan, kunt u uw betoog vervolgen. Dan krijgt dat misschien nog meer impact. Wat vindt u daarvan?
De heer Brinkman (CDA):
Met veel interrupties of impact?
De voorzitter:
Mevrouw Sent.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik wil graag aandacht vragen voor de analyse van De Nederlandsche Bank dat grote bedrijven relatief minder voor de klimaatdoelstellingen betalen dan kleine bedrijven en gezinnen. Is de heer Brinkman het met mij eens dat dit oneerlijk is en dat grote bedrijven evenredig moeten meebetalen aan de klimaatdoelstellingen, net zo veel als gezinnen en kleine bedrijven?
De heer Brinkman (CDA):
Ja, het klinkt vertrouwenwekkend, maar het gaat er natuurlijk om hoe je dat praktisch moet doen. We gaan het in het debat wat mij betreft niet uitsluitend over de hoogovens hebben, maar ik vind het een mooi voorbeeld. Het is natuurlijk niet alleen een kwestie van een andere kachel aanzetten. Er komt meer kijken bij het omvormen van het productieproces. Dan kun je wel zeggen dat het even duurt voordat het precies aan de maat van uw statistiek is, maar ik heb liever dat dit in IJmuiden en omgeving concreet in gang wordt gezet. Hetzelfde geldt voor de discussie over windmolens op zee, maar dan verder weg dan direct voor de kust. Het duurt even, maar het kan wel. Laten we elkaar nu enig vertrouwen geven net zoals vroeger, toen we aan het aardgas zijn gegaan. Dat kon toen nog makkelijk en snel door de heer Lubbers en collega's, omdat wij Nederlanders wat inschikkelijker waren. Dat zit er minder in tegenwoordig. We hebben daar toch ook rekening mee te houden? U kunt hier toch geen motie aannemen en zeggen: dat doen we daar even zo in IJmuiden of Leiden of waar dan ook?
De voorzitter:
Mevrouw Sent, ook tot slot op dit punt.
Mevrouw Sent (PvdA):
Zeker.
De Nederlandsche Bank pleit concreet voor een belasting op de uitstoot van CO2 en geeft aan dat de economische groei daar tegelijkertijd zelfs mee gestimuleerd wordt. Ik ben heel erg benieuwd hoe de heer Brinkman daartegen aankijkt.
De heer Brinkman (CDA):
Dan zouden we met elkaar als burgers van dit land, al dan niet senator zijnde, te weten moeten komen hoe — ik zeg niet "of" — dat doorberekend wordt in de consumptieprijzen. Dan gaan we daar weer over debatteren. Laten we niet doen alsof iets gratis is of dat de rekening niet ergens wordt gedeponeerd. Die komt natuurlijk ook bij u en mij terecht.
De voorzitter:
Meneer Brinkman, u kunt de vraag van de heer Koffeman beantwoorden. Dan mag u uw betoog vervolgen nadat we de herdenking van de heer Kok en de pauze gehad hebben.
De heer Brinkman (CDA):
Dank u wel.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik heb even een opmerking in aansluiting op de vraag over CO2-heffingen en het laten betalen van de vervuiler. Ik begrijp natuurlijk dat collega Brinkman zegt dat het een heel ingewikkelde situatie is die zich niet van de ene op de andere dag laat wijzigen. In termen van klimaatrechtvaardigheid levert het voltanken van een personenauto op dit moment alleen €40 accijns op en het voltanken van een Boeing 737 nul accijns. Is de heer Brinkman het met mij eens dat het buitengewoon onrechtvaardig is om grote vervuilers nog steeds totaal belastingvrij te laten tanken — in dit geval?
De heer Brinkman (CDA):
Wij hebben als CDA nooit enigerlei belastinggrondslag uitgesloten. We zien ook bij de kleine belastingvoorstellen die nog wel aan de orde zullen komen altijd allerlei neveneffecten. Kijk, u en ik verdienen misschien net genoeg om ook een beetje duurder ticket voor het vliegtuig te betalen, maar heel veel mensen zou dat weer een reisje naar het buitenland schelen terwijl ze dat nu eindelijk eens kunnen maken. De meeste mensen denken aan de woorden van wijlen de heer Den Uyl over dat DAF'je dat zijn pookje moest inleveren. Ik vrees dat we hier echt nog wel een paar uur onder leiding van deze voortvarende voorzitter over zullen spreken. Nou, ik vrees dat eigenlijk niet, ik vind het wel een plezier.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik verheug me daar ook op.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de klok. Meneer Brinkman, u mag verder na de onderbreking die we zo dadelijk hebben vanwege de herdenking van Wim Kok en vervolgens de lunchpauze omdat dan ook de minister-president in de Tweede Kamer aanwezig moet zijn. Ik zie dat u dan nog een heel stuk te doen heeft. Dan kunnen we de discussie met plezier voortzetten.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor een paar minuten tot 13.00 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de herdenking van de heer W. Kok.
De voorzitter:
Aan de orde is de herdenking van de heer Wim Kok.
Ik verzoek u allen te gaan staan.
Op zaterdag 20 oktober jongstleden overleed op 80-jarige leeftijd Wim Kok, minister van staat en oud-minister-president van Nederland.
In de jaren waarin Nederland sterk veranderde, waarin zuilen afbrokkelden en historische zekerheden niet langer vanzelfsprekend waren, gaf hij met zijn betrokken en verbindende manier van leidinggeven richting en vertrouwen aan ons land. Wim Kok was als polderjongen de verpersoonlijking van het poldermodel, waarvan hij een van de architecten was. Het kwam voort uit de diepgewortelde overtuiging om, in zijn woorden, te "proberen samenhang in de samenleving tot stand te brengen en in stand te houden". Dat is niet altijd even makkelijk geweest.
Willem Kok werd op 29 september 1938 geboren in Bergambacht als zoon van een timmerman. Op de lagere school viel hij op als een goede leerling. Het schoolhoofd adviseerde zijn ouders hem te laten doorleren. Dat deed hij. Eerst naar de mulo in Schoonhoven en aansluitend naar de hbs in Gouda.
Kok koos in 1956 voor een studie aan Instituut Nyenrode. In twee jaar werd hij daar opgeleid voor functies in het bedrijfsleven en de diplomatieke dienst. Vooral de aandacht voor talen in de opleiding sprak hem aan. Al vanaf zijn jeugdjaren interesseerde hij zich voor het buitenland. Aanvankelijk droomde hij ervan buitenlandcorrespondent te worden. Zijn grote talenkennis zou hem in zijn latere leven van pas komen. Maar niet als correspondent.
Na zijn dienstplicht begon Wim Kok als commercieel medewerker bij handelsonderneming Sembodja Malaja in Amsterdam. Al snel maakte hij de overstap naar de Bouwbond van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, NVV, de bond waarvan zijn vader jarenlang lid was. Van beleidsmedewerker groeide hij door naar secretaris van de Bouwbond. In 1969 werd hij gevraagd voor het verbondsbestuur van de vakcentrale NVV, waarvan hij vier jaar later tot voorzitter werd gekozen. In de drie jaar die daarop volgden, werkte hij aan een fusie tussen het katholieke NKV en zijn eigen NVV. Op 1 januari 1976 ontstond de Federatie Nederlandse Vakbeweging, FNV, met als voorzitter Wim Kok.
Eind jaren zeventig van de vorige eeuw ging het economisch niet goed in Nederland; bezuinigingen waren nodig en veel mensen verloren hun baan. In 1979 besloot Kok, die werkgelegenheid als leidraad had, in overleg te treden met de voorzitter van werkgeversverbond VNO, Chris van Veen. Ze sloten een ontwerpakkoord, dat echter niet werd aanvaard door Koks achterban. In 1982 lukte het wél. Kok en Van Veen sloten het Akkoord van Wassenaar: loonmatiging met het oog op het behoud en de creatie van werkgelegenheid. Volgens Wim Kok was het akkoord te danken aan mensen die bereid waren hun eigenbelang opzij te zetten.
In 1986 maakte Kok de overstap naar de politiek. Hij was lijstduwer voor de PvdA en zijn afbeelding prijkte samen met die van lijsttrekker Joop den Uyl op de verkiezingsposters. Vlak na de Tweede Kamerverkiezingen droeg Den Uyl de voorzittershamer over aan nieuwkomer Kok. Die zou drie jaar fractievoorzitter blijven, tot hij in 1989 toetrad tot het derde kabinet-Lubbers.
Kok werd minister van Financiën en vicepremier. Het kabinet moest veel bezuinigen en hij was daar als minister van Financiën de belichaming van. Het leverde hem veel kritiek op uit de eigen achterban en uit de samenleving, met name op de beperking van de WAO. In het buitenland oogstte hij daarentegen veel lof voor zijn rol bij de totstandkoming van het Verdrag van Maastricht in 1991, waarin onder meer het stappenplan voor de invoering van de Europese Monetaire Unie was vastgelegd.
In 1994 werd Wim Kok minister-president van wat bekend kwam te staan als het kabinet-Paars I: een coalitie van Partij van de Arbeid, VVD en D66, voor het eerst zónder een christendemocratische partij. Bij de presentatie zei Kok evenwel: "Het is een gewoon parlementair meerderheidskabinet. (...) vanuit de beste tradities van de samenstellende delen van dit kabinet is de inzet en de instelling van de nu aangetredenen om er zo veel mogelijk voor iedereen te zijn." Kok plukte in die jaren de vruchten van het door hem ingezette poldermodel als vakbondsvoorzitter en de ombuigingen die hij doorvoerde als minister van Financiën.
In 1998 bleef Kok premier, opnieuw van een paars kabinet. De ingezette hervormingen konden worden voortgezet. Zo verdedigde minister van Binnenlandse Zaken Bram Peper een wetsvoorstel in tweede lezing voor de invoering van het correctief referendum. Toen tijdens het debat in de Eerste Kamer duidelijk werd dat bij één lid van de coalitiefracties de twijfel bleef, besloot Kok zijn minister in de derde termijn terzijde te staan. De grondwetsherziening haalde bij de stemming niet de benodigde tweederdemeerderheid. Desondanks overleefde het kabinet deze Nacht van Wiegel uiteindelijk wel.
In de beginjaren van Paars II profiteerde Nederland nog volop van het gevoerde beleid, waarbij gezocht werd naar een evenwicht tussen de markteconomie en de verzorgingsstaat. Samen met de Amerikaanse president Bill Clinton en de premier van Groot-Brittannië Tony Blair werd Wim Kok de belichaming van deze Derde Weg. Opnieuw was er internationaal veel waardering voor Kok en zijn paarse kabinet. In eigen land groeide echter het ongenoegen, over integratie en de wachtlijsten in de zorg. Daarbij kwam in 2002 het Srebrenicarapport, waaraan Kok zijn conclusies verbond. Hij zei na zijn aftreden: "het absolute, zwarte, meest donkere dieptepunt dat je je kunt voorstellen".
Enkele weken later werd Pim Fortuyn vermoord. De dag erna, op dinsdag 7 mei, sprak demissionair premier Kok in de Eerste Kamer: "(...) aan onze democratische rechtsstaat is een enorme slag toegebracht. Politieke tegenstellingen zijn een wezenskenmerk van elke democratie. Daarbij hoort debat, dat ook de heer Fortuyn met verve heeft gevoerd. Debat, als het moet op het scherpst van de snede, maar altijd, altijd met respect voor elkaars mening. Een mening die in vrijheid moet kunnen worden geuit, dwars door alle verschillen van opvatting heen. Meningsverschillen beslecht je met woorden, niet met geweld". Hij was, in zijn eigen woorden, "verpletterd" maar ervan overtuigd dat hij juist nu premier van alle Nederlanders moest zijn.
Kok had ruim driekwartjaar eerder aangekondigd te stoppen als leider van de Partij van de Arbeid. In de nazomer van 2002 ging de kampeerder van het jaar — deze eretitel kreeg hij in 1991 van de ANWB — met zijn vrouw op vakantie naar Italië, met de tent. Hij was ambteloos burger, maar al snel dienden zich vele verzoeken aan. Zo was hij voorzitter van enkele taskforces van de Europese Commissie en nam hij zitting in verschillende raden van commissarissen in het bedrijfsleven. Bijzondere aandacht had Kok voor de culturele sector. Hij was betrokken bij de Anne Frank Stichting, het Muziektheater, het Rijksmuseum en het Nationale Ballet. Zelf zei hij daarover: "Kunst biedt mij uitkomst, omdat het niet gaat om de waan van de dag."
Wim Kok was buitengewoon getalenteerd, betrokken en integer. Zijn bijdrage aan de Nederlandse samenleving en de plaats van Nederland in de wereld is van bijzonder grote waarde geweest. Wij herdenken hem vandaag dan ook met het grootste respect. Moge dit respect en de grote waardering voor zijn verdiensten voor ons land tot steun zijn voor zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen, verdere familie en vrienden.
Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte i:
Mevrouw de voorzitter. Voor Wim Kok was minister-president worden geen jongensdroom. Hij zei het onlangs nog in een interview: "Ik heb nooit het ideaalbeeld gehad om naar het Torentje te willen. Over het premierschap heb ik nooit gedroomd."
Maar desondanks was Wim Kok wel de gedroomde minister-president van Nederland. Volkomen betrouwbaar en honderd procent betrokken. Een man die nuchter pragmatisme paarde aan oprechte betrokkenheid. Acht jaar lang stond hij aan het roer, boven de partijen, als premier van iedereen.
Dat deze timmermanszoon uit Bergambacht een grote politieke carrière te wachten stond, lag niet direct voor de hand. Maar dat zijn loopbaan in dienst van de publieke zaak begon bij de vakbond was verre van vreemd. De ervaringen in zijn jeugd hadden hem gevormd. Hij maakte van dichtbij de gevolgen van werkloosheid mee en niet voor niets werd "werk, werk, werk" zijn motto.
Wim Kok ventte zijn afkomst en vakbondsverleden nooit uit voor politiek gewin. En dat hoefde ook niet. Hij was zelf het voorbeeld van verheffing en emancipatie en dat gaf hem een natuurlijke geloofwaardigheid als voorvechter van de idealen waar hij voor stond.
Als zoon van het Zuid-Hollandse rivierenland is Wim Kok altijd een beetje de jongen van de polder gebleven. Ook toen hij later als premier het stuur in handen had, stond hij met beide benen stevig in de klei.
Wim Kok was als geen ander de man van het poldermodel. Hij had het vermogen om voorbij het eigen gelijk te kijken en zicht te houden op het grotere geheel. Om ook de ander ruimte te geven en die ander tot zijn recht te laten komen. Om te komen tot de beste oplossing voor iedereen.
Ging dat altijd vanzelf? Nee. Bij Wim Kok waren geduld en ongeduld twee kanten van dezelfde medaille. Als het hem niet snel genoeg ging, trommelde hij met zijn vingers op tafel. Maar hij wist ook wanneer je de tijd moest nemen. Hij vergeleek het zelf met het lopen van een marathon: je weet dat de finish ver weg ligt en je moet de weg ernaartoe dus goed indelen. En je moet accepteren dat je niet iedere keer als eerste kan eindigen.
Na drie jaar Torentje verwoordde hij dat als volgt: "Ik heb moeten leren dat je soms tevredener moet zijn met wat je al wel bereikt hebt, dan ontevreden over wat nog niet is binnengehaald." Met die insteek heeft Wim Kok veel bereikt: al knedend en klussend aan Nederland én Europa. Hij heeft zijn stempel gedrukt op het laatste decennium van de twintigste eeuw.
Na de moeilijke jaren tachtig maakte ons land kennis met welvaart en voorspoed die tot dan toe ongekend waren. Wim Kok zette de luiken open. De Nederlandse polder werd wereldberoemd en Wim Kok internationaal een gerespecteerd voorbeeld voor velen.
In hem ging ook een leider met vaderlijke inslag schuil. Op momenten van grote onrust en verwarring, zoals de aanslagen op 11 september 2001 en de moord op Pim Fortuyn, bleef hij kalm. Al gaf hij toe dat het op zo'n moment ook in zijn hoofd "even complete chaos" was. Maar, zo zei hij: "Er is dan altijd een zintuig dat zegt: wacht eens even, je bent misschien wel even radeloos als ieder ander, maar er moet wél een aantal dingen gedaan worden." En Wim Kok deed dan het juiste, zoals een staatsman dat doet.
Mevrouw de voorzitter. Verantwoordelijkheid nemen is de rode draad door het leven van Wim Kok. Het ultieme voorbeeld is zijn aftreden na het Srebrenicarapport. Zoals Willy Brandt ooit zei: "Ook waar schuld ontbreekt, kan verantwoordelijkheid gevoeld worden." Voor Wim Kok zou het boek Srebrenica nooit meer dichtgaan. Dat laat zien dat hij meer was dan alleen een kundig staatsman die zijn hoofd koel hield. Hij was ook een sociaal bewogen mens met een warm hart.
Zo zullen we hem herdenken. Als een man die zijn stempel heeft gedrukt op ons land en die de levens van heel veel mensen blijvend heeft beïnvloed. We zijn Wim Kok veel dank verschuldigd.
Zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen, zijn familie en vrienden wens ik kracht toe bij het verwerken van dit grote verlies.
De voorzitter:
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 15.00 uur.
De vergadering wordt van 13.15 uur tot 15.06 uur geschorst.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2019) (35000).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en de beraadslaging over de Algemene Politieke Beschouwingen.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Bij de schorsing van de vergadering om vijf voor één vanmiddag waren we in het betoog beland van de fractievoorzitter van het CDA, de heer Brinkman. Hij gaat nu zijn betoog vervolgen. Meneer Brinkman, u heeft het woord.
De heer Brinkman i (CDA):
Dank u wel. Ik was gebleven bij het feit dat er naar mijn gevoel niet per definitie met meerderheidscoalities behoeft te worden geregeerd, mits de minderheden maar geen onverzettelijke houding innemen binnen noch buiten enigerlei coalitie.
Intussen blijven de budgettaire ontwikkelingen onze budgettaire rekenmeesters zorgen baren. De overeenkomsten met de zorgsector om de groei te matigen zijn mooi. Het is ook begrijpelijk dat er weerstanden zijn tegen meer eigen risico. Maar laten we onszelf niet blinderen. De verzekeringspremies blijven stijgen en ondanks alle mogelijkheden tot demedificatie, ontsuikering, ontvetting, robotisering en sociale en technologische innovaties zien velen toch bijvoorbeeld tegen pakketverkleining en pakketdifferentie op als tegen een berg. Onderzoek na onderzoek blijft volgen, maar wat laten we en wat laat het kabinet zo achter voor nieuwe generaties? Hopelijk durft het kabinet deze brede, noodzakelijke maatschappelijke discussie toch opnieuw aan. Er is immers meer dan een levenseinde in de politiek.
Mevrouw de voorzitter. Het gaat in de Eerste Kamer vaak over de bijdrage die het landsbestuur kan leveren aan een fatsoenlijke en een stabiele samenleving, maar we weten maar al te goed dat we daar maar tot op zekere hoogte over gaan. We zijn een klein land, met open grenzen, en we zijn afhankelijk van het wel en wee van onze wijdere omgeving. We leven in een instabiele wereld. Die wereld kunnen we niet buiten de deur houden. Zelfs het machtige Amerika komt niet verder dan een machteloze poging om een grote muur eromheen te bouwen. Het idee dat wij hier onze grenzen zouden kunnen sluiten, is dus op zijn best een mythe en op zijn slechtst puur bedrog. Daarom zijn we gehouden om over de grenzen samen te werken, afspraken te maken en te geven en te nemen. Onze belangrijkste arena voor dit werk is de Europese Unie. Over die arena wordt al jarenlang met weinig liefde gesproken. Dat mag ook allemaal, maar we moeten ons wel realiseren dat dit onze belangrijkste arena is. Alleen op de Europese schaal hebben we voldoende gewicht om onze belangen en waarden in de wereld te verdedigen en te bevorderen. Of leeft er ter uiterste zijden van ons middenpad toch de gedachte dat wij in ons eentje Google of China voor de laatste keer kunnen waarschuwen?
Mevrouw de voorzitter. Ik betoog dat ons wereldbeeld niet meer hetzelfde kan zijn als toen ik aan het Binnenhof startte. We leven én in ons huis, onze buurt, onze stad of ons dorp én in de wereld, zelfs als we zouden denken alleen nog maar op het www te bestaan. En toch moeten we ons realiseren dat burgers vaak weinig van die nuttige functie van de Europese Unie merken. Ze voelen zich er te weinig door beschermd. Zo kunnen ze tot de conclusie komen dat ons landbestuur hen niet kan beschermen en dat de Europese Unie hen niet wil beschermen. Eerlijk gezegd vind ik de rol van dit kabinet op dit punt ook niet altijd even duidelijk. Zo lanceerde de Europese Commissie een plan om de buitengrensbewaking steviger op te tuigen. Er moesten 10.000 Europese douaniers komen om vooral de grens met Afrika te beschermen. De premier liet, als ik het goed heb gezien, per ommegaande weten dat zo veel daadkracht nou ook weer niet de bedoeling was. Grensbewaking mocht niet zomaar een Europese taak worden, want dat zou onze soevereiniteit raken. Bovendien vond hij de rekening te hoog. Vraag is dan wel: wat willen we dan? Dat de lappendeken van de lekke grensbewaking blijft bestaan? Dat die gatenkaas blijft en dat de bevolkingsexplosie in Afrika zijn uitweg noordwaarts verder blijft zoeken? Dat we zelf hier er maar niet in blijven slagen om toelatingsprocedures daadwerkelijk te bekorten met een eenduidig ja of nee op rekest, zonder eindeloze rechterlijke procedures op basis van een steeds meer obsoleet Vluchtelingenverdrag?
Nee, even voor een goed begrip, dit gaat niet om het bevorderen van onbarmhartigheid of het houden van een rein geweten. Het gaat wel om het behoud van het virtuele en letterlijke draagvlak onder een redelijke opvatting van steeds aanhoudende migratiestromen. Wat wil het kabinet nu echt wél op dit punt? Mannen en vrouwen die bij Frontex gaan dienen willen toch weten wat ze waarom gaan doen, anders dan mensen aanhouden, terugsturen en weer aanhouden? Trekken Duitsland, België en Nederland één lijn bij de eisen die in onze binnenlanden worden gesteld en de faciliteiten die bij ons worden geboden? En wat gaat meer samenwerking met Afrikaanse landen ten behoeve van de wederopbouw aldaar met hun eigen mensen concreet betekenen?
Mevrouw de voorzitter. Soms lijkt het er wel op dat het kabinet eenzijdige terugtrekking uit de sinds de Tweede Wereldoorlog met de VS opgebouwde wereldorde en zijn instituties en afspraken afdoet als een waarneming dat er, och, overal weleens iets gebeurt. Nee, dit is een fundamentele omkeer van verhoudingen. Hoe wil dit kabinet verder in de nieuwe, multipolaire wereld? Vanuit een schuttersputje over de oceaan staren of met open vizier eerst nu Europa weer vreedzaam en productief samenbrengen?
Mevrouw de voorzitter. In zo'n wereldwijd perspectief van onzekerheid is pensioen hier ten opzichte van onrust en erger in de wereld misschien een bagatelle. Electoraal risicomanagement zou op dat terrein wel een hogere versnelling van kabinetsbeleid vereisen. Laat het kabinet straks niet over bananenschillen struikelen, noch over die aan de eettafel van de oude dag, noch over die op de vergadertafels van Brussel. Het hoeft geen visie te heten, maar hoe denkt de mp nou echt over Europa en de VS in de nieuwe wereldorde-in-de-maak? Dat kan toch niet alleen maar afbraak blijven? Traditie is er niet voor niks, hoeveel nieuws er ook nog onder de zon komt. De jeugd heeft nog altijd de toekomst, maar onze generatie mag, blij en vrij het verkeerde gedogend, geen rommel achterlaten.
Mevrouw de voorzitter. Ik sloot mijn nog altijd constructief bedoelde maar misschien hier en daar wat modieus eclectisch en disruptief klinkende opmerkingen namens onze fractie af met woorden die mijn voorzienbare ambtsopvolger al gesproken zou kunnen hebben. Laat ik met de volgende mogen eindigen. Over een paar maanden worden er weer nieuwe Staten gekozen. Dan 400 jaar terug lieten hun verre voorgangers een Statenvertaling van de Bijbel bij het volk bezorgen. Zijn dat vergezichten terug in de tijd? Nee, want toen al werd het eeuwenoude pleidooi voorgehouden om de aarde te bebouwen én te bewaren. Die opdracht staat er nog steeds voor de toekomst. Er is dus weer genoeg te doen, nu onder meer duurzaamheid steeds concretere taken met zich brengt. Nu oplopende maatschappelijke stress en 2 miljoen mensen aan de antidepressiva herinneringen aan te veel werkuitval in de negentiger jaren terugbrengen. Nee, we moeten niet vluchten in een vermeend paradijs van een cloud vol vage, symbolische plannen en valse want loze beloften. Uitvoeren van degelijk gefinancierd en bestuurlijk goed doordacht beleid, daar gaat het om, en om de mensen daarbij mee te nemen in meer eigen verantwoordelijkheid in plaats van ze over hun hoofden en harten heen vanuit de collectiviteit toe te spreken of slechts te laten inspreken. Wat gelukkig in afgelopen decennia ten goede is gekeerd, moet niet opgaan in rook van voortblijvend te gemakkelijk gedogen, noch ten onder gaan in bureaucratische rampzaligheden. Mag ik daarom ten slotte van dit betoog deze goede minister-president vragen dus toch wel hier zijn karwei af te maken?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Brinkman. Ik geef het woord aan mevrouw Sent.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Graag wil ik het kabinet van harte feliciteren met zijn eerste verjaardag. Er heerst optimisme dat het kabinet zijn tweede verjaardag haalt. Er valt dan ook veel te vieren. De koopkracht stijgt, de werkloosheid daalt en de economie groeit met 2,6%. Maar dat zegt bar weinig over de werkelijkheid van veel mensen in Nederland. Waarom mogen die eigenlijk niet aanschuiven bij het verjaardagsfeestje? Want in een beschaafd land zou iedereen mee moeten profiteren, maar dat is nu niet het geval. Zo telt ons land 320.000 werkende armen; dat is 4,6% van alle werkenden. Honderdduizenden kinderen leven in armoede; dat is meer dan een op de tien. Er heerst eenzaamheid onder een op de vijf alleenstaande ouders, en ook steeds vaker onder jongeren. En achter die cijfers gaan hartverscheurende verhalen schuil. Michiel kan de muziekles van zijn kinderen niet meer betalen. "Het ergste aan armoede vind ik dat mijn moeder moet huilen als we een financiële tegenvaller hebben", zo zegt een jongere. Brigitte moet onder druk van de uitbesteding van het schoonmaakwerk steeds meer doen in minder tijd, voor weinig geld. Edith kan haar huurhuis niet meer betalen door opeenvolgende huurverhogingen, maar ze kan geen andere woning vinden.
Voorzitter. Fijn, zo'n stijging van het bruto binnenlands product, maar groei ...
De voorzitter:
Maakt u uw zin af, mevrouw Sent.
Mevrouw Sent (PvdA):
... maar groei maakt geen onderscheid tussen goede en slechte economische activiteiten.
De voorzitter:
Mevrouw Strik.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Mevrouw Sent geeft aan dat het een feestje is voor het kabinet, maar dat er alleen te weinig mensen aan deelnemen. Zij noemt een aantal groepen die daar ook aan deel zouden moeten nemen. Wat vindt u van de volgende generaties? U schetst het leven van de mensen nu, maar hoe kan ervoor worden gezorgd dat dit feestje ook een feestje wordt voor generaties in de toekomst?
Mevrouw Sent (PvdA):
Dat vind ik een heel goede opmerking. Als we kijken naar hoe een land het doet, dan moeten we het begrip "brede welvaart" hanteren. Het begrip "brede welvaart" gaat over de mensen hier, maar ook over de mensen in de toekomst. Die moeten ook worden meegenomen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Oké, goed.
Mevrouw Sent (PvdA):
Groei maakt geen onderscheid tussen goede en slechte economische activiteiten. Als we extra gas in Groningen gaan winnen, zorgt dat in de economische werkelijkheid voor positieve cijfers en voor extra werkgelegenheid vanwege alle huizen die extra verstevigd moeten worden. Maar die economische groei brengt wel de veiligheid van Groningers in gevaar. En zo heeft het kunnen gebeuren dat de gaswinning in Groningen is ontspoord. Dat het goed gaat met de economie, wil dus niet zeggen dat het ook goed gaat met Nederland. Zoals Robert Kennedy ooit mooi zei over economische cijfers: "It measures everything in short, except that which makes life worthwhile".
De PvdA vindt deze focus op economische groei veel te beperkt, want dat ene cijfer zegt heel weinig over wat mensen dagelijks ervaren. Het advies van de Raad van State bij de Miljoenennota sluit hier naadloos op aan. Want de kern van het advies is, zo schrijft de Raad, om het begrip "brede welvaart" meer centraal te stellen. In de richting van mevrouw Strik zeg ik nogmaals dat bij dat begrip "brede welvaart" ook de welvaart van toekomstige generaties hoort. Juist om die redenen heb ik samen met collega Ester — soms worden wij verward met meneer en mevrouw Ester, maar dat is een misverstand — de planbureaus opgeroepen hun beschouwingen tegelijk met de Macro Economische Verkenning op Prinsjesdag te publiceren, zodat het bredere perspectief een rol kan spelen bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen. Graag wil ik het Sociaal en Cultureel Planbureau, het SCP, alsmede het Planbureau voor de Leefomgeving, het PBL, ervoor danken dat zij gehoor hebben gegeven aan deze oproep.
Het Centraal Planbureau verricht waardevol rekenwerk, geen misverstand daarover. Maar het kabinet brengt zijn groeivoorspelling als een zekerheid, terwijl het een schijnzekerheid is. De voormalige opperrekenmeester, Coen Teulings, zegt gewoon eerlijk: "Wij zijn slecht in voorspellen". Als we een ding wel zeker weten, dan is het dat de koopkrachtplaatjes van het Centraal Planbureau nooit uitkomen. Eén irrationeel besluit van een internationale leider en de koopkrachtplaatjes kunnen de prullenbak in. Het trieste is dat juist wanneer voorspellingen het hardst nodig zijn, zoals in tijden van crisis, het CPB ernaast zit. Dan blijken de harde getallen ineens boterzacht.
En juist nu zou ons zomaar weer een nieuwe crisis te wachten kunnen staan. De schulden zijn wereldwijd enorm toegenomen. De snelle globalisering maakt ons kwetsbaar. En grote spelers, zoals Amazon en Google, staan haast niet onder toezicht. Financiële instellingen laten blijken weinig geleerd te hebben van de crisis. Is de minister-president het met mijn fractie eens dat er nog lessen te leren zijn van de recente crisis? De Nederlandse bankensector is nog altijd meer dan drie keer zo groot als de totale economie. Daarmee is de financiële sector een enorm waterhoofd op onze economie. Waarom stellen we geen hogere eisen voor risicodragend vermogen bij banken, zodat deze zelf verliezen kunnen opvangen en de financiers van de banken beter op de risico's letten? Ik hoor heel graag van de minister-president wat we op dit terrein nog van het kabinet mogen verwachten.
Voorzitter. Zelfs als de cijfers wél kloppen, geven ze een vertekend beeld. Natuurlijk zijn economische groei, koopkracht en werkgelegenheid belangrijk voor ons welzijn, maar achter de gemiddelden gaat een grote spreiding schuil. Dan blijkt de verjaardagstaart toch niet eerlijk verdeeld. Multinationals zorgen voor slechts 21% van de banen. Maar terwijl zij steeds minder belasting betalen, blijven de lonen van werknemers achter bij de winstuitkeringen. Van elke verdiende euro gaat nog maar €0,73 naar de werknemer. Met de resterende €0,27 wordt de aandeelhouder gefêteerd.
Waar gaat het mis? De schone verkiezingsbeloftes blijken altijd duurder, althans voor de burger. Want bedrijven hebben een goede lobby. Mijn partijgenoot, Wimar Bolhuis, heeft dat haarscherp blootgelegd in zijn proefschrift Van woord tot akkoord. De lasten op arbeid en inkomen komen sinds 1986 gemiddeld 3,3 miljard hoger uit dan in campagnes was beloofd. Tegelijkertijd komt de lastendruk voor het bedrijfsleven juist beperkt lager uit. De afwijkingen tussen verkiezingsprogramma's en regeerakkoord blijken zelfs nadelig voor economische groei. Nu het kabinet eindelijk overstag is gegaan rondom de dividendbelasting, blijft het volhouden dat dan wel de winstbelasting voor bedrijven verlaagd moet worden om het vestigingsklimaat te verbeteren. Natuurlijk zullen de multinationals zelf hebben aangegeven dat soepele fiscale regels voor hen belangrijk zijn. Maar juist de rechters, leraren, politieagenten, militairen en zorgmedewerkers leveren een essentiële bijdrage aan het goede vestigingsklimaat waaraan het kabinet zo veel waarde hecht. Daarvoor is het namelijk minstens zo belangrijk dat er in een land goede scholen zijn, dat er goede gezondheidszorg is en dat het veilig is op straat.
Een investering in onderwijs, zorg en politie heeft dus ook een grote meerwaarde voor het vestigingsklimaat. Maar wie lobbyt er eigenlijk voor de burger, vraagt Bolhuis zich retorisch af. Daarom adviseer ik het kabinet om ook rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers uit te nodigen. Ik begrijp uit de woorden van mevrouw Jorritsma dat ze er ook wel iets in ziet dat dergelijke geluiden ook gehoord worden, in aanvulling op de geluiden van het bedrijfsleven dat wel in het Catshuis uitgenodigd wordt.
Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moeilijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Door de aangekondigde sanering van de sociale advocatuur dreigt aan kwetsbare mensen de toegang tot het recht te worden ontzegd. Leraren bezwijken onder de werkdruk en kunnen te weinig aandacht aan leerlingen geven. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens personeel en vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg en operaties worden door gebrek aan personeel uitgesteld. En ook bij de politie piept en kraakt het vanwege een personeelstekort. Maar juist in die publieke sector zien we de gevolgen van een te hoge werkdruk en een te laag salaris. Er zijn personeelstekorten voor leraren, politieagenten en zorgpersoneel. Dit bedreigt de kwaliteit van het belangrijke werk dat zij moeten doen. Daarom vragen wij de minister-president om de bijdrage van rechters, leraren, militairen, politiemensen en zorgmedewerkers aan het vestigingsklimaat te onderzoeken. Is hij daartoe bereid? En is hij het met mij eens dat een goed vestigingsklimaat vooral bedrijven moet aantrekken die veel, goede banen opleveren?
Voorzitter. Meer marktwerking is geen oplossing. De Nobelprijs voor de Economie dit jaar werd juist uitgereikt aan wetenschappers die aandacht vragen voor het falen van die markt. Zonder overheidsingrijpen zullen markten volgens William Nordhaus te veel vervuiling en volgens Paul Romer te weinig ideeën voortbrengen. En zo ken ik nog wel wat voorbeelden. De arbeidsmarkt faalt. Nergens in Europa groeit het aantal flexibele contracten zo snel als in Nederland. Had in 2005 slechts een op de zes mensen een flexibel contract, in 2018 is dat aantal een op de vier. Van de jongeren onder 35 jaar heeft bijna de helft een flexibel contract.
De PvdA is de partij van werk, werk, werk, in navolging van Wim Kok, die we met grote dankbaarheid en diep respect gedenken. Mensen moeten zeker zijn van goed werk met een fatsoenlijk salaris. Maar de arbeidsmarkt faalt. En dat terwijl Kok met het Akkoord van Wassenaar een prachtig voorbeeld heeft gegeven van de kracht van het Rijnlandse model. Mogen we verwachten dat het kabinet zich inzet voor een dergelijk breed "sociaal" akkoord?
Ook de woningmarkt faalt. Sociale huurwoningen verdwijnen, steden worden steeds minder toegankelijk voor starters en huurders, beleggers vormen een plaag in steden met als gevolg dat de doorstroming stokt en mensen met een laag inkomen geen betaalbare woning kunnen vinden. Wonen is een grondrecht. Wat doet het kabinet om dat grondrecht te garanderen?
En wie betaalt er voor het duurzaam maken van woningen? Duurzaamheid leeft, zo schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving. "We moeten de duurzame vernieuwing zo inrichten dat iedereen meedoet, enthousiast en creatief", zo stelt de directeur. Maar wat als mensen in de knel komen door het beprijzen van energie? Het kan toch niet zo zijn dat de lasten te hoog worden voor mensen die toevallig in een oud huis wonen? Welke aandacht krijgt de eerlijke verdeling van de lasten van verduurzaming van het kabinet?
Voorzitter. Tegenover marktfalen staat overheidsfalen, zo zal de minister-president ongetwijfeld betogen. En dat is mijn fractie met hem eens, maar niet omdat er te veel overheid is, maar juist te weinig.
Neem het onderwijs. Het is dé basis voor een goede toekomst, voor ieder individu. Maar leerlingen zijn niet zeker van een eerlijke kans. De basisschool schat een kind van arme ouders onterecht minder hoog in, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij kreeg bijna een derde van de leerlingen op de middelbare school vorig jaar betaalde bijles, huiswerkbegeleiding of examentraining. Maar de kansen op goed onderwijs mogen toch niet afhangen van de dikte van je portemonnee?
Of neem de pensioenen. Er is sprake van een dubbele vergrijzing, want er komen steeds meer gepensioneerden en de gemiddelde levensverwachting stijgt. Daarnaast is er een dubbele ontgroening, want het geboortecijfer daalt en jongeren komen het stelsel amper meer in omdat ze bijna allemaal tijdelijke contracten of flexcontracten hebben of als zzp'er werken. Dit zet het stelsel onder enorme druk en bemoeilijkt het bereiken van een pensioenakkoord.
Willen we bij dit soort ontwikkelingen onze zorgzame samenleving overeind houden, dan is verreweg de beste oplossing dat iedereen meedoet met pensioen en arbeidsongeschiktheid. We kunnen er immers weinig aan doen dat we oud en ziek worden, en daarbij is het onderscheid tussen werknemers en ondernemers heel erg kunstmatig.
Dit lost meteen ook andere problemen op: de race naar beneden in arbeidsvoorwaarden en de onrechtvaardig verdeelde fiscale druk tussen mensen met een vast contract en zzp'ers. Omdat de laatsten meestal geen pensioen opbouwen en de kosten daarvan dus ook niet in hun tarieven doorberekenen, zijn ze al gauw 20% tot 25% goedkoper dan iemand in loondienst. Dat is oneerlijke concurrentie en drukt de lonen. Zzp'ers betalen ook weer minder belasting, terwijl ze, omdat ze geen pensioen opbouwen en vaak geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, uiteindelijk veel meer afhankelijk zijn van de sociale voorzieningen, waarvan juist de mensen in vaste dienst een groter deel betalen.
Dat is niet solidair, maar het kalft de sociale voorzieningen ongemerkt, plakje voor plakje, af. Als je dit tot zijn uiterste consequentie doordenkt, zijn er uiteindelijk te weinig mensen die nog voldoende belasting betalen om AOW en bijstand overeind te houden, terwijl de groep die deze voorzieningen keihard nodig heeft, alleen maar groeit.
Voor de PvdA is de zorgzame samenleving er eentje om te koesteren, niet alleen uit solidariteit of menslievendheid, maar ook omdat deze de weerbaarheid van onze economie enorm versterkt. Daarom een simpele oplossing voor pensioenen en arbeidsongeschiktheid: stel meedoen verplicht. Daar kan de minister-president het toch niet mee oneens zijn? Als dat wel het geval is, dan verneemt de PvdA fractie graag van hem hoe híj meent ons pensioenstelsel financierbaar te houden en de race naar beneden in arbeidsvoorwaarden tegen te gaan.
Voorzitter. Nu de economie herstelt, is voor de PvdA de tijd aangebroken dat iedereen dat gaat voelen. Het regeerakkoord wekt de indruk dat het kabinet ook meent dat iedereen mee moet profiteren, want: "Nog te veel mensen denken: prachtig, al die goede economische cijfers, maar ze gelden niet voor mij. Als veel mensen achterblijven, is uiteindelijk de hele samenleving de dupe."
Maar aan onbehagen en vervreemding lijkt nog niks te zijn veranderd. De Raad van State noemt de scheidslijnen in de samenleving een fundamentele zorg. En het Sociaal en Cultureel Planbureau waarschuwt voor de dreiging dat de winnaars op alle terreinen winnen en de verliezers op alle terreinen verliezen. En die laatsten zijn dan weer niet uitgenodigd voor het verjaardagsfeestje van het kabinet.
Ongeveer 4% van de bevolking, 680.000 mensen, deelt helemaal niet in de vooruitgang. Voor deze mensen stapelen de problemen zich op. Zij zitten in een leefsituatie die volgens het SCP "slecht" is. Een groep van 30% behoort tot de achterblijvers. Zij zijn boos en dat begrijp ik goed. Ze hebben vaker een huurwoning, zijn fysiek ongezond, hebben een karig pensioen. Ongeveer 35% van de mensen voelt zich onzeker over hun eigen toekomst en die van hun kinderen. Ook is er het gevoel dat de overheid te weinig voor hen doet, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft in een verkenning over de middenklasse. De PvdA wil juist dat deze mensen zeker kunnen zijn.
Want achter de kille cijfers gaan schrijnende verhalen schuil. Zzp'er Patricia is plotseling blind geworden, heeft geen recht op een uitkering of voorzieningen en leeft van giften van de kerk. Zorgmedewerker Marcel zit thuis omdat hij lichamelijk op is. Zijn vrouw kon er niet meer tegen en heeft hem verlaten. Nu kan Marcel de huur niet meer betalen, laat staan de alimentatie voor zijn kinderen. Na een hersenbloeding moet de 80-jarige Truus verhuizen en komt ze in een wijk waar ze de weg niet weet en niemand kent. Daan heeft door gezondheidsproblemen langer over zijn studie gedaan en kan door zijn hogere studieschuld geen hypotheek krijgen. Sonja raakte arbeidsongeschikt, werd vervolgens ontslagen en is inmiddels hersteld, maar kan als 60-jarige geen baan meer krijgen.
Daarom heb ik de indringende vraag aan de minister-president wat zijn kabinet concreet gaat doen om te zorgen dat niemand achterblijft en iedereen meeprofiteert van de economische groei.
Voorzitter. Zo gaapt er een groot gat tussen de economische groei en de beleving van mensen. Die voelen namelijk dat hun zekerheden worden aangetast. De zekerheid van een vast contract, nu het aantal flexibele contracten in Nederland het snelst van heel Europa groeit. De zekerheid van een betaalbaar huis, nu sociale huurwoningen verdwijnen en beleggers in de grote steden een groot deel van de huizen opkopen. En de zekerheid van goed onderwijs, nu er een steeds groter lerarentekort ontstaat. Kortom, economische groei maakt niet gelukkig; de welvaart moet ook eerlijk verdeeld worden. Anders is het slechts een truc om ons af te leiden van de echte problemen in Nederland.
Om met de Arnhemse filosoof Loesje te spreken: "Jarig. Hoe meer kaarsjes, hoe groter de taart." Zonde van die taart als er maar zo weinig mensen uitgenodigd worden op het verjaardagsfeestje van Rutte II. O, dat was een heel vervelende verspreking; ik bedoel Rutte III. Ik zal het herhalen, zodat er geen misverstand over kan bestaan: zonde van die taart als er maar zo weinig mensen worden uitgenodigd op het verjaardagsfeestje van Rutte III. Als het aan de PvdA ligt, verdienen Michiel, Brigitte, Edith, Patricia, Marcel, Truus, Daan, en Sonja ook een uitnodiging.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Ik geef het woord aan de heer Engels.
De heer Engels i (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. In 1513 verscheen het baanbrekende boek Il Principe van Machiavelli, secretaris van de republiek Florence. Dit aan zijn vorst Lorenzo de Medici opgedragen boek is een van de belangrijkste werken die ooit over de politiek en de staat zijn geschreven. Voor het eerst werd het overheidsgezag los van de tot dan toe gebruikelijke religieuze moraal geanalyseerd en gelegitimeerd.
In de aan het einde van de middeleeuwen ontstane zoektocht naar een rationele legitimatie van de uitoefening van statelijke soevereiniteit kwam Machiavelli met een handleiding voor de absolute heerser. Een succesvolle vorst moest vooral doortastendheid uitstralen en slagvaardig handelen. Draagvlak en legitimatie moest de vorst ontlenen aan bekwaamheid en resultaten, niet aan deugden.
Machiavelli verrichtte hiermee de aftrap voor de ontwikkeling naar de moderne westerse staat op grondslag van rechtsstaat en democratie. Die ontwikkeling liep kortweg van een absolute staatssoevereiniteit naar een aanvankelijk door rechtsstatelijke principes als grondrechten en machtenscheiding en uiteindelijk door het democratische basisprincipe van de volkssoevereiniteit begrensde staatsmacht.
In die context moet het oorspronkelijke begrip "volkssoevereiniteit" worden opgevat als een constitutioneel gelegitimeerde soevereiniteit. Het zijn de grondwettelijk en op grondslag van vertegenwoordiging geïnstitutionaliseerde organen die bevoegdheden uitoefenen namens, dat wil zeggen in naam van, de natie. Daarmee is het volk in een pluralistische samenleving feitelijk geen homogene gemeenschap en is de "volkswil" een door constitutionele regels geconstrueerde normatieve eenheid. De verkiezingen illustreren dit: kiezers brengen in het geheim hun stem uit over de vraag hoe het land moet worden geleid en de gekozen politici leggen verantwoording af.
Voorzitter. Ik had deze aanloop nodig om iets te kunnen zeggen over de democratie, een voor D66 aangelegen onderwerp. Voor alles hechten wij aan de verbinding van de democratie met de rechtsstaat. Een democratie kan niet zonder rechtsstaat. De rechtsstaat waarborgt de vrijheid van burgers ten opzichte van de staat. Aan de ene kant is er machtsreductie binnen de staat op basis van de trias politica. Daarnaast is er machtsreductie naar buiten in de vorm van bescherming door grondrechten.
De geschiedenis heeft ons geleerd hoe een eendimensionale invulling van het principe van de volkssoevereiniteit kan ontaarden in tirannie en hoe een parlementaire democratie kan worden omvergeworpen door een totalitair regime. Ook in onze tijd en zelfs binnen de EU zien wij voorbeelden van illiberale democratieën.
De relevantie van deze observaties ziet de fractie van D66 in de ontwikkeling van een politieke en maatschappelijke cultuur, waarin de nuance en de tegenspraak op de terugtocht lijken. In toenemende mate zien wij een politieke en maatschappelijke stijl van communiceren waarin men primair uitgaat van zichzelf, vraagstukken worden versimpeld, standpunten zich verharden, imaginaire complottheorieën worden aangedragen en alleen nog wordt getamboereerd op het eigen verhaal. Zelfreflectie vindt steeds minder plaats; liever wijst men op als fout aangemerkte meningen van anderen. Grenzen worden ook uitsluitend aan die ander gesteld.
De paradoxale bedreiging die zich hier voordoet, is dat met een beroep op "het volk" en op daaronder liggende maar onjuiste interpretaties van de volkssoevereiniteit en de natiestaat een cultuur van politieke ontwrichting en maatschappelijke uitsluiting wordt gevestigd. Hier dreigt de vreugde van het groepsgevoel het te winnen van redelijkheid en rechtmatigheid. Tegen het voeden van wantrouwen en zelfs volkswoede tegen migranten en tegen de als politieke elite gepercipieerde verantwoordelijke ambtsdragers is naar het oordeel van mijn fractie maar één effectief antwoord mogelijk: het blijven aangaan van het debat op basis van de waarden van de democratische rechtsstaat.
Voorzitter. Dit alles neemt niet weg dat er in de ogen van mijn fractie in het functioneren van onze parlementaire democratie de nodige knelpunten zijn aan te wijzen. In de kern is sprake van een niet te veronachtzamen legitimatieverlies van politieke instituties en vooral van ambtsdragers. Dit hangt in hoofdzaak samen met de ontwikkeling van de oorspronkelijke kiezersdemocratie naar een partijendemocratie. In de daarmee gegroeide monistische politieke cultuur zijn de wetgevende en uitvoerende macht dermate ineengevloeid dat van een wezenlijke machtenscheiding niet echt meer gesproken kan worden. Die waarneming beïnvloedt het beeld van een "partijdige" wetgever.
Sinds het zogeheten revoltejaar 2002 zijn de problematische kanten van onze vertegenwoordigende democratie pregnanter in beeld gekomen. Het vertrouwen van de burgers in het staatsbestel, de instituties, het politieke proces en vooral in de politici en bestuurders is substantieel verminderd. Het oplossen van dit probleem kan niet worden overgelaten aan nieuwe partijen met radicale oplossingen.
De democratische rechtsstaat is al enkele decennia ook een verzorgingsstaat. Naast de oorspronkelijk vooral ordenende functie van de overheid hebben zich in de vorige eeuw aanvullende staatsfuncties ontwikkeld, waarmee de overheid in dienstverlenende, zorgende en sturende zin maatschappelijk is gaan interveniëren.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik luister met belangstelling naar het verhaal van de heer Engels. Ik kan zijn analyse dat er op dit moment echt een probleem is met de democratische legitimiteit en dat die niet kan worden gevuld met de opkomst van nieuwe politieke partijen ook heel erg onderschrijven. We moeten een andere manier vinden om de verbinding te leggen met burgers, zodat zij zich vertegenwoordigd weten. Nou weten we allemaal wat er de afgelopen periode gebeurd is. Het raadgevend referendum is ten grave gedragen. Kan de heer Engels schetsen op welke wijze de D66-fractie die kloof denkt te kunnen dichten, om burgers toch het gevoel te geven dat ze meedoen en dat wat besloten wordt, is gebaseerd op de meningen van de kiezers, van het volk?
De heer Engels (D66):
Ik ben nog steeds met de aanloop bezig. Ik kom ergens uit waar u naar vraagt. Of dat naar bevrediging is, weet ik natuurlijk niet.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Prima. Ik dacht dat hier even een knipje zou kunnen zijn, omdat u naar het onderwerp de verzorgingsstaat gaat.
De heer Engels (D66):
Ik heb een hele lange aanloop genomen, omdat dit de laatste keer is dat ik hier sta. Dus ik neem die vrijheid, overigens met instemming van de fractie.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Oké. Ik wacht het nog even af.
De heer Engels (D66):
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er echter problemen ontstaan in de houdbaarheid van de verzorgingsstaat, vooral als gevolg van een bij tijden stagnerende economische groei. Dat is vooral problematisch omdat de verzorgingsstaat heel lang feitelijk een legitimerende rol heeft vervuld in plaats van de democratie en de rechtsstaat, tenminste zolang er aan de zorgen en behoeften van mensen tegemoet kon worden gekomen. Er zijn wel pogingen ondernomen om de problemen van de betaalbaarheid en de bestuurbaarheid op te lossen, maar bezuinigingen, privatiseringen, de verzelfstandiging van overheidsdiensten, dereguleringspogingen en decentralisaties hadden te lijden onder een gebrekkig politiek primaat en een slechte onderlinge afstemming van de verschillende operaties. De overheid is als gevolg daarvan nog steeds overbelast en overvraagd. Er is te weinig evenwicht in de pretenties en de resultaten van de overheid.
Intussen lijkt er — zoals Paul Schnabel het gevoel van Nederland formuleert in zijn recent uitgebrachte boek Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht — in zowel maatschappelijk als politiek opzicht toch een fundamentele tegenstelling te zijn ontstaan. Die spanning doet zich voor tussen hen die de toekomst vooral zoeken in het behoud voor de huidige generaties van de welvaarts- en welzijnspretenties van de verzorgingsstaat, en zij die met het oog op de toekomstige generaties vooral koersen op de overgang naar een duurzame economie en een verdergaande Europese integratie.
Mijn fractie ziet hier een verband met de binnen de WRR ontwikkelde observatie dat wij leven in een zeer diverse samenleving, zonder richting en zonder dominante leiding. Met het wegvallen van collectieve idealen en organisaties zijn mensen houvast gaan zoeken bij primaire identiteiten zoals nationaliteit, etniciteit, gender en religie. Het politieke en maatschappelijke debat gaat niet meer alleen over de verdeling van de welvaart, maar ook over de vraag naar de individuele identiteit, dat wil zeggen de behoefte van mensen aan maatschappelijke erkenning. Dat is in de ogen van mijn fractie precies de reden waarom op instigatie van de nieuwe politieke partijen steeds meer mensen geloven dat politieke besluiten niet democratisch zijn als ze niet tegemoetkomen aan de door primaire reflexen ingegeven opiniepeiling van de dag. Daarmee lijkt de redelijkheid uit het politieke en maatschappelijke debat te verdwijnen.
Voorzitter. Binnen de D66-fractie leeft de zorg of onze democratische rechtsstaat zonder een revitalisering tegen deze ontwikkeling bestand zal zijn. Het feit bijvoorbeeld dat er geen directe relatie bestaat tussen de uitslag van de Kamerverkiezing en de te vormen regering, vormt een zwakke plek in onze parlementaire democratie. Het feit bijvoorbeeld dat de onrechtmatigheid van formele wetgeving niet rechterlijk aan de Grondwet kan worden getoetst, is een verzwakking van de rechtsstatelijke bescherming van de democratie.
Voor een herstel van vertrouwen in de vertegenwoordigende democratie moet wat ons betreft nu snel en serieus werk worden gemaakt van een modernisering van de bestaande politieke structuur en cultuur. Anders dreigt verdergaande politieke instabiliteit en toenemend verlies van maatschappelijk vertrouwen in de representatieve instellingen.
Dat betekent inzetten op institutionele hervormingen en burgers op onderdelen meer rechtstreekse zeggenschap geven, zonder daarbij door te slaan in het opgeven van rechtsstatelijke principes en de inrichting van een eendimensionale directe democratie.
De heer Schalk i (SGP):
Ik wilde voorkomen dat ik de aanloop van het betoog zou doorbreken. Maar ik bleef in het interessante betoog even haken bij het jaartal 2002, dat de heer Engels als een soort kantelpunt markeerde. Dat was in de periode nadat D66 mede in de regering had gezeten. Vanmiddag bij de herdenking van de heer Wim Kok, die inderdaad met ere herdacht is, werd er even op gehint dat er toen heel veel ongenoegen was. Ik ga dat dus niet alleen maar op D66 leggen, maar het was wel een feit dat die ook in de regering zat. Mijn vraag is: wat heeft D66 geleerd van die periode, waardoor voorkomen wordt dat in de komende periode, waarin D66 ook weer van de partij is, die individualiseringsslag nog zwaarder zal worden? Zo interpreteer ik eigenlijk die periode.
De heer Engels (D66):
Ah, ja, ik was al aan het zoeken naar wat voor vraag u mij eigenlijk wilde stellen. In de laatste zin komt het woord "individualisme" voor. Ook de koppeling aan D66 was mij wat duister, want ik duid op een veel meer algemeen verschijnsel dat sinds 2002 de onvrede over de staat van onze representatieve democratie op een bepaalde manier in een stroomversnelling is geraakt. Volgens mij zijn daar veel meer factoren voor aan te wijzen dan ontwikkelingen binnen mijn eigen partij, die ik overigens ook niet allemaal volop in beeld heb. Zelf heb ik op geen enkele wijze de relatie willen leggen met een van de belangrijke "i's" die ooit door het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn gesignaleerd, namelijk de individualisering. Wat mij betreft is dit niet een van de relevante factoren, althans niet in mijn betoog, die daarbij een rol hebben gespeeld. Ik begrijp wel dat u, vanuit uw optiek, een bijzondere belangstelling hebt voor individualisering.
De heer Schalk (SGP):
Dat klopt, mevrouw de voorzitter, daar heeft de heer Engels gelijk in. Ik heb heel sterk de indruk dat juist de individualisering — allemaal zelfontplooiing en dergelijke: er zitten hele mooie elementen in — ons wel erg uit elkaar heeft gedreven. Ik was gewoon benieuwd naar de reflectie van de heer Engels op de vraag of dat een onderdeel is geweest van de periode daarvoor, de zogenaamde paarse periode, en of wij dat nu kunnen voorkomen.
De heer Engels (D66):
Ik begrijp de vraag. Mijn betoog staat niet precies in die sleutel van de individualisering als exponent van de paarse periode, zo vat ik uw betoog maar even samen. Dat is eigenlijk wat ik niet beoog. Wat er achter uw vraag zit — en dat is geen uitvlucht — komt straks nog even aan de orde. Dit is nog steeds een aanloop.
De heer Schalk (SGP):
Ik voeg me graag bij mevrouw Strik, wachtend op een antwoord.
De heer Engels (D66):
Zeker, een hele interessante combinatie wat mij betreft.
Het eerstvolgende ijkmoment is het binnenkort verschijnende eindrapport van de staatscommissie-Remkes. De minister van BZK heeft in het debat over de intrekking van de Wet raadgevend referendum toegezegd serieus en met een positieve instelling aandacht aan het rapport te besteden. Dat wil in de ogen van mijn fractie zeggen: door met vervolgvoorstellen te komen. Wat ik nu aan de minister-president wil vragen is of hij in zijn reactie wil reflecteren op de stand van de democratie en de urgentie van de door mijn fractie bepleite noodzaak van een democratische agenda voor hervorming. Wij zien de modernisering van de vertegenwoordigende parlementaire democratie als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijke opdracht voor de centrale constitutionele instellingen. Bent u bereid uw staatkundige gewicht in de schaal te leggen, zodat het kabinet onder regie van de minister van BZK op basis van het komende rapport van de staatscommissie parlementair stelsel met een samenhangende agenda voor staatkundige hervormingen komt? Zo vraag ik de minister-president.
Voorzitter. Een complicatie bij dit alles is de onderschatte rol van de Grondwet, als hindermacht voor staatkundige hervormingen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik aarzel een beetje, omdat ik niet weet of ik nu op het juiste moment de vraag stel.
De heer Engels (D66):
Nee, per definitie is dat nooit het geval bij mij.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Laten we even luisteren naar de vraag. De heer Engels heeft een vraag gesteld aan het kabinet over de democratiseringsagenda. Daarom denk ik dat ik nu wel weer een vraag aan de heer Engels mag stellen hierover. De heer Engels noemde een aantal kwesties die wat hem betreft op de agenda van zo'n democratiseringsplan zouden moeten staan. Een van die dingen is constitutionele toetsing en institutionele hervormingen. Ik begreep ook dat de heer Engels het had over geen eendimensionale vormen van directe democratie. Misschien kan hij dat uitleggen, want ik begreep dat zijn partij nog steeds voorstander is van een collectief bindend referendum.
Maar laten we die constitutionele toetsing nemen. In hoeverre is het onderwerp geweest van de coalitieonderhandelingen om dat daadwerkelijk in het akkoord te krijgen? In hoeverre gaat de heer Engels proberen binnen dit kabinet draagvlak te krijgen om dat ook gerealiseerd te krijgen?
De heer Engels (D66):
U streelt nu wel bijzonder mijn ijdelheid, door ervan uit te gaan dat ik enig zicht zou hebben op hoe de onderhandelingen zijn verlopen die ten grondslag liggen aan de vorming van dit kabinet. Ik wou dat het waar was, maar het is niet zo. Ik wil niet zeggen dat het er allemaal heel anders had uitgezien, maar het is niet waar. Ik weet dus niet of dit onderwerp op deze manier is besproken.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Even daarop voortbordurend: D66 heeft afstand gedaan van het raadgevend referendum. In de publiciteit daarover, en ook hier in de debatten, zegt D66: wij zijn voor andere vormen van democratie. Ik kan me zo voorstellen dat u als fractie dan ook daadwerkelijk gaat proberen om, als u het één moeten inleveren, daar iets anders voor terug te krijgen. Daarom wil ik graag weten in hoeverre het nog deze kabinetsperiode zal gaan lukken om die democratiseringsagenda van de grond te krijgen.
De heer Engels (D66):
Dat is precies de vraag die ik nu ook heb gesteld aan het kabinet. Dat is de positie waarin mijn fractie in deze Kamer zich nu beweegt. Dat is ook een voortzetting van het debat dat wij eerder hebben gehad over de intrekking van die wet. Ik vraag dus aandacht voor het rapport van de staatscommissie, omdat dat een belangrijk ijkmoment wordt, zoals ik al zei. Ik weet nog niet precies wat er in dat rapport komt te staan, maar er zijn wel signalen dat er substantiële voorstellen zullen worden gedaan ter verbetering van het stelsel, waaronder begrepen vormen van directe democratie. Ik heb niet gezegd dat ik niet voor eendimensionale vormen van directie democratie zou zijn. Ik heb gezegd dat wij als fractie niet opteren voor een eendimensionale directe democratie als begin- en eindvorm. Dat is heel wat anders. Wij zien directie democratie als een wenselijke en noodzakelijke aanvulling op het bestaande representatieve stelsel. Maar daar kom ik nog op. Daar zijn heel veel modaliteiten voor.
Wat ik nu vandaag eigenlijk niet wil doen, is een bekende riedel opnoemen om te propageren hoe mijn eigen partij allerlei voorstellen aan het ontwikkelen is om vorm en inhoud te geven aan allerlei modaliteiten van directe democratie. Wat ik wel wil doen, is ingaan op de verwachting die ik heb van het rapport van de staatscommissie op een aantal wezenlijke punten. Ik heb er twee genoemd: de kabinetsformatie en de constitutionele toetsing. Ik ga zo nog een element noemen. Ik vind in ieder geval dat die punten moeten worden meegenomen in de kabinetsreactie die de regering gaat opstellen. Ik heb het niet alleen over de kabinetsreactie; er zullen ook vervolgvoorstellen moeten komen op dat punt. Dat heb ik in het debat over het raadgevend referendum benadrukt en dat benadruk ik nu weer, juist omdat mijn fractie dat buitengewoon wenselijk vindt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter, tot slot.
De voorzitter:
Ja, tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik stel deze vraag ook omdat wij nu de situatie hebben dat we die ene vorm van directe democratie kwijt zijn, terwijl er nog niets voor in de plaats is gekomen. Dat was voor ons een belangrijke reden om te zeggen: wij willen dit instrument nu niet opgeven; dat gaat te snel. Daarom vraag ik naar de kansen die u ziet dat er daadwerkelijk een vervolg komt met alternatieven waar D66 ook gelukkig van wordt.
De heer Engels (D66):
Dat laatste is natuurlijk inderdaad heel belangrijk, namelijk dat dat geluksgevoel gaat terugkomen bij mijn partij, voor zover dat al verdwenen zou zijn. Het is heel moeilijk om de vraag te beantwoorden hoe ik de kansen zie. Wat ik op dit moment alleen kan doen namens mijn fractie, is bij het kabinet benadrukken hoe wezenlijk dit punt voor mijn fractie is. Ik kijk dan ook naar mijn eigen bewindslieden. Het zal voor ons heel aangelegen zijn dat het kabinet op dit punt een inhaalslag maakt, terwijl er in het regeerakkoord over dit soort kwesties niets is afgesproken. Dat is precies de reden waarom ik er ook niet bij zat. Ik wil hierover niet al te gekscherend doen. Daarom heb ik ook een lange aanloop genomen en heb ik dit punt heel uitvoerig behandeld, om aan te geven hoe wezenlijk dit is voor mijn fractie in deze Kamer. Dan is het niet zinnig, alleen al niet vanwege politieke strategie, om afspraken te maken over de exacte modaliteiten waarover het moet gaan, het tijdspad dat daarbij betrokken moet worden en de vraag hoe groot wij de kans achten dat dit gebeurt. Wij gaan ervan uit dat het kabinet dit dermate serieus neemt dat ik ervan mag uitgaan dat er meer zal komen dan de reactie die wij gezien hebben van een eerder kabinet of een eerder rapport van een staatscommissie. Dat was namelijk samengevat: wij herkennen ons niet in de problemen. Dan denk ik dat wij wel een probleem gaan krijgen. Maar ik wacht het antwoord van de regering af.
De heer Kox i (SP):
Collega Engels vond dat het tijd werd voor zelfreflectie, ook omdat dit zijn laatste algemene beschouwingen hier wellicht zijn. Dat is mooi.
De heer Engels (D66):
Dat is helemaal niet aardig, maar oké.
De heer Kox (SP):
Het is mooi dat op zo'n moment een politicus boven zichzelf uitstijgt en op zichzelf reflecteert.
De heer Engels (D66):
Dat is wel mooi.
De heer Kox (SP):
In dat kader de vraag, terugblikkend, of het wel erg verstandig was aan de overkant om na de tweede lezing van de wet over het correctief referendum, onder andere ingediend door uw partij, die daar van tafel te vegen. Zou het niet veel verstandiger zijn geweest aan de overkant om deze wet niet weg te gooien, omdat de kans nou al groot is dat de staatscommissie met het voorstel komt om een correctief referendum te doen? Want nu gaat het ons toch weer een jaar of acht kosten.
De heer Engels (D66):
Dat is hetzelfde type vraag als ik eerder van mevrouw Strik en mogelijk ook van anderen kreeg. Er wordt niet begrepen dat D66 niet elke keer als het woord "referendum" valt, neerzijgt op haar knieën en dat aanbidt en omhelst. Het punt is dat we als we het over "het" referendum hebben veel preciezer moeten definiëren over wat voor referendum we het hebben. In het geval waar mevrouw Strik naar verwees, ging het over de Wet raadgevend referendum. Ik ben heel uitvoerig geweest in deze Kamer over wat we daarvan vinden, dat wij dat niet de ideale vorm vinden en welke vorm we wel ideaal vinden. Datzelfde geldt voor uw vraag. Het voorstel waarnaar u verwijst, dat voorlag in de Tweede Kamer, was een voorstel dat op een manier was ingekleed die niet voldeed aan hoe wij vonden dat een bindend correctief referendum eruit moet zien. Dat is ook de reden. Als u goed luistert hoe ik deze problematiek steeds aankaart, hoort u dat ik vind dat het kabinet, als het met vervolgvoorstellen komt, met goede voorstellen moet komen in de zin dat ze samenhangend moeten zijn, dat ze systeemconform moeten zijn en dat ze op een goede manier in de Grondwet moeten passen. Wij gaan niet de reflex hanteren: elk referendum is fijn voor D66, dus we zijn ervoor. Dat kan niet.
De heer Kox (SP):
Ik had het hier over een wetsvoorstel dat door uw partij was voorgedragen, samen met wat andere partijen, en dat ook door uw partij, door de partij van de heer Engels, in deze Kamer is gesteund in eerste lezing. Dan mag je verwachten dat een partij redelijk bediend is. Ze heeft het zelf bedacht en ze heeft het mede door deze Kamer gehaald. Dan komt het in de Tweede Kamer en wat doet dan de partij van collega Engels? Die zegt: nee, we gaan er toch maar niet mee verder. En nu hoor ik dat u het eigenlijk een slecht voorstel vond. Dan zou het toch fijner zijn geweest als wij toen wij de eerste lezing deden van collega Engels hadden gehoord "er ligt hier wel een voorstel voor van ons, maar het is nogal een erg fout voorstel"? Dat is toch vreemd?
De heer Engels (D66):
Ja, dat begrijp ik wel. Ik neem aan de situatie die u beschrijft, dat er in de Tweede Kamer een fractie van partij A x doet en die van dezelfde partij A in een andere Kamer y, bij u niet of hoogst zelden zal voorkomen. Maar de realiteit is deze. Mijn broeders en zusters aan de overzijde hebben deze beslissing genomen, met als gevolg dat het voorstel hier nooit is gekomen. Dan kunt u wel aan mij vragen of ik daar wat van vind. Nou, dat is een verantwoordelijkheid van de Tweede Kamerfractie op dat moment en daar ga ik verder geen oordeel over geven.
De voorzitter:
Meneer Kox, tot slot op dit punt.
De heer Kox (SP):
Ja, tot slot. Het is maar dat de Kamer probeert te begrijpen wat de fractie van D66 in deze Kamer nu eigenlijk wil. Ik constateer dat er een wetsvoorstel is van de partij van meneer Engels. Dat komt in de Tweede Kamer: steun. Dat komt in de Eerste Kamer en wordt hier verdedigd door D66 politici, en krijgt hier steun. Dan gaat het naar de Tweede Kamer terug en dan zegt de partij van collega Engels: nee, nu zijn we er niet meer voor. En nu zegt hij: ik verwacht wel van de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken dat ze serieus gaan reageren op een voorstel van de staatscommissie. Een van die voorstellen zal waarschijnlijk zijn — dat hebben we gehoord van meneer Remkes — een correctief referendum. Dan zijn we toch niet helemaal verstandig bezig? Dan mag ik als u reflecteert toch best zeggen dat dat niet zo heel slim was?
De heer Engels (D66):
Dat mag u wel vragen, maar mijn reflectie gaat niet zo ver om tot die conclusie te komen. Ik wacht af wat precies de modaliteit is waar de staatscommissie mee gaat komen en dan gaan wij kijken of dat de goede is, uiteindelijk hier als het komt.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Collega Engels legt veel interessants op tafel. Dank daarvoor. Dat waardeer ik, ook voor het debat. U voert nu weer een pleidooi voor democratisering en een soort programma daarvoor. Mijn vraag is wat ons dat gaat helpen als we dat afzetten tegen de analyse die u zelf geeft over de ontwikkeling van ons politieke bestel, waarbij u ook aangeeft dat dat lijdt aan een gebrek aan besef van richting. Dat noemde u zelf. Gaat dit ons nu helpen bij het herstel van redelijkheid? Dat woord hebt u een aantal keer laten vallen, herstel van redelijkheid in ons politieke bestel. Gaat dit ons nou helpen om een inhoudelijke richting te vinden? Hoe ziet u dat?
De voorzitter:
Ik wil eerst even inbreken. Ik vind het allemaal heel interessant, maar ik denk wel dat we het moeten laten bij de beantwoording die u gaat geven. Want we gaan heel ver richting het rapport van de staatscommissie, dat er nog niet is. Dat debat komt nog.
De heer Engels (D66):
Ik had willen antwoorden — misschien kom ik daarmee niet tegemoet aan mijn goede collega Kuiper en u — dat ik denk dat ik de reden die hierachter zit net redelijk goed heb geschetst, namelijk dat het antwoord op het legitimatieverlies dat wij zien en dat aan het toenemen is en de radicalisering die wij zien een revitalisering moet zijn van het bestaande systeem. Daar geloven wij in. Wij denken dat het hoog tijd is om niet de status quo daarin te handhaven, want dan gaat deze ontwikkeling sterker worden. Dat is de reden en dat heb ik al een aantal keren op verschillende manieren gezegd.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Nog één zin, voorzitter.
De voorzitter:
Eén zin, meneer Kuiper.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Dat lijkt me relevant voor het debat, want dat zet zich wel voort. Volgens mij wilt u iets beantwoorden dat te maken heeft met de cultuur in onze samenleving en dat benoemt u zelf ook. Uw oplossing zit veel meer in de instrumentaliteit. Dat is mijn opmerking.
De heer Engels (D66):
Daar heeft u gelijk in, maar dan moet u er wel bij bedenken dat wat mij betreft structuur en cultuur altijd samenhangen. Structuurveranderingen die geen cultuurverandering bewerkstelligen zijn zinloos, maar cultuurveranderingen organiseren zonder structuurverandering gaat ook niet lukken. Dat is ook onze overtuiging.
Voorzitter. Ik kom op een volgende complicatie over de Grondwet. Wij denken dat de huidige Grondwet zoals die gehanteerd wordt in het politieke debat afbreuk doet aan de betekenis van de Grondwet. De bestaande herzieningsprocedure van de Grondwet biedt een minderheid van een derde een uitgelezen mogelijkheid om in tweede lezing een voor institutionele hervormingen noodzakelijke aanpassing van de Grondwet in het riet te werken en daarmee de status quo te handhaven. Dat is in deze Kamer genoegzaam gebleken, denk ik.
Ernstig daarnaast is de vaststelling dat de aan het systeem van twee lezingen ten grondslag liggende notie van een electoraal oordeel over voorliggende wijzigingsvoorstellen in de praktijk een fictie blijkt. Mijn fractie meent om die reden dat het naast de inhoudelijke voorstellen van de staatscommissie noodzakelijk is te reflecteren op de bestaande herzieningsprocedure van de Grondwet. Dat is de reden dat ik in het verlengde van de eerder genoemde toezegging van de minister van BZK ook nu aan de minister-president vraag om ervoor te zorgen dat in dat verband ook een voorstel zal worden ontwikkeld voor een minder rigide en meer democratische herzieningsprocedure voor de Grondwet.
Voorzitter. Ik kom dan nu te spreken over de staat van het kabinet. Nu pas. De begroting bevat veel mooi nieuws, hebben we gehoord, en het ontbreekt het kabinet niet aan ambitie, maar mijn fractie sluit de ogen niet voor het feit dat er in het eerste jaar nog niet veel aansprekende resultaten zijn geboekt. Het is daarnaast niet goed te achterhalen welke visie er achter die voorstellen zit. Mijn fractie is vooral op zoek naar een samenhangend verhaal over de kwaliteit van de publieke sector. Wij zien en begrijpen de zorgen die daarover in toenemende mate worden geuit. Wij kunnen immers onze ogen niet sluiten voor de toenemende scheidslijnen in onze samenleving: tussen arm en rijk, tussen lager en hoger opgeleiden, tussen allochtonen en autochtonen en tussen generaties.
Het antwoord op deze toegenomen versplintering in de samenleving is niet een verschraling van de publieke sector en zal in ieder geval moeten worden gevonden in een grotere inzet op het bevorderen van kansengelijkheid. In dat perspectief zijn de investeringen in het onderwijs zo cruciaal. Een hoger opleidingsniveau verhoogt het vertrouwen in de toekomst en vermindert de angst voor globalisering en technologisering. Ons onderwijs komt er in de internationale ranglijsten nog steeds goed vanaf, maar we verliezen wel terrein in vergelijking met sommige Aziatische landen en zelfs Europese landen zoals Finland en Estland. Mijn fractie blijft om die reden onverminderd pleiten voor nog meer aandacht voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.
Investeringen in de collectieve sector en ook in het onderwijs richten zich voorshands echter vooral op inhaalslagen in de salarissen. Mijn fractie heeft behoefte aan meer inhoudelijke initiatieven. Het moet voor jonge mensen aantrekkelijker worden om de publieke zaak te dienen. Niet alleen qua financiële beloning, maar vooral ook wat betreft de aansprekendheid van het werk. Daarvoor zijn inhoudelijke impulsen nodig en ik vraag de minister-president of hij daarmee aan de slag wil gaan.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Nog eventjes terug naar de kansengelijkheid in het onderwijs. Ik ben het van harte met de heer Engels eens dat dat een belangrijk onderwerp is. Tegelijkertijd zien we dat op basisscholen leerlingen van arme ouders een lager advies krijgen, ten onrechte. We zien dat het succes op de middelbare school afhankelijk is van extra bijlessen en daarmee de dikte van de portemonnee van je ouders. Ik zou heel graag van de heer Engels willen weten welke concrete maatregelen hij zou willen voorstellen om die kansenongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan.
De heer Engels (D66):
Twee opmerkingen. Nee, die ene opmerking laat ik zitten. Ik ga hier geen concrete voorstellen doen. Ik adresseer het probleem. U heeft in uw betoog allerlei mensen opgevoerd, met name mensen die met bepaalde problemen kampen. Ik heb zelf twee dochters die in het basisonderwijs werkzaam zijn. Dus ik heb op dit onderdeel een bovengemiddeld inzicht in wat er aan problemen speelt; niet uit eigen kennis, maar daardoor. Wat ik hier wil doen, is het probleem adresseren en vragen aan het kabinet om vast te houden aan het bestaande beleid van een kwaliteitsimpuls, maar om dat niet alleen te doen in de vorm van het optrekken van salarissen. Er zijn veel bredere problemen. U hebt ze zelf genoemd. U noemt ze nu weer. Ik zie ze ook. Ik vraag het kabinet of dat meer aandacht kan krijgen, omdat dat namelijk wezenlijk is voor het verhogen van kansengelijkheid.
Mevrouw Sent (PvdA):
Dan kijk ik met u reikhalzend uit naar het antwoord van het kabinet hierop.
De heer Engels (D66):
Laten we dat doen.
Voorzitter. Ik kom nu op rechtsbedeling. In het laatste debat over de staat van de rechtsstaat is vrij algemeen vastgesteld dat onze rechtsketen piept en kraakt in al zijn voegen. In de afgelopen jaren is er op het bord van de zittende en staande magistratuur bezuiniging op tegenvaller gestapeld. Voor mijn fractie is het wezenlijk dat kostenreductie in de gehele keten niet langer ten koste mag gaan van de rechtsbedeling, ook niet na 2019.
Mijn fractie wil hier vandaag nog eens het belang van een adequate sociale advocatuur onderstrepen. Het regeerakkoord spreekt wel over zowel een verbetering van de financiële positie van de sociale advocatuur als van de rechtsbijstand, maar de inkomensontwikkeling binnen de sociale advocatuur zien wij niet terug in de puntwolken van de inkomensplaatjes. Nog steeds staat de dienstverlening aan burgers die de rechtsbijstand niet zelf kunnen betalen, zwaar onder druk. Daarmee staat ook de toegankelijkheid tot de rechtsbedeling op de tocht. Dat proces wordt nog versterkt door een verhoging van de griffierechten.
Op onze in het voorjaar gestelde vragen over de financieringssystematiek van de rechtspraak gaf de minister voor Rechtsbescherming aan dat daarnaar zou worden gekeken. De minister heeft ook een visie op de toekomst van de advocatuur aan onze woordvoerder toegezegd. Daar hebben wij nog weinig van gezien. De D66-fractie ziet in de kabinetsplannen onvoldoende terug dat deze urgente problemen adequaat worden geadresseerd. Graag hoor ik op dit punt nader van de premier en vraag hem dan ook te reflecteren op de naamgeving van de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.
Een tweede kwestie betreft de toekomst van de arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel. Op de arbeidsmarkt bestaat een onverminderde behoefte aan een herijking van de relatie tussen vast en flex, met het fiasco van de Wet DBA nog vers in het geheugen. Ons pensioenstelsel oogt van buiten weliswaar als het beste ter wereld, maar biedt voor veel deelnemers niet meer het gewenste houvast. Vasthouden aan een pensioenstelsel dat ooit voldeed, maar vanwege onder meer demografische ontwikkelingen en veranderingen in de arbeidsmarkt in de bestaande vorm niet langer houdbaar is, is in de ogen van mijn fractie niet langer verantwoord. Mijn fractie ziet dan ook met grote belangstelling uit naar hetgeen het kabinet ons op deze twee punten zal voorschotelen. Ik vraag de minister-president ons nu de actuele stand van zaken te melden.
Het tot stand brengen van een klimaatakkoord is de grootste opgave van dit kabinet. Mijn fractie heeft wel de indruk dat het aan de klimaattafels knelt en schuurt en dat er slechts met horten en stoten voortgang wordt geboekt. Is het geen tijd dat de betrokken bewindslieden aan de verschillende tafels actiever gaan sturen, zo vraag ik de premier. Waar en hoe wil het kabinet gaan normeren, beprijzen en subsidiëren? Welke maatregelen sluit het kabinet op voorhand uit? Hoe gaan wij bewerkstelligen dat het bedrijfsleven en de burgers mee gaan doen? Mijn fractie is van mening dat er in de komende weken onderhandelingsresultaten moeten worden geboekt, zodat er nog dit jaar een ambitieus en concreet klimaatakkoord ligt. Wij denken bijvoorbeeld aan de introductie van een CO2-prijs voor de industrie, een omschakeling in de landbouwsector voor een gezonde voedselproductie met behoud van voldoende ondernemersperspectief en een vast te stellen bandbreedte voor de ontwikkeling van de energielasten. Mijn fractie realiseert zich dat het een lastige boodschap is om bedrijven, instellingen en burgers hierin mee te krijgen, temeer omdat hier een kostenplaatje aan verbonden is. Maar het perspectief op een beter klimaat en een eerlijke verdeling van de lasten kan hier goede diensten bewijzen. Dat vraagt een helder en eenduidig commitment van het kabinet. Ik vraag de minister-president of hij ons op dit punt gerust kan stellen.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik luister met belangstelling naar het betoog van collega Engels. Ik hoor hem zeggen — waarvoor grote waardering van mijn kant — dat de veehouderij bij het klimaatbeleid betrokken zou moeten worden. Althans, als ik hem goed begrepen heb. Begrijp ik daaruit dat ik in de fractie van D66 een bondgenoot zou kunnen vinden om de beprijzing van dierlijke producten in het kader van het klimaatbeleid vorm te geven?
De heer Engels (D66):
Daar ga ik u een politiek antwoord op geven en u weet ook best waarom. Dan begin ik altijd over de volgtijdelijkheid. Dit is de Eerste Kamer. Eerst is het kabinet aan zet. Dan komt de Tweede Kamer. Wat ik hier bij de algemene beschouwingen namens mijn fractie kan doen, is voorzetten geven, accenten leggen, benadrukken dat de urgentie hoog is. Het element dat u noemt — maar er zijn er meerdere — zal bij ons in de fractie met heel veel belangstelling worden ontvangen, maar het gaat er natuurlijk om hoe dat klimaatakkoord er uiteindelijk uitziet. Dan gaan wij ook beoordelen welke van de elementen wij belangrijk vinden en welke elementen wij lastig vinden en dan moeten wij een afweging maken of dat voldoende is of niet. U kunt nu niet van mij vragen of ik al met bepaalde concrete maatregelen wel of niet mee wil gaan. Dat kan ik ook sowieso niet, omdat ik niet de meest ingevoerde ben in deze materie. De berichtgeving over de stand van zaken is zorgelijk. We moeten nu eerst proberen voor elkaar te krijgen dat het kabinet haast gaat maken — dat is één — want als we dat niet doen, dan komen we aan de vragen die u wil stellen, helemaal niet toe. En dat zou ik wel betreuren. Ik denk dat we elkaar daar in ieder geval in kunnen vinden.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat is fijn. Ik zou mijn vraag ietsje aan willen scherpen. Het is niet erg om niet alles te weten van alle problemen die spelen aan de klimaattafels, maar dit is de olifant in de Kamer. Bij de klimaattafels wordt het grootste probleem, namelijk de uitstoot door de veehouderij, stelselmatig doodgezwegen. Mijn vraag is: vindt u, vindt uw fractie dat daar iets aan zou moeten gebeuren, even los van welke concrete maatregelen u wel of niet wil steunen en of dat in de Tweede of Eerste Kamer thuishoort?
De heer Engels (D66):
U weet kennelijk stellig dat dat zo is. Ik ben niet bij die klimaattafels. Ik heb daar ook geen rapportage van dag tot dag over. Dus of dat wordt doodgezwegen of niet, weet ik eenvoudigweg niet. Als dat wel zo zou zijn, zou dat natuurlijk wel een handicap zijn. Het enige wat ik vandaag wil, is een commitment van het kabinet om niet langer te blijven steken in dat horten, stoten, schuren en om elkaar heen draaien. Wij willen resultaten zien. Dan moeten we dat resultaat gaan beoordelen. Dan zou kunnen blijken dat uw veronderstelling terug te vinden is in het klimaatakkoord. Maar ik weet niet of er iets wordt doodgezwegen. Ik kan u daar dus ook geen antwoord op geven.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat begrijp ik. Het gaat mij om het volgende. Op het moment dat het niet terugkomt in de klimaatmaatregelen en het wel, objectief gezien, een van de grote oorzaken van het klimaatprobleem is, mag ik er dan van uitgaan dat D66 daar niet mee akkoord zou gaan?
De heer Engels (D66):
Dan mag u ervan uitgaan dat de D66-fractie daar heel nadrukkelijk naar zal kijken, zeker na uw aansporing. Maar ik kan hier nu niet, in abstracto, voor mijn fractie al bepalen wat wij gaan doen. Tenminste, niet in dit geval.
De voorzitter:
Mevrouw Sent, en ik hoop dat het beetje beknopt kan, want ik kijk wel naar de klok. We lopen behoorlijk uit.
Mevrouw Sent (PvdA):
Met instemming hoor ik de heer Engels aandacht vragen voor een aantal grote uitdagingen: financierbaar houden van het pensioenstelsel, scheefgroei op de arbeidsmarkt, het behalen van de klimaatdoelstellingen en dat ook nog eens een keer op een eerlijke wijze financieren. Begrijp ik nou goed dat hij met mij van mening is dat het kabinet meer daadkracht moet tonen op deze terreinen?
De heer Engels (D66):
Over niet al te veel minuten zult u dat van mij begrijpen.
Ik ga nu over op het blokje, want zo heet dat tegenwoordig, gaswinning. Dat is voor mijn fractie ook een belangrijke kwestie. Het is bemoedigend — laat ik met positieve berichten beginnen — dat het kabinet de gaswinning gefaseerd wil terugbrengen tot nul. Wij gaan er van uit dat die belofte staat. Het is ook mooi dat met het Nationaal Programma voor een toekomstperspectief voor Groningen een begin lijkt te zijn gemaakt met herstel en versterking van de regionale sociaaleconomische infrastructuur. Ook hier vraag ik de premier te bevestigen dat dit project financieel een vervolg krijgt en dat het dus niet blijft bij de 1,25 miljard.
Voorzitter. Helaas moeten wij ook vaststellen, na diepgaand empirisch onderzoek, dat zich bij de uitvoering van de versterkingsoperatie en de schadevergoeding nog steeds ernstige haperingen voordoen. Haperingen in tempo en haperingen in het bieden van duidelijkheid en zekerheid voor de getroffen inwoners. De minister van EZK heeft recentelijk in het debat over de Wet minimalisering gaswinning toegezegd dat er vóór 1 december een versterkingsplan ligt. Ook heeft hij toegezegd dat de achterstanden in het schadeherstel binnen een jaar zijn ingelopen. Graag hoor ik van de premier dat hij hierop gaat toezien.
Vooral maakt mijn fractie zich zorgen of het kabinet zich voldoende bewust is van het tot een zorgelijk dieptepunt gedaalde vertrouwen van de regionale inwoners in met name de rijksoverheid. Nog in onvoldoende mate worden de al jarenlang bestaande zorgen en emoties van de betrokken inwoners over hun veiligheid door de regering op een voor hen herkenbare en zichtbare wijze voorop gesteld. Ik vraag de minister-president met nadruk toe te zeggen dat deze meer psychologische context een meer prominente plaats krijgt in dit dossier, zodat een daadwerkelijk begin kan worden gemaakt met het terugwinnen van het sterk afgenomen vertrouwen.
Tot slot, voorzitter, en u kijkt opgelucht. Dat is mij een grote vreugde.
De voorzitter:
U meent iets te zien in mijn gezicht wat er niet is.
De heer Engels (D66):
Dat heb ik heel vaak met dames.
De voorzitter:
Ik zal daar niet op reageren.
De heer Engels (D66):
Dat moet u zeker niet doen, want dan krijgen we nog meer misverstanden. Ik heb vandaag al weer genoeg misverstanden opgeroepen, merk ik.
De fractie van D66 ziet veel goede ambities en ook beleidsvoornemens. Maar wij menen wel dat het na het eerste aanloopjaar tijd is om de geformuleerde agenda daadwerkelijk uit te voeren. Vriendelijker geformuleerd vindt mijn fractie dat het kabinet nog op stoom moet komen. Wij zien tot dusver iets te veel stoere taal en te weinig doorgevoerde plannen en wetgeving, al vinden wij dat in een enkel geval niet zo erg. Mijn fractie is zich er overigens van bewust dat het niet zo eenvoudig is om in Nederland slagvaardig en rationeel besluiten te nemen over ingewikkelde en met uiteenlopende belangen omgeven maatschappelijke vraagstukken. Er is in Nederland sprake van een zekere veranderangst, maar ook van politieke en maatschappelijke hindermachten. Toch kan en mag het kabinet zich naar het oordeel van mijn fractie niet blijven onttrekken aan zijn wezenlijke eigen rol, al streeft het met recht en reden naar breed draagvlak. Maar de uitbesteding van substantiële ambities op terreinen als klimaat, arbeidsmarkt en pensioenstelsel aan de polder kent zijn grenzen. Het politieke primaat ligt uiteindelijk immers bij het kabinet en daarna bij het parlement. Wij roepen het kabinet om die reden op het komend jaar niet alleen daadkracht uit te stralen, maar — in de geest van Machiavelli — vooral ook aansprekende resultaten te laten zien. Want juist dan ontstaat er weer "Vertrouwen in de toekomst".
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Engels. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. "Vertrouwen in de toekomst": dit motto kozen de coalitiepartijen vorig jaar voor hun akkoord. En wie wil dat niet? Het moet gezegd: het akkoord verwoordde grote ambities. Maar woorden, weten we, geven nog geen vertrouwen. Vertrouwen in de toekomst creëren, vergt eensgezindheid en voortvarendheid, zodat hervormingen tijdig worden doorgevoerd. De goede economische uitgangspositie van Nederland biedt daar ook alle kansen toe. We hadden daarom verwacht omstuwd te worden door een hoos aan revolutionaire plannen en wetgeving. Maar tot nu toe is het akelig stil over die hervormingen. Het lijkt wel of het kabinet al genoeg met zichzelf te stellen heeft. De traagheid die het kabinet aan de dag legt laat zich slecht rijmen met de aanvankelijke bravoure, en zeker ook met de hete adem van de provinciale statenverkiezingen.
Ik moet natuurlijk wel het hele verhaal vertellen, ere wie ere toekomt. De afschaffing van het referendum heeft het kabinet heel snel voor elkaar gekregen; als D66 toch moest slikken, dan maar snel. Het boerkaverbod was ook zo beslecht en de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten niet te vergeten. Maar ik doel hier op de bereidheid en ambitie om duurzaam te hervormen, Nederland echt op die toekomst voor te bereiden. Ik neem het kabinet daarom graag op de eerste verjaardag mee naar die welomschreven speerpunten die ik in het geboortekaartje heb kunnen lezen, het coalitieakkoord.
Zo benadrukt het akkoord de Nederlandse waarden "die we moeten blijven onderhouden, delen en doorgeven". De vraag is echter op welke waarden het kabinet doelt en waarom. Wat ons betreft staan de kenmerken van de democratische rechtsstaat, onze traditie van tolerantie ten aanzien van andersdenkenden, andersgelovigen en mensen met een andere afkomst, maar ook de internationale oriëntatie voorop, de traditie, tenminste na de Tweede Wereldoorlog, om bescherming te bieden aan mensen die hun eigen land moeten ontvluchten. En nog recenter in de geschiedenis uitten deze waarden zich ook in een sterke verzorgingsstaat, waarin we omkijken naar elkaar. Ik weet niet zeker of het kabinet deze waarden wil versterken door vaker onze vlag te hijsen en het Wilhelmus te zingen. Maar ons lijkt het van belang dat de waarden die het weefsel vormen van onze samenleving, echt de basis zijn van het binnenlands en buitenlands beleid. Kan de premier laten zien op welke wijze dat gebeurt?
Om maar meteen met het laatste te beginnen ...
De voorzitter:
Maar mevrouw Sent wil eerst nog even iets vragen.
Mevrouw Sent i (PvdA):
In hoeverre is er ruimte voor het brede-welvaartsbegrip in het waardenkader dat u schetst?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat is daarvan uiteraard onderdeel. Ik kom daar straks ook uitvoerig op terug.
Maar laten we met het buitenland beginnen. Is de minister-president bijvoorbeeld bereid op te komen voor de fundamentele waarden van de Europese Unie? Regeringen sturen vluchtelingen terug naar mensonwaardige detentiecentra in Libië of basale opvangkampen zonder perspectief. Deze afschuifpolitiek strookt niet met de mondiale roep om meer solidariteit, zoals het VN Global Compact on Refugees, dat bijna klaar is voor aanvaarding. En het triggert ook het onderlinge afschuiven binnen de EU. Een verkeerd voorbeeld doet helaas ook volgen. Hoe gaat de premier solidariteit terugbrengen in het vluchtelingenvraagstuk, binnen en buiten Europa?
We zien een negatieve spiraal bij de uithollende rechtsstaten in Hongarije, Polen, Bulgarije. Erg zorgelijke ontwikkelingen, want we moeten ervan verzekerd zijn dat alle lidstaten binnen de EU een bepaald niveau van rechtsstaat kunnen garanderen. Gelukkig zijn er bemoedigende arresten van het Hof van Justitie, maar voor naleving is politieke druk onmisbaar. Is de premier bereid om hiertoe binnen de Raad het initiatief te nemen? Daarmee zou hij een prachtige opvolging geven aan de acties van andere Nederlanders, Timmermans en Sargentini. En daarmee zou ook hij de ambitie van het coalitieakkoord: "onze waarden versterken, delen en doorgeven" recht doen.
Voorzitter, een andere ambitie uit het coalitieakkoord is: "We pakken de uitdaging van de klimaatverandering aan. Nederland wordt duurzaam." Het groenste kabinet ooit, jubelden enkele coalitiepartijen. De omarming van de Klimaatwet van Klaver en Asscher was een goede eerste stap, maar echte resultaten vergen een concrete invulling. Toen de klimaattafels er niet uitkwamen, had het kabinet zelf ook knopen kunnen doorhakken. Maar dit groenste kabinet ooit opende een tweede ronde onderhandelingen, ondanks de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau dat snel politieke keuzes moeten worden gemaakt. Het Gerechtshof geeft in de Urgenda-zaak dezelfde boodschap aan het kabinet: neem je verantwoordelijkheid voor de gemaakte afspraken. Maar de coalitie maakt de indruk van een konijn dat in de koplampen kijkt. Waarom tonen de coalitiepartijen hier geen politiek leiderschap? Zijn ze wel zo eensgezind in de groene ambities? In elk geval één partij windt daar geen doekjes om en voert openlijk obstructie. Buma noemde laatst zelfs het praten over klimaat een groot risico en waarschuwde voor een tweedeling die het klimaatbeleid zou veroorzaken. Zo'n coalitiepartner is niet op zoek naar draagvlak voor het kabinetsbeleid en evenmin om die tweedeling te voorkomen.
Maar een rechtvaardig klimaatbeleid vergt nou juist concrete maatregelen op korte termijn, ook over een eerlijke verdeling van lasten. De additionele CO2-heffing voor de industrie, waarover we in de brief van minister Wiebes lazen, is een belangrijke stap, maar niet genoeg. Inmiddels vindt de reductiedoelstelling van 55% in 2030 steeds meer steun. Maar die gigantische opgave vergt dappere politici die geen enkel taboe schuwen, bijvoorbeeld over een duurzaam landbouw- of vervoerssysteem, en die keuzes maken. Pas dan kunnen sectoren zich daarop richten. De onzekerheid van burgers wordt nu juist gevoed doordat het kabinet geen enkel inzicht geeft in een lasten- en lustenverdeling. Erkent de premier dit? En wat kunnen we van hem verwachten op korte termijn?
Een andere ambitie luidt: "We investeren in de collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld met extra geld en menskracht voor veiligheid, onderwijs en zorg."
De heer Schalk i (SGP):
Ik moest een wat langere wandeling maken; vandaar dat ik even terugkom op het klimaatkopje, waar u net over sprak. Hoe oordeelt mevrouw Strik over de manier waarop het gerechtshof zo'n Urgendazaak behandelt en afhandelt? En wat is naar uw mening het staatsrechtelijke gevolg daarvan?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De Staat is al in hoger beroep gegaan. Het is dus al een uitspraak in hoger beroep. Het hof heeft de vorige uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit laat zien dat de rechter bereid is om afspraken die de politiek heeft gemaakt heel serieus te nemen en de politiek daar zelf ook aan te houden. Eigenlijk geeft het hof daarmee aan: kabinet, je moet je verantwoordelijkheid en je afspraken richting burgers, bijvoorbeeld dat die klimaatdoelstellingen worden gehaald, waarmaken, want zij hebben daar recht op en belang bij.
De heer Schalk (SGP):
Vindt mevrouw Strik dat dat alleen geldt voor de klimaatdoelstellingen of ook voor andere doelstellingen? Want je zou de Defensienorm kunnen nemen, dat 2% naar de NAVO moet. Stel je voor dat de rechter dat tegen het kabinet zou gaan zeggen. Zegt u dan ook: kabinet, luister daarnaar?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik kan me zo voorstellen dat hoe concreter de afspraken zijn, hoe serieuzer de rechter die zal nemen. In dit geval heeft de rechter natuurlijk ook aangegeven hoeveel belang burgers erbij hebben dat de afspraken daadwerkelijk worden nageleefd, omdat hun gezondheid daarmee ook op het spel staat.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Datzelfde zou kunnen gelden voor de veiligheid van burgers.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat zou kunnen.
Een andere ambitie luidt, zoals ik al heb gezegd: "We investeren in onze collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld met extra geld en menskracht voor veiligheid, onderwijs en zorg." Recente demonstraties wekken de indruk dat professionals in de zorg, het onderwijs en de politie zelf kennelijk een ander beeld hebben bij "investeren" dan dit kabinet. Toen het economisch slecht ging, is de publieke sector jaar na jaar afgeknepen. Dat konden mensen misschien nog wel begrijpen, ook al vonden ze tegelijkertijd decentraliseren en bezuinigen oliedom. Maar nu het goed gaat, wordt er maar mondjesmaat hersteld. Als de premier antennes heeft voor de samenleving, dan weet hij dat onze beroepskrachten deze fooi niet meer accepteren nu het Nederland voor de wind gaat. De structureel te hoge werkdruk leidt tot roofbouw op hun gezondheid, maar ook tot verminderde kwaliteit. De recente sluiting van een viertal ziekenhuizen zonder enige interventie vanuit de overheid — wat een contrast met de banken — maakt zorgverleners en patiënten onzeker. Het legt bloot hoezeer achtereenvolgende kabinetten onze publieke taken afhankelijk hebben gemaakt van marktwerking en private partijen. Het is echter wel die publieke sector die onze waarden beschermt: investeren in gelijke kansen, zorgen voor elkaar, onze burgerrechten waarborgen door toegankelijke rechtshulp en rechtspleging, en meer veiligheid. Als het kabinet deze waarden echt belangrijk vindt, dan investeert het in de kwaliteit van die publieke taken. Wie weet wordt dan wel spontaan het volkslied aangeheven.
Dat gaat niet gebeuren, zo blijkt uit de dividendbelastingsoap. Toen na een jaar van kritische rapporten alleen nog de eigen vezels overbleven om op te vertrouwen, gaven de lobbyisten zelf de doodsteek aan Ruttes kroonjuweel. Dat was een uitgelezen kans om de vrijgekomen 2 miljard alsnog aan de publieke sector of aan de klimaatmaatregelen te besteden. Maar helaas, al die euro's gaan toch naar de grote bedrijven, zonder dat daar enige duurzaamheidsvoorwaarden aan gekoppeld worden. Wat een gemiste kans! Terwijl de premier het vestigingsklimaat tevoorschijn toverde als argument voor de afschaffing van de dividendbelasting, is dit nu plots een zelfstandig doel geworden. Maar ons vestigingsklimaat wordt nu al alom geroemd en de winstbelasting voor bedrijven is relatief al bijzonder laag. Bovendien pretendeert de premier het mkb hiermee te steunen, maar denkt hij nu echt dat bakkers en fietsenmakers naar het buitenland zouden verhuizen voor de winstbelasting? Als hij echt het mkb wil steunen, waarom dan niet de btw-verhoging van 6% naar 9% terugdraaien en meer arbeidskorting geven?
De investering van 2 miljard in het bedrijfsleven is overigens wel een compliment waard voor de VVD. Drie partijen onderwerpen zich aan haar logica, waarmee ze met een kwart van de stemmen 100% van haar programma weet waar te maken. En dat vertaalt zich ook in de peilingen. Er mist kennelijk een tegenwicht binnen de coalitie dat opkomt voor laagbetaalden en de mensen met de minste kansen. Het leven van burgers wordt veel duurder en velen van hen krijgen geen compensatie via de algemene lastenverlichting, omdat ze daar simpelweg te weinig inkomen voor hebben.
Mevrouw Sent (PvdA):
Nog even terug naar het vestigingsklimaat en het belang van de publieke sector. Zou mevrouw Strik nog iets kunnen zeggen over het belang van de publieke sector zelf voor het vestigingsklimaat?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Uiteraard is dat van belang. Je ziet in de onderzoeken ook steeds terug dat publieke voorzieningen als goed onderwijs en goede zorg mensen over de streep kunnen trekken en ook trekken om hier te komen werken. Als dat allemaal niet goed is, zullen ze eerder de neiging hebben om te zeggen: ik ga wel bij een ander bedrijf werken. Bedrijven hebben er zelf dus belang bij dat hun werknemers hier in een prettig klimaat leven en dat hun kinderen de kansen krijgen die ze nodig hebben.
Erkent de premier dat het leven van burgers veel duurder wordt en dat ze niet altijd die compensatie via de algemene lastenverlichting krijgen? En hoe gaat hij dat oplossen? Waarom kiest het kabinet ervoor om de groep alleenstaande ouders rond het minimumloon er het minst op vooruit te laten gaan? Ze verdienen steun om werk en zorg te kunnen combineren. Is dat niet logischer dan het inkomen van bovenmodaal verdienenden te verhogen? Onlangs hield collega Rombouts met een partijgenoot uit de Tweede Kamer een indringend pleidooi om het aantal kinderen dat in armoede leeft met een kwart te verminderen. Dan zouden we nóg een beschamende 300.000 arme kinderen in het rijke Nederland overhouden. Een lovenswaardig pleidooi, maar dat gaat niet lukken met deze Miljoenennota. Hoe gaat de premier deze terechte oproep honoreren?
Voorzitter, ik zie dat ik nog maar anderhalve minuut heb. Klopt dat?
De voorzitter:
Dat klopt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik hoor de heer Engels ook "ja" zeggen. U hoeft zich daar niet mee te bemoeien, meneer Engels. Dan ga ik eventjes door naar een volgend stukje.
Voorzitter. Tot slot staan we niet alleen in Nederland voor politieke verschuivingen. De Europese Unie wacht een turbulente periode, met de naderende brexit en verkiezingen in een periode van polarisatie en fragmentatie. Meer dan ooit hebben burgers het vertrouwen nodig dat Europa duurzame oplossingen biedt voor problemen waar ze echt mee kampen. Dat vereist dat onderlinge financiële afhankelijkheid gepaard gaat met gezamenlijke afspraken over sociaal-economisch beleid, onderwijs en andere cruciale factoren die sociale ongelijkheid en uitsluiting uitbannen. Bij een keuze tussen meer fragmentatie en meer integratie binnen de EU is het laatste voor ons de enige optie. Welke toekomst ziet het kabinet voor de EU? En hoe gaat premier Rutte als een van de langstzittende leiders zijn krediet inzetten om de cohesie en solidariteit binnen de EU te versterken?
Voorzitter. Bij zijn aantreden straalde dit kabinet de ambitie uit om Nederland toekomstbestendig te maken. We zien graag dat het kabinet zich herpakt en durft te kiezen. Als het gaat om duurzame en sociale maatregelen, dan willen wij een uitgestoken hand graag aannemen. Tot nu toe hebben we die plannen echter niet gezien, laat staan een uitgestoken hand. Toch dringt de tijd. Alles wijst erop dat het kabinet over een halfjaar uitnodigender en constructiever zal moeten samenwerken met de oppositie. Hoe eerder het kabinet daartoe bereid is, hoe meer vertrouwen het kabinet ook echt kan hebben in de toekomst. Of we hebben volgend jaar geen feestje, of we hebben een feest van iedereen. En dan wordt het pas echt gezellig.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Kuiper.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
Het gaat ons economisch weer voor de wind. Dat is iets om dankbaar voor te zijn na moeilijke jaren. De boodschap die het kabinet met Prinsjesdag meegaf, luidde evenwel: het gaat goed met Nederland, maar reken op donkere wolken aan de horizon. De internationale situatie is allerminst kalm; escalerende conflicten kunnen voor ernstige verstoringen zorgen. Wie door de lens van begroting en Miljoennota kijkt, ziet daarom een dubbel beeld: tevredenheid en onzekerheid.
Bij deze Algemene Politieke Beschouwingen is het goed de bredere context te overwegen. Nederland is meer dan een economie die moet draaien. Er doen zich grote uitdagingen voor op het gebied van klimaatverandering, digitalisering, de ontwikkeling van sociaal en menselijk kapitaal. In internationaal verband is Nederland daarom een van de landen die zich inzet voor een breder welvaartsbegrip en voor de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen die door de VN zijn aanvaard. Dat is een goede zaak die de steun heeft van deze Kamer. Inmiddels wordt er gewerkt aan een Monitor Brede Welvaart bij de planbureaus, die jaarlijks gaan rapporteren, mede op voorspraak van de leden Ester en Sent, meneer en mevrouw.
Ook de Raad van State stelt dit brede welvaartsbegrip centraal in zijn advies bij de rijksbegroting. Hij stelt de vraag of onze samenleving sterk genoeg is om onze welvaart ook in de toekomst te verzekeren. De raad wijst op politieke en maatschappelijke fragmentatie, verscherpende scheidslijnen tussen hoger en lager opgeleiden in de samenleving en een nieuwe verzuiling, als het ware, wanneer er "bubbels van gelijkgestemden" ontstaan. De raad daagt het kabinet uit "meer te doen dan waar de plannen blijk van geven" en om "nieuwe invalshoeken niet te schuwen". Daarbij vraagt de raad zich af of het overheidsinstrumentarium op de nieuwe uitdagingen is berekend.
Voorzitter. Het kabinet vat dit advies op als steun voor wat het al doet, maar blijft tegelijkertijd op de vlakte, bijvoorbeeld als het gaat om de concrete aanbeveling de Miljoenennota jaarlijks te gebruiken voor een toekomstgerichte beschouwing over dat dichterbij brengen van die duurzame doelstellingen. Mijn fractie nodigt de minister-president uit tot een reactie op dat advies van de Raad van State, want die stond niet in de kabinetsreactie tot dusver, en op de politieke en maatschappelijke uitdagingen die daarin worden aangewezen. Hoe is het kabinet de door ons omarmde internationale opdracht om de duurzame ontwikkelingsdoelen te halen, aan het implementeren? Vraagt deze implementatie, die vaak intersectoraal en ook internationaal moet plaatsvinden, een andere werkwijze van de overheid of in elk geval die "nieuwe invalshoeken"? Kan de WRR gevraagd worden een reflectie te geven op de inrichting van het regeringsbeleid in het licht van die duurzame ontwikkelingsdoelen?
Veel burgers maken zich zorgen over de samenleving en het handelingsvermogen van de overheid. Een van de aanjagers hiervan is de gebrekkige handhaving van wetten en regels, zichtbaar op tal van gebieden. Ik wil hier tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen een punt van maken. Al te regelmatig zijn er voorbeelden van laksheid of onoplettendheid, bij de NVWA, het UWV of andere diensten. De overheid heeft sinds de jaren tachtig kerntaken zoals handhaving en toezicht op afstand gezet of verkleind. Dat moeten we nu in veel opzichten bezuren. Er ontstaat een cultuur waarin burgers en bedrijven de mazen van de wet opzoeken en hun gang kunnen gaan. Dat doet het vertrouwen in de publieke zaak en in ons politieke systeem geen goed, net zomin als in een betrouwbare en hoogwaardige uitvoering van tal van werkzaamheden.
In een complexe samenleving met veel grote en kleine belangen is het nodig te reguleren en ook scherp te handhaven. Maar juist bij de diensten die dat moeten doen is er hervormd, bezuinigd en is de werkdruk hoog. De rijksinspecties zijn in aantal verminderd en veel personeel is afgevloeid. Er moest een compacte rijksdienst komen en de toezichtslast voor burgers en bedrijven moest zo minimaal mogelijk zijn. Maar wat schieten we er als samenleving mee op als de capaciteit niet toereikend is, er veel over het hoofd of door de vingers wordt gezien en als steekproefsgewijze controle de normalisering van wetsovertreding in de hand werkt? Wat mijn fractie betreft wordt het tijd voor een andere aanpak en een herbezinning op een nieuwe toezichtvisie die de huidige tekorten in de handhaving oplost — rijksbreed. Welke initiatieven zijn hiertoe van de regering te verwachten? Het vorige kabinet had een rijksbrede aanpak als het ging om het brede toezichtskader, maar dit kabinet hebben we daar eigenlijk tot nu toe niet over gehoord.
Voorzitter. Het stemt tevreden wanneer macro-economische cijfers zich gunstig ontwikkelen, maar burgers kijken tegenwoordig ook op andere schermen: een tweede, een derde of nog een scherm. Op het tweede scherm speelt zich een nietsontziende aanval op het openbaar bestuur en de rechtsstaat af. Ik doel op de onderwereld van de drugscriminaliteit, die op heel wat plaatsen de samenleving diep binnen weet te dringen. Woonwijken worden letterlijk vergiftigd, liquidaties en geweldsdreigingen horen bij het dagelijks nieuws, ferme burgemeesters en ambtenaren worden bedreigd. Nederlandse illegale drugslaboratoria zouden jaarlijks voor 19 miljard euro aan omzet boeken, alleen al met de productie van synthetische drugs. In Eindhoven gaat er in het drugscircuit een groter bedrag om dan er op de begroting van de gemeente staat. Het treurige is dat er maar weinig vooruitgang wordt geboekt in de strijd hiertegen. "De drugsbestrijding zit op een dood spoor", zei de Amsterdamse hoofdcommissaris Aalbersberg begin dit jaar.
Het verband tussen deze uit de hand lopende criminaliteit en ons drugstolerante cultuurklimaat moet hierbij benoemd worden. Er zou zich niet zo'n gigantisch productieapparaat hebben kunnen vestigen als wij niet het gebruik van drugs als min of meer onschuldig onderdeel zien van onze lifestyle en uitgaansindustrie. Dat is het allang niet meer. Artsen slaan alarm. Mensen slikken pillen zonder te weten wat erin zit. Op de spoedeisende hulp in grote steden komen dagelijks ernstige gevallen van drugsconsumptie binnen. Op de Erasmus Universiteit gebruikt de helft van alle studenten drugs, vooral synthetische, zo blijkt uit eigen onderzoek. De rector was er verlegen mee. Wat betekenen vrome woorden over preventie op het gebied van alcohol en roken als we dit laten gebeuren? "We vergunnen de afzetmarkten zelf", formuleerde de Brabantse commissaris van de Koning Van de Donk onlangs onder verwijzing naar festivals waar voor een aantal euro's een pil te koop is. We mogen het niet normaal gaan vinden als drogeerpraktijken onze feestjes moeten opleuken en als we jongeren ten onder laten gaan in een cultuur van zelfbeschadiging.
Voorzitter. De ondermijning van de rechtsstaat en de openbare orde ondermijnen ook het vertrouwen in ons politieke systeem. De overheid is er om veiligheid en openbare orde te handhaven. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan wordt het handelingsvermogen van de overheid betwijfeld en komt haar gezag in geding. Dit is hier ook al door collega's opgemerkt. Beelden van burgemeesters op een bordes die de morele steun van burgers krijgen, zijn enerzijds hartverwarmend, maar ook intriest en on-Nederlands. Drie jaar geleden heb ik precies ditzelfde thema aangesneden bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Inmiddels zijn de verschijnselen van voortwoekerende drugscriminaliteit nog verontrustender en uiten tal van autoriteiten zich bezorgder. Er is een taskforce en er komt incidenteel weer 100 miljoen euro bij. Het regeerakkoord vermeldt een goede inzet, maar wat telt is het resultaat. Hoe verder? Graag ontvang ik een precies antwoord van de minister-president.
Voorzitter. Bij alle vrees voor de conditie van onze samenleving voegt zich de vrees dat onze democratie als zodanig in gevaar is. Dit thema is ook door collega Engels aangesneden en vormt het volgende scherm waar we met elkaar naar kijken. Maatschappelijke fragmentatie uit zich ook in afnemend politiek vertrouwen of zelfs in politieke onwelwillendheid. Er verschijnen tegenwoordig serieuze analyses over de "ontmanteling van de democratie" of over de manier waarop deze kan "eindigen". De opkomst van een nieuw type leider, waarvoor president Trump en anderen symbool staan, is de aanleiding van deze vrees, maar ook uitingen van intolerantie in de samenleving. Wat de eerste analyses duidelijk maken, is dat niet zozeer de vorm van de democratie wordt aangetast, als wel de cultuur die deze moet dragen. Ik vermoed dat hier de wegen van collega Engels en de mijne uiteengaan. Dat is de cultuur die gestoeld is op waarden als naastenliefde, zorg, barmhartigheid en respect. Dat is de cultuur die het recht hooghoudt als weerspiegeling van diepere opvattingen over gerechtigheid en menselijke waardigheid. Ik weet dat in de democratie het waarheidsperspectief van de een niet kan prevaleren boven dat van de ander, maar dat betekent niet dat we er niet over moeten praten. Het parlement is de plaats om de dialoog te voeren over wat werkelijk goed en recht is. Anders wordt het waar wat Johan Huizinga ooit schreef over een samenleving in verval, waar de motoren nog kunnen draaien en de vlaggen wapperen, maar waar de geest geweken is.
Voorzitter. Dit zijn mijn laatste Algemene Politieke Beschouwingen als fractievoorzitter in dit huis. Ik heb hier steeds willen staan als vertegenwoordiger van een partij die ervan overtuigd is dat het mens- en wereldbeeld van het christelijk geloof ertoe doet in een politiek bestel. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat vitale waarden van onze democratie onder meer gevoed worden door het christendom. Onze democratie kent morele ankerpunten zonder welke ze niet kan bestaan. Door de erkenning van de geloofs- en gewetensvrijheid, die een erkenning inhoudt van de persoonlijke sfeer van ieders vrijheid en verantwoordelijkheid, is de basis gelegd voor tal van andere constitutionele vrijheidsrechten. Die rechten wortelen in een cultuur van respect, acceptatie, tolerantie, welwillendheid. Deze bouwen een samenleving waarin het erom gaat mensen tot hun recht te laten komen als individu en in hun levensverbanden. Deze morele ankerpunten staan onder druk als er een cultuur groeit van intolerantie, bedreiging en minachting, het wegwensen van anderen.
Voorzitter. Met mij zien velen de maatschappelijke polarisatie, het verbale geweld, het gebrek aan respect en welwillendheid met lede ogen aan. Het brengt onze samenleving en democratische rechtsorde in onzeker vaarwater. Ik hoop op een sterke geloofscultuur, een christelijke geloofscultuur, die onze publieke waarden blijft voeden. Die cultuur beschouw ik als het geestelijk kapitaal van onze beschaving en ook van ons politieke systeem. Als de dag komt dat dit kapitaal verbruikt is en de geest definitief geweken, is ook de democratie ernstig in gevaar.
Voorzitter. Ik roep het kabinet op daadwerkelijk hoeder te zijn van onze rechtsstaat en democratie en wens het de vrijmoedigheid om daarbij te spreken over wat moreel telt in onze samenleving. Ik wens u daarbij veel wijsheid en Gods zegen bij de uitoefening van uw taak.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik kan een heel eind meegaan met de waarden die de heer Kuiper nu benoemt. Ik heb ze net ook benoemd. Dus eigenlijk kunnen we elkaar een heel eind daarin vinden. Maar ik heb ook het kabinetsbeleid getoetst aan de hand van die waarden, ook het sociaal-economische beleid dat dit kabinet voert. Hoe beoordeelt u zelf het beleid van het kabinet wat betreft het waarborgen van, het pal staan voor die waarden?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik heb nu over deze waarden gesproken in verband met het gezond houden van de rechtsstaat en de democratie. Dat begint met het respect voor de ander en het erkennen dat die ander een eigen plek heeft, dat die een eigen positie moet innemen en dat die een eigen verantwoordelijkheid draagt. Je zou dat nog dieper kunnen vertalen als een vorm van naastenliefde. Ik zie dat als een van de kernwaarden waarop onze rechtsstaat en democratie gebouwd zijn. Dat geldt natuurlijk ook als je het doortrekt naar de sociaal-economische sfeer. Als mensen ook in sociaal-economische zin tot hun recht moeten komen, dan ligt dat in het verlengde van deze waarden.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Hoe apprecieert u dan de kabinetsmaatregelen in dat opzicht?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik zie in het kabinetsbeleid daar ook een inzet voor: inzet voor andere mensen, inzet voor bijvoorbeeld mensen die in armoede leven, inzet voor menselijke waardigheid. Ik vind het dus beslist niet afwezig. Maar u weet hoe het in Nederland gaat: we vormen coalitiekabinetten. We leven niet in de perfecte samenleving, maar ik zie wel degelijk een serieuze inspanning om vanuit de waarden die ik benoemde, beleid te maken.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik reflecteer nog iets verder op dat sociaal-economische. De heer Kuiper haalt terecht de Raad van State aan, evenals het belang van een breder welvaartsbegrip. De Raad van State is erg kritisch over de sociale kloof in Nederland. Het Sociaal en Cultureel Planbureau vraagt aandacht voor het feit dat de verliezers verliezen en de winnaars winnen. Is de heer ... Oh, ...
De voorzitter:
Kuiper.
Mevrouw Sent (PvdA):
De heer Kuiper. Sorry, soms heb je zo'n moment. Vindt de heer Kuiper met mij dat dit, die sociale kloof, een urgent probleem is, dat nog onvoldoende wordt aangepakt?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik vind dat een urgent probleem. Dat probleem is niet alleen toe te schrijven aan dit kabinet, dat nog maar een jaar zit, of aan dit kabinetsbeleid. Dit patroon zien we al heel veel jaren, eigenlijk al decennialang. Je zou kunnen zeggen dat dit samengaat met de ontwikkeling die we vanaf de jaren tachtig hebben gezien: geleidelijke afbouw van de verzorgingsstaat, globalisering en grotere krachten. Maar tegelijkertijd vind ik dat we in Nederland een verstandig en gematigd beleid voeren om de kloof niet groter te maken. Die kloof is niet alleen sociaal-economisch gedefinieerd, maar ook cultureel gedefinieerd. Dat doet de Raad van State heel sterk, door te zeggen: de kloof groeit tussen bijvoorbeeld hogeropgeleiden en lageropgeleiden, of tussen mensen die in hun eigen bubble zitten, met gelijkgestemden. Ik vind het dus belangrijk dat dat wordt doorbroken, om te voorkomen dat mensen totaal niet meer met elkaar communiceren. Dat is, denk ik, het risico dat de Raad van State aanwees: het risico dat de samenleving fragmenteert doordat mensen niet meer met elkaar spreken of kunnen spreken, of voordelen over elkaar gaan koesteren. Ik zie het dus als een urgent probleem, ja. Ik heb nu zelf ook mijn vragen hierover aan het kabinet geadresseerd: wat doet u met dat commentaar van de Raad van State en hoe verbindt u dat met een breder welvaartsbegrip, waarachter ook die zeventien duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties herkenbaar moeten zijn? Als we dat doen, geven we ook een antwoord op de maatschappelijke uitdagingen die daarin worden gesteld.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Sent.
Mevrouw Sent (PvdA):
Tot slot. Ik heb een concreet voorstel. Uw collega Ester en ik hebben gevraagd of de planbureaus hun verkenningen parallel aan de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau willen publiceren. Dat gebeurt nu. Dat verrijkt ons debat.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Zeker.
Mevrouw Sent (PvdA):
Daar zijn we heel erg dankbaar voor. Maar ik denk dat het debat nog meer verrijkt zou worden als de regering zou reflecteren op die verkenningen en we die reflectie zouden kunnen meenemen in onze politieke beschouwingen. Zou u dat pleidooi ondersteunen?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Sterker nog, ik heb dat zojuist gevraagd. De Raad van State zegt in zijn advies: laat het kabinet ieder jaar bij de publicatie van de miljoenennota een reflectie geven op dat bredere welvaartsbegrip. Wat mij betreft gebeurt dat dan ook met die zeventien vlakken, die zeventien ontwikkelingsdoelen. In het antwoord van het kabinet op de stukken, dus op de Raad van State, kwam eigenlijk geen inhoudelijke reactie daarop. Daar heb ik nu naar gevraagd. We hopen dus dat we het vanavond zullen horen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. De kleinste fractie kreeg dit jaar in de Miljoenennota de meeste aandacht. Bijna alle wensen van die kleinste fractie kregen prioriteit boven de wensen en belangen van de grootste fracties. Ik heb het niet over politieke fracties. Die vormen slechts een hulpmiddel om beleid te realiseren. De kleinste fractie van het leven op aarde wordt gevormd door de mens. De 7,6 miljard mensen die de aarde bevolken, vormen slechts 0,01% van alle leven op aarde. Ons soort mensen. We zijn geneigd om onze groep een buitenproportioneel belang toe te kennen. Vanuit verschillende levensbeschouwingen menen mensen dat de mens de kroon op de schepping, de top van de voedselketen, de hoogste vorm van intelligentie en in elk geval — dat hebben we nu eenmaal zo met elkaar afgesproken — de enige soort met stemrecht is. Dat zorgt ervoor dat de kortetermijnbelangen van de mens prevaleren boven de belangen van alle andere levende soorten, boven de natuur, boven het milieu, boven de biodiversiteit en boven de belangen van 99,99% van al het andere leven dat onze planeet bevolkt.
Voorzitter. Het is in geen enkel opzicht zo dat de mens ook de verstandigste soort is wat betreft het beschermen van het leven op aarde. Sterker nog, de mens heeft een verwoestende invloed op het overige leven, waarbij geld de belangrijkste drijfveer is. Sinds het begin van wat wij onze beschaving noemen, is 83% van alle wilde zoogdieren en 50% van alle plantensoorten uitgestorven. Geld is het enige wat telt als het erop aankomt. Maar wat heb je aan geld als de ijskap smelt? Nooit in de geschiedenis waar ook ter wereld koos een politieke partij een andere soort tot vertrekpunt van denken, totdat in 2006 de Partij voor de Dieren in het Nederlandse parlement gekozen werd. Een eendagsvlieg, zo dachten veel Binnenhofwatchers. Een uit de hand gelopen grap. Een schreeuw om aandacht, die snel zou kunnen wegsterven. Maar inmiddels is ten minste één van elke dertig leden van de Tweede Kamer lid van de Partij voor de Dieren, en als we de peilingen mogen geloven, zal dat volgend jaar in dit huis kunnen oplopen tot één van elke negentien leden.
Dat kan lastig zijn voor een coalitie die met de kleinst mogelijke meerderheid regeert met een premier die, ondanks de beloofde uitgestoken hand, weinig bereidheid vertoont om aan de alleszins redelijke verlangens van de oppositie tegemoet te komen. Zelfs binnen de coalitie is het niet makkelijk om wensen te honoreren vanwege het dichtgetimmerde regeerakkoord en de uitruil van belangen die daaraan ten grondslag ligt.
Deze miljoenennota is een meloenennota. De coalitiepartijen hebben moeten slikken of stikken, desnoods hele meloenen, zo hebben ze al na de formatie laten weten. D66 wist al voor aanvang dat regeren halveren betekent voor die partij. De VVD wordt in de peilingen fors afgestraft door de kiezers. Het CDA verliest bijna de helft van zijn aanhang. Alleen de ChristenUnie blijft redelijk stabiel, en dat zou waardering voor die meloenen-act kunnen zijn.
Het poldermodel heeft een tijdje redelijk dienst gedaan, met de uitruil van idealen en het afschudden van ideologische veren. Maar inmiddels moeten we onderkennen dat wonen in de polder, onder de zeespiegel, alle reden geeft om met meer voortvarendheid het klimaatbeleid ter hand te nemen dan nu aan de orde is.
Het kabinet heeft echter meer oog voor het ondernemersklimaat dan voor noodzakelijke klimaatmaatregelen om de komende generatie te behoeden voor ernstige natuurrampen als gevolg van de opwarming van de aarde door menselijk toedoen. De 2 miljard die het kabinet eerst jaarlijks aan de buitenlandse aandeelhouders cadeau wilde doen, gaat alsnog naar verbetering van het ondernemersklimaat, terwijl ook ondernemers vooral belang hebben bij echte klimaatmaatregelen.
Na de Urgenda-uitspraak in hoger beroep weten we dat het kabinet alle zeilen bij zal moeten zetten om de klimaatdoelen te behalen. Maar vooralsnog zijn effectieve maatregelen binnen het kabinet omstreden: snelheidsbeperkingen, heffingen voor vuile auto's, vliegverkeer, schepen, versneld kolencentrales sluiten of — en ik weet dat dat de olifant in de kamer is, maar laat ik die toch maar eens benoemen — de veestapel inkrimpen.
Het kabinet kiest ervoor om in cassatie te gaan tegen het vonnis van de rechter in de Urgendazaak en geeft daarmee actief het verkeerde voorbeeld aan de burger, die zwaarder belast wordt op het gebied van klimaatbeleid dan de vervuilende industrie.
Veehouderij levert maar 18% van de calorieën in ons voedsel, maar slokt 83% van de beschikbare grond op, en zorgt voor 58% van alle uitstoot van broeikasgassen, 57% van alle watervervuiling, 56% van alle luchtvervuiling, en 33% van alle watergebruik, zo blijkt uit recent onderzoek van Oxford University. Kan de minister-president aangeven of het kabinet bereid is om alle externaliteiten van consumptiegoederen te laten analyseren om op die manier eindelijk echt de mogelijkheid te hebben de vervuiler te laten betalen voor wat hij aanricht?
Voorzitter. Doorgeschoten marktwerking en oneigenlijke beschermingsmaatregelen voor het bedrijfsleven geven de burgers het nakijken. Afgelopen weekend werden honderden patiënten ontslagen uit ziekenhuizen, niet omdat ze beter waren, maar omdat er handige ondernemers waren die dachten dat ze beter konden worden van de ziekte van anderen.
De heer Brinkman i (CDA):
Mag ik collega Koffeman, die zichzelf in de aanbieding doet voor nieuwe coalities — en meen dat trouwens serieuzer dan ik het zeg — eens vragen om met mij mee te denken?
Ik ben nu bijna ambteloos burger, en ik heb ook nog zo nu en dan tien kleinkinderen te eten. Laten we dan, gewoon voor de gedachte, eens aannemen dat de vervuiler wat meer moet betalen. Mijn kleinkinderen en ik gaan wat minder eten en de boer, die u aanspreekt, betaalt wat extra belasting aan de minister. Waar gaat dat geld dan heen? Gaat dat dan terug in die voedselproductie? Zodat bijvoorbeeld de ham voor die kinderen niet uit Parma hoeft te komen? Of zodat er kleinere stallen gemaakt kunnen worden?
Ik kom van een boerendorp, dus ik weet echt wel hoe het daar werkt, ook al woon ik dan tegenwoordig in een grotere stad. Mijn vraag is echt heel concreet en serieus. Hoe gaan we dat dan vertellen bij die consumenten? Of gaat u daar ook weer zeggen: nou ja, Brinkman, jij kan het allemaal zelf wel betalen, dan moet je ook voor je buren maar betalen? Ook dat is serieus bedoeld.
Het gaat natuurlijk niet om mij, maar u begrijpt mijn redeneertrant. Ik houd echt wel van die dieren van u, en ik lust ze ook zo nu en dan wel, maar wat ik niet begrijp in uw redenering is dat u zo zorgvuldig en handig heenloopt om de vraag die ik op tafel heb gelegd. Die vraag heb ik ook gesteld aan het kabinet. Ik heb gezegd: luister, u moet concreet worden in de verschillende sectoren. En het mag ook best een beetje strikter. U kent mijn ogen.
Maar dan wil ik van u ook weten hoe het dan gaat met die vleesproductie, kijkend naar de consument. De boer en de hele veeketen gaan dat niet zelf betalen. Dat kan hij ook niet zelf betalen. Een enkeling misschien, zoals ik, maar ik ben geen boer. U moet mij ook niet om advies vragen: ik vraag u om advies.
U hebt ervoor gestudeerd, u praat er met passie over. Ik praat ook met passie over het feit dat dit iets is wat we niet in ideologieën kunnen laten blijven hangen, maar waarbij we concreet moeten vertellen tegen de burger hoe het nu verdergaat. We kunnen niet vluchten in het idee dat die boer dat wel regelt.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Ik ben erg blij dat collega Brinkman die vraag stelt, en ook ik meen dat serieus. Afgelopen week stond er een varkensboer in de krant, van wie zijn varkensstal was afgebrand. Alle varkens werden levend gecremeerd en deze man zat daar verschrikkelijk mee, want hij houdt van zijn dieren, op zijn manier.
Hij weet dat ze naar de slacht gaan, maar dit gunt hij zijn dieren niet. Tijdens de naweeën van die brand heeft hij wat aantekeningen gemaakt, die hij gedeeld heeft met de krant. Hij zei dat het een schandalige situatie is dat elke dag zes tot zeven boeren gedwongen moeten stoppen, en dat alleen schaalvergroting nog een oplossing biedt. Waar wij naartoe moeten, zegt hij, is niet een race to the bottom waarbij er te veel varkens komen, maar een situatie waarbij er juist te weinig dieren zijn, zodat de prijzen kunnen stijgen.
Er worden op dit moment schandalige prijzen in rekening gebracht voor vlees, die echt voor niemand te verantwoorden zijn. Als je nu naar de Albert Heijn gaat, kun je daar bij de euroshopper vier sateetjes kopen voor €0,28. Dat is niet te verantwoorden.
Er moet gewoon een reële kostprijs betaald worden. De externaliteiten, dus alles wat de veehouderij veroorzaakt en wat we nu met z'n allen uit publiek geld moeten betalen, zullen gewoon door de vleesconsument betaald moeten worden. Op dit moment is het zo dat elke burger in dit land €120 bijdraagt aan de externaliteiten van de bio-industrie, zelfs als hij helemaal geen vlees consumeert.
In die zin is het ontzettend belangrijk — en dat is een zeer liberaal uitgangspunt — dat de vervuiler gewoon moet gaan betalen voor wat hij vervuilt. Ik denk dat er geen partij in dit huis zou moeten zijn die daar iets op tegen heeft. Er wordt kunstmatig ingezet op schaalvergroting en op kostenverlaging, op een zodanige manier dat de boer er geen droog brood aan kan verdienen. Dat is een schandalige situatie waar niemand beter van wordt.
Nogmaals: het commentaar kwam uit onverdachte hoek. Het was de boer van wie de varkensstal afgebrand was, die zei: wij moeten minder dieren gaan houden. En vandaag staat er een groot artikel in Trouw, waaruit blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders zegt dat we de veestapel moeten inkrimpen, en dat die meerderheid dan best minder vlees wil gaan eten.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, meneer Brinkman.
De heer Brinkman (CDA):
Ik ben blij met uw zeer inhoudelijke reactie. Ik heb nog één vraag over. Even leek het er in uw betoog op neer te komen dat er dan een bepaalde heffing zou moeten worden ingesteld om dat allemaal te bereiken.
Maar uiteindelijk gaat erom dat je óf minder vlees eet, óf dat je er meer voor betaalt om al die externiteiten te kunnen bestrijden. Mijn vraag blijft hoe we dan hoe we voor de gemiddelde burger, dus voor het grote publiek, duidelijk maken dat het inderdaad een kwestie is van óf minder vlees op tafel, óf dat er meer voor wordt betaald.
Ik praat nu niet als oud-minister van Volksgezondheid, maar gewoon vanuit dit milieu- en energieoogpunt. Dit hele debat gaat er namelijk steeds over — dat hoor ik tenminste als ik zorgvuldig zit te luisteren naar uw collega's — dat bruin dit over het algemeen niet kan trekken. Het kan dan toch niet zo zijn dat u dan de minister al die heffingen laat innen, en dan vervolgens zegt: "beste burger, dat geld ziet u niet terug"? Die redenering moet u dus nog eens rond maken.
De heer Koffeman (PvdD):
Ja voorzitter, het is duidelijk. Ik heb net gezegd dat de veehouderij maar een fractie van de nuttige calorieën en proteïnen levert in onze samenleving en 83% van het landoppervlak in beslag neemt.
We zullen dus naar een plantaardige transitie toe moeten. Het kabinet is het daar ook mee eens, maar goed, dat wisselt weleens per coalitie: de vorige coalitie heeft nog 6 miljoen vrijgemaakt om de transitie naar meer plantaardige eiwitten mogelijk te maken.
Op het moment dat we het huidige landbouwareaal op deze planeet zouden benutten voor plantaardige productie en plantaardige humane consumptie, kunnen we vier miljard mensen extra voeden.
Ik denk dus dat wij allemaal niet ontkomen aan de observatie dat we het ons op dit moment, in een wereld waarin tekorten zijn, niet kunnen veroorloven om plantaardige eiwitten via het maagdarmkanaal van een dier voor 80% om te zetten in lichaamswarmte voor dat dier, en niet in nuttige calorieën voor humane consumptie. Op het moment dat we dat rechtstreeks doen, zullen we tot grote oplossingen komen. De zes tot zeven veehouders die nu per dag moeten stoppen, zou je ook tegemoet moeten komen door ze alternatieven te bieden en niet door ze gewoon om te laten vallen. Met name de partijen die zeggen dat ze aan de kant van de boeren staan, zouden er dus voor moeten kiezen om die boeren perspectief te geven in plaats van die boeren massaal het loodje te laten leggen en alleen de grote megastallen een kans te geven, niet alleen vanuit economisch perspectief, maar ook vanwege de biodiversiteit en het klimaat.
De voorzitter:
Mag ik u vragen uw betoog te vervolgen?
De heer Koffeman (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ook artsen en verpleegkundigen werden en masse aan de dijk gezet, waarbij het kabinet de schuld legde bij de zorgverzekeraars, alsof dit debacle, waarvan er nog vele kunnen volgen, niet gewoon te wijten was aan de privatisering van zowel de zorgverzekering als van de ziekenhuizen. De banken waren too big to fail en werden gered, de een na de ander, met miljarden aan gemeenschapsgeld. Die logica gaat niet op voor het redden van ziekenhuizen of het beschermen van de belangen van de zwakste ziekenhuispatiënten tegen het recht van de sterksten. Dat zorgt ervoor dat steeds meer burgers hun vertrouwen in de politiek verliezen.
Alleen al dit jaar zijn meer dan 100.000 dieren levend verbrand omdat de coalitiepartijen weigeren brandpreventie verplicht te stellen in de veehouderij. Sinds 2008 zijn meer dan 1,5 miljoen dieren levend verbrand door stalbranden. Kan de minister-president ons vertellen wanneer er eindelijk maatregelen te verwachten zijn om deze hel voor dieren van deugdelijke brandpreventie te voorzien? Graag een reactie.
Wat de Partij voor de Dieren wil, kost niet veel geld, maar vraagt politieke moed, mogelijk de moed der wanhoop wanneer het kabinet in dit huis zijn meerderheid verliest. Ik zie uit naar de beantwoording door de minister-president.
En o ja, dan is er nog dat heikele punt van de sluiting van het Kroondomein voor het publiek, in 1959 geschonken aan het Nederlandse volk door koningin Wilhelmina maar elk jaar drie maanden gesloten voor dat volk omdat er gejaagd moet worden. Eigenlijk kan er helemaal niet gejaagd worden want er zijn geen bejaagbare soorten. De vijf bejaagbare soorten die we in de wet noemen, worden door de koninklijke familie niet bejaagd, dus formeel wordt er niet gejaagd. Het genot van de jacht hoeft daar dus ook niet geconsumeerd of beschermd te worden. Een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat het grootste natuurgebied van Nederland jaarrond opengesteld wordt. De minister van Landbouw en de minister-president zeiden daartoe niet te kunnen overgaan, omdat volgens artikel 41 van de Grondwet de koning "met inachtneming van het openbaar belang zijn Huis inricht". Dat openbaar belang is nu juist het springende punt. De koning lijkt dat te begrijpen en gaf dit weekend in de marge van het staatsbanket in Engeland aan dat de discussie daarover wat hem betreft in het parlement dient plaats te vinden. En dat is gebeurd. Het parlement vindt dat het Kroondomein jaarrond opengesteld zou moeten worden. Mijn laatste vraag aan de minister-president is dus of hij bereid is de koninklijke weg te bewandelen en het Kroondomein ingevolge de wens van het parlement en kennelijk ook de wens van de koning jaarrond open te stellen. Het zou een betekenisvol gebaar kunnen zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Dit zijn de laatste Algemene Politieke Beschouwingen voor de Eerste Kamer in deze samenstelling. Ik kan me zo voorstellen dat de minister-president in de ministerraad heeft gezegd: jongens en meisjes, laten we de fracties van de Eerste Kamer nu eens beloven dat ze allemaal iets mogen vragen dat echt niet bij hen past en dat wij dat dan honoreren. Hoe zou het er dan vandaag uit kunnen zien? Ik doe een poging en begin voor mij links, met de PVV.
Na wat afstemming komt de PVV over de brug: gerichte inzet van ontwikkelingshulp voor hulp aan de verre naasten. SP: kiest voor het verbeteren van de handelsrelatie met Israël. OSF zegt: stop die doorgeschoten genderneutraliteit, want wij in de provincie willen gewoon kunnen pronken met Friese hengsten en met het Zeeuws meisje. 50PLUS: doe ons maar een ministerie voor jeugdzorg. Partij voor de Dieren: oog voor milieu maar wel ruimte voor de boeren. GroenLinks: voor Defensie, op naar de NAVO-norm. En de Partij van de Arbeid kiest voor nationale soevereiniteit over het aantal op te nemen asielzoekers. Een mooi pakket van die oppositie, toch?
Nu de coalitie. De ChristenUnie wilde eigenlijk ingaan op de afschaffing van de dividendbelasting, maar die hebben hun zin dus al gekregen. De VVD: alle ruimte voor ondernemers midden in de week, maar 's zondags niet. Het CDA, als ze dan toch even los mogen: stop met die wietwet. D66 aarzelt natuurlijk geen moment over iets wat ze nooit zouden doen: gelijke behandeling van een- en tweeverdieners.
En ten slotte de SGP: mevrouw de voorzitter, die is het deze keer met iedereen eens. Dat gebeurt niet elke dinsdag, dus dat boeken we in. Want stel dat het kabinet al deze voorstellen zou honoreren: dat zou natuurlijk geweldig zijn. Dan zou de samenleving versterkt worden op vier kernwaarden:
1. balans in zorg en werk;
2. een gezond ondernemersklimaat;
3. veiligheid en vrede, dichtbij en veraf;
4. eerbied voor het leven en ontzag voor de dood.
Dat zijn vier pijlers, net als de vier pijlers beneden ons, want deze zaal rust, zoals u weet, in de Noenzaal op vier pijlers, die een naam hebben: Liefde, Vrede, Eendracht en Trouw. Ik verbind ze aan mijn vier kernwaarden en loop ze graag met u langs.
Eerst de balans in zorg en werk, de pijler liefde.
De heer Koffeman i (PvdD):
Eerbied voor het leven, een kernwaarde van de SGP. Ik vind het geweldig; echt, dat meen ik oprecht.
De heer Schalk (SGP):
Zeker, dank u.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar ik zou toch het volgende willen vragen. Vandaag staat in Trouw, een christelijke krant, een overzichtje van hoe de kiezers van alle politieke partijen kijken naar de veehouderij en de veestapel in Nederland. In Nederland slachten wij 650 miljoen dieren per jaar, dus 650 miljoen keer zonder eerbied voor het leven. De kiezers van de SGP staan onderaan als het gaat om de wens om de veestapel te verkleinen. Die van de Partij voor de Dieren staan bovenaan. Kan collega Schalk aangeven hoe hij eerbied voor het leven kan koppelen aan het slachten van 650 miljoen dieren, elk jaar weer?
De heer Schalk (SGP):
Dat is een indringende vraag. 650 miljoen: daar zitten kleine dieren bij, maar ook runderen en dergelijke. Ik weet niet precies hoe de aantallen liggen, maar dat maakt uiteindelijk niet uit. Het gaat over het leven dat wordt aangetast. Mijn partij vindt dat in ieder geval de veehouderij de zorg voor het dier bovenaan moet zetten. Dat is niet alleen maar een gedachte van de SGP op zich. Het is zelfs een Bijbelse gedachte: de rechtvaardige kent het leven van zijn dieren. De Here Jezus geeft prachtige voorbeelden van hoe je om moet gaan met een dier dat in nood is. Alleen, de SGP vindt ook dat dieren gebruikt mogen worden voor consumptie. Dat is het grote verschil tussen de Partij voor de Dieren en de SGP.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt. Ik kijk namelijk naar de klok. We moeten een beetje rekening houden met de tijd.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik begrijp het, voorzitter, maar het is echt een belangrijk punt. Afijn, er zijn kennelijk verschillende opvattingen mogelijk over eerbied voor het leven, maar het is wel heel belangrijk om te weten dat in het meest veedichte land van de wereld de rechtvaardige het leven van zijn dier niet meer kent. Er zijn maar weinig boeren die het leven van hun dieren kennen. Ik zou ook willen vragen aan collega Schalk of hij met mij van mening is dat het leven van een kip — dat is dan maar een klein dier — of het leven van een koe voor dat dier net zo belangrijk is als uw leven voor u en mijn leven voor mij.
De heer Schalk (SGP):
Laat ik eerst even iets zeggen over die boeren. Ik was onlangs op een boerderij. Die boer had iets van 180 koeien. Ik stond in de melkput en de boer zegt: dat is die en die koe. Ik vroeg: hoe weet je dat? Hij zei: dat zie ik natuurlijk; ik weet welke koeien ik heb. Dat is veel ingewikkelder als je 10.000 kippen hebt. Dat zal iedereen begrijpen. 180 koeien, dat is nog te doen. 75 namen in deze Kamer kunnen we leren, maar alle 17 miljoen mensen in Nederland kennen we niet allemaal bij naam. Maar u heeft in die zin een punt. Zeker als het over enorme aantallen gaat, wordt het afstandelijker. Maar dat betekent nog niet dat die boer geen hart voor dat dier heeft. Dat zou ik niet willen zeggen op het moment dat je ze niet kent. Ik ken ook heel veel mensen niet, maar ik heb een hart voor die mensen.
De voorzitter:
Kort, echt heel kort, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Ja, tot slot. Collega Schalk zegt dat het niet betekent dat de boer geen hart voor het dier heeft. Dat kan in zekere zin zo zijn. Maar u weet ook heel veel voorbeelden met mij dat de boer heel hard voor zijn dieren is. Dat strookt niet met uw christelijke opvattingen. Ik denk echt dat de SGP daarvoor een andere positie zou moeten innemen. Als u zegt: "De rechtvaardige kent het leven van zijn dier", zet u zich daar dan ook voor in?
De heer Schalk (SGP):
Als de heer Koffeman zegt dat er boeren zijn die hard zijn voor hun dieren, dan zeg ik met hem: dat hoort niet!
Ik was bezig met de eerste pijler: balans in zorg en werk. Ik heb de pijler "liefde" daarbij genomen. De SGP gaat uit van de Bijbelse notie dat God man en vrouw heeft geschapen, die binnen het huwelijk in liefde en trouw zorg en werk in het gezin en in de samenleving mogen uitvoeren. Bij zorg gaat het natuurlijk om de eigen verzorging, maar ook om zorg in gezin, familie en buurt. Maar het gaat ook om zorg voor de kinderen, waarbij de school vanuit een eigen visie meewerkt aan burgerschap en vorming. En bij werk hoort zowel betaald als onbetaald werk. In onze samenleving lijkt het steeds meer te draaien om het eigen perspectief, om zelfontplooiing en zelfontwikkeling. Maar juist hier zou de regering moeten inzetten op participatie, niet alleen vanuit betaald werk, maar in het kader van een breed welvaartsbegrip, zoals dat vandaag al een paar keer is genoemd. Mijn vraag aan de minister-president is of het mogelijk is om waarde toe te kennen aan mantelzorg of aan zorg in het gezin.
Mevrouw de voorzitter. In dit verband kom ik terug op een thema dat mijn fractie al jaren na aan het hart ligt: de positie van de eenverdieners. De hele samenleving schreeuwt op alle fronten om gelijke behandeling. De vraag is: wanneer zijn zij aan de beurt? Ongetwijfeld heeft de minister-president kennisgenomen van het CPB-rapport Eenverdieners onder druk, van februari 2018. De eerste twee zinnen van de samenvatting zijn deze: "Het verschil in belastingdruk voor een‐ en tweeverdieners is sterk opgelopen. De vraag rijst of een verdere stijging wenselijk is met het oog op gelijkheid en doelmatigheid". Mag ik de minister-president vragen om op deze vraag uit dit rapport te reflecteren?
De tweede pijler: een gezond ondernemersklimaat. Daar kies ik de pijler "eendracht" bij. De fractie van de SGP vindt ruimte voor ondernemen prima, maar wel zo dat de samenleving daar niet de dupe van wordt. In dat kader prijst de SGP het kabinet voor het afzien van de afschaffing van dividendbelasting. Het besluit om op andere manieren het vestigingsklimaat te versterken kan de SGP billijken, maar er zijn nog wel wat andere belangrijke doelen. Ik noemde al de eenverdieners, maar ik denk ook aan het aflossen van de staatsschuld. Waarom is daar niet voor gekozen?
Bij een gezond ondernemersklimaat hoort een goede balans tussen de zaak en thuis, tussen werk en rust. De toenemende zondagsarbeid, met name door de steeds toenemende openstelling van winkels, gaat ten koste van de zondag als heilzaam moment van rust, een geschenk van onze goede God. Is de minister-president het met mijn fractie eens dat een vast rustpunt voor iedereen het meest wenselijk is? En hoe staat het inmiddels met het wetsvoorstel van mevrouw Keijzer over de wurgcontracten voor winkeliers in winkelcentra?
Mijn derde punt: vrede en veiligheid, dichtbij en veraf. Dat is natuurlijk de pijler "vrede". De spanning tussen de grootmachten neemt toe. Laten we de rust bewaren. Dat is ook nodig bij het land dat ik zojuist al noemde: Israël, de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten. Laten we hen moreel steunen en waar mogelijk de economische relaties en handelsrelaties verder aanhalen. Verschillende landen hebben terecht hun financiële hulp aan de Palestijnen teruggeschroefd, omdat de Palestijnse autoriteit terroristen financieel beloont. Aanslagen belonen werkt averechts op het vredesproces. Is deze regering bereid om de geldkraan dicht te draaien als de praktijk niet verandert?
In het kader van vrede en veiligheid is Defensie een continue zorg voor de SGP-fractie. Steeds opnieuw blijf ik hameren op het feit dat we de Europese normen nog niet eens halen, laat staan de NAVO-norm. Er is zeker waardering voor de extra gelden die er inmiddels zijn uitgetrokken. Maar kan de minister-president een indicatie geven van hoelang het duurt voordat we in de buurt van de NAVO-norm komen?
Nog één punt in dit kader en dat gaat over het migratiebeleid, met de enorme stapeling van procedures. Dat levert alleen maar verliezers op. Nu is er weer een commissie ingesteld die dit gaat onderzoeken. Alweer een commissie. De indruk ontstaat dat er voor elk probleem geen oplossing komt, maar een commissie. Kan de minister-president een overzicht geven van alle commissies die op dit moment bezig zijn met onderzoek op lastige dossiers?
De vierde kernwaarde: eerbied voor het leven en ontzag voor de dood. Ik gebruik daar de pijler "trouw" bij. Ik kan er maar niet aan wennen dat er elke dag, 365 dagen per jaar, 100 mensen worden gedood. 30.000 abortussen, 6.500 euthanasiegevallen. Ontstellend! Daar komt nog bij dat er nog veel meer doden kunnen vallen als we als samenleving toegeven aan de wens om het zogenoemde voltooide leven te kunnen beëindigen. Het regeerakkoord geeft aan dat er nader onderzoek moet komen. Hebben de recente ontwikkelingen op dit terrein al geleid tot een schrikreactie binnen het kabinet? En wat abortussen betreft: vorig jaar heb ik gewezen op de recidive. Ik herhaal nog maar eens dat het daarbij gaat om 10.000 gevallen van vrouwen die voor de tweede, derde of vierde keer een abortus laten plegen. Aan dat probleem zou gewerkt worden. Kan de minister-president aangeven of er al stappen zijn ondernomen en wat het effect daarvan is?
Mevrouw de voorzitter. In dit verband is het goed om stil te staan bij een prachtig kunstwerk hier op het Binnenhof, tussen de Eerste en Tweede Kamer. Hier, achter de voorzitter, ziet u een enorm schilderij van koning Willem II. Hij schonk dit uit onvrede over het feit dat hij na 1848 geen invloed meer had in dit huis en zei: "dan ben ik altijd bij u". Als dit schilderij vervangen zou worden door een groot venster, dan zou u zicht hebben op de fontein op het Binnenhof, waarop de beeltenis van een eerdere Willem II stond, graaf van Holland en Zeeland en koning van het Heilige Roomse Rijk in de dertiende eeuw. Een mooi, goudkleurig beeld. Heel bekend. Maar niet zo bekend is de Latijnse spreuk, eveneens in goud uitgevoerd. Ik maak me sterk dat niemand weet wat daar staat. Het is een spreuk uit de Vulgata, de bekende Latijnse Bijbelvertaling. De vertaling daarvan is: "U bent mijn enige hoop, Heer, mijn God, van jongs af vertrouw ik op U. Al vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was U het die mij droeg." Deze tekst waarschuwt natuurlijk niet alleen tegen het aantasten van nieuw leven in de moederschoot. Deze tekst biedt ook geweldig veel hoop voor ons allen, als we ons vertrouwen op God stellen, in alle fases van het leven, bij alle thema's die ik noemde, gekoppeld aan liefde, eendracht, vrede en trouw. Dat vertrouwen gun ik de minister-president en alle ministers en staatssecretarissen heel persoonlijk, maar ook in het hoge ambt waarin zij mogen dienen. Dat geeft een extra dimensie aan het motto van deze regering: vertrouwen in de toekomst.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Nagel.
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. In een modern sprookje wordt verteld dat iedereen die in Lekkerland woont, erop vooruitgaat. We zien een dansend mannetje, dat verdacht veel op onze premier lijkt en dat zingt: het is maar goed dat niemand weet, dat ik leugenbeestje heet. Het is waar dat nu de economische groei stijgt, het komend jaar vooral de werkenden, die er de afgelopen jaren ook op achteruit zijn gegaan, volop worden aangemoedigd stevige verhogingen te vragen. In schril en asociaal contrast daarmee zullen de gepensioneerden er de komende jaren verder op achteruitgaan en eind volgend jaar is de dreiging van pensioenkortingen voor vele Nederlanders een reëel gevaar. En dat is volstrekt onnodig.
Laten we eens objectief in kaart brengen wat er de afgelopen tien jaar is gebeurd. De Eerste Kamerfractie van 50PLUS heeft het Nibud recent opdracht gegeven om voor de laatste tien jaar, van 2010 tot 2019, op een rij te zetten hoe de koopkracht zich ontwikkeld heeft. Het enkele dagen geleden ontvangen en volledige rapport is in te zien op de website van 50PLUS. Gepensioneerden met een klein pensioen tot €5.000 per jaar zijn er in die periode op vooruitgegaan, maar bij een hoger aanvullend pensioen treedt koopkrachtvermindering op. Ook werkenden gaan er in de meeste gevallen op achteruit, maar minder dan gepensioneerden. In de periode 2010-2019 is de loonstijging 11,3%, tegenover een negatieve indexatie van de pensioenen van 0,6%. Dat is een verschil van 12%. Ook uit andere bron weten we dat het verschil in koopkracht tussen werkenden en gepensioneerden zeer groot is. Op verzoek van 50PLUS bracht het CBS een grafiek uit over 2000 tot 2017. In die periode bleef de koopkracht van gepensioneerden ongeveer 40% achter bij die van werkenden.
In het nieuwe Nibud-rapport wordt becijferd dat de prijzen met 14,7% stegen en de huren met 20,8%. De totale gemiste indexatie was de afgelopen tien jaar ongeveer 15%. Het meest aangrijpend zijn de groepen met de grote verschillen. Neem de mensen met ongeveer een modaal inkomen. Een alleenstaande werkende ging er op jaarbasis €300 op achteruit, een alleenstaande gepensioneerde daarentegen ruim €1.800. Nog groter is het verschil bij anderhalf keer modaal. Op jaarbasis ging een werkend paar er een dikke €800 op achteruit, maar een gepensioneerd koppel bijna €3.200. Het is terecht dat de werkenden nu gaan profiteren van de toegenomen welvaart, maar het is minstens zo gerechtvaardigd dat de gepensioneerden — hun gemiste indexatie loopt elk jaar verder op en is nu al 15% — in die welvaart delen en zeker niet gekort gaan worden op hun pensioen. Dat zou onnodig, onrechtvaardig en eigenlijk krankzinnig zijn, zoals we zullen aantonen. Daarom de duidelijke vraag aan de regering: wat gaat u doen om het verschil met de werkenden de komende jaren niet groter te laten worden, wat gaat u doen om de koopkracht van de gepensioneerden te repareren?
Want het is absurd dat de pensioenfondsen niet worden afgerekend op basis van hun jarenlange rendement, maar op basis van een kunstmatig laag gehouden rekenrente van 1%, terwijl het toch zou moeten gaan om de werkelijke uitgaven en inkomsten en niet om een vreemde rekentafel. De cijfers liegen er niet om. Het grootste fonds, het ABP, had in 2007 een vermogen van 216.000 miljoen euro; in 2017 was dat 409.000 miljoen euro en inmiddels is dat alweer 419.000 miljoen euro. Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn verdubbelde ruim, van 88.000 miljoen euro naar 197.000 miljoen euro en het Bouwfonds ging tweeënhalf keer over de kop, van 26.400 miljoen euro naar 63.300 miljoen euro. De als wat zwakkere broeders bekend staande metaalfondsen verdubbelden ongeveer. Het totale pensioenvermogen ging van 576.000 miljoen euro in 2008 naar 1.328.000 miljoen in 2017. Bij al deze fondsen zien we in tien jaar tijd een gemiddeld jaarrendement van boven de 4% tot 8%. Er is geen hond meer in Nederland die nog begrijpt waarom deze asociale regels gehanteerd worden. De directeur van het Bouwfonds, David van As, vroeger zelf afdelingshoofd toezicht bij De Nederlandsche Bank, pleit openlijk voor minder regels, omdat al die regels te veel kosten en de gerechtvaardigde indexatie in de weg zitten.
Dat het anders kan, bewijst ons buurland België. Daar wordt wel rekening gehouden met de echte feiten en het werkelijke rendement en het te verwachten beleggingsrendement. Daar wordt uitgegaan van een rekenrente van 3,5% en daar kan wel geïndexeerd worden. Daar mag bij een dekkingsgraad van 110% volledig geïndexeerd worden. Maar in Nederland dreigen in de winter van 2019 kortingen. Daarom vragen we de regering nog eens dringend te kijken naar het 50PLUS-initiatiefwetsvoorstel, ingediend door ons Tweede Kamerlid Van Rooijen, waarmee we onnodige pensioenkortingen willen voorkomen door een tijdelijke bodemrente van 2%. Het is een uiterst gematigd en rechtvaardig voorstel. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, zo weten we, maar één Koolmees maakt straks wel een barre winter voor de ouderen.
Daarom de vraag: is de regering bereid eens serieus naar het Belgische model te kijken? De dalende lijn op de beurzen heeft bij de gevolgde rekenmethode grote gevolgen. Eind vorige week bleek volgens pensioenfonds Aon de maand oktober een daling van maar liefst 3% te tonen in de actuele dekkingsgraad. Het ontbreekt deze regering aan daadkracht en belangstelling voor ouderen. Minister Koolmees doet of hij broedt op een nieuw pensioenstelsel, maar in feite zit hij alleen maar doodstil en vleugellam. Hij laat gewoon Nederlandse pensioenfondsen met hun kapitaal naar het veel aantrekkelijker België vertrekken. Dit buurland had een regelgeving waardoor eind 2017 de gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen 124% was. De gevolgen blijven niet uit. Grote Nederlandse pensioenfondsen van multinationals verkasten, zoals ExxonMobil, met 2,6 miljard euro, Johnson & Johnson, Aon, Euroclear en noem maar op. Uit Nederland vertrokken fondsen zagen hun dekkingsgraad na de verhuizing naar België met 11% stijgen. Het is struisvogelpolitiek dit niet te willen zien. De Belgische pensioensector groeit enorm na waardeoverdrachten uit Nederland. Volgens de Belgische toezichthouder FSMA verdubbelde het vermogen van grensoverschrijdende fondsen in 2016; in 2017 zette die groei zich voort met Nederland als hoofdsponsor. Kan de regering ons een overzicht geven van alle pensioenfondsen die naar België zijn vertrokken en aangeven om hoeveel miljard dit gaat? En waarom willen we wel 2 miljard euro dividendbelasting offeren met het ten onrechte beloofde idee om multinationals hier te houden, maar laat de regering miljarden pensioenkapitaal de grens overgaan zonder daadwerkelijk een vinger uit te steken?
Voorzitter. Een apart punt is de vakantietoeslag voor AOW'ers. Hoewel wettelijk is vastgelegd dat het vakantiegeld in Nederland minimaal 8% moet zijn, was dat voor AOW'ers 6,6% van het jaarinkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Sent, u krijgt één interruptie, gelet op de tijd.
Mevrouw Sent i (PvdA):
De heer Nagel vraagt terecht aandacht voor problemen betreffende indexatie, dekkingsgraad en dergelijke, maar wat mij betreft zijn dat symptomen en moet er een analyse komen van de onderliggende problemen. Die analyse bestaat eruit dat we te maken hebben met een dubbele vergrijzing, namelijk meer ouderen die ook nog eens ouder worden, en een dubbele ontgroening, namelijk minder jongeren en minder jongeren die in het pensioenstelsel terechtkomen. Vandaar dat ik het voorstel heb geopperd om deelname aan het pensioenstelsel verplicht te maken. Ik hoor heel graag hoe de heer Nagel daarover denkt.
De heer Nagel (50PLUS):
Wij kunnen ons heel goed vinden in het huidige pensioenstelsel met een collectieve verantwoordelijkheid. Ik heb u net getallen genoemd om aan te geven wat de werkelijke rendementen zijn. De directeur van het Bouwfonds zegt: laten we nou gaan indexeren; we kunnen dat tientallen jaren zonder problemen doen, gelet op ons rendement. Het zijn alleen die rare regels die dat tegenhouden. Kijk naar België, waar geen probleem is. Ik wil de cijfers straks — we hebben een lange dinerpauze — nog wel een keer met u doornemen.
De voorzitter:
Het is maar een korte dinerpauze. Maar goed, gaat uw gang.
De heer Nagel (50PLUS):
Het vakantiegeld was dit jaar nog maar 6,3%. Een alleenstaande AOW'er kreeg dit jaar €15 minder vakantiegeld en AOW'ers met een partner €22 minder. Die onterechte vermindering kwam door een ingewikkelde belastingontwikkeling waarvan het Rijk profiteerde. In totaal werden 3 miljoen mensen hierdoor getroffen. Geen echte beleidskwestie, maar, zoals de hoofdredacteur van de Geldgids, Reinout van der Heijden, in de Volkskrant schreef, een gevolg van de voortdenderende overheidsmachine, ongevoelig voor de gevolgen en te complex om gecorrigeerd te worden door de Tweede Kamer. Een pure mechanische handeling die hij een "blunder" noemt. Op termijn wordt het probleem opgelost door de omschakeling naar minder belastingschijven. Maar dat betekent dat volgend jaar mei de AOW'ers opnieuw minder vakantiegeld krijgen, omdat het vakantiegeld over de maanden mei tot en met december 2018 nog op de oude manier berekend wordt. 50PLUS vraagt de regering om deze beleidsmatig onbedoelde zakkenrollerij ongedaan te maken en te zorgen dat de AOW'ers, die toch al geen 8% vakantiegeld krijgen, volgend jaar mei niet benadeeld maar schadeloos gesteld worden. We hopen dat de regering op dit punt een toezegging zal doen. Anders moeten wij hierover een motie indienen.
Tot slot nog even een ander punt. Uit een recent onderzoek van Kantar/NIPO blijkt dat 70% van de 70-plussers het openbaar vervoer zo veel mogelijk mijdt. ProRail voert een campagne voor veiliger reizen. Een punt blijft daarbij onderbelicht: de overvolle treinen en de situatie dat jongeren, die volledig in beslag worden genomen door hun elektronische apparaten, hun zitplaats niet afstaan aan ouderen die noodgedwongen hele trajecten moeten staan. Zou op dit punt niet eens een stukje bewustwording kunnen worden gepropageerd?
Wij wachten de beantwoording van onze vragen graag af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nagel. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. De uitgangspunten van de OSF, die ik hier de afgelopen jaren heb willen vertegenwoordigen, zijn kort samengevat: menselijke schaal, welzijn boven welvaart, een onderling solidair Europa, het recht van meerderheden en minderheden overal in de wereld om zichzelf te kunnen zijn en blijven. Mijn beschouwingen van vandaag komen uit diezelfde uitgangspunten voort.
Voorzitter. Wij hebben een rijk land met een goed vestigingsklimaat en een florerende economie. Maar niet iedereen profiteert evenveel. De lonen stijgen niet hard genoeg, de pensioenen blijven achter, huizen zijn er te weinig en ze worden te duur. We hebben wel krimpgebieden, maar vooral ook steden die uit hun voegen barsten. De wegen zijn verstopt. We hebben te weinig mensen om al het werk te doen. De bedrijven hebben vacatures, de zorg en het onderwijs nog veel meer. En de regering doet intussen zijn best om het vestigingsklimaat te verbeteren. De dividendbelasting hoeft niet meer afgeschaft te worden, maar in plaats daarvan moet dan de winstbelasting substantieel verlaagd worden. Voor een beperkt deel wordt daarmee het mkb gestimuleerd, maar voor een veel groter deel komt het de grote bedrijven ten goede en zal het dus inderdaad het vestigingsklimaat verbeteren, zeg buitenlandse bedrijven aantrekken. Wij zijn niet de enigen die dat willen. Dus met alle andere landen die precies hetzelfde willen, blijft het een zaak van tegen elkaar opbieden in belastingverlagingen. Waarom eigenlijk? Betekent een aantrekkelijker vestigingsklimaat niet nog meer vraag naar werknemers die er niet zijn, aantrekken van werknemers van buiten en nog meer vraag naar huizen die er ook niet zijn?
Er is een categorie buitenlanders die wij met meer liefde zouden moeten ontvangen dan wij in de praktijk vaak doen: vluchtelingen die een veilige plaats nodig hebben. Maar moeten wij dan ook nog eens beleid voeren dat anderen zal aantrekken? Helpen wij onszelf echt, nu wij eindelijk proberen af te komen van onze faam als belastingparadijs, als wij tegelijk met lagere winstbelasting bedrijven willen aantrekken die het vaak toch al lukt om heel weinig belasting te betalen? Hebben wij trouwens ook al niet een groot overschot op de betalingsbalans, zo groot zelfs dat Amerika er boos over is? Kunnen we dan niet beter gewoon die winstbelasting niet extra verlagen, dat geld aan nuttige dingen besteden of het niet uitgeven en zo het houdbaarheidssaldo verbeteren en de staatsschuld verlagen? Dienen we hiermee de menselijke maat of het grootschalige? En is dit met elkaar steeds verder concurreren op tarieven de manier om in Europa solidair met elkaar te zijn, gezamenlijk een optimum te bereiken, of trekken wij elkaar naar beneden ten koste van onze bevolkingen die het gelag betalen? Misschien wil de regering eens ingaan op de nadelen van dat altijd maar aantrekkelijker willen worden ten koste van anderen.
Intussen wordt de wereld om ons heen steeds onrustiger. In die wereld wordt het dus belangrijker te letten op het behartigen van de eigen belangen dan altijd rekening te houden met onze waarden. Dat is niet verkeerd. Wij hoeven niet aan anderen onze democratie te verkopen en ook niet onze ethische normen op te dringen. Maar waar boeven aan de macht zijn, is duidelijkheid noodzaak. Het geval Saudi-Arabië is duidelijk. Dat was het ook al vanwege de oorlog in Jemen. En waar onrecht heerst, mag dat ook duidelijk gezegd worden.
Wij doen veel voor goede relaties met China, en daar is misschien wel veel geld te verdienen, overigens met alle risico's van dien. Maar naast de behandeling van dissidenten, die een minister nog wel eens zijdelings aan de orde wil stellen, is het ook duidelijk dat China alle moeite doet om de Tibetaanse cultuur gelijk te schakelen, kloosters te vernietigen en cultuurdragers gevangen te zetten. En het wordt ook duidelijk dat in Oost-Turkestan, de Chinese provincie Sinkiang, kampen zijn ingericht waar intussen een aanzienlijk deel van de Oeigoerse moslimbevolking is geïnterneerd. Dat China geen democratie is, daar hoeven wij ons niet mee te bemoeien. Dat het zo zijn minderheden hardhandig uitschakelt gaat verder. Je kunt ook culturele genocide plegen. Er zijn grote belangen maar ook goede redenen om de Chinese minister-president, als hij hier is, niet alleen maar vriendelijkheid, maar ook duidelijkheid te tonen. Wil de regering naast individuele gevallen van schending van mensenrechten ook de schending van de collectieve rechten van de minderheden aan de orde stellen in de contacten met Chinese functionarissen?
Daarmee hebben we het over het recht op eigen identiteit. Identiteit begint ook bij ons een grotere rol te spelen, en dat is goed zolang het betekent dat wij in een open samenleving onszelf willen blijven, als Nederlander, als Limburger, als Fries. Op de Balkan lijkt identiteit bijna allesbepalend en staan identiteiten, etniciteiten, wel heel makkelijk in gespannen verhouding tegenover elkaar, áls ze niet door een verstandig getrokken staatsgrens gescheiden worden. Servië en Kosovo lijken bereid te zijn hun grens zo bij te stellen dat aan beide kanten problemen worden opgelost. Het verbaast mij dat in West-Europa deze oplossing op weerstand stuit en dat grenswijziging gezien wordt als gevaar in plaats van als oplossing. Benadrukken wij in West-Europa niet telkens weer het belang van onze natiestaten? Dat zijn landen waar staat en natie grotendeels overeenkomen en waar daarbinnen aan beperkte minderheden rechten kunnen worden gewaarborgd. Heeft de Nederlandse regering een standpunt in dit geval, waar het vooral om de positie van de grote en vrij homogene Servische bevolking in Noord-Kosovo gaat?
Ten slotte, voorzitter, terug naar ons eigen land. Er liggen geweldige opgaven, want wij willen ons land graag zo lang mogelijk boven water houden, en wij willen dat het weer mooi wordt. Het wordt steeds duidelijker dat daarvoor onze landbouw de cruciale factor is. Op de bijeenkomst waar de Staten van Zeeland en Friesland hier in de Kamer werden ontvangen, werd opgemerkt dat wij dankbaar mogen zijn voor de geweldige prestatie die de boeren geleverd hebben om het beleid van de overheid om te zetten in de enorme productie die wij nu hebben, maar ook dat wij nu duidelijk moeten maken wat een enorme prestatie geleverd moet gaan worden in een omschakeling naar een landbouwproductie die ook de natuur weer laat bloeien. Dat is een andere landbouw dan de huidige. Maar om die enorme prestatie te realiseren is het nodig dat de overheid stuurt met maatregels. Laisser-faire heeft geleid tot het fosfaatprobleem en tot crisiswetgeving. Er moet nu actief richting gegeven worden, zodat duidelijk is wat er van Nederlandse boeren verwacht wordt: niet een landbouw die maximaal exporteert, maar een landbouw die maximaal bijdraagt aan de gezondheid van ons eigen land en bodem. Vertrouwen op goede bedoelingen of afspraken lijkt mooi, maar garandeert minder succes dan overheidsmaatregelen. Statiegeld op plastic flesjes en blikjes helpt meer dan met afspraken te proberen veel te recyclen. Zonder verplichtingen tot omschakeling lijkt het niet mogelijk om het gebruik van Gronings aardgas te verminderen. En, in het algemeen, als de vervuiler moet betalen dan is belastingheffing de meest voor de hand liggende optie om die betaling te realiseren. Collega Koffeman heeft daar net nog enkele duidelijke dingen over gezegd. Geen vrijheid, blijheid, maar een sturende overheid is in deze tijd met zijn grote problemen noodzakelijk. Wil de regering zo regeren of schrikt ze daarvoor terug als het moeilijk wordt?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Is er nog iemand die het woord wenst in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot kwart voor zeven. Ik zou graag willen vragen aan degenen die beneden in de Noenzaal het diner gaan nuttigen om, als het enigszins kan, voorrang te geven aan de woordvoerders, want om kwart voor zeven gaan we weer verder.
Minister Rutte i:
Mag ik als eerste?
De voorzitter:
En misschien ook aan de minister-president. Misschien, hè, heel misschien.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 17.43 uur tot 18.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) heeft op 19 oktober 2018 advies aan de Kamer uitgebracht inzake de verdere behandeling van het initiatiefvoorstel-Kuiken Wet zorgplicht kinderarbeid. De commissie adviseert de Kamer om de behandeling van het initiatiefvoorstel verder aan te houden, in afwachting van twee evaluaties die beide dit jaar worden uitgevoerd. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met het advies van de commissie voor BDO heeft verenigd.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2019) (35000).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte i:
Voorzitter, dank u wel. Ik wilde een enkel inleidend woord spreken en dan de beantwoording doen aan de hand van acht kleine hoofdstukjes. U hebt, dacht ik, inmiddels het lijstje ook onder ogen gekregen: economie, arbeidsmarkt, koopkracht, klimaat, migratie en integratie, internationaal, veiligheid en justitie, zorg en een rubriekje varia. Onder varia zal ik dan behandelen de vragen over gas, de woningmarkt, de democratie, het Kroondomein en de staldieren.
De voorzitter:
Wat was dat laatste?
Minister Rutte:
De staldieren.
De voorzitter:
O, de staldieren.
Minister Rutte:
Een beetje als uit het kwartet: heeft u voor mij van de staldieren de koe?
De voorzitter:
Ik vroeg me af of u het bij punt 7 het niet zou hebben over justitie en veiligheid in plaats van andersom, maar dat maakt niet uit.
Minister Rutte:
Het is van het ministerie van Justitie en Veiligheid het onderwerp veiligheid en justitie, dat klopt. Maar misschien kan ik het onderwerp dan ook maar beter consequent als "justitie en veiligheid" behandelen. Dat lijkt me beter, want ik hoor inderdaad de linkerflank van de coalitie daar grommend opmerkingen over maken, dus ik neem dat over: justitie en veiligheid.
Voorzitter, eerst een enkel inleidend woord. Wij hebben eerder vandaag hier Wim Kok herdacht, een man die in de beste bestuurlijke tradities van ons land voor het grote belang over de eigen schaduw kon heen springen en steeds het compromis zocht. Ik zou vandaag willen terugdenken aan mei 1999, nu bijna 20 jaar geleden, toen premier Kok hier aantrad om inderdaad — het is vandaag ook in uw toespraak al gememoreerd — in de derde termijn, ruim na middernacht, de consequenties te bespreken van een eventuele verwerping van het wetsvoorstel tot grondwetswijziging ter invoering van het correctief referendum. De nacht van Wiegel: een aantal van u zal er nog een levendige herinnering aan hebben. De premier zei toen dat verwerping van het voorstel de ruimte die het kabinet ter beschikking stond om zijn werk nog voort te zetten, wel zeer ernstig zou aantasten. Daarmee kondigde hij de kabinetscrisis aan die zou volgen. Maar hij zei ook dat hij "geenszins afbreuk wilde doen aan de eigen, onvervreemdbare verantwoordelijkheid van de leden van deze Kamer om tot de finale afweging te komen." Daarmee weigerde de premier, ondanks de grote politieke belangen die in het geding waren, de stap te zetten die de verhouding tussen het kabinet en deze Kamer verder zou politiseren. Dat gevoel van Wim Kok voor de staatkundige verhoudingen verdient bewondering.
Mevrouw de voorzitter, dat brengt mij bij het belang van dit debat met de Eerste Kamer. Wij staan hier graag en met overtuiging. Enerzijds omdat dit een kans is om namens het kabinet na een jaar regeren met onze eerste volledig eigen begroting onze visie op de komende jaren neer te zetten. Anderzijds omdat het debat hier een karakter heeft dat net iets minder kortetermijngericht is dan op sommige andere plekken, en daarmee een extra verdieping is, ook voor de beleidsvorming die dit kabinet de komende jaren ten dienste en ten doel staat. Dat tegen de achtergrond van een land waar de economie goed draait, de werkloosheid laag is en de koopkracht zich gunstig ontwikkelt. Dat is dus een solide grond waarop wij op dit moment kunnen staan.
En toch — en dat is door velen van u gezegd — ervaren niet alle mensen dat zo. Dit is de belangrijkste opdracht die het kabinet zichzelf heeft gesteld: er de komende jaren voor te zorgen dat meer mensen ervaren dat het beter gaat met dit land en dat de politiek, waarvan sommige mensen het gevoel hebben gekregen dat die er niet voor hen is, er wel ook voor hen wil zijn. Dit vanuit de overtuiging dat een regering twee kerntaken heeft: het land veilig houden en zorgen voor een sterke economie.
Tegelijkertijd is het nodig om een aantal noodzakelijke grote en ingrijpende hervormingen door te voeren. Er is vandaag door velen van u gesproken over de energietransitie en de realisatie van de klimaatdoelstellingen. Ik kom er zo nog over te spreken. Ook zijn er de hervormingen op het terrein van de pensioenen en de arbeidsmarkt en de grote transitie die gaande is in Groningen. Ook daar komen we nog over te spreken. We zijn er wel van overtuigd — dat is ook een pretentie die deze coalitie en dit kabinet hebben — dat deze hervormingen ons land kansen bieden. We geloven ook dat we ze kunnen doorvoeren op een manier die er uiteindelijk voor zorgt dat over een breed front het hele land die veranderingen kan meemaken, dat ze dragelijk zijn.
Voorzitter. Met die inleidende opmerkingen in gedachten zou ik graag over willen gaan tot de beantwoording van de vragen, om te beginnen op het terrein van de economie.
De voorzitter:
Voor het zover is, heeft de heer Kox een interruptie.
De heer Kox i (SP):
Omdat ik denk dat die past bij de inleiding van de minister-president, voorzitter. De doelstelling is nobel. De minister-president zegt dat het kabinet uiteindelijk een zo breed mogelijk draagvlak in de samenleving wil creëren. Dat is prijzenswaardig. Ik verwees naar de studie van Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarin wordt niet vastgesteld dat een heleboel mensen met het kabinet eens zijn en en heleboel mensen het niet met het kabinet eens zijn — dat is vrij normaal. Er wordt wel vastgesteld dat je ziet aftekenen dat een bepaald deel van de bevolking, namelijk het beter opgeleide en meer verdienende deel, over het algemeen het oordeel heeft dat het best goed gaat met de samenleving en ook met de regering — dat laatste is dan een afgeleide, zou je kunnen zeggen — maar dat de lager opgeleiden en de minder betaalden structureel de andere kant op lijken te gaan, in de trant van: nee, het gaat niet de goede kant op. Dat gaat dan over begrippen als vertrouwen in de regering, het parlement, de rechtspraak en de politie. Die scheiding der geesten op basis van de opleiding en het inkomen van mensen moet de minister-president, die ook historicus is, toch zorgen baren. Het is meer dan dat mensen soms voor die partij zijn en soms voor die partij. Het lijkt eerder op een waterscheiding dan op een toevallige conjuncturele keuze. Kan de minister-president daar nog even op reflecteren?
Minister Rutte:
Het is een constatering die vaker gedaan wordt. Die kloof in de samenleving raakt ook aan de toegang tot stelsels. Hoe mondig moet je zijn om in het ziekenhuis de behandeling te krijgen die jij op dat moment denkt dat belangrijk is voor jou? Hoe belangrijk is mondigheid op zo'n moment? Dus ook het je verbaal kunnen uitdrukken, het in die hele ingewikkelde arrangementen die onze samenleving kent jezelf verstaanbaar kunnen maken, is onderdeel van die tweedeling. Dat heeft misschien ook te maken met opleidingsniveau, niet per se met financiële inkomenspositie. Die kloof zien wij. Dat is precies ook de reden waarom we in die langdurige formatie tegen elkaar hebben gezegd: als wij al een pretentie hebben als coalitie, is het precies deze. Die is om er met de hele politiek en de hele samenleving aan te werken om die kloven zo veel mogelijk te dichten. In financiële zin zijn wij zo'n beetje het meest genivelleerde land van de hele wereld, ik geloof na Zweden. Onze uitkeringen behoren tot de hoogste uitkeringen ter wereld, na Denemarken.
Dat gezegd hebbend: zolang mensen het gevoel hebben — wellicht zijn ze in vele gevallen door omstandigheden in een situatie terechtgekomen waardoor dat versterkt wordt — dat zij geen onderdeel zijn van deze samenleving, dat ze geen onderdeel uitmaken van het project dat ons hier met zijn allen zo dierbaar is, namelijk dat deze maatschappij verder gaat en dat over een breed front mensen daarin meekunnen, is dat een verlies en kunnen we dat niet accepteren. Dat is precies waarom dit kabinet werkt aan waar we aan werken, van investeren in de publieke sector tot en met alle andere dingen die we doen op het terrein van het vormgeven van de veranderingen zodanig dat ook iedereen ze kan meemaken.
De heer Kox (SP):
Tot slot, voorzitter. Ik ben blij met de beschouwing van de minister-president, maar ik denk toch dat het nog dieper gaat. Wij willen de minister-president natuurlijk alles verwijten wat hier niet goed gaat in het land, maar dit gaat echt dieper. Er is verwezen naar 2002. Er is een proces in gang gezet op het moment dat niemand het verwachtte en sindsdien is dat proces niet gestopt. Je ziet dat het niet op basis van politieke voorkeuren is, maar op basis van het zijn van mensen, het maatschappelijk zijn van mensen, dat ze de interesse in de politiek min of meer verliezen of min of meer behouden. Daar is volgens mij meer voor nodig dan alleen maar een programma van een kabinet om een aantal maatregelen te nemen. Ik zou dus de minister-president nog een keer willen vragen of hij die veel fundamentelere ontwikkeling ook ziet. Die is ook niet voor Nederland alleen weggelegd. Bij de oosterburen zien we ongeveer hetzelfde. Ziet hij die ontwikkeling ook en moeten we daar niet een veel ruimer beleid voor hebben?
Dan nog een laatste opmerking. Ik verwijs nog naar een motie van Egbert Schuurman hier in deze Kamer, onder het kabinet-Balkenende, dat er een aantal crisis gaande was in de samenleving en dat het van de regering gevraagd zou mogen worden om die crises in verband met elkaar te bekijken en dan te zoeken naar hoe we het vertrouwen van een grote groep van de bevolking, dat zo aan het wegdrijven is, op termijn terug zouden kunnen winnen. Dat moet je met meer dan alleen maar een begroting doen.
Minister Rutte:
Daar ben ik het mee eens. Het was ook niet mijn betoog dat je dat met een begroting kan doen of dat één kabinet dat in zijn eentje kan doen. Dat vraagstuk heeft zo veel facetten. Het heeft te maken met opleiding en met inkomenspositie, maar ook met vraagstukken rondom migratie en integratie. Er is vandaag ook wel hier en daar, soms in vrij lompe termen, gesproken over dat je in sommige wijken het mooi kunt vinden dat er een Turkse bakker zit, maar dat er ook wijken zijn die erg veranderd zijn en waar mensen die verandering nauwelijks hebben kunnen meemaken, waardoor ze het gevoel hebben gekregen dat de elite dat niet gezien zou hebben. Wie die elite dan ook precies is en wie zich dan ook aangesproken voelt door dat woord. Ik voel me dat in ieder geval niet, maar goed, anderen zien ons waarschijnlijk wel als elite. Wij zouden dat niet gezien hebben. Alles wat wij aan het doen zijn op het terrein van inburgering, het beperken van migratie en het zorgen dat je open blijft staan voor de echte vluchtelingen, maar in aantallen die behapbaar zijn — het is en-en-en — is nodig om met de samenleving in dialoog te zijn. We moeten zeggen: luister, iedereen heeft zijn taak.
Op de school waar ik lesgeef, waar vooral allochtone kinderen op zitten, heb ik weleens lomp gezegd: je moet je ook een beetje invechten in die samenleving. Als je gediscrimineerd wordt, heb je een keuze. Ik ben tegen discriminatie. Daar zijn ook wetten tegen en ik zal het altijd bestrijden. Maar als het je toch overkomt, ga niet bij de pakken neerzitten. Het is ook onderdeel van een grote groep mensen die van buiten komt die zich invecht. Ik vind dat we de hele samenleving, allochtoon en autochtoon, mogen vragen om niet bij de pakken neer te zitten, om allemaal hun verantwoordelijkheid te nemen en bij te dragen.
Maar dan moeten wij ervoor zorgen dat de wissels goed staan. Een van de wissels die bijvoorbeeld niet goed stond, was die grote instroom van vluchtelingen en het volstrekte gebrek aan aandacht voor serieuze integratie: mensen uitleggen wat onze normen en waarden zijn en in wat voor samenleving ze aankomen. Daar zijn we nu met zijn allen over een breed front, ook de Socialistische Partij, veel harder, zoals sommigen zouden zeggen, of realistischer, zoals anderen zouden zeggen, in geworden. Dat is één aspect van al die aspecten die te maken hebben met het feit dat in deze samenleving, hoewel genivelleerd in de inkomenspositie en hoge uitkeringen, dit toch allemaal gebeurt. Ik vind dat verschrikkelijk en dit kabinet vindt dat verschrikkelijk. Dat is precies pagina 1 en 2 van het regeerakkoord. Die ambitie ligt er, maar u hebt er gelijk in dat wij dat niet in ons eentje kunnen doen. Dat zullen we met zijn allen moeten doen, met de hele maatschappij.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik wil de minister-president toch graag uitnodigen om iets concreter te zijn. Aan de ene kant zie ik een probleem en aan de andere kant een oplossing. Het probleem is een hardnekkige kloof. De Raad van State waarschuwt ervoor. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schrijft dat de winnaars winnen en de verliezers verliezen. 4% blijft structureel achter, 30% voelt zich boos en 35% is onzeker. Aan de andere kant hoor ik de minister-president zeggen: we gaan wat meer geld uitgeven en in dialoog met de maatschappij. Maar ik zie de link tussen het probleem en de oplossing nog niet heel sterk en ik zou graag willen weten wat het kabinet gedaan heeft omdat voornemen uit het regeerakkoord handen en voeten te geven en wat wij nog kunnen verwachten van het kabinet op dit terrein.
Minister Rutte:
Mijn antwoord aan de heer Kox was nou juist dat je dat niet als één coalitie kunt doen. Het "kloven dicht"-programma bestaat niet. Als het zo simpel was, had het vorige kabinet met de Partij van de Arbeid en de VVD dat wel al gedaan. Toen hadden we ook die ambitie. De ambitie is om het probleem te analyseren en aan te pakken, maar dat moet je over een breed front doen. Dat is niet alleen geld. Dat wij bijvoorbeeld extra geld steken in onderwijs of in veiligheid, wijken veiliger maken, is natuurlijk onderdeel ervan. Als we kijken naar de inkomensverdeling, hebben we in Nederland die verschrikkelijke koopkrachtplaatjes. Die hebben natuurlijk ergens een nuttig doel, namelijk de dialoog kunnen voeren over de vraag of we nog steeds vinden dat het meerdere geld op een nette en rechtvaardige manier in de samenleving verdeeld wordt. Vervolgens leidt dat tot een verstarring waar je niet goed van wordt, maar het helpt wel om die dialoog te kunnen voeren. Van de ginicoëfficiënt, waar de heer Brinkman afstand van leek te nemen, word ik inderdaad ook niet vrolijk, maar hij is wel nuttig als startpunt van een discussie over de vraag of wij het in dit land netjes hebben geregeld. Je zult naar al die aspecten moeten kijken: onderwijs, migratie, integratie, inkomensverdeling, veiligheid. Nogmaals, ik haat het woord "elite", ik voel me er niet bij thuis en ik ben het niet, maar anderen zullen u en mij waarschijnlijk wel zo zien. Hoe zorg je ervoor, als je toch even in dat etiket "elite" gaat wonen, dat niet een gevoel ontstaat dat u en ik het voor onszelf goed geregeld hebben, dat wij niet weten wat er in de rest van de maatschappij gebeurt en vervolgens denken "ach, laat dat maar gebeuren"? Dat is precies de ambitie van de eerste pagina's van het regeerakkoord. Maar het is een pretentie, geen arrogantie. Het is niet de arrogantie dat we dat met een programmaatje oplossen. Echt niet. Het is veel ingewikkelder.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het eerste kopje: economie. Er was een aantal vragen. Een sluit aardig aan op een aspect hiervan, namelijk: hoe zit het met de publieke dienstverlening? Mag ik allereerst zeggen dat voor dit kabinet geldt dat wij investeren in alles tegelijk? De belasting moet omlaag. De staatsschuld moet op orde. We investeren in de publieke dienstverlening. We proberen al die dingen tegelijkertijd te doen. Er gaat zo'n 4 tot 6 miljard extra daarnaartoe. Volgens mij is er geen onderzoek nodig naar het belang van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers. Als iemand twijfelt aan hun belang, dan nodig ik die partij uit om onderzoek te doen waarom ze in haar programma daar geld voor uittrekken. Mij lijkt dat onderzoek niet nodig, want het zijn deze groepen die uiteindelijk voor ons allemaal in het veld verschijnen, deze samenleving draaiend houden en zorgen voor de bestuurlijke stabiliteit en de veiligheid. Zij zorgen er ook voor dat wij goed scoren, in vergelijking met andere Noord-Europese landen en Amerika.
Wij moeten in algemene zin vaststellen dat die bestuurlijke stabiliteit en die veiligheid en dat onderwijs ook allemaal bijdragen aan een land waar de bedrijven die je nodig hebt om ervoor te zorgen dat ook al dat geld wordt opgebracht voor de publieke dienstverlening, zich willen vestigen en hier willen blijven. Het is niet voor niks dat wij, als je kijkt naar alle internationale rapporten, steeds in de top vijf, top zes staan van best presterende economieën. Als je optelt en deelt staan we volgens het Financieele Dagblad zelfs op de tweede plaats. Dat is een breed scala aan factoren. Ook de digitale infrastructuur. Ik krijg morgen de baas van Microsoft op bezoek. Hij komt ervoor pleiten dat wij onze digitale infrastructuur op peil houden. Nou, dat komt goed uit. Daar werken we aan, tot en met al die andere aspecten die ik net noemde, van onderwijs tot veiligheid. Dat heeft onze constante aandacht, maar daar een onderzoek naar gaan doen, lijkt mij zinloos.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik ben blij dat de minister-president het met mij eens is dat de publieke sector een belangrijke bijdrage levert aan het vestigingsklimaat. Waar ik nog mee worstel, is dat het kabinet aan de ene kant aangeeft veel te investeren in de publieke sector, maar aan de andere kant er op 2 oktober in Den Haag werd geprotesteerd door leraren, zorg- en politiemedewerkers en dat dit op 10 november weer gebeurt. Zij hebben het gevoel dat er onvoldoende geïnvesteerd wordt in de publieke sector.
Minister Rutte:
Ja, welkom in de politiek, zou ik zeggen. Niet tegen u persoonlijk, maar tegen iedereen die dat vaststelt. Wij maken keuzes in schaarste. Ik begrijp best, als ik het onderwijs werk, dat ik zou willen zeggen: er kan altijd extra geld naar het onderwijs. Nee, want we moeten ook nog investeren in het vestigingsklimaat, lagere belastingen, leraren, zorg, militairen en onze defensiecapaciteit. Dus je moet altijd keuzes maken in schaarste. De hoeveelheid middelen is beperkt. Tegelijkertijd is dit een van de meest expansieve begrotingen van de afgelopen 40 jaar. Je moet echt wel terug naar een verre sociaal-democratische voorganger om aan dit soort cijfers te komen.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
De premier zei net dat je een antenne moet hebben voor de samenleving, anders wordt je als elite weggezet en dan luisteren ze niet meer. Hier mis ik inderdaad echt die antenne. De premier zegt wel heel makkelijk: er is schaarste, dus we moeten kiezen. Zij, in de publieke sector, hebben juist niet het gevoel dat er schaarste is en hebben het idee dat nog steeds niet serieus wordt genomen waar zij behoefte aan hebben. Natuurlijk zijn er uitgaven gestegen, maar dat wil niet zeggen dat er voldoende geld is geïnvesteerd in die extra kwaliteit en het verminderen van de werkdruk. Daar gaat het om. Daar zou de premier naar moeten kijken of dat voldoende is. De vraag is toch of die keuzes wel voldoende scherp zijn gemaakt om die publieke sector, die de premier zegt zo belangrijk te vinden, ook echt voldoende niveau te kunnen laten halen.
Minister Rutte:
Die vraag wil ik eigenlijk beantwoorden door antwoord te geven op de vraag die de heer Engels stelde. Hij zei: je moet het niet allemaal steken in alleen salarisverhoging; kijk ook wat er verder nodig is om het aantrekkelijk te maken om in die sectoren te werken. Met die bocht kom ik bij de beantwoording van uw vraag, want ik ben het daarmee eens. Het is waar dat we deels investeren in het verbeteren van beloning, maar we nemen ook tal van andere maatregelen in de collectieve sector. Kijk bijvoorbeeld naar wat we op dit moment doen in het primair onderwijs. Daar gaat bijna een half miljard, 450 miljoen structureel, naartoe voor het aanpakken van de werkdruk, precies het punt dat u zojuist benoemde. 450 miljoen op de totale begroting voor het basisonderwijs, het primair onderwijs, is heel veel geld. Toch, ik kom overal, net zoals u overal komt, bij werkbezoeken of gewoon omdat je er privé komt. Je spreekt je vrienden. Dus van alle kanten krijg je relevante informatie. Dan zul je altijd horen dat het natuurlijk nog meer zou moeten zijn. Maar een half miljard steken in de verlaging van werkdruk op onze basisscholen, in ons primair onderwijs, is heel veel.
Ik ben het eens met de heer Engels: niet alleen salarissen. Tegelijkertijd zie je ook dat we allerlei niet-financiële initiatieven nemen om het werken in de publieke sector aantrekkelijk te maken. Kijk naar het initiatief van Defensie om het uitwisselen van personeel tussen Defensie en werkgevers in de private en collectieve sector te vergemakkelijken. Kijk ook naar waar Hugo de Jonge en Bruno Bruins, de ministers op het terrein van VWS, mee bezig zijn met het actieprogramma Werken in de Zorg, om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel voor zorg en welzijn en ook dat dat werk aantrekkelijker wordt.
En dan, ook maar weer even een n=1-ervaring: ja, als je met mensen praat, praten ze soms over het inkomen, ze praten regelmatiger over de werkdruk, maar het meest hoor ik het thema waardering. Is er in deze samenleving waardering voor wat wij doen voor jonge kinderen, voor onze ouderen in de verpleeghuizen, voor het feit dat we als we naar het ziekenhuis gaan — ik heb daar laatst ook indirect mee te maken gehad — de spoedeisende hulp werkelijk op topniveau georganiseerd is? Is daar eigenlijk wel waardering voor? Ik denk te weinig. Ook dat is onderdeel daarvan: dat mensen weten dat zij die voor ons allemaal in het veld verschijnen, enorm respect afdwingen bij u en mij.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat is precies wat ze missen. Uit het beleid spreekt te weinig waardering voor de benodigde kwaliteit van het werk dat zij moeten verrichten. Ik denk dat daar die demonstraties ook over gaan. Het gaat niet om meer salarissen. Het gaat om: "wij vinden zelf dat we niet aan standaarden kunnen voldoen waarvan wij vinden dat ze zouden moeten gelden in de publieke sector".
Minister Rutte:
Ja.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Kijk, natuurlijk is er extra geld geïnvesteerd in zowel werkdruk als salarissen, maar het is ook een feit dat ze al jarenlang, tot in de economische crisis, zijn afgeknepen. Het is voor een deel dus ook gewoon herstel. Dan blijft toch het punt: waar kies je voor? Als je 2 miljard extra hebt, omdat een cadeautje niet is doorgegaan, ...
Minister Rutte:
Ik zag 'm aankomen!
Mevrouw Strik (GroenLinks):
... is het dan niet logisch dat je met een deel daarvan toch de publieke sector tegemoet komt, vooral om die kwaliteit weer op niveau te krijgen?
Minister Rutte:
Ik ga uitleggen waarom ik de vraag snap maar het niet eens ben met de conclusie. Dan zou het flauwe antwoord zijn dat wij nu meer in de publieke sector investeren dan eigenlijk welke partij hier ook in haar verkiezingsprogramma had staan. Dat kan omdat we met z'n allen uit de crisis zijn gekomen, gelukkig een sterk groeiende economie hebben en we het ons ook kunnen veroorloven om het te doen. Mevrouw Strik heeft gelijk. We hebben met een totaal, na alle correcties, ombuigingspakket van 46 miljard sinds 2010, en zeker tussen 2012 en 2017, moeten ingrijpen in heel veel publieke sectoren, waardoor onze economie nu wel, zeg ik erbij, twee keer zo snel groeit als die van Frankrijk of België, een vol procent sneller dan die van Duitsland, en twee keer zo snel als die van het Verenigd Koninkrijk. Wij zijn echt de snelst groeiende economie van dit deel van de wereld. Dat komt ook daardoor. Dat leidt nu tot geld dat we kunnen teruginvesteren in die sectoren.
Vervolgens komt dan de politiek. Wij, als politici, hebben de taak om dan alle dingen tegelijkertijd te doen. We kunnen niet alleen zeggen: we investeren nóg meer in de publieke sector. Er komt dan trouwens misschien ook het probleem dat je de mensen niet meer kunt vinden. Kijk alleen al naar de 2 miljard extra die nu naar de verpleeghuizen gaat en hoe moeilijk het is om daar in voldoende tempo ook de mensen naartoe te krijgen om al die banen te kunnen vullen. Maar daar gaat nu 4 tot 6 miljard naartoe. Maar je moet ook kijken naar de rest van Nederland en de inkomens. Dat is de lastenverlichting. Je moet ervoor zorgen dat je overheidsfinanciën blijvend gezond blijven én — en dan kom ik op de vraag — je moet er ook voor zorgen dat je een aantrekkelijk land bent om te blijven investeren. Wij zijn een kleine economie, veel kleiner dan de Britten, de Fransen of de Duitsers. We hebben een kleine thuismarkt, dus wij moeten altijd harder lopen om zo snel te blijven groeien. We hebben gewoon een kleinere thuismarkt. Dus voor bedrijven die zich hier willen vestigen, moet je altijd zorgen voor extra incentives om dat ook te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, een heel kleine interruptie.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat dat vestigingsklimaat prima is. Zeker als je het vergelijkt met de Europese landen op het continent dan hebben wij een lage winstbelasting, dan hebben wij goeie dienstverlening, dan is het niet nodig om bedrijven hier nog verder naartoe te halen. Dus ik hoop dat de premier daar op in wil gaan.
Minister Rutte:
Toch nog even over dat punt. I beg to differ. Het gemiddelde Europese vpb-tarief is 22% en in Nederland is dat 25%. Dat kun je je misschien veroorloven als je Frankrijk of Duitsland bent en je een heel grote thuismarkt hebt waar bedrijven toch wel naartoe komen, maar wij moeten knokken voor de bedrijven. Het is niet vanzelfsprekend dat ze hiernaartoe komen. Natuurlijk, Nederland heeft een aantal waanzinnige kanten. Het feit dat je kinderen op de fiets naar school kunnen, tot en met dat we een compact land zijn met, vandaag even niet maar vaak toch wel, een hele goeie infrastructuur, en alle andere plussen die we hebben, zoals onze meertaligheid. Maar uiteindelijk wordt er ook gewoon gekeken naar wat je belastingtarieven zijn. De verlaging naar 25% die we in het verleden hebben gedaan, kwam voor een groot deel door grondslagverbreding. Dat was niet zomaar een lastenverlichting voor die bedrijven. Ook nu weer is de verdere verlaging alleen voor het laatste stuk een echte lastenverlichting; de rest bestaat grotendeels uit grondslagverbreding om de Vpb te kunnen verlagen.
De voorzitter:
Mevrouw Sent. Ik geef vast mee aan iedereen die gaat interrumperen: u kunt een vraag stellen en nog een kleine vervolgvraag, maar dat is het dan ook telkens.
Mevrouw Sent (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben het met de minister-president eens dat het vestigingsklimaat belangrijk is, dat het aantrekkelijk moet zijn voor bedrijven om hier te komen. Maar is de minister-president het dan met míj eens dat het vooral belangrijk is om bedrijven aan te trekken die veel en goede banen beschikbaar stellen en dat het veel minder aantrekkelijk is voor ons land als we multinationals met een hoofdkantoor en tien werknemers aantrekken?
Minister Rutte:
Die multinationals zijn verantwoordelijk voor 30% van onze investeringen en 20% van de banen in Nederland. Dus een op de vijf banen komt door die grote internationaal werkende bedrijven. Weet u, er zit zo veel achter, zoals de hele toeleveringsindustrie. De beroemde Marokkaanse taxichauffeur in Rotterdam die zei: "die Rutte, dat is een slim kereltje", vanwege het afschaffen van de dividendbelasting. Nou ja, das war einmal. Maar je ziet natuurlijk die hele toeleveringsindustrie van taxi's en schoonmakers, maar ook de hele innovatiesector en alles wat er rond die grote bedrijven zit. Dat zijn niet alleen de advocatenkantoren op de Zuidas, maar ook gewoon heel simpele mkb-bedrijven waar mooie spullen worden gemaakt die toeleverend zijn voor de grote ondernemingen. Je hebt het dus allemaal nodig: je hebt een rijk gestructureerde economie als de Nederlandse, met een paar van de grootste bedrijven van de wereld die er zitten, en een mooie financiële sector en een waanzinnig breed en rijk geschakeerd midden- en kleinbedrijf. Ik denk dat je het allemaal nodig hebt. Natuurlijk ben ik het met u eens dat je niet geïnteresseerd bent in brievenbus-bv's. Dat proberen we ook te ontmoedigen. Dat is dan mijn conflict met Gert-Jan Segers, die naar U2 wil, waarop ik dan zeg: prima band, maar het is wel een brievenbus-bv. Goed, klein grapje, mag wel even.
De heer Kox (SP):
Ter verheldering: de minister-president zegt dat we de vennootschapsbelasting verlagen, maar dat dat geen lastenverlichting is, want het komt voor een groot deel weer terug via de grondslagverruiming. Ik kan dat niet uitrekenen, maar andere mensen in mijn fractie wel. Zij zeggen dat de verlaging 5,7 miljard kost en als we verrekenen wat we via de grondslagverruiming terugkrijgen, zien we dat die maatregel ons uiteindelijk toch 3,9 miljard kost. Dat betekent dat het grootste deel niet terugkomt via de grondslagverbreding. Ik wil dat alleen maar verduidelijkt hebben, want anders denkt deze Kamer dat we het met de ene hand geven en het met de andere hand terugkrijgen. Maar hier geven we met de ene hand drie keer zo veel als wat we met de andere hand terugkrijgen.
Minister Rutte:
De verlaging uit het regeerakkoord bestond grotendeels uit grondslagverbreding. Het stuk wat we nu doen dankzij het niet doorgaan van de dividendbelasting is natuurlijk echt een lastenverlichting. We zouden even moeten kijken of die cijfers tot op de komma kloppen.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Ik houd ook wat moeite met het telkens maar naar boven halen van het begrip "vestigingsplaatsvoordelen". Hebben wij erg veel behoefte aan een veel beter vestigingsklimaat? Wij moeten een goed vestigingsklimaat houden, ook voor bestaande bedrijven en niet alleen voor het aantrekken van bedrijven. Bestaande bedrijven moeten hier ook kunnen bestaan, bijvoorbeeld tegen een redelijke winstbelasting. Maar hebben wij er behoefte aan om veel bedrijven verder aan te trekken? Moeten wij steeds beter worden wat dat betreft? Wij hebben toch al een maatschappij die helemaal vol zit, waar vacatures zijn, waar de steden vol zitten, waar te weinig woningen zijn, waar de infrastructuur overbelast is? Hoeveel willen wij eigenlijk?
Minister Rutte:
Je zal moeten. Wij groeien nu met 3% en we hebben nauwelijks bevolkingsgroei. Dus waar normaal gesproken je economische groei in belangrijke mate voortkomt uit bevolkingsgroei, is er ooit gezegd: met die kleine bevolkingsgroei van Nederland kom je nooit meer aan groeicijfers van 2,5% tot 3,5%. Het feit dat het nu lukt, is deels natuurlijk een na-ijlen van de crisis. Wij zijn een exportgedreven economie, dus wij komen altijd pas later op gang qua economische groei. Maar die gaat nu al een aantal jaren spectaculair goed. Dat heeft er naar onze overtuiging ook mee te maken dat de overheid heeft hervormd, kleiner is geworden en minder belastend is op de totale economie.
Maar als je vervolgens niet meedoet in de strijd om de vestigingsplaats van bedrijven en om de plaats waar talent in de wereld naar toe wil gaan, dan verarmt het heel snel. Het vertrekken van heel grote bedrijven of het niet meer aantrekken van grote bedrijven is schadelijk voor Nederland. Het feit dat een groot bedrijf als Booking.com in Nederland zit, betekent natuurlijk heel veel banen en heel veel nationaliteiten, wat er uiteindelijk toe leidt dat Amsterdam als geheel een aantrekkelijker plek is om je te vestigen, maar daar komen weer heel veel bedrijven omheen. Het feit dat het EMA, het Europees Medicijnenagentschap, naar Amsterdam komt, leidt nu al tot een hele waaier aan interesse van bedrijven in de farmaceutische industrie die naar Amsterdam willen komen. Dan heeft u natuurlijk gelijk dat zich vervolgens een probleem voordoet, namelijk: hoe vang je dat allemaal op, Engelstalig onderwijs, wegen, huizen? Dat zijn allemaal opdrachten die je hebt. Daarom moet je ook proberen mensen voor andere plekken in Nederland te interesseren. Je ziet nu de regio's Amersfoort, Zwolle, en Eindhoven, dat al heel snel groeide, in belang toenemen. Ik voorspel dat dat ook meer naar het noorden, richting Leeuwarden en Groningen zal gebeuren. Dat is onvermijdelijk en dat is goed. En uiteraard het oosten, dus Twente. Sorry Ank.
De voorzitter:
Meneer Ten Hoeve, eentje nog, een kleine, korte interruptie.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Toch blijft dat een keuze voor groei, voor altijd maar door te willen groeien. Er zal een zekere ontwikkeling in de maatschappij moeten zitten om het niveau van welvaart te handhaven. Ik denk dat dat onvermijdelijk is. Maar er ligt wel een keuze hoe ver je daarmee wilt gaan. Een keuze voor te veel levert ook te veel nadelige effecten op, naar mijn gevoel. Hoe vinden we de balans daarin? Dat schiet naar mijn gevoel makkelijk door.
Minister Rutte:
Die snap ik en dat is ook een debat wat we moeten voeren. Het moet goede groei zijn, het moet duurzame groei zijn, we zitten niet te wachten op grote vervuilende industrie in Nederland of industrieën die de dierenrechten schenden. Daar zit je allemaal niet op te wachten. Het moeten nette, fatsoenlijke en zoveel mogelijk op groene en duurzame groei gerichte bedrijven zijn. Dat is het soort economie wat je wilt zijn: niet alleen diensten, maar ook maakindustrie. Ik vind de kracht van Nederland dat wij de laatste jaren ook weer een grotere maakindustrie aan het ontwikkelen zijn en ook in engineering op een niveau zitten waarop we de Duitsers naar de kroon kunnen steken. Maar als je het niet doet, is stilstand echt achteruitgang. Het feit dat we nu groeien met deze groeicijfers betekent ook dat onze werkloosheid hopelijk verder kan terugzakken naar het niveau van begin deze eeuw. We zitten nog niet op de laagste werkloosheid die we toen hadden. Er zijn nog steeds jongeren die geen baan hebben, er zijn nog steeds mensen, ook op hoge leeftijd, die aan de slag zouden willen komen en nog geen baan hebben, dus we zijn er echt nog niet. Maar ik ben het met u eens: je zult ervoor moeten zorgen dat dat in balans blijft.
De heer Koffeman i (PvdD):
In aansluiting daarop: ik meen de minister-president gezien te hebben toen hij een contract tekende met de vertegenwoordigers van AliExpress, die in den vervolge hun prullaria op Lelystad kunnen laten landen. Of heb ik dat gedroomd?
Minister Rutte:
Ik weet niet. We doen zo veel.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar stel dat dat gebeurd is — ik denk bijna zeker te weten dat dat zo is — dan kun je toch niet volhouden dat het een versterking van de Nederlandse economie is als er een Chinees postorderhuis op Lelystad massaal prullaria komt dumpen waarvan de Chinese regering de portokosten voor haar rekening neemt en waarvan je zegt: geweldig, we hebben goede handel binnengehaald? Maar dat is voor de Nederlandse economie natuurlijk de doodsteek en voor de mensen die rondom vliegveld Lelystad wonen natuurlijk al helemaal.
Minister Rutte:
Neem nou een provincie als Limburg: 12,5% van de Limburgse economie is direct afhankelijk van de logistiek. Het hele zuiden van Brabant langs de grens met België is voor 10% tot 15% afhankelijk van de logistiek. Dat is een waanzinnig grote sector, die we vreselijk veel beter doen dan de omliggende landen. Daarom willen ze hier ook naar toe. Natuurlijk wil je gateway zijn naar Europa. En we kunnen toch niet per vliegtuig vaststellen of daar mooi legospeelgoed of rommel in zit? Zo ver gaat onze invloed ook niet.
De voorzitter:
Nog één opmerking, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Zeker, voorzitter. Maar je kan op een gegeven moment een zo groot belang toekennen aan de logistiek, dat Nederland onder een grote transportband komt te liggen van alles wat wij willen doorvoeren naar de rest van Europa en waar we in Nederland eigenlijk heel weinig aan hebben.
Minister Rutte:
Maar dan ga ik toch proberen om daar de realiteit naast te zetten. We hebben het beste gezondheidsstelsel van Europa, en daarmee misschien wel van de wereld. We hebben het beste pensioenstelstel van de hele wereld, zo bleek dit weekend. Toch wordt er hard aan gewerkt. Onze uitkeringen behoren tot de hoogste van de wereld. We hebben in Nederland een unieke combinatie gevonden van vrije, ondernemingsgewijze productie, het kapitalisme, en een heel sterk sociaal model, wat heeft geleid tot die topkwaliteit van onze gezondheidszorg en onze sociale zekerheid. Maar dat moet wel betaald worden. Stel dat we ervoor zouden kiezen — niet dat de heer Ten Hoeve dat zegt — om te zeggen: we gaan maar een beetje terug in economische groei, want het hoeft niet zo snel; laten we een beetje gaan vertragen. Dan heeft dat werkelijk grote gevolgen voor al die andere arrangementen. Dan is het geld er niet meer, en dan is er ook niet meer de luxe om te kunnen zeggen: gaan we 4 of 6 miljard extra investeren in onze publieke sector? Nee, dan is dat geld er simpelweg niet. Dan verarmt het land.
Je zult het dus echt en-en moeten doen, maar wel op zo'n manier dat je het als klein land van 200 bij 300 kilometer met zo veel mensen en zo veel economische groei planologisch ook nog allemaal goed inpast et cetera. En daar is Nederland ontzettend goed in. Ook daarin behoren we tot de beste landen van de wereld. Als ik op die handelsmissies ben, zijn ze zo geïnteresseerd in ons omdat wij die compacte steden hebben, omdat we dat hele smart-city-denken hebben ontwikkeld. Daar zijn ze verschrikkelijk in geïnteresseerd in de rest van de wereld. Dat zijn allemaal exportproducten geworden. Wij kunnen dat dus echt goed doen. Als je dat niet wilt — dat is een keuze — dan krijg je een ander soort economie, maar dan zijn de belastinginkomsten er ook niet meer om al die mooie dingen te betalen.
Voorzitter. Er komt geen separaat wetsvoorstel voor de verlaging van de vennootschapsbelasting. Dat zit in een totaalpakket waarin alle plussen en minnen zitten op de maatregelen voor het bedrijfsleven. Dat was een vraag.
De heer Brinkman vroeg: kun je dit nou ook doorzetten? Hij zei: je neemt nu allerlei maatregelen voor de infrastructuur, justitie en veiligheid, maar is dat geld er ook op langere termijn, ook als er budgettaire tegenwind is? Zo verstond ik zijn vraag. Ik ga niet herhalen hoe goed we er op dit moment voor staan. Natuurlijk kan het ook weer een keer minder worden, maar de ruimte is er nu om te investeren en te intensiveren, waarbij de thema's die de heer Brinkman noemde, infrastructuur, justitie en veiligheid, en daarnaast natuurlijk het onderwijs en het klimaatbeleid onze topprioriteit zijn. We hebben in de crisis ingegrepen, en nu hebben we een begrotingsoverschot en zien we dat onze staatsschuld onder de 50% zakt en de komende jaren verder zal blijven zakken. Dat is de verwachting. Ik denk dat we juist daarom ook klappen kunnen opvangen. Als er een plotselinge economische crisis zou uitbreken, zouden wij 10% of 20% van het nationaal inkomen kunnen lenen, en dan zitten we nog onder de 60% die is afgesproken in het Stabiliteits- en Groeipact. Kom daar maar eens om in Rome, waar de schuld op 130% staat.
Maar ik verstond de vraag van de heer Brinkman ook zo dat hij zei: pas nou op dat je de economische groei niet helemaal uitgeeft; blijf ook steeds verder doorwerken om de staatsfinanciën gezonder te maken. Daar voorziet het Stabiliteits- en Groeipact ook in. Dat was feitelijk ook een vraag van de heer Schalk. Hij zei: had je die 1,9 miljard uit de dividendbelasting niet moeten steken in een verdere verlaging van de staatsschuld en een verhoging van het overschot? Ik denk dat we nu een goede balans hebben, maar ik ben het met hem eens, en bij implicatie ook met de heer Brinkman, dat we natuurlijk zullen moeten zorgen dat de overheidsfinanciën zich bestendig blijven ontwikkelen. Maar we behoren nu wel tot de gezondste van Europa. Onze staatsschuld is de helft van de Belgische en de Franse, en ligt ook ver onder de Duitse. Dat biedt dus ook mogelijkheden.
De heer Schalk i (SGP):
Ja, dat is prachtig, al die landen, maar de Nederlandse kinderen, de volgende generatie, zitten ermee. Als we nu misschien 10% zouden kunnen lenen, zitten we nog steeds onder de 60%, maar dat moet natuurlijk niemand willen. Je zou toch moeten proberen om zo ver mogelijk naar beneden te zakken? Want we hebben net een crisis achter de rug, en we kunnen er nog een keer een krijgen. Dat zou zomaar kunnen. En we weten niet hoe lang en hoe diep die zal zijn.
Minister Rutte:
Eens. Op zich is dat ook het goede van de Europese afspraken. Je moet niet alleen onder de 3% zitten; daarna moet je ook stap voor stap je begroting verder verbeteren. Je moet op de lange termijn naar een houdbaarheidsoverschot en noem maar op. Er zijn tig parameters waar je aan moet voldoen. Dat doen we op dit moment ook allemaal. Tegelijkertijd is er toch de ruimte om deze extra investeringen te doen. We komen dit jaar echt weer uit op een heel aardig overschot op de begroting, denk ik. Dat leidt natuurlijk direct tot een verdere verlaging van de staatsschuld, die als percentage van het inkomen toch al terugliep, omdat de economie aan het groeien is. Ik denk dus dat het allebei kan. Als je alles nu alleen zou steken in het aflossen van de staatsschuld en niet deze kansen aan zou grijpen om de publieke sector en in dit geval ook het investeringsklimaat verder te versterken ... Het is iedere keer de vraag van de kip met de gouden eieren: wat moet ik doen om die kip te voeden om ook in de toekomst die gouden eieren eruit te halen, en hoe voorkom ik dat ik op een gegeven moment het laatste gouden ei heb? Die balans moeten we blijven zoeken.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik hoor de minister-president de gezondheid van onze reële economie prijzen. Kan hij nog reflecteren — misschien komt hij daar nog aan toe — op de verhouding tussen de financiële en de reële economie, het feit dat de bankensector drie keer zo groot is als de reële economie en daarmee een waterhoofd is dat ongelofelijke risico's voor de reële economie met zich meebrengt?
Minister Rutte:
Het is alsof u mijn beantwoording allemaal al hebt liggen, want dit was de volgende vraag die ik wilde beantwoorden. Dus dank, mevrouw Sent. Uw vraag ging ook over lessen uit de vorige crisis en wat je moet doen om te zorgen dat banken een minder groot risico vormen, met hogere buffers et cetera. Toen de crisis uitbrak in 2008-2009, waren de banken ongeveer vijf keer zo groot als onze economie. Het is nu al een stuk minder. Ik denk dat u gelijk hebt: ze zijn nu drie à drieënhalf keer zo groot als onze economie. Dat is nog steeds heel veel. Dat komt ook doordat wij een open, internationaal exporterende economie zijn, met een paar hele grote banken die ook weer wereldwijd werken. Daar heeft het Nederlandse bedrijfsleven ook heel veel baat bij. Maar het brengt ook een risico met zich mee, want als het mis zou gaan, moeten wij dat ook voor een deel weer oplossen. Daarom zijn er natuurlijk allerlei eisen gesteld om de buffers op te hogen, en zijn we in de Europese bankenunie bezig om de staten en de banken van elkaar te scheiden via de opbouw van het Single Resolution Fund. Dat is allemaal heel erg belangrijk. Tegen iedereen die tegen mij zegt "is die euro nou zo'n goed idee?" zeg ik: laten we één argument gebruiken. Stel dat we in 2008 met een bankensector van vijf keer onze economie dat kleine muntje hadden gehad. Wat was er bij die crisis gebeurd als we de gulden nog gehad hadden? Ik denk dat de kans heel groot was geweest dat we toen kapot waren gespeculeerd. Dankzij de euro is dat niet gebeurd, omdat we ingebed zaten in dat grote eurosysteem.
Maar uw vraag is relevant. Er is heel veel werk verzet. De minimale kapitaal- en liquiditeitseisen zijn verhoogd. Europees hebben we afgesproken dat investeerders, en niet overheden, het eerst de verliezen moeten opvangen; dan gaat het om de bail-inable buffers. Verder is er dankzij de bankenunie nu ook sprake van een betere coördinatie en harmonisatie. Dat gaat door. Ik moet op dit punt zeggen dat het spannend wordt of het later dit jaar in het kader van het verder voltooien van de bankenunie allemaal gaat lukken om te werken aan het verder terugdringen van probleemleningen en het verder opbouwen van de buffers voor bail-in. Dat, plus nog een paar dingen die we willen, zijn voorwaarden voor Nederland om uiteindelijk te kunnen zeggen dat het ESM, het Europese stabilisatiemechanisme, ook een backstop zou kunnen zijn voor het Single Resolution Fund. Maar dat is dus echt nog wel even spannend. Het Baselse comité heeft in december vorig jaar een akkoord bereikt over de afronding van het kapitaalraamwerk Basel 3, ook wel Basel 4 of Basel 3,5 genoemd. Daarmee komt er meer eenheid in de berekening van risicogewogen activa van banken. Daar zetten we ook volledig op in.
Misschien mag ik hier meteen een vraag bij betrekken van de heer Kox. Die ging ook over banken en over het vraagstuk van de bankensector in Nederland. Hij noemde alle voorbeelden die we recentelijk gezien hebben. Daar zou ik tegenover willen plaatsen dat we de banken ook heel hard nodig hebben. Ze zijn belangrijk voor onze economie. Het zijn onze kapitaalverstrekkers. Ze hebben tegelijkertijd een zeer grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dus ook dat zij misbruik van hun dienstverlening moeten voorkomen en dat ze zich maatschappelijk betamelijk moeten gedragen. Laten we ook vaststellen dat DNB de afgelopen jaren hard heeft opgetreden waar dat nodig was, onder andere door hard te handhaven. In het geval van ING — dat is ook aan de overzijde, in de Tweede Kamer, uitvoerig behandeld — heeft het Openbaar Ministerie gekeken of ook individuele personen vervolgd konden worden. Maar daar was toen onvoldoende basis voor, omdat individuen gedeeltelijk betrokken waren, en omdat het ook het systeem binnen ING was dat deze overtreding mogelijk maakte. Wat betreft het specifieke voorbeeld van ING snap ik dus wat het OM daar deed en hoe het allemaal gelopen is.
Maar het algemene punt van de heer Kox dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen en zich bewust moeten zijn van hun grote maatschappelijke positie deel ik zeer. Tegelijkertijd — dit gaat niet in tegen de heer Kox — wil ik hier ook het pleidooi houden dat we blij moeten zijn als we een sterke financiële sector in het land hebben, want die zorgt voor de zuurstof voor de verdere economische groei. We hebben in Nederland natuurlijk al de strengste bonusregels van Europa. Verder studeert de minister van Financiën op dit moment op nog drie wettelijke maatregelen die betrekking hebben op de vaste beloning. Die zijn inmiddels openbaar in consultatie. Het debat erover vindt verder aan de overzijde plaats en later dit jaar ook hier, neem ik aan, als het via wetgeving loopt.
De heer Kox (SP):
Het is inderdaad niet aan ons om in de beslissingen van het Openbaar Ministerie te treden. Maar wat voor een impact heeft het op onze bevolking dat twee grote banken, die het er goed van afgebracht hebben omdat de Staat ze te hulp schoot toen ze het moeilijk hadden, allebei voor driekwart miljard worden aangeslagen omdat ze zaken hebben gedaan die niet deugen? Van de week kreeg Klaas O. te horen: ga maar zes jaar in de gevangenis zitten. Ik treed ook niet in dat vonnis; het zal allemaal wel goed zijn. Ik vroeg me alleen wel af wat het verschil is tussen een plaatboef en de elite, die in dit geval voor driekwart miljard wordt beboet omdat zij willens en wetens zaken heeft gedaan die niet deugen. Wat doet dat met het vertrouwen van met name dat deel waarover ik het net had, dat toch al niet zoveel vertrouwen heeft in de rechtspraak, de politie, de regering en het parlement? Wat doet dat met het vertrouwen? Dat was mijn vraag. Ik vroeg u niet alleen of het mocht, maar ook of het deugde.
Minister Rutte:
Over de vergelijking met die betrokkene en deze week ga ik niets zeggen, want een en ander heeft natuurlijk met uitspraken te maken. Ik zou die vergelijking ook niet gemaakt hebben. Laten we teruggaan naar de banken, want daar hadden we het over. Die vergelijking is voor ons debat ook niet nodig. Hoe dan ook, ik baal daar ongelooflijk van. Dat is niet heel parlementair gezegd. Ik erger me daar zeer aan. Ik vind het zeer ... Luister, alle actoren in onze samenleving en alle bedrijven die van goede wil zijn, zijn mij allemaal even lief, dus van de bijstandsmoeder die uit de uitkering aan de slag wil tot en met Shell dat investeert in grote, innovatieve duurzame projecten. Dat heb ik ook in de Tweede Kamer gezegd. Ik ga ervan uit dat we ons allemaal gehouden voelen aan een aantal basale normen en waarden. De heer Kuiper heeft daar in zijn eerste termijn heel mooi over gesproken. Ik ga ervan uit dat die ook voor deze bedrijven leidend zijn. Daarom vind ik het buitengewoon schadelijk als grote instellingen dat niet doen.
Tegelijkertijd moet ik vaststellen dat het systeem in die zin werkt dat er wordt opgetreden, dat er boetes worden opgelegd en dat er boete wordt gedaan. Natuurlijk, op alles wat er gebeurt in onze samenleving zullen u en ik en alle andere Nederlanders een reactie hebben. Zij zullen daar iets van vinden. Tegelijkertijd is het wel van belang om vast te stellen dat het werkt en dat we met elkaar maatregelen nemen om dat te voorkomen. Ik wil alleen voorkomen daarin te gemakkelijk mee te gaan door te zeggen: en daarmee is zo'n hele sector niet oké. Die sector doet namelijk hele goede dingen. Die hebben we ook verschrikkelijk hard nodig voor de groei van onze economie en onze welvaart. Dit moet wel in balans blijven.
De heer Kox (SP):
Zou de minister-president het dan samen met de minister van Justitie en Veiligheid de moeite van het overwegen waard vinden dat we in de toekomst wel strafrechtelijk kunnen optreden tegen dit soort grote overtredingen die nu stuiten op het feit dat we niet iemand persoonlijk aansprakelijk kunnen stellen? Is dat op zijn minst iets waarover het kabinet na wil denken?
Minister Rutte:
Dat debat is volgens mij ook gaande aan de overzijde. Ik dacht dat dat vorige week was. Ik weet niet precies wat de stand van zaken in dat debat is, maar binnenkort wordt dat weer voortgezet.
Dan is er nog het wetsvoorstel van mevrouw Keijzer over de "wurgcontracten" voor winkeliers in winkelcentra. Dat is niet mijn woord, maar de heer Schalk refereerde er op die manier aan. Daar wordt op dit moment aan gewerkt, zodat winkeliers niet eenzijdig kunnen worden gedwongen om open te gaan op de dagen en tijden waarop ze dat niet willen. Ook kunnen ze dankzij het wetsvoorstel niet eenzijdig worden gedwongen om de winkel te sluiten als ze dat niet willen. Daarmee grijpen we niet in in de contractsvrijheid door afspraken over openingstijden uit te sluiten; partijen moeten daar afspraken over kunnen maken. Dit wetsvoorstel zit nu in de internetconsultatie. Dat betekent overigens niet dat een ondernemer die er zelf voor heeft gekozen om een contract te tekenen waarin staat dat de winkel op zondag open moet, zich daar in de toekomst niet meer aan hoeft te houden. Dat verandert niet.
Ik kom bij de arbeidsmarkt. Daar spelen heel veel zaken. Het is natuurlijk een heel groot ... Dit kabinet is ook weer een hervormingskabinet. Tja, dat blijft nu eenmaal zo in Nederland. Ook als er geen crisis is, moet er tegenwoordig worden hervormd om onze grote arrangementen op de toekomst te blijven afstemmen, of dat nu de gaswinning, de pensioenen, de arbeidsmarkt of, uiteraard, het klimaat is. Het zijn allemaal heel grote thema's, waaronder er nog wel tien liggen. Maar op de arbeidsmarkt staan er een paar hele grote dingen op stapel. Zo wordt er aan het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans gewerkt, waar de regeerakkoordmaatregelen in zitten om de arbeidsmarkt te moderniseren en om vast minder vast te maken en flex minder flex. Ook zit daarin dat de keuze voor het type contract bewust is en dat iemand die op de juiste gronden maakt. Je wil namelijk een arbeidsmarkt die voor iedereen werkt. Je wil dus dat er contracten kunnen worden gesloten bij de bepaalde typen dienstverbanden die mensen willen en dat die zowel voor werkgevers als werknemers werken. Dat betekent aanpassing van de transitievergoeding, differentiatie van de WW-premie na arbeidscontract en introductie van een cumulatiegrond in het ontslagrecht. Aan al die zaken wordt verder gewerkt. Ze staan in het regeerakkoord. Nu liggen ze weer bij het kabinet, nadat ze eind juni naar de Raad van State zijn gestuurd. Ik verwacht eigenlijk dat we ze begin november naar de Tweede Kamer gaan sturen.
Daarnaast zijn we bezig met het zzp-dossier, uiteraard een ontzettend lastig onderwerp. Daarvan weten we allemaal ongeveer wel wat we willen. Binnen een zekere bandbreedte kan er nog wel discussie zijn, maar vervolgens moeten we het ook nog allemaal mogelijk maken. Onderdeel daarvan is dat schijnzelfstandigheid wordt tegengaan en dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden beschermd. De laatste stand-van-zakenbrief van Wouter Koolmees, de minister van Sociale Zaken, was van 22 juni jongstleden. Het is echt ingewikkeld. Vandaag hebben we er toevallig ook weer over gesproken. De afspraak is dat de minister voor het einde van het jaar wederom een brief zal sturen met een update. Dat is niet omdat we daar in de coalitie gedoe over hebben, maar puur omdat het gewoon technisch ingewikkeld is om dit op te lossen. In de brief van 22 juni jongstleden is overigens ook aangekondigd dat er een onafhankelijke commissie wordt ingesteld die zal kijken naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en die in brede zin zal adviseren over die arbeidsmarkt. Dan gaat het om arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit voor de middellange en de langere termijn. Deze commissie wordt binnenkort ingesteld.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik begrijp dat die WAB, de Wet arbeidsmarkt in balans, het enige wetsvoorstel is wat nu op ons afkomt. Ik kijk met spanning uit naar de volgende brief van de minister over de zzp'ers. Er is wel een heel prangend probleem dat wetswijziging behoeft en dan met name het punt dat velen van hen in financieel precaire situaties zitten omdat ze geen pensioenvoorziening en geen verzekeringen hebben. Het belangrijkste zou dus zijn dat deze groepen zzp'ers in ieder geval verzekerd worden van toegang tot pensioenvoorzieningen en verzekeringen. De vraag is wat het kabinet daarmee gaat doen. Kunnen wij zo'n wetswijziging tegemoetzien? Het gaat echt om de financiële houdbaarheid van hun situatie. We hebben het over anderhalf miljoen zzp'ers!
Minister Rutte:
Dat is één aspect van het hele vraagstuk rondom het zzp-dossier. Het kabinet is nog niet bevallen van een compleet stuk, maar niet omdat we daar gedoe over hebben. Er is geen gedoe over. Ik zeg dit nogmaals, anders wordt zo het spannend voor het journaille op de tribune. Het is gewoon ingewikkeld, technisch ingewikkeld. Het kost daardoor echt nog wel enige tijd. Al dit soort aspecten zijn onderdeel van die discussie. Voor een deel wordt daar ook aan gerefereerd in het regeerakkoord. Voor een deel zijn we het erover eens en voor een deel zullen we het er niet over eens zijn, omdat er ook een aantal politieke keuzes in zitten. Hoe dan ook, ik vind het ingewikkeld om nu deelvragen te beantwoorden over de richting waarin de discussie gaat terwijl we nog niet klaar zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, tot slot.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dit is wel iets wat al jaren hoog op de agenda staat, ook van de sociale partners. We krijgen brieven, maar dit behoeft echt dringend wettelijke regeling. Het akkoord zegt die ook toe. Mijn vraag is toch een beetje wanneer wij kunnen verwachten dat er daadwerkelijk een wetswijziging naar ons toe komt om dit te regelen. Ik denk namelijk echt dat er haast is geboden. Zoveel tijd heeft het kabinet nu ook weer niet meer.
Minister Rutte:
Nou, we hebben nog wel drie jaar te gaan.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Zonder dreigende taal uit te slaan, maar ik bedoel ...
Minister Rutte:
We hebben nog een kleine drie jaar te regeren.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De tijd gaat snel en een wetswijziging heeft ook haar tijd nodig. Vandaar de vraag wanneer wij iets kunnen verwachten.
Minister Rutte:
Zo snel mogelijk. Ik ga geen datum prikken, want daaronder ligt de ingewikkeldheid van een aantal dingen die we in het regeerakkoord willen, waarvoor volgens mij ook maatschappelijk een breed draagvlak bestaat: de vraag hoe je schijnzelfstandigheid tegengaat, hoe je het voor de echte zzp'ers makkelijk maakt om zzp'er te zijn en hoe je zorgt voor een gerechtvaardigde mate van rechtszekerheid over je positie. Natuurlijk spelen de aspecten die u noemt in meer of mindere mate ook een rol, maar laat ik niet op een deel gaan reageren zonder dat we over het totaal hebben kunnen besluiten. Het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans is overigens echt een groot wetsvoorstel dat raakt aan het geheel van de verdere arbeidsmarkt waar het gaat om de balans tussen flex en vast.
De voorzitter:
Mevrouw Sent. Na uw interruptie wil ik graag de minister-president de gelegenheid geven om voortgang te maken met zijn betoog. Ik verzoek u allemaal om dan enige tijd u te onthouden van interrupties.
Minister Rutte:
Heerlijk!
Mevrouw Sent (PvdA):
Het verbaast me toch een beetje. De minister-president begon dit blokje met te zeggen dat dit kabinet een hervormingskabinet is. Wij vroegen om urgente problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken, zoals de scheefgroei tussen vaste werknemers en zzp'ers. Zoals mevrouw Strik zei, heeft maar 20% van de zzp'ers een arbeidsongeschiktheidsverzekering en spaart 25% niet voor een pensioen. Dat zijn urgente problemen, die het ook lastiger maken om de financiering van de verzorgingsstaat te handhaven. Ik zou toch wel wat meer urgentie willen voelen om ervan overtuigd te raken dat dit een hervormingskabinet is. Vooralsnog ben ik daar niet van overtuigd.
Minister Rutte:
Het flauwe antwoord zou zijn dat het vorige kabinet, dat er vijf jaar zat, dit niet heeft opgelost, terwijl dit kabinet er pas een jaar zit. Maar dat is het flauwe antwoord. Het echte antwoord is dat het ingewikkeld is. Dat wisten we de vorige keer ook al. Je zit met Europeesrechtelijke vraagstukken en niet alles wat je wilt, kan onmiddellijk. Het moet ook echt houdbaar zijn. Maar ik ben het met u eens. Het is niet zo dat wij achterover geleund in de zon zitten en denken: ach, laten we nog eens een maandje extra nemen. Er wordt vreselijk hard aan gewerkt. Er zitten wat mij betreft twee aspecten aan. Het ene is dat hele zzp-dossier. Het andere is de balans in de arbeidsmarkt als geheel. Op dat punt staan we echt vlak voor het aan het parlement toezenden van een wetsvoorstel. Dat is een groot wetsvoorstel, echt een van de grote hervormingen die dit kabinet doorvoert. Daar zijn wij nu heel dicht bij.
Voorzitter. Er was nog een vraag over het salaris. We zijn het er met zijn allen over eens dat een fatsoenlijk salaris relevant en zeer belangrijk is. Het is ook belangrijk om in de arbeidsmarkt op dat punt het nodige evenwicht te bereiken. In december 2017 is in een brief van Wouter Koolmees, de minister van Sociale Zaken, al geconcludeerd dat een goed functionerende arbeidsmarkt het beste te bereiken is door hierover het gesprek te voeren, ook vanuit de verschillende deelonderwerpen. De vraag was eigenlijk: moet er niet een breed soort Sociaal Akkoord van Wassenaar komen? Ik snap de romantiek daarvan. Het heeft toen waanzinnig gewerkt. Het vorige kabinet heeft in 2013 ook nog een alomvattend sociaal akkoord gesloten. Ik meen oprecht dat daar nu niet het antwoord zit. Je moet zo'n sociaal akkoord sluiten over de volle breedte als de tijd daar rijp voor is en als de onderwerpen dat ook noodzakelijk maken. Wouter Koolmees en het kabinet praten nu over de pensioenen en uiteraard over allerlei andere dossiers, zoals de Ziektewet, de WIA et cetera, zonder noodzakelijkerwijs te proberen dat tot een soort groot alomvattend iets te maken. Ik denk op dit moment dat het dan door het gewicht van de zaak allemaal in elkaar zou zakken en dat je het beter in deelakkoorden kunt doen.
Er is ook een vraag gesteld over de arbeidsdeelname van mensen. Ik maak daarbij maar even het volgende onderscheid. Je hebt aan de ene kant de brede aanpak om te zorgen dat mensen een baan krijgen, waardoor de toenemende krapte op de arbeidsmarkt ook wordt verminderd. Daar spraken we ook al even over in het kader van de investeringen in zorg en onderwijs. Het gaat daarbij ook om het aantrekkelijk maken van werk. Dat heeft ook te maken met matching tussen werkgevers en werkzoekenden, ook in de verschillende regio's, en met investeren in persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden, het begeleiden van die groepen, ook 55-plussers en mensen met een migratieachtergrond, die soms nog extra aandacht nodig hebben. Daar hoort ook onderwijs bij. Daar hoort ook de gedachte bij dat een leven lang leren ook echt een leven lang leren is en niet alleen een mooie titel van een rapport.
Aan de andere kant is er het vraagstuk van mensen met een arbeidsbeperking. Staatssecretaris Tamara van Ark is gestart met een breed offensief om ook hen in grotere aantallen aan het werk te helpen, om het aantrekkelijker en eenvoudiger te maken om die mensen aan te nemen en om het voor die mensen zelf aantrekkelijker te maken om te gaan werken of om meer te gaan werken. Dat past ook wel weer bij het soort samenleving dat we, denk ik, breed in deze Kamer voor ogen hebben: iedereen, jong of oud en wel of niet met een arbeidsbeperking, is even waardevol en iedereen wil je een kans geven om in deze samenleving volledig mee te draaien. Daar zijn we zeer voor gemotiveerd als kabinet. Ik weet dat dat hier breed gesteund wordt.
De discussie over de zware beroepen speelt ook al heel lang. Daar is eindeloos over gesproken met de sociale partners. Eigenlijk moeten we met elkaar concluderen dat het gewoon niet vast te stellen is. Dit is ook een taak, vind ik maar vindt ook het kabinet, van de sociale partners zelf. Het is dus ook een taak van de werkgevers, misschien wel meer dan van de werknemers. De werkgevers kunnen niet zeggen: ik heb deze man of vrouw nu zo veel jaren in ploegendienst gehad, maar nu is die op, doet u mij een ander. Nee, bij het kijken naar hoe je in je onderneming het arbeidsmarktbeleid en je werkgeversrol invult, moet je ook kijken hoe je mensen kunt omscholen naar een ander type werk of hen uit de ploegen kunt halen en hoe je hen op een fatsoenlijke manier tot hun 66ste of 67ste kunt laten werken. Ik vind niet dat we daar te snel aan moeten toegeven. In het regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet hier ook aan bijdraagt, door belemmeringen weg te nemen, bijvoorbeeld op het terrein van deeltijdpensioen en met generatiepactregelingen. Dat zullen we ook doen in het kader van de bredere set van afspraken over de oudedagvoorziening.
Voorzitter. Dat brengt me de koopkracht. Dat ligt natuurlijk ook in het verlengde van de arbeidsmarkt. Ik heb daar net al iets over gezegd in het kader van de salarissen. Daar is een aantal vragen over gesteld. Laat ik allereerst vaststellen dat het goede nieuws is dat 96% van de Nederlandse huishoudens er naar verwachting volgend jaar in koopkracht op vooruitgaat. Dat zijn echt cijfers die we heel lang niet gezien hebben. Daarnaast moet je natuurlijk heel goed bekijken hoe je alle groepen kunt bereiken. Van mensen die geen inkomstenbelasting betalen, kun je natuurlijk niet met een verdere lastenverlaging de netto-inkomenspositie verbeteren. Daar moet je weer andere dingen voor doen. Daarom zorgen we er ook voor, naast het verlagen van de lasten, dat we de kinderbijslag, de kinderopvangtoeslag en de zorgtoeslag voor paren verhogen. Daardoor komt het ook dat in de volle breedte Nederlanders erop vooruitgaan vanaf 1 januari.
De heer Schalk stelde een vraag over de eenverdieners, die onder druk staan. Hij wees op het rapport van het Centraal Planbureau, vooral op de eerste twee zinnen van de samenvatting daarvan. Een paar dingen daarover, en daar zit een paradox in. In de eerste plaats is uitgangspunt van het kabinetsbeleid dat eenverdieners volwaardig meeprofiteren. Je ziet in de koopkrachtcijfers voor eenverdieners dit jaar dat ze beter af zijn dan andere groepen. Door het vlakkere tarief in het tweeschijvenstelsel komt de fiscale behandeling van de een- en de tweeverdieners ook meer in evenwicht. Het maakt dan uiteindelijk minder uit of het gezinsinkomen met één of met twee personen wordt verdiend. De eenverdieners hebben ook profijt van het verhogen van de afbouwgrens in het kindgebonden budget voor paren en het verhogen van de zorgtoeslag voor paren. Tegelijkertijd is een tijdje geleden wel de principiële keuze gemaakt om bij de inkomstenbelasting te kijken naar de draagkracht op individueel niveau. Dat is een beleidskeuze van een aantal kabinetten geleden. Daar willen we aan vasthouden, want dat stimuleert ook weer om een keuze te maken om te gaan werken of meer te gaan werken. En bij de inkomensondersteuning en specifieke kosten, bijvoorbeeld bij de zorg voor kinderen, wordt juist gekeken naar de draagkracht van het huishouden als geheel.
We proberen als kabinet dus het volgende te doen, en dat is niet makkelijk. In de formatie is daar ook lang over gesproken. Het is ook technisch ingewikkeld. Maar ik denk dat we een balans hebben gevonden. Aan de ene kant willen we vasthouden aan de principiële keuze om te kijken naar de draagkracht op het individuele niveau. Tegelijkertijd zijn we er, door te draaien aan een aantal net door mij genoemde knoppen, wel in geslaagd om toch ook de eenverdieners zo goed mogelijk te bereiken, op een manier die de hoofddoelstelling niet schaadt. Gevolg hiervan is dat, als twee mensen het inkomen verdienen, ze beiden vooral voordeel hebben van de heffingskortingen. Dat leidt ertoe dat werken ook echt meer loont. Dat doel willen we niet loslaten. Maar tegelijkertijd — dat was ook de motie-Schalk uit 2017 — zijn een aantal verbetervoorstellen uit het onderzoek dat toen op basis van die motie is gedaan, ook overgenomen in het regeerakkoord. Zo vervalt de harde inkomensgrens in de huurtoeslag en wordt de vormgeving van de arbeidskorting aangepast. Dat waren dus voorstellen die uit dat rapport voortkwamen. Als je echt doet wat de SGP wil, dan zou je moeten terugkomen op die meer fundamentele keuze om bij de inkomstenbelasting te kijken naar de draagkracht op individueel niveau. Die keuze zouden we niet willen maken. Maar ik denk wel dat we het nu met een mix van maatregelen op een fatsoenlijke manier kunnen regelen.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben het met de minister-president eens dat er een hele mix van maatregelen is gemaakt waardoor in ieder geval de koopkracht gelijk op loopt met die van tweeverdieners. Dat is wat er uiteindelijk bereikt is. Overigens bleek uit de cijfers onlangs dat het de afgelopen periode toch nog tegenviel: ze kwamen uiteindelijk op -0,3% in plaats van op een plusje. Maar goed, daar is volgens mij in de Tweede Kamer over gesproken. De minister-president geeft terecht aan dat er nu eenmaal een aantal jaren geleden een keuze is gemaakt, maar er zijn al vaker keuzes gemaakt die op zeker moment heroverwogen moesten worden. Ziet u echt geen enkele mogelijkheid om daar toch nog eens een keer goed naar te kijken? Anders blijf je zitten met een enorme kloof, waarbij ik inderdaad toegeef dat de koopkracht nu gelijk op gaat lopen. Maar de kloof blijft bestaan.
Minister Rutte:
Die keuze hebben we toen gemaakt, en daarvan hebben we ook bij de formatie gezegd dat deze coalitie daaraan wil vasthouden. Tegelijkertijd willen wij kijken wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat je inderdaad bij een toenemende welvaart een meer gelijke oploop krijgt, en je het gat niet onnodig groot laat worden. Ik denk dat we daar met deze maatregel ook in slagen.
Maar de heer Schalk geeft het feitelijk bij implicatie toe: wil je het echt oplossen, dan moet je die keuze terugdraaien. Die keuze terugdraaien heeft echter effect op de emancipatie en op de keuze om te gaan werken, en ik denk dat we op dat punt vanuit onze verschillende overtuigingen tot een andere conclusie komen. Als de SGP in z'n eentje zou regeren, zou zo'n maatregel onmiddellijk worden teruggedraaid, denk ik, en het kabinet doet dat om een aantal redenen niet. Het mooie van de politiek in Nederland is echter dat je nu toch ziet dat er een gelijkere ontwikkeling is van de koopkracht, dankzij de motie van de heer Schalk en de keuzes uit het rapport zoals we die hebben vormgegeven in het regeerakkoord.
De heer Schalk (SGP):
Mocht de SGP alleen regeren ...
De voorzitter:
Tot slot hè, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Zeker, mevrouw de voorzitter. Mocht de SGP alleen regeren, dan zou ik altijd met de VVD gaan overleggen of het een goede maatregel was, maar dat terzijde. Vasthouden aan deze beslissing van een aantal jaren geleden kan politiek wel waar zijn, maar onlangs was er ook een rapport waarin mensen zeggen "wij vinden het zo goed". Er is niet meer een explosieve groei van mensen die ook weer de arbeidsmarkt op gaan. Laten we dus wat dat betreft ook luisteren naar de samenleving.
Minister Rutte:
Uiteraard. Als liberaal vind ik ook dat mensen die keus zelf moeten maken, en de heer Schalk en ik vinden elkaar dan weer, want er is meer dat de SGP en de VVD bindt dan scheidt.
Het stelsel zoals we hadden, ging niet uit van de persoon maar van het gezin, en dat stelsel had wel een enorme disincentive erin gebouwd zitten om die keuze de andere kant op te maken. Het is natuurlijk wel zo dat de arbeidsparticipatie is toegenomen: dat mensen meer uren zijn gaan werken, en dat er meer mensen zijn gaan werken. Ik zie in mijn eigen omgeving overigens ook veel kerels die juist minder zijn gaan werken en vrouwen die meer zijn gaan werken. Allemaal prima keuzes. Op gezinsniveau zeg ik: laat duizend bloemen bloeien, maar probeer het op een manier te doen dat het belastingstelsel niet als het ware een bepaalde keuze heel erg favoriseert. Daarom hebben wij ervoor gekozen om dat niet terug te draaien, hoewel ik erken dat die oploop in de groei nu wel wat afvlakt. Maar hij is er wel geweest, dus het beleid heeft in die zin succes gehad. Het feit dat meer mensen zijn gaan werken, heeft natuurlijk ook bijgedragen aan de welvaart in Nederland. Maar ik weet dat we de wenselijkheid daarvan misschien iets verschillend wegen.
De voorzitter:
Nu wil ik graag de minister-president de gelegenheid geven om even voortgang te maken.
Minister Rutte:
Ja. Er komt een mooie gelegenheid aan, want de heer Nagel kan nu niet reageren, dus dat is heel goed.
De voorzitter:
Dan reageert hij er in tweede termijn op.
Minister Rutte:
In 2019 zal de koopkrachtontwikkeling zodanig zijn dat 97% van de gepensioneerden erop vooruitgaat, met een mediale koopkrachtontwikkeling van plus 1,5%. De koopkracht van gepensioneerden wordt natuurlijk nog steeds beïnvloed door het niet indexeren van de pensioenen. Dat geldt niet alleen voor de gepensioneerden, maar ook voor alle werkenden, want die hebben ook gewoon pensioenopbouw die in veel gevallen niet geïndexeerd wordt. Dat raakt dus de hele bevolking. Je voelt dat nu nog niet in je portemonnee, maar je komt op een lager pensioen uit op het moment dat je ervan gaat genieten. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met de stand van zaken bij de pensioenfondsen. Dat is geen zaak van de overheid, maar dat is echt een zaak van werkgevers en werknemers.
Dan kom ik op de BES-eilanden, voorzitter. Daar is ook in deze Kamer over gesproken, dacht ik. Kort samengevat doen we eigenlijk twee dingen. Per 1 januari gaan de uitkeringen en het wettelijk minimumloon met 5% omhoog en worden de kinderbijslag en de toeslag voor mensen die zelfstandig wonen in de onderstand verhoogd. In de voortgangsrapportage voor de zomer van 2019 — dat is op basis van de motie-Van der Graaf uit de Tweede Kamer — worden beide Kamers conform die motie ingelicht over de stappen die moeten worden gezet om een norm voor het sociaal minimum vast te stellen. Dit omdat de werkelijkheid nog zo in beweging is dat het nu niet zinvol is en ook niet eerlijk naar de mensen toe om dat te doen. Dat ijkpunt kan nog steeds wijzigen.
Ik weet echter ook dat daar verschillende opvattingen over bestaan, gezien de discussies tussen de verantwoordelijke bewindslieden en een deel — of misschien zelfs een meerderheid — van deze Kamer. Daar moet ik mee leren leven.
Voorzitter. Dan de vraag van de heer Brinkman naar een meetbare doelstelling om 100.000, 200.000 of zelfs 300.000 arme kinderen te helpen redden. Dat heeft te maken met het beleid van dit kabinet om armoede terug te dringen. Ook daar is staatssecretaris Tamara van Ark van SZW mee bezig. Zij heeft ook een kabinetsreactie geschreven op het SER-advies Opgroeien zonder armoede en op het rapport van de Kinderombudsman Alle kinderen kansrijk. Zij heeft daarbij gemeld dat SCP, CPB en het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd zijn om onderzoek te doen of het mogelijk is tot een eenduidige armoede-indicator te komen, die bruikbaar is voor een eventuele reductiedoelstelling. Zodra die verkenning er is, zal het kabinet met de VNG overleggen om te bekijken hoe we zo'n doelstelling vormgeven. De vraag is dan of dat kan, en hoe we dat doen. Daarover zullen we dan de Kamer begin volgend jaar informeren.
Dat neemt niet weg dat we dus op dit moment voor de bestrijding van armoede onder kinderen vanaf 2017 jaarlijks structureel 100 miljoen extra uittrekken, waarvan 85 miljoen via de gemeenten. Ook voor de versterking van het gemeentelijke armoede- en schuldenbeleid heeft het kabinet voor de jaren 2018, 2019 én 2020 in totaal 80 miljoen extra ter beschikking gesteld. Er wordt dus vreselijk hard aan gewerkt.
Hier is overigens in de Tweede Kamer nog de motie-Segers over ingediend, om 25 miljoen in 2018 extra vrij te maken voor ondersteuning van kwetsbare mensen — en daarmee heb ik ook mijn flauwe opmerking over U2 goedgemaakt. Wij hebben een gedeeld doel, en dat is: voorkomen dat kinderen in armoede opgroeien en dat zo veel mogelijk terugdringen. We kunnen echter nu nog geen doelstelling zetten. We moeten die rapporten echt even afwachten, maar begin volgend jaar hopen we daarover te kunnen berichten.
De voorzitter:
Ik geef bij uitzondering de heer Kox toch nog even de gelegenheid voor een interruptie omdat het een Kamermotie betreft.
De heer Kox (SP):
Het is een Kamerbreed, met uitzondering van de PVV, aangenomen motie, in vervolg op een motie die we hier ook bijna Kamerbreed aannamen in maart 2016. Daarna kwam het SER-rapport. Bij de Algemene Beschouwingen van vorig jaar zeiden veel partijen dat er echt een reductiedoelstelling moest komen. En nu zijn we een jaar verder en zegt de minister-president dat het kabinet er hard aan werkt. Dat geloof ik best, maar hier moet u echt meer leveren dan te zeggen: "nou, wacht u maar", zeker als u daarvoor ook nog zegt dat u in de zomer terugkomt op de motie over de BES-eilanden. Dat is ook een motie die hier in 2016 aangenomen is.
Ik vind, mevrouw de voorzitter, dat deze Kamer ook moet staan voor de uitspraken die we hier doen. We nemen hier niet veel moties aan, dus ik wil van de minister-president toch meer urgentie in de aanpak. We zijn nu meer dan anderhalf jaar onderweg. Het was 2016, 2017 en nu is het 2018. Het wordt nu echt tijd om te handelen en dan kan de minister-president niet zeggen: wacht u op onze goede daden, te beginnen bij volgend jaar.
Minister Rutte:
Dat trek ik mij dan aan. Ik loop ze even langs: niet ter verdediging, maar wel dan ter verklaring van wat we aan het doen zijn. Bij de onderstand op de BES — dus het sociaal minimum en de bijstand — is het doel om de waargenomen kloof tussen de inkomens en de uitkeringen en de kosten van levensonderhoud te verkleinen. Daarom heb je ook nodig dat je een sociaal minimum kunt vaststellen. Door het inzetten op zowel de kostenkant als de inkomstenkant zetten we nu een belangrijke eerste stap. Maar het is werkelijk zo dat dit nog volop in beweging is en dat je dit nu niet eerlijk kunt vaststellen. Vandaar dat we die voortgangsrapportage nodig hebben om conform die motie-Van der Graaf de Kamer te informeren over hoe snel we zo'n sociaal minimum kunnen vaststellen. Het is gewoon technisch nu niet mogelijk.
Ten aanzien van de reductiedoelstelling voor armoede geldt dat wij meteen een reactie hebben gegeven op dat SER-advies, maar ook dat dat SER-advies niet conclusief is. Dat vraagt er in feite om dat die verschillende planbureaus nu dat onderzoek doen om tot die eenduidige indicator te komen. Daarbij geldt dat SER-advies natuurlijk als zwaarwegend. Maar op basis van dat SER-advies kun je het nog niet vaststellen. We kunnen dus proberen die rapporten sneller te krijgen. We zullen dat zo snel mogelijk doen. Ik weet van Tamara van Ark dat zij hier zeer mee begaan is, en wij allemaal, maar het is niet zo dat hier bewust vertraagd is. Dat SER-advies op zichzelf bood echter onvoldoende aanknopingspunten om die reductiedoelstelling te kunnen vaststellen. Dat vraagt wat aanvullend onderzoek. Dat is soms zo.
De heer Kox (SP):
U hebt een jaar de tijd gehad!
Minister Rutte:
Nou ja, op dat SER-advies is gereageerd. Op basis daarvan zijn de verschillende planbureaus gevraagd om onderzoek te doen. We proberen het dus zo snel mogelijk te doen.
Voorzitter. Dan de 50PLUS-initiatiefwet voor een tijdelijke bodemrente van 2%. Daar willen wij toch niet voor kiezen, want dat zou leiden tot een substantiële herverdeling tussen groepen. We moeten een beetje oppassen dat we niet Italiaans gaan begroten en geld nu uitgeven zodat latere generaties het niet meer hebben.
Voorzitter. Vanuit de Socialistische Partij was er de vraag over de OESO en de vermogensongelijkheid, die in Nederland groter zou zijn dan in andere landen. Vermogensongelijkheid is moeilijk te vergelijken. Denk bijvoorbeeld aan alle verschillen tussen pensioenstelsels en pensioenvermogens tussen landen. Wij hebben een van de meest uitgebreide pensioenstelsels en socialezekerheidsstelsels ter wereld. Dat heeft natuurlijk een effect op wat individuen uiteindelijk aan spaargedrag vertonen en dat beïnvloedt weer de vermogensverdeling. Ik denk dus dat we erg voorzichtig moeten zijn met het verbinden van grote conclusies of beleidsconsequenties aan deze specifieke statistiek.
Voorzitter. De heer Nagel van 50PLUS stelde een vraag over het verkassen van grote pensioenfondsen naar het buitenland. Hij vroeg ook om een overzicht daarvan. De minister van Sociale Zaken is daarop ingegaan in de Tweede Kamer bij de behandeling van de IORP II. Er zijn ook vragen van het Tweede Kamerlid Omtzigt over beantwoord. Het komt weinig voor. Tussen 2016 en oktober 2018 is er vijf keer een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht geweest. Het ging om 4,3 miljard aan beheerd vermogen op een totaal pensioenvermogen van 1.400 miljard. Wij kunnen de namen van die bedrijven niet prijsgeven vanwege de privacygevoeligheid; die mogen wij niet geven.
Voorzitter. Dan nog even over de AOW en het vakantiegeld. Dit punt van 50PLUS is heel technisch. De AOW is gekoppeld aan het netto minimumloon inclusief vakantiegeld. Er is hier dus geen sprake van zakkenrollerij. AOW'ers krijgen namelijk wel een hogere maandelijkse uitkering maar minder vakantiegeld. Dat is om technische redenen. Het leidt voor hen onder de streep niet tot een tekort. Het voorstel van 50PLUS leidt dus ook niet per saldo tot een hogere AOW. Het zou de maandelijkse uitkering verlagen en het vakantiegeld verhogen.
Dat brengt mij, voorzitter, als vanzelfsprekend bij het onderwerp klimaat. Een van de eerste vragen, van mevrouw Jorritsma van de VVD, was wat op dit moment de te verwachten uitkomsten zijn, met de timing daarvan. Bekend is dat op 10 juli de voorstellen werden gepresenteerd voor de hoofdlijnen van het klimaatakkoord. Ik vind het een prestatie van formaat dat dit gelukt is. Op 28 september kwamen de analyses van de planbureaus. Op 5 oktober zijn wij gekomen met onze appreciatie. Dat is samen het fluitsignaal voor de tweede ronde geweest. Die is af wanneer het af is, maar we hebben de tafels gevraagd om 1 december met de nader uitgewerkte voorstellen te komen, zodat we het tempo hoog houden. Die voorstellen worden opnieuw doorgerekend. Op basis daarvan zal de politieke afweging door het kabinet plaatsvinden, waarbij kwaliteit boven snelheid gaat. U weet: we streven naar een doelstelling van 49%. Daar boeken we nu alles op in. Het gezamenlijke doel dat het kabinet zich stelt in Europa is 55%. Daar wordt hard voor gelobbyd. We zijn daar achter de schermen druk mee bezig, maar dat gaat natuurlijk met plussen en minnen.
De vraag van de VVD was ook hoe je het vraagstuk van draagvlak weegt. Hoe zorg je dat het kansrijk genoeg is? Ik denk dat de organisatie van het klimaatakkoord echt past bij hoe we in Nederland dit soort dingen regelen. We praten er breed over in de samenleving, met burgers, bedrijven en medeoverheden. Door deel te nemen aan de klimaattafels zijn ook alle belangengroepen betrokken. Heel diep in de genen van iedereen die eraan werkt, zit de overtuiging dat dit uiteindelijk moet gebeuren met een breed draagvlak. De samenleving moet over een breed front hierin worden meegenomen. We gaan de transitie ook niet in een paar jaar maken. Daar hebben we echt even de tijd voor als samenleving. Het moet ook op een evenwichtige manier gebeuren. Mevrouw Jorritsma vroeg overigens ook hoe dit met migratie werkt. Ik kom zo nog apart over migratie te spreken. Ik heb in mijn inleidende opmerkingen ook al iets gezegd over migratie, over hoe het onderdeel kan zijn van onvrede in de samenleving en over hoe dit kabinet, en trouwens ook het vorige kabinet, door beperking van de instroom en het bevorderen van de overdracht van waarden en integratie probeert die zorgen weg te nemen, en daarmee aan het draagvlak te werken. Ik denk overigens dat dit in Nederland voor de opvang van echte vluchtelingen nog steeds groot is, mits de aantallen beheersbaar blijven.
Dan de vraag of het kabinet niet actiever zou moeten sturen. Ik denk dat we als coalitie nu heel precies hebben gezegd: dit zijn de sectorale doelstellingen en dit zijn de financiële randvoorwaarden. We hebben in de appreciatie van 5 oktober over de hoofdlijnen van het klimaatakkoord ook heel precies per sector gezegd wat wij verwachten van al die tafels. Het kabinet onderschrijft het voorstel over de hoofdlijnen op een zeer groot aantal punten, maar geeft ook op een aantal punten een eigen richting mee aan de tafels. Die zijn nu aan zet. Het Rijk zit daarbij, zeg ik ook nog even tegen de heer Engels. Het Rijk neemt dus deel aan de discussies. Er is dus ook aandacht voor een evenwichtige instrumentenmix. We sluiten geen maatregelen op voorhand uit zolang ze niet strijdig zijn met het regeerakkoord. We zullen, als die stukken er zijn, heel snel komen tot een verdere appreciatie en besluitvorming. Ik denk dus dat we de goede mix hebben van draagvlak via de tafels en sturing vanuit de coalitie.
Ik zie mevrouw Strik naar de interruptiemicrofoon lopen en dat is weer zo'n moment dat ik denk: ze heeft mijn beantwoording. Ik had namelijk willen zeggen: mevrouw Strik stelde de vraag of we niet als een konijn in de koplampen kijken. Die vraag wilde zij me nu nog even opnieuw voorfietsen. Laat ik haar voor zijn. "Waarom tonen de coalitiepartijen hier geen leiderschap en zijn zij eigenlijk wel zo eensgezind in hun groene ambities?", waren haar woorden in de eerste termijn. Ik denk eerlijk gezegd dat deze coalitiepartijen vanuit heel verschillende invalshoeken laten zien dat ze het hierover met elkaar eens zijn. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de wereld niet ten onder gaat aan de verdere opwarming. Daarbij levert Nederland zijn bijdrage. We zien ook enorme economische kansen, zeg ik er maar weer even als VVD'er bij, want het leidt tot heel veel innovatiemogelijkheden in de wereld. Dit mes snijdt dus aan alle kanten. We werden het daar eigenlijk ook heel snel over eens in de formatie, ook na het afhaken van GroenLinks, waarmee we al zo ver gekomen waren.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat is heel geruststellend, maar tot nu toe zien we het niet echt helemaal terug in de maatregelen die genomen zijn. Natuurlijk gaat kwaliteit boven tijd. Tegelijkertijd worden we er aan alle kanten aan herinnerd hoezeer de tijd dringt. Ik had inderdaad vragen over politiek leiderschap. Vandaar ook de volgende vraag. U heeft de mensen teruggestuurd naar de tafels en gezegd: ik wil voor 1 december de uitkomsten. Maar stel dat ze er op bepaalde punten niet uitkomen. Het is immers niet helemaal ondenkbaar dat ze u niet het volledige arrangement voor kunnen schotelen waarop u alleen maar een stempel hoeft te zetten. Gaat u dan toch na 1 december snel met concrete maatregelen komen, dus gaat u dan de afweging maken? Of is er nog een derde ronde voorzien, waarin ze opnieuw moeten gaan praten?
Minister Rutte:
Die is niet voorzien. Wat voorzien is, is dat wij op basis van waar ze nu mee komen en de doorrekening van de planbureaus zelf de politieke knoop moeten doorhakken. Daarom zitten we ook nu aan tafel. We zijn veel meer betrokken bij de tweede ronde dan bij de eerste ronde. Dat past ook in de opbouw van deze aanpak.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het wordt heel spannend wat na 1 december besloten wordt. Komt er bij die keuzes dan ook inzicht in op welke wijze die maatregelen leiden tot een evenredige verdeling van de lasten tussen burgers onderling, en ook tussen bedrijven en burgers? En wordt er al vooruitgeblikt op of voorbereid voor mogelijk hogere reductiedoelstellingen in de toekomst?
Minister Rutte:
We proberen het natuurlijk op een zo kostenefficiënt mogelijke manier te doen. Dat is leidend, om de keuze van deze transitie ook betaalbaar te houden. De voorstellen moeten ook passen binnen de financiële en budgettaire kaders. Die laten er ook ruimte voor. Je kunt het geld natuurlijk maar één keer uitgeven, maar ik denk dat die ruimte er is. Macro beschouwd moeten we als land de lasten van deze transitie dus kunnen dragen. Macro is één kant, maar ook op microniveau moeten we heel goed kijken naar de inkomenseffecten. Je moet dus voorkomen dat mensen het gevoel krijgen dat hun huishoudportemonnee hier hevig onder gaat leiden, want dan ben je zo het draagvlak kwijt. Tegelijkertijd: als bedrijven uit Nederland wegtrekken, verdwijnen er banen terwijl de CO2-uitstoot ergens anders gewoon doorgaat. Dus je moet het allemaal op een beetje slimme manier doen.
Ik merk nu wel dat in die zin de polder, die klimaatpolder, toch wel weer werkt, maar dit is een andere polder dan de SER-polder. Je hebt iedereen bij elkaar aan tafel, af en toe knalt het, is er ruzie en staat er iemand in de krant die zegt "we gaan weglopen", wat dan gelukkig niet gebeurt. Je merkt dat iedereen zich er wel van bewust is dat er parameters zijn, dat het macro betaalbaar moet zijn, dat het micro niet moet leiden tot een verlies van draagvlak en dat je het zo kostenefficiënt mogelijk moet doen. Dan begroot je het uiteindelijk op die 49%. Wat wij natuurlijk willen, is dat Europa uiteindelijk naar 55% gaat. Er zou dus nog een plusje op moeten. Die lobby loopt, maar die is niet heel erg succesvol, in die zin dat wij met de Fransen en de Zweden een kopgroep vormen in Europa die dat wil, plus een aantal landen dat eraan meedoet, maar bijvoorbeeld de Duitsers zijn er heel open over dat zij dat niet willen. Zij hebben natuurlijk te maken met de Atomausstieg en het weer openleggen van bruin- en steenkoolcentrales. Zij hebben een aantal heel eigen, specifieke problemen op dit moment. Die discussie is dus nog volop gaande. We hebben morgen bijvoorbeeld weer een vergadering met de meest betrokken ministers over die lobby en over hoe we die zo goed mogelijk kunnen vormgeven, zowel in Europa, als wereldwijd.
Mevrouw Kaag is wereldwijd voor ons aan het uitlijnen — ik en de andere bewindslieden zijn daar natuurlijk ook bij betrokken — hoe we er ook in de wereld voor kunnen zorgen dat de Parijsdoelstelling overeind blijft. In alle internationale gesprekken, zoals met de Chinese premier een aantal weken geleden, en in al mijn gesprekken in de marge van de ASEM-top staat dit op de agenda. Klimaat is voor ons heel erg belangrijk. Ik denk ook echt dat Nederland nu wordt gezien als een van de meest vooruitstrevende landen als het gaat om de bestrijding van de opwarming.
Dan denk ik dat ik bij implicatie een aantal vragen wel heb beantwoord. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Kox van de SP kan ik zeggen dat wij een aantal heldere opdrachten hebben geven om ervoor te zorgen dat de vervuiler meer gaat betalen. Daar vroeg de heer Kox specifiek naar. We houden vast aan een CO2-minimumprijs in de elektriciteitssector, we roepen de industrie op om een soortgelijke systematiek te ontwerpen als stok achter de deur, en de minister van EZK heeft duidelijk gemaakt dat een beroep vanuit de industrie op overheidsmiddelen ter waarde van 1 miljard euro niet aan de orde is. Het kabinet zal de transitie in de industrie voor een gedeelte met overheidsmiddelen stimuleren, maar een belangrijk deel zal echt van de bedrijven zelf moeten komen. We moeten ook kijken naar de wereld om ons heen, want het heeft geen zin als bedrijven wegtrekken en dan ergens anders gaan vervuilen. We moeten er dus voor zorgen dat dat op een slimme manier wordt vormgegeven.
De heer Ten Hoeve stelde de vraag: als de vervuiler moet betalen, dan is belastingheffing toch de meest voor de hand liggende optie om die betaling te realiseren? Prijsbeleid, bijvoorbeeld door hogere belasting op ongewenste en/of vervuilende activiteiten, is inderdaad een effectief instrument als er handelingsperspectieven zijn voor de burgers en bedrijven die het treft. Als het alleen maar een lastenverzwaring is zonder dat je iets kunt veranderen aan je gedrag, dan is het puur wat het is: een lastenverzwaring. Dus bij prijsbeleid is het ook belangrijk om te kijken naar de inkomenseffecten van het beleid, en dan natuurlijk ook weer specifiek voor de kwetsbare groepen. Bij sommige problemen zijn de transactiekosten zo hoog, dat prijsbeleid niet efficiënt is. Soms is een verbod dan een betere optie. We moeten dus het hele orgel bespelen, om het maar zo te zeggen. Maar ik ben het met de heer Ten Hoeve eens dat dit een belangrijk instrument is. En ook als je iets verbiedt, moet je partijen wel de kans geven om zich aan te kunnen passen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Nog even over die vervuiling. Begrijp ik nu goed dat wij onze schone kolencentrales gaan sluiten om vervolgens elektriciteitsstroom te gaan invoeren van bruinkoolcentrales uit Duitsland? Want dat gaat nu gebeuren.
Minister Rutte:
Dat is natuurlijk niet wat je wil; dat lijkt mij weinig zinvol. Ik heb vaak gezegd dat je geen muren in de lucht kunt bouwen waardoor de CO2-vervuiling stopt. Je moet er dus voor zorgen dat je het allemaal zo slim mogelijk doet. Dat is deels door met bijmenging van biobrandstoffen te werken, deels door — als het kan — een kolencentrale te sluiten. Dan probeer je het natuurlijk zo te organiseren in Europa, en ook met de inkoop, dat — als je dat al nodig zou hebben — dat natuurlijk niet leidt tot het stimuleren van vervuilend gedrag ergens anders.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De minister-president zegt: dat wil je niet. Maar we doen het wel. Dat is toch wel vreemd.
Minister Rutte:
Het beleid is er natuurlijk op gericht om dat niet te doen.
Dan is de vraag van de heer Koffeman of ik kan aangeven of het kabinet bereid is om alle externaliteiten van consumptiegoederen te laten analyseren om echt de vervuiler te laten betalen voor wat hij aanricht. Dat is een onmogelijke opgave, als ik al wist wat externaliteiten zijn. Maar in het antwoord hier staat — ik heb natuurlijk wel een vermoeden wat het betekent — dat het een onmogelijke opgave is, die een onevenredig beslag legt op de capaciteit van de overheid. Het kabinet kijkt wel regelmatig naar mogelijkheden om het belastingstelsel te vergroenen. Ook hiervoor geldt dat fiscale maatregelen niet altijd het ideale instrument zijn om ongewenste effecten van consumptie te voorkomen, zoals ik net ook aangaf in mijn antwoord op de vraag van de heer Ten Hoeve. Fiscale regelingen, gericht op het terugdringen van ongewenste effecten, maken het belastingstelsel ook complexer. Dat weegt niet altijd op tegen de maatschappelijke schade die moet worden voorkomen. Soms is het stellen van eisen aan producten of productiemethoden efficiënter dan beprijzing. In het milieubeleid hebben we een lange traditie van voortschrijdende normstelling, waarbij we altijd zoeken naar een optimale balans tussen verschillende typen instrumenten en de afweging tussen de kosten en baten van overheidsinterventies. Maar goed, dan val ik een beetje in herhaling.
Voorzitter. Dat brengt mij bij migratie en integratie. Ter inleiding, en ook meteen ter inleiding op de vraag die de heer Brinkman stelde: wat wij willen als kabinet, als coalitie, is een en-en-enbeleid. Je wilt ervoor zorgen dat die stroom van grotendeels economische migranten uit Afrika niet meer de zee oversteekt met die levensgevaarlijke bootjes. Dat betekent dat we proberen te streven naar Turkijeachtige afspraken met Afrikaanse landen. Vanuit die landen worden economische migranten teruggestuurd. De echte vluchtelingen blijven in die landen, waarbij je als Europa bereid bent om via resettlement-programma's de druk op de kampen te verlichten en de mensen naar Europa over te brengen, maar dan georganiseerd, en niet via die bootjes, en in aantallen die veel beheersbaarder zijn dan ze op dit moment zijn. In Europa zelf moet je, zolang dat er allemaal nog niet is, zorgen voor een goede registratie. Dat gebeurt nu niet. Dat is vooral belangrijk in de frontlijnstaten, zoals Italië en Spanje. Vervolgens is het van belang dat de druk niet alleen op Zweden, Duitsland, Nederland en België terechtkomt, maar ook andere landen bereid zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Gaat dit goed? Nee, het gaat heel matig. Is er nu een crisis? Nee, omdat de aantallen laag zijn. Althans, dat laatste is afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. De aantallen zijn laag in de zin van het aantal oversteken. Als je dat vergelijkt met een paar jaar geleden, dan ligt dat echt een stuk lager. Als je tegelijkertijd kijkt naar de secundaire migratie die doorloopt naar Nederland, Duitsland en Zweden, dan zijn die aantallen nog steeds aanzienlijk, maar gelukkig veel lager dan in de crisisjaren 2015 en 2016, toen de migratiecrisis ons overkwam en out of control dreigde te raken. Dat is daar nu verre van, maar je ziet dat dat nog steeds niet goed loopt. Dat komt omdat de afspraken met de Afrikaanse landen onvoldoende snel tot stand komen, omdat de registratie hapert, zeker in Italië, maar ook omdat de afspraken over herverdeling in Europa zelf niet goed lopen. Dit raakt eigenlijk aan een veel breder vraagstuk — daar kom ik bij het volgende kopje op terug — namelijk: hoe staat het met Europa? En: hoe staat het met de wereld?
De heer Brinkman i (CDA):
Wij delen als fractie op zichzelf de lijn die de minister-president aangeeft. Ik snap ook wel dat het niet allemaal bij hamerklap geregeld is. Maar de vraag — ik had het over Frontex, maar dat is natuurlijk een beetje pars pro toto — aan ons, Nederlanders, is om ook het een en ander te doen. Het is natuurlijk wel te begrijpen dat in Italië de administratie niet op orde is, maar laten we het even niet over de andere landen hebben, maar over onszelf. We hebben gezegd dat we best willen meedoen aan de wederopbouw in Afrikaanse landen, maar dit gaat over de opbouw van een Europees systeem voor versterkte grensbewaking. Wij snappen ook wel dat dat ingewikkeld is. Maar het eerste antwoord dat ons kabinet, gesteund door het parlement, hier moet geven, is hoeveel versterking er vanuit Nederland kan worden aangeboden. Dat hoeft ook weer niet ineens de hele Frontex-zaak te zijn, maar dat lijkt me wel iets waarvoor wij aan zet zijn.
Minister Rutte:
Ja, daar ben ik het mee eens. Waar wij een kanttekening bij plaatsten, was dat harde aantal van 10.000. Toe zei ik: oei, dat is wel een beetje heftig, amigo. Maar Nederland staat erachter dat Frontex versterkt moet worden. Alleen onze opvatting zou zijn dat die behoefte aan extra operationeel en ondersteunend personeel vraaggestuurd moet worden bepaald, waarbij de gedeelde verantwoordelijkheid binnen de Europese grens- en kustwacht en de soevereiniteit van de lidstaten voorop blijft staan. Wat dat betreft zijn wij het dus eens. Nederland is ook bereid zijn verantwoordelijkheid daarin te nemen. Waar ik, of het kabinet, op reageerde, is het aantal dat ineens uit de lucht kwam vallen, namelijk die 10.000 extra grensbewakers. Nederland moet bereid zijn — we doen dat deels al in Griekenland — om landen die dat niet zelf kunnen, te helpen om die grens te controleren. Het probleem in landen als Bulgarije en Roemenië is overigens dat die grens best goed gecontroleerd wordt, maar dat er, helaas, vaak corruptie is, waardoor mensen tegen betaling alsnog die grens over komen. Al die problemen moet je oplossen. Daar staat Nederland heel positief tegenover.
De heer Brinkman (CDA):
De minister-president mag van mij aannemen dat ik me ook wat heb georiënteerd op de complicaties die er zijn. Mijn punt is een beetje dat we niet op voorhand 10.000 douaniers, marechaussees of hoe je ze wilt noemen, hoeven toe te zeggen — die hebben we ook niet in een handomdraai paraat — maar dat we ook niet in een enorm abstracte discussie over het wel of niet overdragen van soevereiniteit moeten blijven zitten, want dat schiet niet op. Er zijn meer dingen, maar mijn punt is dus: laten we niet van de ene abstractie naar de volgende hollen. Het gaat gewoon om het bestuurlijke handwerk.
Minister Rutte:
Daar ben ik het zeer mee eens. Dat is gewoon pragmatisch, ook al omdat dit een van de weinige dingen is waar je het waarschijnlijk nog wel over eens kunt worden binnen een redelijke termijn — ik kijk ook even naar Harbers, de betrokken staatssecretaris — als je kijkt hoe ingewikkeld het is om het eens te worden over bijvoorbeeld de herverdeling.
Voorzitter. Het migratieakkoord van Marrakesh is geen juridisch bindend document. Het bevestigt expliciet de soevereiniteit van lidstaten, dus het voegt geen verplichtingen toe aan nationale en internationale regels waaraan Nederland zich houdt. Het akkoord heeft ook niet als doel om migratie van zuid naar noord te bevorderen. Het zegt ook niet dat er meer migratie moet komen, maar dat die juist beter moet worden gemanaged. Wat is het nou wel? Het is een kader van uitgangspunten dat voor het eerst is opgesteld om nou eens te komen tot een internationale samenwerking, ook buiten Europa, op het gebied van migratie en om die samenwerking te bevorderen. Dat komt voort uit een VN-top uit 2016. Daar is de Kamer toen ook over geïnformeerd. Dat past volledig in de lijn van het migratiebeleid van dit kabinet. Het verankert het thema "migratie" binnen het VN-systeem. Dat is gunstig. Het betekent dat we in gesprek kunnen gaan met onze partners, de herkomstlanden en de transitielanden. We kunnen hen aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Bij het vraagstuk van Afrika proberen we niet alleen Turkijeachtige afspraken te maken met de landen aan de Middellandse Zeekust. Je moet ook afspraken maken met de landen veel dieper in Afrika. Ik was in november vorig jaar zelf nog in Mali, Côte d'Ivoire en Ghana. Op dit moment is Stef Blok op reis in die regio. Je wilt namelijk ook afspraken maken met landen dieper in Afrika, zodat zij bereid zijn om uit de frontlijnstaten mensen terug te nemen die uit die landen komen. Dan helpt zo'n VN-verdrag ons. Daarom zijn wij dus bereid om dat politiek te onderschrijven, net zoals de andere lidstaten binnen en buiten de Europese Unie.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp dat de minister-president het akkoord gewoon wil gaan ondertekenen. In feite gaat hij ons uitleveren. Het is namelijk wel zeker dat het zeker wel verplichtingen met zich brengt. Migratie gaat namelijk een mensenrecht worden en dat mensenrecht gaat dan in eerste instantie voor heel Afrika gelden. Dan kunnen al die Afrikanen gewoon Europa in komen. In het verdrag staat ook dat de doelen geïmplementeerd moeten worden in ons beleid. Als het beleid gaat worden en een of andere Afrikaan er een zaak voor de rechter van gaat maken, gaat de rechter in zijn oordeel zeker rekening houden met het verdrag. Het heeft dus wel degelijk gevolgen. De minister-president wimpelt het een beetje weg en vertelt dat we het op VN-niveau gaan brengen, dat dat hartstikke gunstig is en dat we het er daar dan nog over kunnen hebben, maar daar zit juist het probleem. Het probleem zit 'm erin dat het naar mondiaal niveau wordt getild. De VN gaat de dienst uitmaken. Het is in feite net als bij de Europese Unie: bepaalde beleidsstukken worden op Europees niveau gebracht. Dat gaat nu ook gebeuren met het migratieprobleem. Dat wordt op VN-niveau gebracht. U weet net zo goed als ik — want u bent een ontwikkeld man; u weet het precies — dat Nederland echt geen enkele stem heeft op mondiaal niveau bij de VN. In feite gaan de poorten gewoon open, in eerste instantie voor een miljard Afrikanen. En de Afrikaanse bevolking gaat nog groeien, tot 4 miljard. En dan zijn we er nog niet, want vervolgens ... U kunt er wel om lachen, maar ...
Minister Rutte:
Ik lach niet, ik had oogcontact met iemand anders over iets anders.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik kan u vertellen: over een paar jaar lachen we hier helemaal niet meer met z'n allen, want eerst is het Afrika, maar vervolgens gaat het west- en midden-Azië worden. Er zijn namelijk verschillende processen aan de gang. We hebben het proces van Rabat, we hebben het proces van Boedapest ...
De voorzitter:
Kunt u tot uw vraag komen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, ik wil tot de vraag komen of ik het goed begrijp dat de minister-president Nederland gewoon gaat uitleveren aan heel Afrika, dat we hier gewoon worden overlopen en dat migratie een mensenrecht wordt.
Minister Rutte:
Nee. Het antwoord is nee.
Dan kom ik bij de vraag over ... Ik zie mevrouw Faber-van de Klashorst gebaren, maar het antwoord is nee. Zij stelde mij een gesloten vraag, die ik met ja of nee kan beantwoorden, en het was nee.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Hoe kunt u de verantwoordelijkheid ...
De voorzitter:
Mevrouw Faber, u mag nog eventjes, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Pardon, voorzitter, ik was iets te snel. Hoe kunt u het op uw geweten nemen dat ... U bent de premier van Nederland. U zou hier voor alle Nederlanders moeten staan, maar u levert ons gewoon uit. Hoe kunt u vanavond rustig gaan slapen met het idee dat dit akkoord op 11 en 12 december gewoon getekend wordt? Dat zal waarschijnlijk gedaan worden door staatssecretaris Harbers, die op pad wordt gestuurd om die klus even te klaren voor u. Hoe kunt u vanavond rustig naar bed gaan met dat idee?
Minister Rutte:
Aan de vraag hoe ik vannacht rustig kan slapen, gaat een hele opvatting van mevrouw Faber vooraf over wat dit akkoord inhoudt en die opvatting klopt niet. Zou die kloppen, dan zou ik onrustig slapen, ja, maar die klopt niet. Ik heb er ook in de Tweede Kamer over gesproken, dus misschien aanvullend op wat ik net zei: het gaat over samenwerking bij gedwongen terugkeer, over het redden van levens op zee, over ontscheping van personen en een beter grensbeheer om illegale migratie tegen te gaan, over de aanpak van smokkel en mensenhandel. Dat zijn allemaal zaken waar ik de PVV jarenlang voor heb horen pleiten, dus ik had eigenlijk op steun van mevrouw Faber gerekend. Nou, die krijg ik niet, maar zij maakt er nu een of ander enorm doemding van, wat het niet is. Dat mag, maar dan blijft het antwoord op de eerste vraag nee. Het antwoord op de tweede vraag is dat ik goed kan slapen, omdat ik haar analyse niet deel.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, ik heb u nu twee keer de gelegenheid gegeven om een vraag te stellen. U mag nog een heel kleine, heel korte vraag stellen, voor deze ene keer.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, voorzitter, want het gaat wel ergens over. Een migrant die zich, nadat het akkoord ondertekend is, aan de Nederlandse grens meldt, heeft dus geen recht op basisvoorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg en een uitkering en mag zijn uitkering of pensioen dus niet meenemen naar het thuisland?
Minister Rutte:
Het is geen juridisch bindend document, het is geen document dat de soevereiniteit aantast, het is geen document dat verplichtingen toevoegt aan de nationale en internationale regels waar Nederland zich aan moet houden. Excuus, sorry, maar dat klopt gewoon niet.
Dan was er een vraag van mevrouw Strik over solidariteit. Die heb ik, denk ik, net al beantwoord in het interruptiedebat. Dat is inderdaad nog niet zoals we het willen hebben.
Mevrouw Faber had nog een vraag over ... Nou ja, er zaten heel veel insinuaties in, die ik niet allemaal ga herhalen, maar ...
De voorzitter:
Mevrouw Strik heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Sorry, voorzitter, maar dit ging me iets te snel. Ik begrijp dat de premier denkt dat hij mijn vraag al heeft beantwoord, maar ik kan me dat niet herinneren. Mijn vraag ging over de solidariteit op het gebied van de herverdeling van asielzoekers, zowel binnen de Europese Unie als op internationaal niveau. Ik heb geen strategie gehoord van de premier. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat er weer meer solidariteit binnen de EU komt? En hoe gaan we die solidariteit op VN-niveau, op mondiaal niveau, bevorderen, bijvoorbeeld door meer hervestiging?
Minister Rutte:
Wij zijn een land dat zo'n beetje in alle toppen van de statistiek staat als het gaat om herplaatsing en hervestiging. Dat vind ik ook fatsoenlijk. Zeker als de totale aantallen beheersbaar zijn, vind ik dat we dat moeten doen, maar in Europa loopt het niet, omdat Oost-Europa simpelweg weigert om mee te werken aan het solidair zijn bij het herplaatsen. Dan is er zo'n gedachte: maar als wij nou betalen? Ja, hallo, het probleem is niet dat we het niet kunnen betalen, het probleem is dat onze samenleving niet alle vluchtelingen kan absorberen. Dat zullen we toch echt met z'n allen moeten doen. In veel gevallen zien we overigens ook graag opvang in Afrika en wat met Turkije gedaan is: dat je beheersbare aantallen laat komen. Maar goed, dat lukt nog niet met Afrika. Zij doen dat niet.
Dan krijg je de vraag: hoe kun je ze onder druk zetten? Een route die dan geëxploreerd wordt is om te kijken naar het geld dat ze krijgen uit Europa, maar ja, dat zijn allemaal unanimiteitsbesluiten. Je kunt wel dreigen met een korting op het geld uit de structuur- en cohesiefondsen, maar dat soort besluiten moeten bijna altijd bij unanimiteit genomen worden. Ik heb ze wel gezegd: als dit niet lukt en als de druk blijft zoals die is, zal het effect hiervan onvermijdelijk zijn dat Schengen kleiner wordt. Op een gegeven moment gaat dat natuurlijk gebeuren. Want bij het lid zijn van Schengen en van de Schengenruimte hoort ook deze solidariteit. Dat is echt een effect. Dat is ook niet morgen geregeld, maar het is wel iets wat je nu al ziet gebeuren.
Tussen Frankrijk en Italië functioneert Schengen feitelijk al niet meer. Het functioneert wel in de lucht, maar niet over land. Tussen Oostenrijk en Italië functioneert Schengen eigenlijk ook niet, maar het functioneert zeker niet tussen Frankrijk en Italië. Wat dat betreft zie je wel dat die effecten zich nu beginnen af te tekenen. Dat heeft natuurlijk op een gegeven moment verdere gevolgen, ook voor de Oost-Europese landen. Dat is dan wel een consequentie, maar die zal er op iets langere termijn zijn. Je kunt dat niet zomaar morgen doen. Ik vind ook dat we dat zo lang mogelijk moeten zien te voorkomen.
Wij vragen natuurlijk aandacht voor meer internationale solidariteit. Wij doen dat in de Veiligheidsraad. Wij doen dat in het VN-systeem en in de gesprekken die we daarover hebben. De wereld is er ook als geheel toe bereid. Ik was vorige week in Canada. Premier Trudeau heeft natuurlijk indrukwekkende aantallen Syrische vluchtelingen naar binnen gehaald, maar het gaat daar anders dan hier. Hier melden ze zich bij de grens en komen ze binnen. Hij kon ze natuurlijk uitvoerig van tevoren selecteren en kon vervolgens die aantallen naar Canada halen, met de grootste kans op integratie. Prima, want Canada heeft niet zo'n doorlooprisico als wij hebben vanuit Syrië naar West-Europa, dus hij kon dat doen. Maar Canada is wel solidair en is bereid geweest om flinke aantallen op te nemen. Wij proberen dat natuurlijk ook in de rest van de wereld te stimuleren. Maar dat is ook niet morgen geregeld. Dat gaat met vallen en opstaan.
Mevrouw Faber hield in haar eerste termijn een hele filippica. Ik zal die niet helemaal herhalen, maar ik kan er misschien een paar reacties op geven. Ik herken mij niet in het beeld dat zij schetste. De inburgering en de integratie in Nederland zijn niet probleemloos, maar zeker ook niet hopeloos. Wij hebben laten zien welke aanpassingen wij willen doen om het inburgeringsbeleid tot een succes te maken, opdat het ook echt bijdraagt aan effectievere inburgering, waarbij mensen veel sneller in deze samenleving een plek vinden, sneller de taal leren, maar waarbij ze zich ook bewust zijn van onze waarden. Ik noem de democratische rechtsstaat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, homo en hetero, blank en zwart, het feit dat wij een scheiding van kerk en staat hebben, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Wij vinden het allemaal prima waar je vandaan komt. Dat geldt ook voor alle opvattingen die je meeneemt, maar dit zijn een aantal ononderhandelbare randvoorwaarden voor het functioneren in onze samenleving. Dan moet je er wel duidelijk over zijn. Je kunt vluchtelingen veel verwijten maken, maar in het verleden waren wij ook vaak niet duidelijk over in wat voor land ze aankwamen en wat onze waarden waren. Dat we met dit kabinet in het onderwijs aandacht daaraan besteden, vind ik echt grote winst. Dat bouwt ook voort op wat eerdere kabinetten hebben gedaan.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het onderwerp internationaal. Dat is wel een logisch bruggetje. Het is natuurlijk geen positief beeld. Maar ik zie dat mevrouw Faber nog een vraag heeft over het vorige punt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik had ook nog een vraag gesteld aan de minister-president over de 700.000 Syriërs die al teruggekeerd waren naar huis. Dan kunnen de Syriërs die hier in Nederland zitten toch ook wel naar huis? Als er 700.000 Syriërs terug kunnen, dan kunnen ze vanuit Nederland ook terug.
Minister Rutte:
Dat is net zoiets als het politiek vaststellen van de rekenrente voor pensioenen. Dat moet je ook niet doen. Dat moet je aan deskundigen overlaten. Je moet ook niet politiek besluiten over de veiligheidssituatie in landen van herkomst. Dat doen we op basis van ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Die geven ons geen aanleiding om de status van vluchtelingen uit Syrië te heroverwegen.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat vind ik toch een te gemakkelijk antwoord. Er kunnen 700.000 terug. Dat doen ze niet omdat ze niet terug zouden kunnen gaan. Dus er is wel degelijk een kans om terug te gaan. Je hoeft geen specialist te zijn om te begrijpen dat het dus gewoon mogelijk is.
Minister Rutte:
Ja, er is zo veel mogelijk. De ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn geen doetjes. Er worden regelmatig ambtsberichten afgegeven waarvan elders in de samenleving gezegd wordt: zo, het verbaast ons dat die mensen terug kunnen. Dan doen we het ook, als het kan. In dit geval is dat ambtsbericht er niet. Het laatste wat ik wil, is dat wij hier politiek gaan besluiten of het in Syrië veilig is. Laat dat maar aan de deskundigen over. Van een paar dingen vind ik echt dat we die niet politiek zouden moeten maken. Dit is er zo eentje.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik heb u twee mogelijkheden gegeven, mevrouw Faber. Ik heb u zonet ook een derde kans gegeven. Het spijt me, maar nu even niet.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Eén korte vraag.
De voorzitter:
Dit is echt de voor de laatste keer dat u drie keer mag, maar daarna is het alleen maar hoogstens twee.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De voorzitter is streng en soms moet dat ook.
Minister Rutte:
We hebben daar allemaal mee te maken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja. Wordt het niet eens een keertje tijd dat het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken herzien wordt? Wilt u zich daar hard voor maken?
Minister Rutte:
Nee, want ik wil geen politieke beïnvloeding van die ambtsberichten.
Dan kom ik bij internationaal. Het is een beetje een cliché aan het worden, maar er is wel iets aan de hand in de wereld. Ik noem de onvoorspelbaarheid van wat er in Amerika gebeurt. Vanwege die onvoorspelbaarheid is de hele naoorlogse ordening zoals wij die kennen ... Ik wil niet zeggen dat ze veranderd is, want dat is ze niet. Maar ten minste de vanzelfsprekendheid ervan is minder sterk geworden. Ik noem ook de steun voor het multilateralisme, voor de multilaterale wereldordening op basis van een aantal gedeelde uitgangspunten.
Ten tweede spelen er binnen de Europese Unie echt een aantal lastige vraagstukken, waaronder uiteraard brexit. We proberen die in goede banen te leiden. Maar ook als het goed afloopt, is de brexit nog steeds een slechte zaak, aangezien 65 miljoen mensen de Europese Unie verlaten. Dat gebeurt in een tijd waarin ik zou zeggen: je zou de huifkarren meer in een cirkel moeten zetten in plaats van die cirkel verzwakken. Het leidt natuurlijk toch tot een verzwakking van de cirkel.
Daarnaast wijs ik op de politieke ontwikkelingen in een aantal lidstaten, waaronder Italië. We moeten kijken hoe het allemaal afloopt met het budget, maar er zijn toch een paar grote onderwerpen — migratie heb ik al genoemd, maar ik noem ook de euro — waarbij we ook bij Italië op dit moment niet kunnen rekenen op voorspelbare reacties, althans "voorspelbaar" in de zin van wat we gewend waren. Dat maakt de aanwezigheid van Nederland ...
Wij zijn niet klein. Wij zijn in de Europese Unie in omvang van onze economie nog steeds de vijfde lidstaat. Dan moet je 200 miljard verder wachten en dan kom je bij België. Dus zo klein zijn we niet. We zijn vrij uniek. We zijn niet een van de groten. Je hebt de groten. Dan heb je Spanje. Dan heb je ons. En dan heb je de rest. Wat dat betreft vind ik dat we best mogen proberen op een wat groter canvas te schilderen dan we soms geneigd zijn te doen. We zijn een van de oprichtende lidstaten, dus we moeten die positie ook benutten. Dat doen we ook heel intensief door te investeren in onze buitenlandse capaciteiten. Dat doen we financieel in onze posten, maar dat doen we ook door gewoon heel intensief in de wereld te engageren. Dat doen alle bewindslieden, maar zeker ook de bewindslieden van Buitenlandse Zaken en van Defensie. We proberen zelf bronnen te pakken.
Dat even ter inleiding. Op grond van die inleiding maak ik een paar opmerkingen naar aanleiding van de vragen die gesteld zijn.
Mevrouw Strik denkt: mooi die inleiding, maar wat betekent dat dan voor je inzet in Europa? Europa werd door veel partijen, ook door de mijne, vaak gezien als munt en markt. Maar nu zie je toch echt een verschuiving. Ja, Europa is zeker munt en markt. Het brengt ons heel veel welvaart. 70% van onze export is binnen Europa. Daar verdienen we heel veel geld aan. We zijn in absolute euro's het derde exporterende land ter wereld, na Duitsland en Japen, en nog voor China. Dat is gewoon zo in harde euro's. Omdat we in Europa samenwerken, is er ook veiligheid. Ik wil daarmee niet zeggen dat Europa een veiligheidstaak heeft, maar het feit dat je samenwerkt en dat je ingebed bent in zo'n sterke structuur, is op zichzelf ook veiligheid. Dat is in ieder geval in de afgelopen jaren een verschuiving in mijn eigen denken geweest, dat Europa meer is dan markt en munt. Natuurlijk is het een waardengemeenschap, maar doordat je samenwerkt, brengt het veiligheid. Dat is zeker van belang in een instabielere wereld. Het staat dus los van de NAVO, die natuurlijk een officiële, formele defensietaak heeft. Het feit dat je samenwerkt en geborgen bent in die samenwerking — dat houdt in dat je er ook een bijdrage aan moet leveren — is op zichzelf ook veiligheid.
Ik zie het als een van de belangrijkste taken van dit kabinet om ervoor te zorgen dat die cohesie binnen Europa overeind blijft en dat een aantal afspraken die we gemaakt hebben, ook worden nageleefd. Als je afspreekt over de munt dat je je eigen broek moet ophouden, kun je niet heel veel geld uitgeven en vervolgens zeggen: o, ik heb een probleem, kan de rest even schuiven? Nee, je moet het zelf doen. Het beste schokabsorberingsinstrument is gewoon een lage staatsschuld, want dan kun je schokken opvangen. Dan hoef je niet een beroep te doen op je collega's.
Iedereen doet ook zijn eigen taakjes in zo'n Unie. Daarom is het ook heel belangrijk dat wij tijdens de informele top die volgend jaar, begin mei, in Roemenië plaatsvindt en die richtinggevend zal zijn voor de agenda van de komende vijf jaar, een en ander beïnvloeden. Ik was begin september in Roemenië om daar met president Klaus Iohannis over te spreken. Wij gebruiken die top als een kans om agendazettend te zijn voor de volgende vijfjarenagenda van de Europese Unie.
De heer Brinkman vroeg wat dat dan betekent als je zo'n nieuwe, multipolaire wereld hebt, omdat dus de vanzelfsprekendheid van het multilateralisme verzwakt is en er natuurlijk landen zijn die uitgaan van de gedachte van sterke mannen die met elkaar bilateraal de dingen wel regelen. Dat is een ordening waar Nederland geen enkel belang bij heeft, waar wij ons niet bij thuis voelen en die zowel voor onze handels- als veiligheidsbelangen schadelijk is. Dus moeten wij heel erg investeren. Daarom heb ik vorige week in Canada gepraat met Trudeau, die in de G7 zit. Bij de ASEM-top heb ik lange gesprekken gehad met de Japanners, maar ook met de volgende ASEM-voorzitter, Thailand, en die van het jaar daarop, Vietnam. Singapore is daarbij heel belangrijk. Een kleine economie: de president komt binnenkort op bezoek. Dat zijn allemaal wel pilaren onder de multilaterale wereldorde.
Daarbij is het natuurlijk ook niet zwart-wit. Het is niet zo dat het nu verschuift van multilateraal naar sterke mannen. Dat is natuurlijk ook niet waar, maar je ziet natuurlijk wel dat een aantal vanzelfsprekende naoorlogse arrangementen echt fundamenteel ter discussie staan. Dat heeft gewoon gevolgen voor onze positie. Dat zie je terug in al het beleid dat wij voeren. Ik noem de Defensienota en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik noem de manier waarop Sigrid Kaag het hele beleid op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking vormgeeft. Wij proberen het internationale rules based systeem overeind te houden. Belangrijk daarbij zijn de Mensenrechtenraad, de hervormingen in de WTO en hervormingen binnen de VN en de Veiligheidsraad, waarbij wij samen met Côte d'Ivoire en anderen het initiatief hebben genomen om het hele systeem van internationale vredesmissies te moderniseren. Daar worden nu gelukkig echt meters gemaakt. Maar dat vraagt natuurlijk wel aandacht.
Daarbij zeg ik meteen — ik dacht dat de vraag daarover ook van de heer Brinkman was — dat de relatie met Amerika voor mij vitaal blijft. Amerika is essentieel als bondgenoot. Ik kan mij nog steeds geen groot wereldwijd internationaal probleem voorstellen dat niet wordt opgelost zonder de actieve beteiligung, deelname, van Amerika. De EU en de Verenigde Staten samen omvatten nog steeds 50% van het wereld-bnp. De trans-Atlantische samenwerking was, is en blijft wat mij betreft hoeksteen van ons buitenlands beleid en ons veiligheidsbeleid. Nederland heeft altijd die verankering gezocht in actief en volledig meedoen binnen de Europese Unie en de NAVO, daarbij de samenwerking in Europa zoekend, maar ook de trans-Atlantische relatie benadrukkend. Dat wordt alleen maar belangrijker nu brexit plaatsvindt en het VK de Europese Unie verlaat. Dat merk ik ook in contacten met anderen. Nederland is op het vasteland naar mijn stellige overtuiging de grootste economie met de meest multilaterale trans-Atlantische oriëntatie van alle landen op het Europese vasteland. Er wordt dus wat dat betreft naar ons gekeken.
Wij moeten die relatie dus gebruiken en daar heel veel energie in steken. Dat doen we. Dan is het van belang dat je als land kunt laten zien dat wij onze taakjes doen en onze afspraken nakomen. We moeten binnen Europa niet onnodig dwarsliggen, maar als we echt iets vinden, dan vinden we ook iets en dan liggen we wel dwars. Maar daar moet je ook voorspelbaar in zijn. Dat betekent inderdaad initiatieven nemen, zoals Karel van Oosterom dat nu doet als ambassadeur in de VN-Veiligheidsraad, uiteraard met steun van het hele kabinet, bijvoorbeeld op het terrein dat ik noemde van de modernisering van vredesoperaties. Maar er zijn ook tal van andere zaken — bijvoorbeeld als voorzitter van het sanctiecomité Noord-Korea — en klussen die wij doen. Dat wordt gewaardeerd. Het wordt gezien. En omdat je dat doet, heb je ook weer mogelijkheden om op andere terreinen invloed uit te oefenen. Het is allemaal niet: ik doe hier iets en dan heb ik daar een resultaat. Het werkt vanuit een overtuigende visie die we hebben op hoe die internationale orde zou moeten zijn.
Het laatste wat wij moeten doen, is gaan zitten huilen in de hoek dat een aantal vanzelfsprekendheden ter discussie staan. Ik vind dat wij hier als politiek de laatsten zijn die ons zorgen mogen maken. Onze taak moet zijn, die zorgen om te zetten in actie. Die actie is dan: gebruikmaken van onze positie om daar internationaal in te acteren.
De heer Kuiper heeft natuurlijk gelijk dat er een aantal instrumenten zijn die ons daarbij ten dienste staan. Hij noemde de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daar wordt hard aan gewerkt. Die bieden ook voor ons nationaal een richtsnoer. Dat vraagt wel een vernieuwende aanpak. Het zijn er zeventien, want ja, het zijn vaak wat waterige compromissen, dat kan niet anders. Dat is de keerzijde van multilateralisme. Dus dan worden het er zeventien. Volgens de Rekenkamer heeft de Nederlandse overheid die uitvoering goed opgepakt. Wij vliegen dat heel breed aan. Nationaal vindt het nodige plaats op onderwerpen waar voor Nederland een uitdaging ligt. De circulaire economie bijvoorbeeld; dat past weer in het hele klimaatbeleid. Ik noem ook de hernieuwbare energie. Bij nieuw beleid en nieuwe wetgeving wordt steeds de hele invalshoek van de SDG's structureel meegenomen.
Misschien nog een voorbeeld van hoe dat dan werkt: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Het waren Cora van Nieuwenhuizen en anderen in het kabinet die het initiatief hebben genomen met Ban Ki-moon en met Bill Gates. Er moet natuurlijk altijd ook een acteur bij, dus we hadden Leonardo di Caprio. Ik heb zijn handtekening, maar goed, even zonder gekheid: wat je wilt, is proberen de Nederlandse positie op het gebeid van een aantal zaken waarbij wij internationaal aanzien hebben — dat is behalve voedsel en landbouw ook water en hoe je daarmee omgaat — internationaal neer te zetten. Je ziet dus dat zo'n initiatief weer waanzinnig goed werkt om het land neer te zetten in de wereld als een bijdrage leverend aan dit soort vraagstukken. Dus dat doen we ook. Het is allemaal en-en-en. Uiteindelijk is het doel daarvan ervoor te zorgen dat wij teruggaan naar onze kerntaken. Wij moeten hier als politici zorgen voor een sterke economie en voor een veilige wereld. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het bevorderen van het multilateralisme essentieel is voor beide doelen die wij hebben als politici voor onze bevolking en voor datgene wat er van ons wordt verwacht.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Ik was vorige week op bezoek bij de VN met de parlementaire delegatie. Ik heb toen ook zelf geconstateerd hoe belangrijk dit is voor ons land en ook voor de Nederlandse missie bij de Verenigde Naties. Deze ontwikkelingsdoelen worden daar eigenlijk overal door ons genoemd en ingebracht. De reden waarom ik het vandaag opbracht had ook te maken met de "terugwerkingseffecten" op onze eigen beleidsontwikkeling ieder jaar. Daar was mijn vraag aan gekoppeld of dat ook rond de Miljoenennota een rol kan spelen in een beschouwing van de kant van het kabinet.
Minister Rutte:
Ja, die vraag heeft u gesteld. Ik kom daar in tweede termijn even op terug. De SDG's worden in ieder geval structureel meegenomen in nieuw beleid en in wetgeving. Wij zijn ook bezig het huidige afwegingskader aan te passen aan de hand van de SDG's. Als het gaat om beleidscoherentie, waarbij de SDG's een belangrijke invalshoek zijn, zijn wij echt koploper internationaal. De Tweede Kamer wordt daar al over geïnformeerd en er vinden over deze initiatieven discussies plaats, bijvoorbeeld naar aanleiding van het jaarlijkse rapport over de uitvoering van de SDG's. Dus uw gedachte om de WRR daar reflecties op te laten geven, daar zie ik op dit moment geen dringende aanleiding voor. Maar het is waar: u had ook nog de vraag over de rol in de begrotingscyclus. Ik kijk even naar ambtelijk AZ: help mij even voor de tweede termijn. Dank. Daar komen we op terug.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Als het is zoals u beschrijft, ben ik daar heel blij mee. Ik denk dat het een ontzettend belangrijk instrument is om goed gericht aan beleidsontwikkeling te doen, voor de langere termijn. Het komt natuurlijk ieder jaar terug op woensdag gehaktdag in Tweede Kamer. Dan gaat het natuurlijk om verantwoording, maar het zou ook mooi zijn als het vooruitblikken een vast onderdeel wordt, jaarlijks rondom Prinsjesdag en de Miljoenennota.
Minister Rutte:
De minister van BuHa-OS coördineert dat, dus ik zou mij kunnen voorstellen dat dit in haar begroting ... Maar ik ga het even checken. Want nu ga ik improviseren, maar we gaan het even robuust beantwoorden.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik onderstreep de behoefte van de heer Kuiper om een bredere discussie te voeren als wij de Algemene Politieke Beschouwingen hebben en die niet te beperken tot het economische, maar in breder perspectief het sociale en het ecologische aspect erbij te betrekken. Een alternatief is ook om het kabinet te vragen te reageren op de bespiegelingen die het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving tegenwoordig parallel met de Macro Economische Verkenning uitgeven. Ik vraag mij af in hoeverre de minister-president daartoe bereid is.
Minister Rutte:
Geven ze dat uit over de SDG's?
Mevrouw Sent (PvdA):
Niet over de SDG's, maar het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving nodigen ons uit een breder perspectief te hanteren dan het economische, zoals in de Macro Economische Verkenning wordt tentoongespreid.
Minister Rutte:
Daar kom ik dan ook op terug in tweede termijn. Dat zegt me even niks. Ik ken natuurlijk alle rapporten van deze planbureaus en volgens mij reageren wij standaard op alles wat zij produceren. Ik kom daar even op terug in tweede termijn. We doen het niet meer standaard, hoor ik nu. Aha, we doen het niet meer standaard.
Mevrouw Sent (PvdA):
Dan is mijn vraag of het kabinet bereid is om te reageren op die verkenningen die rond Prinsjesdag gepubliceerd worden, zodanig dat wij die reactie van het kabinet mee kunnen nemen bij onze Algemene Politieke Beschouwingen.
Minister Rutte:
Ik ga het even checken. Wat mij bijstaat, is dat die plannen kwamen en dat wij er dan op gingen reageren, met vaak nog dikkere reacties dan het oorspronkelijke plan. Je kunt natuurlijk als politiek net zo goed zeggen: laten we die rapporten betrekken bij de parlementaire debatten, zonder dat het kabinet weer reageert op een reactie. Je blijft maar papier stapelen dan. Ik dacht dat dat het was, maar ik wil het even dubbelchecken.
Dan was er de vraag over kernwapens, namelijk waarom het verdrag tegen kernwapens niet kan worden getekend. Dat doen we om verschillende redenen niet. Het verdrag kan niet worden geverifieerd, het is niet effectief, het heeft geen steun van de kernwapenbezitters en het is onverenigbaar met ons NAVO-lidmaatschap, want zoals u weet is de NAVO een nucleaire alliantie. Geen enkele andere NAVO-bondgenoot heeft dat verdrag ondertekend.
Dan de vraag over de NAVO-norm. Bekend is natuurlijk dat wij in Wales hebben afgesproken om voor 2024 toe te werken naar de 2%. Dus niet per se die 2%, maar in elk geval toewerken naar. Daar zetten we natuurlijk een heel grote stap in met de ongeveer 1,5 miljard euro die we nu extra investeren in Defensie als nieuw kabinet, maar de economie groeit zo snel dat het als percentage van het nationaal inkomen allemaal nogal tegenvalt. Dat betekent dat ook wij gehouden zijn, net als alle NAVO-bondgenoten, om te komen tot een nationaal plan voor hoe we daar de komende jaren mee omgaan. Dat zijn we dus ook aan het schrijven. Daarbij zullen we natuurlijk putten uit de Defensienota en de andere stukken die u al heeft ontvangen.
Dan de schending van mensenrechten. Wil de regering naast individuele gevallen van schending van mensenrechten ook de schending van de collectieve rechten aan de orde stellen, bijvoorbeeld in contacten met Aziatische landen? Dat was een vraag van de heer Ten Hoeve. In het bijzonder China werd daarbij genoemd. Die stellen wij aan de orde. Ook in contacten met China gebeurt dat door leden van het kabinet op gepaste wijze. Ik heb dat ook gedaan in mijn gesprek Li Keqiang, de premier, twee weken geleden. Ik heb de culturele en religieuze vrijheden van etnische minderheden in China aan de orde gesteld, in het bijzonder naar aanleiding van de zorgwekkende berichten over de situatie in Xinjiang. Ik spreek het niet helemaal goed uit. We hebben met China zoals bekend een bilaterale mensenrechtendialoog. De meest recente was op 20 juni en toen zijn alle mensenrechtenzorgen aan bod gekomen, waaronder individuele gevallen en de rechten van minderheden zoals de Oeigoeren en de Tibetanen.
Dan de uitkeringen aan Palestijnse gevangenen, de motie-Voordewind. Dat was een vraag van de heer Schalk. Het OS-programma in de Palestijnse gebieden wordt grotendeels uitgevoerd met ngo's en internationale organisaties. De Nederlandse en EU-steun aan de Palestijnse Autoriteit kan niet gebruikt worden voor deze betalingen aan Palestijnse gevangenen en is ook voorzien van voldoende waarborgen om dit te voorkomen. Er gaat dus geen Nederlands of Europees geld naartoe. De Europese Rekenkamer heeft die waarborgen als robuust bestempeld en we zetten ons samen met gelijkgezinde landen in om de druk op de Palestijnse Autoriteit en ook de PLO op te voeren om het systeem van uitkeringen aan gevangenen te veranderen.
Dan de laatste vraag bij buitenland. Die ging over de financiële stroom vanuit de Golfstaten naar moskeeën en het in kaart brengen daarvan. Er leven terecht zorgen over de transparantie van buitenlandse financiering. Het is belangrijk dat we hier goed zicht op houden. In 2015 publiceerde RAND in opdracht van het WODC een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheid om buitenlandse financiering van islamitische instellingen in Nederland in kaart te brengen. Er is daarbij geen sprake geweest van frustratie van het onderzoek binnen de overheid zelf. De minister van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer over de gang van zaken geïnformeerd in zijn brief van 19 juni jongstleden. Daarin heeft hij ook gemeld dat er een constructief gesprek is gevoerd door zijn ministerie met het WODC en RAND over de gang van zaken tijdens het onderzoek uit 2015, waarbij inzicht is gegeven in de informatie die zowel tijdens als na het onderzoek beschikbaar was bij Buitenlandse Zaken.
De heer Kox (SP):
Misschien de meest urgente vraag op internationaal gebied betreft de toekomst van het verdrag inzake middellangeafstandsraketten. Als er één ding is dat in de afgelopen decennia Nederland en Europa bezig heeft gehouden, is het wel de plaatsing van die raketten. Het is een groot succes van de periode van na de val van de Muur dat we die raketten kwijt zijn geraakt. Dat is een enorme reductie geweest. Nu dreigt door eenzijdige opzegging van het verdrag door de Verenigde Staten opnieuw de kans te ontstaan dat we die dingen hier terug gaan krijgen. Ik kan me voorstellen dat we die zorgen delen. Mag ik de minister-president vragen wat de regering vanuit onze positie — we zijn geen kernwapenmacht, maar we spelen in het regime ook onze rol — onderneemt samen met partners om dit verdrag wellicht te verbeteren, maar in ieder geval te handhaven? Want als we het verdrag kwijtraken, raken we heel veel kwijt denk ik.
Minister Rutte:
Ja. Daar zijn we nauw bij betrokken. We achten het — laat ik dat allereerst zeggen — waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk zelfs, dat Rusland, de Russische Federatie, het verdrag schendt. We begrijpen ook dat Amerika, de Verenigde Staten, er niet oneindig geduld mee kan hebben dat Rusland hier geen openheid over verschaft. Het is ook niet voor niks dat Nederland en alle NAVO-bondgenoten Rusland herhaaldelijk hebben opgeroepen om actief die gesprekken met de Verenigde Staten aan te gaan om deze zorgen weg te nemen, zodat de VS ook satisfied is dat het goed gaat. Tegelijkertijd vinden we dat we alles in het werk moeten stellen om het verdrag alsnog geloofwaardig te redden. Het heeft inderdaad — daar heeft de heer Kox gelijk in — enorm bijgedragen aan de stabiliteit en veiligheid in Europa, door een hele klasse grondgelanceerde raketten en kruisvluchtwapens af te schaffen. We zien nu ook weer af en toe die beelden even terugkomen, natuurlijk bij het overlijden van Wim Kok, van de kabinetten voor Lubbers III, Lubbers I en II, en alles wat er speelde rondom dit hele debat over de kruisvluchtwapens. Wij zullen nauw blijven overleggen en samenwerken met de VS en de NAVO over vervolgstappen, dus Nederland is daar zeer nauw bij betrokken. Het laatste nieuws is natuurlijk dat Amerika niet nu onmiddellijk overgaat tot actie, maar iets meer tijd neemt. Maar daarmee is het nog niet zeker dat dit goed gaat. Dus begrip voor Amerika, maar tegelijkertijd ook de maximale inzet om het verdrag op een geloofwaardige manier te redden.
Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende onderwerp en dat is veiligheid en justitie. En dan moet ik het weer in de goede volgorde zeggen: justitie en veiligheid. Er was een heel lange vraag van de ChristenUnie. Die zal ik niet herhalen. Maar in de feite ging het betoog van de heer Kuiper in de kern over een herkenbare publieke moraal, over dat die nodig is in een samenleving en dat daarnaast natuurlijk regulering en handhaving van belang zijn. Hij zei dat er juist bij de diensten die dat moeten doen hervormd en bezuinigd is, dat de werkdruk hoog is en dat als die capaciteit niet toereikend is, het risico is dat veel over het hoofd wordt gezien.
Zonder daarmee het hele betoog van de heer Kuiper recht te doen, begin ik wel met een reactie erop. Ik ben het eens met zijn betoog dat het bevorderen van naleving van wetten en regels en daarbij behorende adequate handhaving kernpunten zijn voor een geloofwaardige overheid. Als ik zeg dat onze kerntaken veiligheid en banen zijn, is de geloofwaardigheid op die onderwerpen natuurlijk cruciaal. Daar hoort bij dat je dus ook adequaat handhaaft. Ik vind het beeld dat hij schetst over de staat van de handhaving in ons land iets te somber, misschien wel veel te somber. Allereerst geldt natuurlijk dat voorkomen beter is dan genezen. Daarom wordt er op heel veel terreinen terecht ingezet op goede voorlichting en preventie. Op steeds meer terreinen wordt ook gekozen voor het inzetten van een heel brede mix van instrumenten als het om handhaving gaat: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk, civielrechtelijk. Wij werken ook samen met het maatschappelijk middenveld en private partijen.
Er zijn uiteraard altijd terreinen waarop zaken beter kunnen. Als dat aan de orde is, worden er extra maatregelen genomen. De heer Kuiper haalde zelf het voorbeeld aan van de werkgebieden van de NVWA en het UWV. Wouter Koolmees heeft waar het gaat om UWV een pakket van maatregelen gepresenteerd om fraude met uitkeringen aan te pakken. Dat komt in januari 2019 terug met de inlichtingen over de stand van zaken van die aanpak. Ik denk dat wij met de 60.000 politiemensen in Nederland en de vele anderen die bij de krijgsmacht, het OM en de rechtelijke macht werken, maar ook de vele maatschappelijke partijen en ngo's in Nederland onze rechtsstaat goed overeind houden. Twee dingen. Misschien zijn we het over de mate van het probleem niet helemaal eens, maar over de oplossing wel. Er moet een volstrekte duidelijkheid zijn over welke normen en waarden wij in deze samenleving acceptabel vinden voor gedrag vanuit de wet bekeken. Daar moeten we met elkaar heel helder over zijn naar elkaar en naar mensen die binnenkomen. Ten tweede moeten we, als er signalen zijn dat er dingen niet goed gaan, ook heel hard optreden daartegen.
Dat brengt mij trouwens nog wel op een specifiek punt. Dat heeft te maken met ondermijning, waar ook de heer Kuiper een vraag over stelde. Misschien kan ik die ook beantwoorden en dat hij op beide reageert?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik zou graag op deze willen reageren. De vraag over ondermijning ging over alles wat er gebeurt rondom drugscriminaliteit. Dit gaat over de diensten en over de handhaving van wetten en het toezicht. Ik wil niet op incidenten reageren, al is het wel zo dat we inmiddels een hele reeks van incidenten kunnen opnoemen: bouwtoezicht, UWV enzovoort. Waar het mij om gaat, is dat we de afgelopen tien, twintig jaar een hele discussie hebben gehad over inspecties, over de capaciteit van inspecties en over toezichtvisies die daarbij horen. De WRR heeft erover gerapporteerd. Het vorige kabinet, Rutte II, heeft erop gereageerd. Dat heeft toen ook een hele aanpak gehad met een rijksbrede inspectie en rijksbrede kaders voor het toezicht. Heel veel diensten zijn gereorganiseerd, zijn samengevoegd. Er is veel personeel weggegaan. Mijn vraag is: waar staan we nu eigenlijk? Het vorige kabinet was bezig op dit terrein met voormalig minister Blok. Ik weet niet hoe het op dit moment is. Ik ben er erg benieuwd naar hoe die hervormingsagenda die toen is uitgerold, een vervolg heeft gekregen in uw kabinet, waar we dus nu staan. Want ik denk dat de zorg er nog wel degelijk is. Is het voldoende? Is er genoeg capaciteit? Wordt er genoeg toezicht gehouden of zijn we met elkaar toch allemaal een beetje sloppy geworden op dat gebied?
Minister Rutte:
Dan heb ik de vraag toch anders geïnterpreteerd. Ik snap 'm nu scherp. Hoe staat het met de rijksbrede handhaving en wat is de stand van zaken? Dan wil ik toch even vragen om mij nog even ook ambtelijk te laten adviseren. Dan kom ik daar in tweede termijn op terug.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Waar ik op uit ben, zeg ik maar meteen tegen de minister-president, is dat we inzicht krijgen in de stand van zaken, in hoe er nu door dit kabinet wordt gedacht over de hervormingsagenda en de rijksbrede toezichtvisie van het vorige kabinet.
Minister Rutte:
Ik snap de vraag. Voor ik nu op basis van de informatie die ik in mijn hoofd heb ... Hier heb ik me niet op geprepareerd. Ik had de vraag anders geïnterpreteerd. Ik wil het echt even goed doen. Ik ga de flarden in mijn hoofd zo combineren met het ambtelijk advies.
Voorzitter. De heer Brinkman ging in op fraudes, zoals waar Nieuwsuur de laatste tijd aan refereert, en of die even voortvarend worden aangepakt als uitwassen met brievenbusfirma's — ik vat maar even kort samen wat de heer Brinkman daarover zei. We zullen het er allemaal over eens zijn dat fraude met uitkeringen onacceptabel is, want het ondermijnt volledig het draagvlak van onze socialezekerheidsstelsel. Die aanpak wordt geïntensiveerd. Ik zei dat net al in reactie op de heer Kuiper. De belangrijkste maatregelen zijn een meer solide systeem van adresregistratie, waarbij het BRP leidend is, registratie van tussenpersonen, adresvergelijking door UWV en een breed onderzoek naar misbruikrisico's. Er gaan ook nog een aantal andere onderzoeken plaatsvinden: de cultuur bij UWV, de afhandeling van fraudesignalen, een dataonderzoek naar arbeidspatronen en een proef met uitzendbureaus gericht op het detecteren van verwijtbare werkloosheid. Zoals ik net al tegen de heer Kuiper zei, maar nu met wat meer achtergrondinformatie, komt dat in januari dus in een update terug naar de Kamer. Daarnaast zal voor de zomer van 2019 een brede signalenbrief over fraudes worden verstuurd. Dan gaat het niet alleen over het UWV maar ook over de signalen van de Sociale Verzekeringsbank en van gemeenten.
Dan uit de hoek van de heer Engels de vraag over de dienstverlening aan burgers die de rechtsbijstand niet zelf kunnen betalen, plus een aantal andere punten die hij daarbij maakte. De toegankelijkheid van de rechtsbedeling is een belangrijke pijler van onze democratische rechtsstaat. Daar refereerde de heer Engels ook aan. De rechtspraak beslecht juridische conflicten maar draagt daarmee niet altijd bij aan de oplossingen van de achterliggende problemen. Daarom willen wij ook inzetten op maatschappelijk effectieve rechtspraak. Er komt een experimenteerwet voor de rechtspraak die het mogelijk maakt om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de mensen in het land en van bedrijven. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen ter bevordering van vormen van alternatieve geschiloplossing, zoals mediation. Daar wordt natuurlijk al langere tijd aan gewerkt. En binnenkort komen wij met plannen om het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand te herzien en op die manier de toegang tot het recht ook voor de toekomst te behouden voor de zwaksten in de samenleving. Wij geven Europees gezien veel uit aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Wat de griffierechten betreft, wil ik benadrukken dat die de afgelopen jaren alleen maar zijn geïndexeerd. De minister voor Rechtsbescherming komt, zoals bekend, binnenkort met zijn visie op de toekomst van de advocatuur. Hij zal beide Kamers voor het eind van het jaar hierover een brief doen toekomen. Wat betreft de bekostigingssystematiek van de rechtspraak zal de minister de beide Kamers nog voor de begrotingsbehandeling van JenV in de Tweede Kamer nader informeren.
Dan het punt van de ondermijning. Daar doen we als kabinet veel aan. Het is cruciaal dat we dit voor elkaar krijgen. De verwevenheid tussen boven- en onderwereld, ook in sommige regio's, is buitengewoon gevaarlijk, maar ook ernstig, omdat er ook mensen zijn die op een gegeven moment de vraag gaan stellen: voor wie kies ik? Kies ik voor dat deel van de samenleving dat deugt? Of ben ik zo onder druk gezet, laat die samenleving me in de steek en ga ik dus mee met de mensen die niet deugen? Het is cruciaal dat mensen weten dat ze gesteund worden door ons allemaal. Vandaar dat we daar ook in het regeerakkoord veel aandacht aan besteden. Er komen extra middelen beschikbaar: 10 miljoen, zoals bekend, ter versterking van de organisaties en een eenmalig anti-ondermijningsfonds van 100 miljoen. Er is op 11 juli door de minister van Justitie en Veiligheid een brief gestuurd over die hele noodzakelijke versterking en versnelling van de aanpak. Daar gaan we ook met elkaar verder het gesprek over aan. Door alle tien regio's en de landelijke organisaties zijn inmiddels concrete plannen uitgewerkt voor de versterking, mede met behulp van extra middelen. Ook over de toedeling van die extra middelen om de aanpak van ondermijning verder te versterken en concreet vorm te geven zal de minister de Tweede Kamer binnenkort nader informeren. Dit is echt een speerpunt, omdat het hier gaat over inderdaad laten zien dat wij de positieve krachten in de samenleving steunen en keihard optreden tegen de mensen die ondermijnend werken.
Het punt van de drugs kwam voorbij. "Als we het roken willen stoppen, waarom stimuleren we dan het gebruik van hasj en marihuana, lijkt het af en toe." Dat doen we natuurlijk niet, maar ik parafraseer maar even ongeveer wat er achter het denken zat bij de heer Kuiper en de heer Brinkman. Wij zijn ons zeer bewust van de risico's van drugs als xtc, amfetamine en cocaïne. Wij delen de zorg van een toenemend gevoel van normalisering van drugsgebruik, bijvoorbeeld tijdens het uitgaan of het bezoeken van een festival. Daarom is er door het vorige kabinet al heel veel gedaan aan drugspreventie en is normalisering van drugsgebruik ter discussie gesteld. Dat heeft te maken met lesmateriaal voor scholen, ondersteuning van ouders bij de opvoeding, en maatwerk in voorlichting en preventie aan de hand van opbrengsten van onderzoek. Dan is vooral interessant wat de Universiteit van Amsterdam, het Trimbos en de Hogeschool Utrecht doen om potentiële drugsgebruikers nog beter te leren kennen. We zien dat die inzet een lange adem vergt, maar dat die ook resultaten begint op te leveren. Op dit moment bekijkt Paul Blokhuis, de staatssecretaris van VWS, op welke punten extra inzet wenselijk is om deze verdergaande normalisering tegen te gaan.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de zorg, het volgende onderwerp.
De voorzitter:
Mevrouw Strik komt nog even door.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik had nog een ander vraagje over handhaving, maar dan op Europees niveau. Ik weet niet of de minister-president nog toekomt aan een antwoord op mijn vraag over de artikel 7-procedure, Hongarije en Polen.
Minister Rutte:
Zeker. Die heb ik hier niet, maar die kan ik wel zo doen. Daar zit Nederland op het gaspedaal, maar het moet wel in het proces goed lopen. Die procedure loopt. Die loopt via de RAZ. Er is nu aan Hongarije een reactie gevraagd. Ik heb ook in de Tweede Kamer al gezegd dat als dat onvoldoende is of het gedrag niet wordt aangepast, Nederland dan zal pleiten voor het zetten van de volgende stappen. Mijn gevoel is ook dat dat breed in de Europese Raad zo leeft. Ik vind het volstrekt onacceptabel hoe in Hongarije op een gegeven moment is gedreigd met onder andere postercampagnes tegen de persoon van mevrouw Sargentini. Dat heb ik ook laten weten aan Viktor Orbán, mijn Hongaarse collega.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Goed om te horen. We hebben natuurlijk ook de situatie met Polen, waar de Commissie ook al een eerste stap tegenover heeft gezet. Kan de premier iets schetsen over de termijn? Want ze krijgen nog de kans om te laten zien wat ze doen met de aansporingen. Je kunt nog een jaar wachten om te kijken of er verbetering gaat optreden, maar is er bij de Raad de ambitie om er haast mee te maken om die druk zo snel mogelijk door te zetten?
Minister Rutte:
Jazeker. U vraagt om concrete timing, en dan zit ik even te kijken of die ik heb. Nee, dat heb ik zo gauw niet bij de hand. Het is nu de Commissie die dat gesprek voert met Hongarije, welk proces nu vanuit de Raad in gang is gezet. In ieder geval zo snel mogelijk. Daar berichten wij de Tweede Kamer regelmatig over en volgens mij gaan die brieven allemaal in kopie naar de Eerste Kamer, in de aanloop naar Europese raden. Het is wel verschillend: Hongarije ligt nu echt bij de Raad Algemene Zaken voor en komt op een gegeven moment bij de Europese Raad en Polen is nu in een proces met de Commissie. Frans Timmermans weet zich volledig gesteund door Nederland en dit kabinet weet zich weer zeer breed gesteund door het parlement. Omdat Europa behalve markt-, munt- en veiligheids- ook een waardengemeenschap is.
Dan bij de zorg een eerste vraag van de heer Brinkman over de budgettaire ontwikkelingen. Die blijven onze rekenmeesters natuurlijk zorgen baren. Het is natuurlijk heel bijzonder — dat wil ik toch een keer gezegd hebben — dat wij die zorg hebben op dit hoge niveau en dat de miljonair dezelfde goede zorg krijgt als de ontzettend lieve dames die hier voor onze koffie zorgen. Dat is echt een verworvenheid, en ook dat dat gewoon topniveau is en dat er totaal niet wordt gekeken naar je inkomen of welk bedrag je daaraan kunt bijdragen. Dat unieke liberale, democratische zorgstelsel willen we overeind houden met deze kwaliteit, voor onze kinderen en kleinkinderen. Maar goed, dan moeten we wel de zorguitgaven weten te beheersen. Tijdens de begrotingsbehandeling van VWS in de Tweede Kamer hebben de beide ministers De Jonge en Bruins daar gezegd dat dat voor hen echt prioritair is. In het vorige kabinet is daar al heel veel aan gedaan. We doen dit zo verantwoord mogelijk, in goed overleg met de mensen buiten de ministeries, dus de partijen in de zorgwereld zelf. Zo heeft Bruno Bruins, de minister voor Medische Zorg, met zorgpartijen in de medisch-specialistische zorg afgesproken om de groei af te bouwen tot 0% in 2022. De beheersing van de zorguitgaven zal ook na deze kabinetsperiode dan de aandacht blijven vragen.
Er zijn ook voor de lange termijn afspraken met partijen in de zorg nodig. Zij willen overigens meewerken aan die langetermijnafspraken en hebben deze kabinetsperiode opnieuw laten zien ook hun verantwoordelijkheid te willen nemen. Dat waarderen we enorm, dus het is ook echt iets wat daar ook gevoeld wordt. Ja, we hebben een prachtig stelsel, maar hoe houden we het betaalbaar. Ze snappen dat ze daaraan moeten bijdragen en dat doen ze ook. Als kabinet gaan we die uitdaging ook aan. We hebben aan de wetenschappers van de WRR en de sociale partners van de SER gevraagd om op zoek te gaan naar kansen die we nu nog niet zien. Ze laten daar nu hun licht over schijnen. Wij verwachten eind 2019 daarover ook weer nieuwe inzichten.
De keuzes die wij maken, ook op de langere termijn, zullen uiteraard onderwerp blijven van een breed publiek debat, omdat wij met z'n allen die kosten natuurlijk ook opbrengen. De discussie gaat vaak over het eigen risico en de zorgpremie, maar als je kijkt wat er onder water door ons allen betaald wordt via je loonstrook, dan gaat het om duizenden en duizenden euro's per jaar die we bijdragen aan onze zorgkosten. Die zijn heel zichtbaar in de zorgpremie en het eigen risico en de zorgtoeslag, maar daarnaast loopt er natuurlijk heel veel onder water via de loonstrook. Het gaat dus om hele grote bedragen. Maar goed, dan heb je ook wat. De kwaliteit willen we houden, maar het moet op de lange termijn betaalbaar blijven.
Dan was er ook een vraag van de heer Schalk op dit punt, namelijk hoe wij aankijken tegen het perspectief voor zelfontplooiing en zelfontwikkeling. Zou de regering niet meer moeten inzetten op participatie, niet vanuit betaald werk, maar in het kader van — en daar komt het — het bredewelvaartsbegrip? Ik denk dat mensen die zorgen voor hun naasten van onschatbare waarde zijn voor hun directe omgeving en voor de samenleving. Die zorg geven ze uit liefde, uit betrokkenheid, omdat ze iets terug willen doen aan de maatschappij. Nederland is op het gebied van vrijwilligerswerk überhaupt zo'n beetje, na ik dacht Denemarken, nummer twee van de wereld, of we staan samen op de eerste plaats. Uit zijn aard past het niet om daar een financiële vergoeding tegenover te stellen, zoals dat bij formele zorg gebeurt. Daarnaast is er ook een praktische overweging die een financiële vergoeding voor een mantelzorger in de weg staat, hoe sympathiek de gedachte op zichzelf natuurlijk ook is. Een vastomlijnde en toetsbare definitie van wanneer iemand mantelzorger is bestaat simpelweg niet en die is wel nodig voor een rechtvaardige, doelmatige en uitvoerbare regeling, zonder hoge administratieve lasten voor de mensen in de overheid. In de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo, wordt daarom gekeken naar maatwerk, in plaats van een strakke definitie, zodat de specifieke situatie dan leidend is.
Er is uiteraard wel beleid om de zorg die iemand doet voor een naaste te ondersteunen en er ook voor te zorgen dat de mantelzorger die zorg gewoon fysiek kan volhouden. Wij zetten in op een bredere ondersteuning van mantelzorgers, zoals het stimuleren van bewustwording onder mantelzorgers. Mantelzorgers moeten weten dat ze er niet alleen voor staan. Hebben ze ondersteuning of respijtzorg nodig, dan willen we dat eenvoudig en snel kunnen bieden, want mantelzorgers zijn naast mantelzorger natuurlijk ook nog ouder, partner, werknemer. De gemeenten zijn hier aan zet. In het Programma Langer thuis van Hugo de Jonge, de minister van VWS, wordt ook aandacht besteed aan de ontwikkeling van een passend ondersteuningsaanbod, meer bewustwording bij die mantelzorgers en een betere samenwerking tussen de zorgprofessionals en de meer informele zorgverleners. Zo geeft men met elkaar inhoud aan de waarde van mantelzorg.
Dan het onderwerp voltooid leven. We hebben nu al te maken met abortus in Nederland, gelegaliseerd, en euthanasie in Nederland, gelegaliseerd. De heer Schalk vraagt hoe het dan staat met voltooid leven. U weet dat de commissie-Schnabel in 2016 onderzoek heeft gedaan naar hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Daarbij keek de commissie — ik kijk hem nu aan, maar hij zit hier natuurlijk in een andere hoedanigheid — ook naar de Euthanasiewet. De commissie concludeerde in het rapport Voltooid leven dat niet duidelijk is wat de omvang is van de groep mensen die zo'n stervenswens heeft omdat ze hun leven voltooid achten, maar die nu niet onder de huidige reikwijdte van de Euthanasiewet vallen, omdat hun lijden geen of niet voldoende medische grondslag heeft. Daarom vinden wij dat voor verdere gedachtevorming over dit complexe thema het van belang is dat er meer zicht komt op de precieze groep van mensen om wie het gaat. Dat is waarom we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat er een onderzoek wordt gestart naar de omvang en de omstandigheden van deze groep. Er zijn op dit moment nog geen ontwikkelingen daarover te melden. Zoals al genoemd in de Nota medische ethiek van de minister van VWS zal ook onderzoek worden uitgezet via ZonMw. Dat is nu allemaal in gang gezet.
De heer Schalk stelde het belangrijke onderwerp abortus aan de orde. In reactie op wat hij daarover zei een paar dingen. Nederland hoort bij de landen met de laagste abortuscijfers. Dat neemt niet weg dat dat natuurlijk altijd beter kan. Daarom zetten wij in op het terugdringen van het aantal herhaalde zwangerschapsafbrekingen. Wij achten het daarbij belangrijk dat wordt ingezet op preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen en zeker ook bij onbedoelde tienerzwangerschappen. Daarom stellen wij in deze kabinetsperiode fors extra geld beschikbaar en komt er ook vanaf 2022 structureel geld beschikbaar. In het voorjaar van 2018 heeft staatssecretaris Paul Blokhuis van VWS diverse rondetafelgesprekken gevoerd met partijen en afspraken gemaakt over preventie, ondersteuning bij de onbedoelde tienerzwangerschappen en algemene zwangerschappen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over keuzehulpverlening die overal bereikbaar en gefinancierd moet zijn. Deze afspraken zijn vastgelegd in het zevenpuntenplan inzake onbedoelde zwangerschappen, waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd in september.
De bedoeling is dat door betere voorlichting en keuzehulp die onbedoelde zwangerschappen en daarmee ook de herhaalde zwangerschapsafbrekingen kunnen worden voorkomen. Tevens wordt momenteel onderzocht of via de toekomstige bekostigingssystematiek voor abortusklinieken een financiële vergoeding voor het plaatsen van een langdurige anticonceptie mogelijk is. Op zich scoort Nederland goed met een laag aantal abortussen, als je het in Europa vergelijkt. Maar zeker die herhaalde zwangerschapsafbrekingen proberen we op deze manier verder in omvang terug te brengen.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb twee vragen aan de minister-president, omdat hij twee onderwerpen met elkaar verbond. Die gingen allebei over leven en dood rondom voltooid leven. Ik ken het rapport van de heer Schnabel ook. Ik vond het een moedig rapport. Maar inmiddels zijn er natuurlijk een aantal ontwikkelingen geweest rondom poeder en dergelijke, die misschien een schrikreactie teweeg hebben gebracht bij het kabinet. Daar vroeg ik naar. Misschien wil de minister-president daar nog op ingaan. Ten aanzien van al die maatregelen die tot nu toe genomen zijn rondom de herhaalde abortussen: gaat gemonitord worden of die ook helpen? Want die 30.000 die we tot nu toe kennen, dat is al een paar jaar zo. Je zou dus kunnen inschatten dat dat het komende jaar in ieder geval zou moeten worden verbeterd.
Minister Rutte:
De minister en staatssecretaris van VWS zijn in gesprek met relevante partijen om te bekijken welke activiteiten nodig zijn om de samenwerking tussen abortusklinieken en andere zorgverleners te verbeteren. Die zullen waarschijnlijk zichtbaar worden in de jaarrapportage 2019 van de Wet afbreking zwangerschap. Daarmee wordt dat in ieder geval gerapporteerd. Ik denk dat dat een antwoord op de tweede vraag is.
In antwoord op de eerste vraag: het is natuurlijk een ontzettend emotioneel en teer onderwerp. Het is niet voor niks dat de hele euthanasiewetgeving zoals we die kennen zo'n lange aanlooptijd heeft gehad. Dat geldt overigens ook voor de abortuswetgeving. Die is hier in de Eerste Kamer in eerste instantie nog afgestemd in 1980. Die is echt stapsgewijs tot stand gekomen. Dat geldt natuurlijk ook voor de euthanasiewetgeving. De discussie over voltooid leven heeft nog weer een hele extra dimensie van gevoeligheid, als ik het zo mag samenvatten, op alle mogelijke manieren, bij de voorstanders, de tegenstanders en de mensen die twijfelen. Als er documentaires op tv komen of verhalen komen — de heer Schalk en ik hebben daar ook samen weleens over gesproken — dan is dat aangrijpend en leidt dat natuurlijk tot reflecties, maar bij mij of bij het kabinet niet zodanig dat wij zeggen: we gaan de bestaande euthanasiewetgeving daarop aanpassen. We kijken natuurlijk constant hoe de uitvoeringspraktijk loopt. Ten aanzien van voltooid leven, wat ook in deze coalitie natuurlijk een gevoelig onderwerp is, hebben we elkaar gevonden op de zorgvuldigheid. Daarbij is de eerste stap die we moeten zetten dat we in kaart brengen wat nou precies de omvang en omstandigheden zijn van de groep waar het hier om zou gaan.
De voorzitter:
Meneer Schalk, tot slot op dit punt.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb alleen nog een opmerking, mevrouw de voorzitter. De teerheid van het onderwerp heb ik proberen te duiden door middel van de titel van dat kopje van mij. Dat was "eerbied voor het leven en ontzag voor de dood".
Minister Rutte:
Minister De Jonge en ik zeiden tegen elkaar: dat is een indrukwekkende samenvatting van dat debat. Maar de zin "de teerheid van het leven en het ontzag voor de dood" leidt niet onmiddellijk tot overeenstemming over vraagstukken van abortus en euthanasie, denk ik. Het laat wel de gevoeligheid van het onderwerp zien.
Voorzitter. Er zijn nog een paar vragen in de restantgroep terechtgekomen. Die gaan over belangrijke onderwerpen die niet onder een kopje vielen. Ik begin bij Groningen. De heer Engels vroeg daarnaar. Ik kan bevestigen dat voor het Nationaal Programma Groningen in totaal 1,15 miljard beschikbaar is, 650 miljoen vanuit de rijksbegroting en 500 miljoen vanuit de NAM. Dat bedrag wordt waar mogelijk aangevuld met cofinanciering door andere publieke en private partijen.
Dan was er ook een vraag over de toezegging van de minister van Economische Zaken en Klimaat bij het debat over de Wet minimalisering gaswinning. Hij heeft mij verzekerd dat het plan van aanpak voor de versterking er binnen een paar weken ligt. Dat moet dus voor 1 december zijn. Wat betreft de achterstanden bij de afwikkeling van schade heeft de minister in het debat waar u naar verwijst benoemd dat de onafhankelijke Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade zelf de verwachting heeft uitgesproken dat deze de huidige werkvoorraad eind 2019 helemaal zal hebben weggewerkt. Hij heeft op dit moment nog niet een eigenstandig oordeel kunnen vormen over de precieze effecten van de versnellingsmaatregelen die de TCMG bezig is door te voeren, maar die zijn wel noodzakelijk om het tempo verder te verhogen. Want zoals u allemaal weet zijn er twee grote onderwerpen: schade en versterking.
Tot slot was er de vraag op dit punt ...
De voorzitter:
Meneer Engels, heeft u nog iets te vragen? O, u komt er zo aan. Oké.
Minister Rutte:
Het derde thema dat de heer Engels benoemde — we hebben daar samen ook al eens over gesproken — was de zorgen en emoties van de bewoners van het aardbevingsgebied en het feit dat het vertrouwen dat zij hebben in de overheid natuurlijk een enorme deuk heeft gekregen, zo niet onherstelbare schade heeft opgelopen, los van de fysieke schade. Hij vroeg mij om toe te zeggen dat deze psychologische context een prominente plaats heeft. Ik ben mij extreem bewust van het gedaalde vertrouwen van veel inwoners van Groningen in de rijksoverheid, en dat geldt ook voor Eric Wiebes. Ik heb weleens gezegd dat ik het onze eretaak en ereplicht vind om ervoor te zorgen ... We begonnen met iets wat heel mooi leek te zijn: de aardgaswinning. Dat was geweldig, maar het is vanaf 2011-2012 veranderd in een nachtmerrie. Het is een pure nachtmerrie geworden, voor ons allemaal als bestuurders, maar in de eerste plaats voor de mensen die in het gebied wonen en hiermee te maken hebben. Ik heb daar natuurlijk ook heel veel gevallen gezien. We komen allemaal in dat gebied. De heer Engels kent het gebied ook. Het is verschrikkelijk.
Het vertrouwen dat de overheid in staat is om zo'n groot probleem op een fatsoenlijke manier op te lossen heeft zo veel schade opgelopen dat ik, toen ik er was, weleens heb gezegd: ik vind dat we het gewoon goed moeten oplossen, en niet meer met het doel om het vertrouwen in de politiek te herstellen. Als dat gebeurt, zou dat fantastisch zijn, maar het is zo ver weggezakt dat ik die ambitie nu even niet heb. Ik heb de ambitie om het op te gaan lossen. Ik hoop van harte dat mensen dan uiteindelijk zeggen: ja, het was verschrikkelijk, maar het is gebeurd. Dat zal dus in ieder geval niet van de ene op de andere dag hersteld zijn. We zullen het allemaal moeten doen: schade herstellen, versterken, de gaswinning naar beneden brengen en investeren in de economie van het gebied. Er wonen daar fantastische mensen die in heel veel gevallen door een hel zijn gegaan in hun persoonlijk leven. Natuurlijk hoop ik dat het residu daarvan zal zijn dat er ook een herstel van vertrouwen is, maar dat nu uitspreken doet het net lijken alsof dat nu het belangrijkste doel is. Het belangrijkste doel moet zijn om gewoon — nou ja, niet gewoon — het probleem van schade en versterking op te lossen. Daarin weet ik de heer Engels aan mijn zijde.
De heer Engels i (D66):
Dank voor deze reactie. Ik heb daar nog maar één vraag bij. Die gaat over het Nationaal Programma en die 1,15 miljard. Ik heb begrepen dat dat niet de enige en de laatste impuls is die wij gaan geven aan het gebied. Daar was mijn vraag ook op gericht. Dit gaan we nu uitvoeren. De regio gaat ermee aan de slag. Allerlei programma's moeten worden ontwikkeld. Er komt cofinanciering door private partijen; dat klopt. Maar wat gaan wij hierna doen? Want ik denk dat wij met dit Nationaal Programma de doelstellingen die we daar willen bereiken niet gaan halen. Ik begrijp dat daar op dit moment geen concrete plannen voor zijn, maar ik wil wel graag weten dat er een vervolg komt.
Minister Rutte:
Ik kan Eric Wiebes nu niet in de ogen kijken, omdat hij vandaag ziek is. Voordat ik nu ga improviseren, vraag ik dus even aan de ambtelijke ondersteuning om me een robuuste basis te geven voor de beantwoording. Daar kom ik dan zo op terug.
Voorzitter. Mevrouw Jorritsma heeft een vraag gesteld over de woningmarkt. De toegankelijkheid van woningen in de koop- en huursector heeft natuurlijk ook de aandacht van het kabinet. Er moeten een aantal dingen gebeuren. Allereerst moeten er meer woningen worden gebouwd. Het aanjagen van die woningbouw heeft dus een hoge prioriteit. Maar dat kost ook tijd. Dat kan betekenen dat mensen die een woning zoeken de effecten niet meteen merken. Daarom werken we er met gemeenten aan om te kijken of we op een of andere manier creatief kunnen omgaan met de woningkrapte door tijdelijke bewoning van leegstaande gebouwen, prefab en modulaire bouw te stimuleren, en ook door mogelijkheden om te bouwen en wonen aan de randen van de stad in kaart te brengen.
Dan zijn er maatregelen nodig om de betaalbaarheid te vergroten en dus de excessen als gevolg van de krapte tegen te gaan, zoals huisjesmelkerij. Dit alles vraagt niet alleen om nieuw beleid, maar ook om een intensieve en langjarige samenwerking tussen de betrokken partijen. Vandaar dat het kabinet hier ook echt de regie neemt en afspraken maakt in de regio's met de meeste spanningen op de woningmarkt. Omdat het nou eenmaal sterk verschilt per regio, is maatwerk gewoon noodzakelijk. We maken afspraken met alle betrokken partijen. Dat zijn de medeoverheden, maar ook de corporaties, de brancheorganisaties en de marktpartijen.
Via diverse maatregelen ondersteunen wij de versnelling van de bouw, bijvoorbeeld met de 38 miljoen die beschikbaar is gesteld voor het fonds voor binnenstedelijke transformatieprojecten. Het expertteam woningbouw is gestart met het versnellen van specifieke bouwprojecten. Begin deze maand is het wetsvoorstel voor aanpassing van de Crisis- en herstelwet naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarmee komt er meer ruimte in wet- en regelgeving. Om de betaalbaarheid te vergroten zorgen we voor het vergroten van het middenhuursegment. Ook daarvoor heeft de Tweede Kamer in september een wetsvoorstel ontvangen. De bedoeling is dat aan de toegankelijkheid van de koopmarkt voor starters en ouderen wordt gewerkt via het Platform hypotheken. Zo proberen we tegelijkertijd op alle terreinen in een en-en-en-aanpak deze nood enigszins te lenigen, maar het zal tijd kosten.
Voorzitter. Dan was er de vraag van de heer Engels. Die ging, als ik die mag samenvatten, over de stand van de democratie. Hij heeft daar natuurlijk veel meer over gezegd, maar ik wil zijn betoog niet proberen samen te vatten. Wel wil ik erop reageren. Om te beginnen noem ik maar even gewoon de feiten. Die zijn bekend. De staatscommissie-Remkes komt eind dit jaar met het eindrapport. Ik denk dat het goed is om het debat over de stand van de democratie en mogelijke hervormingsvoorstellen dan ook echt met elkaar te voeren. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft na het verschijnen van het tussenrapport van de staatscommissie opgemerkt dat wij ons op dit moment onthouden van een inhoudelijk oordeel over mogelijke voorstellen. De staatscommissie moet het werk namelijk in volledige vrijheid kunnen doen. Zoals de heer Engels ook memoreerde, heeft de minister bij de behandeling van het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum in deze Kamer opgemerkt dat binnen het ministerie alle voorbereidingen worden getroffen om een voortvarende reactie van het kabinet op het eindrapport te faciliteren en dat het kabinet die zo snel mogelijk na ontvangst van het rapport aan de Kamers wil aanbieden. Uiteraard onderschrijf ik dat volledig, ook omdat dit een belangrijk, relevant debat is. Daarbij is natuurlijk de inhoud van de kabinetsreactie afhankelijk van de aanbevelingen die uiteindelijk in het eindrapport zullen worden gedaan.
De heer Engels vroeg mij ook hoe de grondwetsherzieningsprocedure loopt. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in de Tweede Kamer al toegezegd de grondwetsherzieningsprocedure kritisch te zullen bezien. Dat was omdat er vragen kwamen uit diezelfde Tweede Kamer over de gang van zaken met betrekking tot de indiening van enkele tweedelezingsvoorstellen en over de voorlichting die ook de Afdeling advisering van de Raad van State vorig jaar uitbracht naar aanleiding van het wetsvoorstel ten aanzien van de constitutionele toetsing. Daarin doet die afdeling aanbevelingen om de grondwetsherzieningsprocedure aan te passen en te verduidelijken. Uitgaande van de tussenstand van de staatscommissie, waar wij dus niet uitgebreid op gereageerd hebben, ligt het wel in de rede te veronderstellen dat zij ook met betrekking tot die procedure een of meer aanbevelingen zal gaan doen. Daarvoor hoef je geen helderziende te zijn. Teneinde dat rapport nog te kunnen betrekken bij de standpuntbepaling van het kabinet met betrekking tot de grondwetsherzieningsprocedure streeft Kajsa Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ernaar dat standpunt ook zo spoedig mogelijk na het verschijnen van het eindrapport van de staatscommissie aan de Kamers aan te bieden.
Dan was er de opmerking van de heer Schalk van de SGP dat we voor elk probleem een commissie instellen, omdat er nu weer een commissie is ingesteld op migratiegebied. Nou, dat valt wel mee. Ik wil dat beeld echt wegnemen. We zijn met heel veel dingen ook zonder commissies bezig. Soms heb je het wel nodig om kennis bij elkaar te brengen. Dit is echt zo'n onderwerp, migratie, en vooral ook hoe je eindeloze procedures voorkomt en het risico dat die te lang doorlopen. Het is verstandig om er deskundigen naar te laten kijken. Ik heb nu geen rijksbreed overzicht van mogelijke tijdelijke commissies, maar voor zover ik ze nu voor de geest kan halen, zijn ze wel nuttig. Een voorbeeld is de commissie-Van Zwol, die onderzoek doet naar dat langdurige verblijf zonder verblijfsrecht. Zij bekijkt alle aspecten van het vraagstuk dat vreemdelingen, ondanks een afwijzing van hun toelatingsaanvraag en de daaruit voortvloeiende vertrekplicht, vaak toch langdurig in Nederland verblijven. Daarna adviseert zij ons over de aanpak.
Dan het Kroondomein. Ja, we gaan hier van onderwerp naar onderwerp. Daarover merk ik op wat overigens ook al in de Tweede Kamer uitvoerig aan de orde is geweest, namelijk een brief van de minister van Landbouw, mede namens mij. Die is ook heel uitvoerig aan de orde gekomen bij de begroting Algemene Zaken. Dat was begin oktober volgens mij. Daarbij geldt dat artikel 42, tweede lid van de Grondwet bepaalt dat de Koning uiteraard onschendbaar is en de minister verantwoordelijk. Ten aanzien van het Kroondomein is een aantal specifieke situaties van belang om te melden. Nu moet ik iets van de geschiedenis schetsen, voorzitter. Dat kost mij twee minuten. Helaas kan ik het niet heel kort houden. Ik kan natuurlijk wel kortheidshalve verwijzen naar de hele behandeling in de Tweede Kamer, maar dat gaat de heer Koffeman niet accepteren, vrees ik.
De voorzitter:
Ik wil de heer Koffeman wel iets vragen. Luistert u eerst even naar de geschiedenis? Neem die stoel en ga rustig zitten.
Minister Rutte:
Ik ga vertellen. Op 3 april aanvaardde de Tweede Kamer de motie-Arissen. Die motie verzocht de regering het eigenlijke Kroondomein Het Loo het jaar rond geheel open te stellen voor het publiek. Daar is een brief op gekomen. Daarin hebben we uitgelegd dat indertijd uiteindelijk besloten is om het Kroondomein tegen uiteenvallen door vererving te beschermen. Daarom heeft koningin Wilhelmina het eigenlijke Kroondomein dat tot dan toe haar privébezit was, in 1959 aan de Staat overgedragen. Zij schenkt dat aan de Staat in bloot eigendom op voorwaarde dat het vruchtgebruik bij de Kroondraagster blijft en dat die het dus als een geheel kan blijven beheren. Daarmee bleef het volledige gebruik en beheer van het Kroondomein dus behoren tot het privévermogen van de Kroondraagster. De vruchtgebruiker van een goed kan vrij, zoals een eigenaar, over dat goed beschikken met uitzondering van het recht het te vervreemden of te verkopen. Dus, hoewel het Kroondomein wat betreft het gebruik geheel tot de privésfeer van de Kroondrager behoort, is het geheel geopend voor publiek tussen 25 december en 14 september en gedeeltelijk gedurende de rest van het jaar.
Ik vermeld daar overigens bij dat het beheer van het eigenlijke Kroondomein is geënt op het principe van natuurvolgend bosbeheer en uitgaat van een samenhangend beleid op het gebied van houtproductie, populatiebeheer en mogelijkheden voor recreatie. Het faunabeheer in het gebied vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in de Wet natuurbescherming op basis van een door de minister van LNV, voorheen Economische Zaken, goedgekeurd faunabeheerplan.
Kortgezegd houdt de vruchtgebruiker zich aan alle wet- en regelgeving voor het beheer van het Kroondomein. Ook anderszins blijkt uit niets dat er op het beheer van het landgoed iets is aan te merken. Hieruit volgt dat bij het beheer van het Kroondomein het openbaar belang, zoals genoemd in artikel 41 van de Grondwet, niet in het geding is. Dat betekent dat het dus ook niet aan het kabinet is om te oordelen over de specifieke keuzes die worden gemaakt.
Dit leidde in de Tweede Kamer tot de volgende interessante discussie. "Als dat dan zo is, hoe zit het dan met de subsidie?" Die heeft geleid tot de indiening van een motie die in de Tweede Kamer is aangehouden. Die motie vraagt kortheidshalve — ik vat haar maar even samen — om bij een eventuele volgende subsidieaanvraag de subsidie alleen toe te kennen als het Kroondomein het hele jaar open is. Daarvan heb ik gezegd dat er helemaal geen subsidieaanvraag is. Als die motie nog wordt aangenomen, zal het natuurlijk wel een relevant politiek gegeven zijn dat te zijner tijd wordt betrokken bij een eventuele nieuwe subsidieaanvraag. We praten dan over 2021. Het enige instrument wat de politiek heeft om daar indirect invloed op uit te oefenen, zou die subsidieverlening zijn. Dat is eigenlijk de conclusie uit het Tweede Kamerdebat.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat is een prachtig exposé, maar het klopt niet helemaal. Dat is jammer. Het is zo dat er geen subsidie kan zijn voor terreinen die een beperkte openstelling kennen. In die zin zou daar opnieuw naar moeten worden gekeken, maar goed, de motie is aangehouden. Waar het hier vandaag om gaat, is dat het kabinet heeft gezegd: de Koning richt zijn huis in zoals hij wil volgens artikel 41 van de Grondwet, met inachtneming van het algemeen belang. De Tweede Kamer heeft een uitspraak gedaan over het algemeen belang. Zij heeft gezegd: het algemeen belang eist dat dat terrein, dat van ons allemaal is, het hele jaar opengesteld wordt. Die wens van de Tweede Kamer heeft het kabinet naast zich neergelegd onder verwijzing naar de Koning. Afgelopen weekend heeft een aantal verslaggevers aan de koning gevraagd of het geen koninklijk gebaar zou zijn om het open te stellen, aangezien hij degene is die kan besluiten over openstelling of niet; hij richt zijn huis in volgens artikel 41 van de Grondwet. Toen zei de koning: deze discussie hoort thuis in de Tweede Kamer. Daarmee legde hij de bal dus terug bij de Tweede Kamer, die daar al een besluit over genomen had, namelijk dat het opengesteld wordt. Dat levert een nieuwe situatie op. Daar heb ik de minister-president naar gevraagd.
Minister Rutte:
Eerst over die subsidie. Het gaat om een SNL-subsidie, het Subsidiestelsel Natuur en Landschap, verstrekt door het ministerie van LNV. U kent dat. De huidige subsidie is toegekend voor de periode tot en met 31 december 2021. Er is een overeenkomst opgesteld tussen het Kroondomein en het ministerie. Die subsidie kan niet eenzijdig worden opgezegd. De subsidie is verstrekt op basis van de Kaderwet EZ-subsidies onder analoge toepassing van een Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016. De verordening geeft de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van de verplichting om natuurterreinen gedurende ten minste 358 dagen open te stellen en toegankelijk te houden. Die ontheffing is verleend. Dat wat betreft het punt van de subsidieverlening.
Wat betreft artikel 41 van de Grondwet is het niet zo dat als de Kamer zegt dat het openbaar belang is, het ook openbaar belang is. Zo werkt het niet. Dat bepaal ik, althans degene die de ministeriële verantwoordelijkheid heeft. Dat is niet alleen zo geregeld in artikel 41 van de Grondwet, maar staat ook in de voorlichting van de Raad van State over het openbaar belang. Iets is dus niet openbaar belang omdat de meerderheid van de Kamer dat vindt.
Wat betreft de uitspraak van de koning, tot slot, laat ik de interpretatie daarvan geheel aan de heer Koffeman. Ik heb die er niet in gehoord.
De voorzitter:
Meneer Koffeman, tot slot op dit punt.
De heer Koffeman (PvdD):
Het zou goed zijn als de minister-president die opmerking van de koning eens terugleest in de diverse media. De koning was echt heel duidelijk. Hij zei: die discussie hoort thuis in de Tweede Kamer. Het kan niet zo zijn dat er een patstelling ontstaat doordat de minister-president en de minister van Landbouw zeggen dat het aan de koning is om er een besluit over te nemen en dat de koning zegt dat het aan de Tweede Kamer is om er een besluit over te nemen. Ik wil dus graag klaarheid van de minister-president. U kunt wel de interpretatie van een opmerking van de koning voor mijn verantwoordelijkheid laten, maar het is uw ministeriële verantwoordelijkheid om uitlatingen van de koning dekking te bieden. Dat zou ik denken.
Minister Rutte:
Ja, maar dat is per definitie zo. En uw interpretatie laat ik aan u. Overigens heeft de Tweede Kamer dit uitvoerig bediscussieerd. Daar ligt nu een aangehouden motie. Het is nu verder aan de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer om te beslissen wat ze daarmee doet. Ik heb gezegd dat het een relevant politiek feit is als die motie wordt aangenomen en dat dat zal worden gewogen bij een eventuele hernieuwde subsidieaanvraag. Dus misschien moet u uw collega's in de Tweede Kamer stimuleren om die motie in stemming te brengen.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat begrijp ik, maar mijn vraag ...
De voorzitter:
Meneer Koffeman, heel kort nog maar.
De heer Koffeman (PvdD):
Heel kort. Mijn vraag ging niet over de subsidie. Mijn vraag ging over de openstelling. Die openstelling is, zo constateer ik, een patstelling geworden doordat de koning verwijst naar de Tweede Kamer en de minister-president verwijst naar de koning.
Minister Rutte:
Nee, hoor, zo is het niet. Uw interpretatie van de woorden van de koning, klopt niet, zo herhaal ik. De koning en ik zeggen altijd hetzelfde, dus dat zit goed.
Er is dus geen route via artikel 41 van de Grondwet om het af te dwingen via de politiek. Als de politiek dat zou willen, dan kan de politiek een relevant politiek feit creëren door de motie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer aan te nemen. Ik heb de motie ontraden. Ze ligt daar nu, aangehouden. Ik denk dus dat de heer Koffeman dan misschien collegiaal overleg zou moeten hebben met zijn collega's aan de overzijde.
Het is niet te geloven, voorzitter, maar ik meen daarmee alle vragen te hebben beantwoord. Tenzij iemand nu boos naar voren rent.
De voorzitter:
Niet volgens mevrouw Faber, want die gaat nog wat vragen. Gaat uw gang.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Er zijn twee vragen van mij niet beantwoord. Eén vraag ging over de reizende rechter Al K., die maandelijks heen en weer racet van Amsterdam naar Bagdad. Ik weet niet of de minister-president dat nog weet.
Minister Rutte:
Ja, hoor. Zeker. Het antwoord op die vraag van mevrouw Faber is als volgt. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Dat betreft ook de handhaving van de verplichtingen, zoals de verplichting van een uitkeringsgerechtigde om alle inkomsten te melden. Bij geschillen is het oordeel uiteindelijk aan de rechter.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dus er is verder eigenlijk niks mee gebeurd, denk ik dan.
Minister Rutte:
Dit is geen verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. De uitvoering van de Participatiewet ligt bij de gemeenten.
De voorzitter:
U had nog een vraag, mevrouw Faber?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, dank u, voorzitter. Dan gaan we naar de volgende. Misschien valt dat wel onder u. Het gaat over het ngo-netwerk dat aan het subsidie-infuus ligt en ondertussen het nationale beleid ondermijnt. Hoelang gaan we nog door met het subsidiëren van die ngo's? Ik heb het dan bijvoorbeeld over zo'n actie als Stuur ze niet terug. Dat was van UNICEF, Oxfam Novib en Vluchtelingenwerk enzovoort. De SP, GroenLinks en de PvdA deden daar ook aan mee. We zijn toch verkeerd bezig als we ngo's geld geven, als we die subsidiëren, en als die vervolgens het nationale beleid gaan ondermijnen? Hoelang gaan we daar nog mee door?
Minister Rutte:
Dat is de orbánisering van de Nederlandse politiek en van de Nederlandse samenleving. Daar zou ik tegen zijn.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp het antwoord niet helemaal. Waar bent u op tegen?
Minister Rutte:
Wat u schetst is een van de redenen waarom de artikel 7-procedure tegen Hongarije is begonnen, namelijk: de ondersteuning van ngo's helemaal richten op de vraag of ze de regering ondersteunen. Ik zou dolgraag willen dat alle ngo's het zegenrijke werk van deze coalitie zouden steunen, maar een enkele keer gebeurt dat niet. Onbegrijpelijk!
De heer Ten Hoeve (OSF):
Van mij is er ook nog een vraag blijven liggen. Tussen Servië en Kosovo leek het tot een overeenkomst te kunnen komen over ruil van grondgebied. Daar is vanuit West-Europa nogal negatief op gereageerd. Van een land als Spanje kan ik me dat wel voorstellen, maar het zou mij erg spijten als ook vanuit Nederland zulke geluiden geventileerd zijn. De vraag is: is dat gebeurd?
Minister Rutte:
Even kijken, voorzitter. Ik denk dat ik dat onderwerp waarschijnlijk net heb gemist. Ja, hier is het antwoord. Nederland steunt het proces van de dialoog tussen Servië en Kosovo. Het is nu primair aan deze beide partijen om tot oplossing van de geschillen te komen. Ik heb in de marge van de Algemene Vergadering van de VN in september ook gesproken met de Kosovaarse premier. De oplossingen dienen wel bij te dragen aan de veiligheid in de regio en overeenkomstig het internationale recht zijn. Zo kijkt Nederland ernaar. We hebben dus niet gezegd: je moet het wel of niet doen. We hebben wel gezegd: pas nou goed op dat, als je daar iets doet, dat weer nieuwe problemen creëert. Want zo heel makkelijk is het nog niet om die grenzen goed te trekken. Maar, nogmaals, wij hebben gezegd dat het echt aan de partijen is om tot een oplossing te komen. We hebben dus niet gezegd dat we ertegen zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Dat is duidelijk. De conclusie is dan gerechtvaardigd, denk ik, dat grenswijziging met toestemming van beide partijen niet tegen het internationale recht is.
Minister Rutte:
Daar ben ik niet onmiddellijk deskundig genoeg voor. Het zou heel goed kunnen dat u daar gelijk in hebt. Het punt is meer dat het grensprobleem Kosovo-Servië uiterst fragiel is en te maken heeft waar dan de Kosovaren in Servisch gebied zitten en omgekeerd. Het is niet zo dat, als je het nu politiek oplost, het hele probleem weg is. Daarom hebben wij steeds gezegd: zorg er nou voor dat, als je in een dialoog tot iets komt, je de toets voor jezelf doet of dat ook de veiligheid in de regio bevordert en of dat ook echt in overeenstemming met het internationale recht is. We zeggen dus niet op voorhand dat we erop tegen zijn. Maar wel "cautioned", om het in goed Nederlands te zeggen.
De heer Koffeman (PvdD):
Misschien heb ik het gemist, maar misschien is het antwoord er ook niet geweest. Ik heb nog gevraagd wanneer we een actieplan stalbranden mogen verwachten en om preventiebeleid te formuleren om stalbranden te voorkomen. Ik heb vastgesteld dat leden van de coalitiepartijen in de Tweede Kamer stelselmatig tegen zo'n preventiebeleid stemmen. Is het kabinet wel van plan om met zo'n preventiebeleid te komen.
Minister Rutte:
Om te beginnen: dit is voor het kabinet een belangrijk punt. De afgelopen jaren zijn de wettelijke eisen voor brandveiligheid voor nieuwe stallen aangescherpt in het Bouwbesluit. Ook het bewustzijn van veehouders over brandveiligheid is vergroot. Verder worden stalbranden nu beter geregistreerd, waardoor er meer inzicht is gekregen in de oorzaken. Met die inzichten gaan de betrokken partijen nu verder, om de kans op stalbrand en daarmee het aantal dieren dat daarbij omkomt, te verminderen. De Dierenbescherming, Brandweer Nederland, het Verbond van Verzekeraars, LTO Nederland en de grote veehouderijsectoren, waaronder ook de Producenten Organisatie Varkenshouderij, hebben de afgelopen maand hard gewerkt aan het Actieplan brandveilige veestallen 2018-2022. Onderdeel daarvan zijn de opgaven uit het regeerakkoord op het gebied van elektrakeuringen en het bestrijden van knaagdieren. Verder voert de minister van LNV samen met de minister van BZK een onderzoek uit naar de financiële en praktische gevolgen van nader te stellen eisen op het gebied van de brandveiligheid in bestaande stallen. Dat onderzoek is bijna gereed. Over de vervolgstappen zal de minister spoedig communiceren.
De heer Nagel i (50PLUS):
Ik had nog een korte opmerking gemaakt over het openbaar vervoer. 70% van de 70-plussers wil daar liever niet meer mee reizen. Ook zijn de treinen overvol. Ik heb aan het slot van mijn verhaal gevraagd naar die bewustwordingscampagne. Daar heeft de minister-president niet op gereageerd.
Minister Rutte:
Die neem ik nog even mee. Ik heb, geloof ik, nog drie dingen liggen waarvan ik heb gezegd dat ik daarop terugkom in tweede termijn. Ik pak deze daar dan bij. Ik zie alleen ambtelijk AZ ook met een groot vraagteken. Of, nee, er wordt een duim opgestoken. Ze weten dus waar het over gaat. Dat komt dus terug in tweede termijn.
Voorzitter, ik meen daarmee, zij het met wat hulp van de Kamer, alle vragen te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer.
Meneer Kox, u wou wat vragen.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter, zouden we een minuut of tien kunnen schorsen vooraleer aan de tweede termijn te beginnen, zodat we die wat beter kunnen voorbereiden, ook in verband met eventueel in te dienen moties?
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Akkoord? Dat is het geval.
De vergadering wordt van 21.50 uur tot 22.00 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik zal bij ieder van degenen die spreken, melden hoeveel minuten er nog over zijn van de totale termijn waarover eerder gesproken is.
Mevrouw Faber, u heeft twee minuten volgens mijn lijstje. U heeft het woord.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik begin maar gelijk met een motie in te dienen over de terugkeer van Syriërs.
De voorzitter:
Door de leden Faber-van de Klashorst, Van Hattem, Peter van Dijk, Ton van Kesteren, Van Strien, Van der Sluijs, Aardema, Kok en Dercksen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er al 700.000 Syriërs teruggekeerd zijn naar huis;
constaterende dat er nog steeds Syriërs Nederland binnenkomen;
constaterende dat een grote groep Syriërs volgend jaar al vijf jaar in Nederland verblijft en daardoor in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
verzoekt de regering om Syriërs geen verblijfsvergunning te verstrekken en een actief beleid te voeren om Syriërs terug te laten keren naar Syrië,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter A (35000).
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan wat betreft het VN-migratieakkoord. De vraag rijst toch waarom we, als het niet bindend is, zouden gaan tekenen. Er kwam net een bericht dat Tsjechië ook niet gaat tekenen. Hongarije gaat niet tekenen. Oostenrijk, Denemarken en Polen twijfelen.
Door het tekenen van dit akkoord tekent u ook voor de implementatie van het beleid. De minister-president geeft aan dat hij gaat tekenen. Hij tekent voor het einde van Nederland en daarom zegt de PVV-fractie het vertrouwen op in de regering. Dat ondersteun ik met deze motie.
De voorzitter:
Door de leden Faber-van de Klashorst, Van Hattem, Peter van Dijk, Ton van Kesteren, Van Strien, Van der Sluijs, Aardema, Kok en Dercksen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het VN-migratieakkoord de grenzen wagenwijd openzet voor honderden miljoenen migranten, die via Afrika Europa in kunnen reizen en dus ook Nederland;
overwegende dat de verwachting is dat de huidige Afrikaanse bevolking deze eeuw explosief zal toenemen van 1 miljard naar 4 miljard mensen;
overwegende dat de toestroom van honderden miljoenen niet-westerse migranten leidt tot de volledige instorting van de Nederlandse verzorgingsstaat en het einde is van Nederland;
constaterende dat de minister-president zich niet onomwonden heeft uitgesproken het VN-migratieakkoord te zullen verwerpen en dus ook het akkoord niet te zullen ondertekenen;
zegt bij deze het vertrouwen in de regering op,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter B (35000).
Gaat u verder, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, dank u, voorzitter. Gezien de reacties hier in de Kamer kunnen we zeggen hoe arrogant de macht is geworden. U kunt wel "nou ja" zeggen, maar ik bedoel dat dit migratieakkoord een heel belangrijk punt is. Er wordt nogal lacherig over gedaan, maar we zullen de resultaten zien over een paar jaar, hoe we er dan voor staan.
Goed. Dan wil ik nog even ingaan op de diverse collega's die ik heb aangehoord. Er zijn diverse fractievoorzitters die in bedekte termen hun zorgen betreffende de populisten uiten. Ze zijn te angstig om het gewoon te vertellen en gewoon recht voor z'n raap te zeggen dat ze hen liever zien gaan dan komen.
Voorzitter, ik moet toch deze lieden uit de droom helpen. Wij zijn de senaat binnengekomen om te blijven, en om zo de stem van onze achterban hier te laten horen. Want ook zij hebben recht op democratische volksvertegenwoordiging.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan mevrouw Jorritsma, en die heeft zo snel gesproken in de eerste termijn, dat ze nog zestien minuten heeft. Ik neem aan dat ze die niet helemaal gaat vol maken.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Maar eerst meneer Koffeman. Aan wie heeft u een vraag, meneer Koffeman?
De heer Koffeman i (PvdD):
Aan u, voorzitter. Ik wilde graag een punt van orde maken. Normaal gesproken is het zo, in ieder geval aan de overzijde, dat bij motie van wantrouwen direct gestemd wordt.
De voorzitter:
Nee, wij stemmen op dezelfde dag, meneer Koffeman. We stemmen straks.
Mevrouw Faber, wilt u wat zeggen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter, het klopt dat we dezelfde dag stemmen, maar het is wel vaak zo dat deze motie dan als eerste in stemming gebracht wordt.
De voorzitter:
Dat is zeker waar. Dank u wel.
Mevrouw Jorritsma, u hebt acht minuten, maar ik vermoed dat u die niet helemaal vol gaat maken.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Nou ja, als ik te lang spreek, of al mijn tijd benut, dan is de kans aanwezig dat we vandaag niet meer stemmen. Dat zou ik niet willen, dus ik zal het niet gebruiken en proberen om het in korte tijd te doen.
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met de minister-president te bedanken voor zijn uitgebreide en buitengewoon goede beantwoording. Ik denk dat alle vragen die ik gesteld heb, beantwoord zijn. We zijn het ook eens over het belang van het vestigingsklimaat. Daar ben ik heel blij mee, dat we daar overeenstemming over hebben.
Ik vind het ook ontzettend jammer dat daar elke keer toch aan geknabbeld wordt: aan de positiviteit over het vestigingsklimaat en het belang daarvan voor de economische groei in dit land. Als er geen economische groei is in dit land, kunnen we de kwaliteit van het leven ook niet verbeteren. Dan kunnen we de energietransitie niet betalen. Maar dan kunnen we ook de mensen die nu nog aan de kant staan en die lang werkloos zijn, door welke oorzaak dan ook, niet aan de slag helpen. Mijn stelling is: hoe krapper de arbeidsmarkt wordt, hoe meer kans dat ouderen op de arbeidsmarkt kunnen blijven, dat mensen met een vlekje op de arbeidsmarkt kunnen komen en dat jongeren ook aan de slag blijven komen.
Er is gewoon economische groei nodig. Je zou willen dat het niet zo was. Daar werd het leven een stuk simpeler van. Maar het is niet zo. We zitten in een concurrentiële omgeving. We zullen dus moeten zorgen dat we dat goed doen en in die zin volg ik datgene wat de minister-president daarover gezegd heeft heel graag.
Dan over de WAB, de Wet arbeidsmarkt in balans. Die wordt helemaal los gezien van de discussie en de oplossingen die we voor zzp'ers moeten bedenken. Dat is natuurlijk niet los van elkaar te zien, want naarmate de Wet arbeidsmarkt in balans een groter succes is, is er ook minder reden voor werkgevers om geen mensen in vaste dienst aan te nemen. Dan wordt dat makkelijker en zou dat ook een oplossing moeten geven.
Ik hoop overigens dat we bij het zzp-dossier wel stappen gaan maken en ook dat we toch echt een onderscheid blijven maken tussen degenen die werkelijk ondernemen en de mensen die eigenlijk in een schijnconstructie zitten, alhoewel het niet heel makkelijk is om dat heel precies te definiëren. Ik denk dat dat precies het probleem is waar we in het verleden ook al tegen aangelopen zijn en waarvan ik hoop dat we dat niet weer gaan doen.
Dan nog een vraag over de pensioenen. U hebt nog niet gezegd of u het idee hebt dat er zicht is op een oplossing, en wat u doet als die oplossing heel erg lang op zich laat wachten. Ik vind het namelijk zo langzamerhand toch ook wel een beetje pijnlijk worden dat het toch meer lijkt dat het belang van de organisaties die aan tafel zitten geldt, dan dat van de mensen over wie het gaat. Dat zijn zowel de gepensioneerden als de mensen die gewoon de premie moeten betalen.
Over het klimaat heeft de minister-president gezegd dat we tegen het einde van het jaar de uitkomsten zouden mogen verwachten. We zullen zien. We hebben de randvoorwaarden aangegeven waar wij op zullen toetsen.
Dan wil ik nog iets zeggen over het veiligheidsbelang van een sociaal en politiek stabiele omgeving. We hadden eigenlijk heel lang maar drie of vier vitale veiligheidsbelangen: economische veiligheid, fysieke veiligheid, ecologische veiligheid, en natuurlijk ook de territoriale autonomie. Maar de laatste tijd is natuurlijk dat vijfde vitale veiligheidsbelang er gewoon bij gekomen. Sociale en politieke stabiliteit is een echt vitaal veiligheidsbelang. Dat zien we op allerlei plekken op aarde waar dat niet aanwezig is. Wij moeten er dus heel erg zuinig op zijn dat we binnen Europa met zo veel mogelijk landen die stabiliteit blijven bewaren. Dat is niet makkelijk, want er zijn allerlei centrifugerende bewegingen aan de gang om ons uit elkaar te spelen. Ik zal mijn uiterste best blijven doen om op dat punt populisten te bestrijden. Natuurlijk hebben ze een plek in de democratie, maar wat mij betreft moet die plek zo klein mogelijk blijven. Daar zullen wij ons best voor blijven doen.
Voorzitter. Ik wens het kabinet heel veel sterkte bij de verdere uitwerking van de plannen. Er moet nog heel veel gebeuren. Aan de slag, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan de heer Kox, die acht minuten heeft.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Het waren algemene beschouwingen over de begroting voor het komende jaar, maar ook algemene beschouwingen van de fracties en de regering over de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen in ons land en in de omgeving van ons land, zelfs de verre omgeving. Ik bedank de collega's voor hun inbreng en ik bedank de minister-president, bij wie ik toch moest denken aan dat mooie lied van Wim Kan: wat een spreker is die man, wat een spreker is die man. Ik meen dat oprecht. Het valt niet mee om urenlang deze Kamer te beantwoorden en iedereen het gevoel te geven: is de minister-president het met me eens, is hij het niet met me eens of zit het er ergens tussenin? Soms zit het ertussenin, en dat is ook heel goed, maar dat betekent niet dat tijdens deze Algemene Beschouwingen fracties van hun geloof vallen. Dat mag de minister-president ook niet verwachten van mijn fractie, de fractie van de SP.
Ik heb aangegeven waarom deze begroting niet de onze is, zeker niet in het licht van het feit dat wij met het Sociaal en Cultureel Planbureau constateren dat we te maken hebben met een ernstige uiteengroei van bevolkingsgroepen in de samenleving. De minister-president en ik zijn het erover eens dat dit niet alleen maar met een begroting opgelost kan worden, maar ik zou er toch graag, misschien binnenkort in de vorm van een beleidsdebat, een diepere discussie over hebben hoe het kan dat we zoveel mensen aan het kwijtraken zijn — met "we" bedoel ik alle politieke partijen. Deze mensen doen gewoon niet meer mee omdat, volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau, hun vertrouwen in de rechtspraak, de politie, de regering, het parlement en andere instituties zich de andere kant op ontwikkelt dan de andere delen van de samenleving met wie het beter gaat. Ik vind dat we daar diepgaand over zouden moeten nadenken. Wellicht kan de minister-president daar toch nog een reactie op geven.
We hebben nog veel te bespreken. We krijgen gelukkig ook nog veel momenten: de Algemene Financiële Beschouwingen binnenkort, de discussie over het Belastingplan en begrotingshoofdstukken waarover we mogelijk nog kunnen spreken. Ik maak nu kort de balans op voor onze fractie wat dit debat betreft. Ik ben blij dat ook de minister-president de zorgen deelt over het uiteengroeien van bevolkingsgroepen, dat hij zegt dat het een groot probleem is en dat het een verplichting is voor alle politieke partijen om er werk van te maken. De vraag is hoe we dat gaan doen.
Ik ben blij dat de minister-president in zijn eigen woorden liet weten dat hij baalde van ontsporingen in de bankensector en zei dat we ons die niet kunnen permitteren, zeker omdat de bankensector zo'n belangrijke rol speelt in de financiële dienstverlening, met een semipublieke functie. Ik ben blij dat er in de Tweede Kamer gesproken wordt over de wijze waarop ook strafrechtelijk opgetreden zou kunnen worden in dit soort zaken. Ik bezie graag hoe de discussies daar verder lopen.
We zijn het oneens gebleven over de operatie die de regering nu inzet met de vennootschapsbelasting na het falen van het dividendbelastingplan. De minister-president deed het min of meer voorkomen alsof er wat gegeven wordt en wat genomen wordt: verlaging van de vennootschapsbelasting maar ook verbreding van de grondslag. De cijfers die ik heb gegeven in reactie daarop geven aan dat het toch vooral het uitdelen van veel geld aan het grote geld is. Dat geld kan, zoals de minister-president ons steeds voorhoudt, maar op één manier uitgegeven worden. Dus als we aan het grote geld geven, kan het niet gegeven worden aan de grote noden van de samenleving. Dat is een politieke keuze die deze regering mag maken, leunend op een buitengewoon kleine meerderheid, maar het is niet de keuze die mijn fractie maakt. Ik ben blij dat meer fracties in deze Kamer zeggen: sorry, meneer de minister-president, maar hierin gaan we niet met u mee. Ik ben erover teleurgesteld en, nog belangrijker, grote delen van de bevolking zijn erover teleurgesteld dat het geld toen de afschaffing van de dividendbelasting niet doorging zo makkelijk, bijna in een handomdraai, alsnog terechtkwam daar waar veel mensen vonden dat het niet thuis had moeten horen.
Mevrouw de voorzitter. Ik ben teleurgesteld over iets wat deze hele Kamer aangaat: de zwakke wijze waarop het kabinet vervolg geeft aan hier breed aangenomen moties. Ik noem eerst de motie-Ganzevoort, over het vaststellen van een sociaal minimum op de BES-eilanden. We hebben die motie in 2016 aangenomen, maar nu zegt de minister-president: we hopen er in de zomer weer iets meer over te kunnen vertellen. Ik vind niet, meneer de minister-president, dat met de schaarse moties die hier worden aangenomen zo kan worden omgesprongen. Straks zijn we drie jaar verder en dan hebben we nog steeds niks, maar we hebben het over 25.000 mensen van ons Koninkrijk, die een recht wordt onthouden dat andere mensen in het Koninkrijk wel hebben. Graag de vraag of het echt niet spoediger kan, op z'n minst in het eerste kwartaal van komend jaar.
Ik ben ook erg teleurgesteld over het vervolg dat de regering nog niet gegeven heeft aan een motie die hier vorig jaar aangenomen is over het bepalen van een reductiedoelstelling inzake het tegengaan van kinderarmoede. Die motie was al een vervolg op een motie die anderhalf jaar daarvoor door deze Kamer aangenomen werd en die geresulteerd had in een uitgebreid SER-rapport. Nu zegt de minister-president: we doen ons best en reken er maar op. Ik vind echt dat we tegen de regering mogen zeggen dat we daar teleurgesteld over zijn en dat we vinden dat er vaart gemaakt moet worden. Daarover wil ik de volgende motie indienden, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Door de leden Kox, Strik, Van Leeuwen, Schalk, Ester, Nagel, Koffeman, Kuiper, Sent en Ten Hoeve wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
stelt vast dat de opeenvolgende moties-Van Apeldoorn c.s. en Kox c.s., van maart 2016 en december 2017 (34300, P en 34775, D), betreffende een SER-onderzoek aangaande kinderarmoede en het formuleren van reductiedoelstellingen betreffende kinderarmoede met een ruime meerderheid zijn aangenomen;
stelt met teleurstelling vast dat deze reductiedoelstelling er nog steeds niet is;
constateert dat de kinderarmoede, ondanks de economische voorspoed, nog volop aanwezig is;
verzoekt de regering om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2019 deze reductiedoelstelling te formuleren, opdat daaraan gekoppeld beleid ter terugdringing van kinderarmoede daadwerkelijk in gang gezet kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter C (35000).
De heer Kox (SP):
Die motie kan dus gezien worden als ondersteuning van beleid, voor zover de minister-president bedoelde dat dit ook in het komende eerste kwartaal zal gaan gebeuren. Anderzijds is het een steuntje en een zet in de rug om te zeggen: luister, als je afspraken maakt met deze Kamer, en zo beschouw ik moties die breed aangenomen worden toch, moeten ze ook uitgevoerd worden. We zijn hier geen motiecircus zoals de overkant soms lijkt, dus als deze Kamer iets zegt, vinden we dat er iets mee gedaan moet worden.
Mevrouw de voorzitter. Blij ben ik tot slot wel met de opmerkingen die de minister-president heeft gemaakt, ook naar aanleidingen van opmerkingen van onze kant, over de grote zorgen over het mogelijk teloorgaan van het verdrag over middellangeafstandskernrakketten en een terugkeer daarvan in Europa. Het is werkelijk ontzettend belangrijk dat kleine maar belangrijke landen als Nederland — de minister-president heeft dat in zijn betoog aangegeven — nu hun stem laten horen. We hebben niet zoveel ruimte. Wij zijn niet degene die het verdrag hebben gemaakt. Dat zijn Rusland en de Verenigde Staten. Maar ik vind wel dat wij er, ook gezien ons verleden hier in Nederland rondom de plaatsing van langeafstandsrakketten, alle belang bij hebben om al het mogelijke te doen om de teloorgang van dit verdrag te voorkomen. Ik vind die toezegging erg belangrijk. Ik heb overwogen om daar een motie over in te dienen, maar ik vond dat de minister-president meer dan duidelijk was. Ik hoop wel dat hij de Kamer op de hoogte wil houden van de ontwikkelingen op dat front, want nog één keer: ik maak me niet over veel dingen ongerust, maar als dit verdrag naar de gallemieze zou gaan — om het maar oneerbiedig te zeggen — dan zou dat buitengewoon slecht zijn voor alles wat bereikt is na het einde van de Koude Oorlog. Ik ben blij dat de minister-president daarover duidelijke woorden heeft gesproken. Het is toch mooi om aan het einde van zo'n debat die belangrijke conclusie te mogen trekken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Ik ben u nog de woorden verschuldigd dat de motie van de heer Kox voldoende is ondertekend. Bij dezen.
Ik geef het woord aan de heer Brinkman. Hij heeft zes minuten.
De heer Brinkman i (CDA):
Voorzitter. Onze fractie dankt de minister-president oprecht voor de energie die hij namens het kabinet uitstraalde. Maar niet alleen in dit debat, want dat komt meer voor. Wat ons betreft mag dat nog wat langer dan na de verkiezingen worden voortgezet. Dat heeft u ook in de slotzin van mijn betoog in eerste termijn kunnen horen. U becommentarieerde dat terecht niet, maar daarom is het wel uitgesproken.
Ten tweede wil ik zeggen dat we zeer veel begrip hebben voor de opmerkingen die de minister-president maakte over de multipolariteit in de nieuwe wereldorde. Het is heel goed dat ons land, ook gelet op onze geschiedenis, daar veel energie in steekt. Dat doet u ook met uw collega's en dat moet zo blijven. Maar laten we wel opletten dat Europa uiteindelijk de enige internationale omgeving, het dichtst bij huis is, waar we ook heel erg afhankelijk van zijn. U hebt dat ook wel erkend, nog meer zelfs dan bij vorige gelegenheden, dus ook dat valt te prijzen.
We weten heus wel dat het ingewikkeld is, maar we moeten natuurlijk voorkomen dat — als we al te veel aandacht aan die multilateraliteit gaan geven — Europa ondertussen door de omstandigheden die u zelf ook scherp heeft geschetst, als het ware verkruimelt. Die energie en die aandacht zijn dus wel nodig. Want als we ook nog iets krijgen van "ze zijn wel nodig, maar ze doen niets of ze doen te weinig of ze vallen uit elkaar", dan zijn we de hele dag op wereldreis, en dan kunnen we inderdaad de situatie krijgen die we nu ook tussen Frankrijk en Italië aan de grenzen tegenkomen. U noemde zelf ook het voorbeeld van Schengen. Daar zitten we niet op te wachten. Ik denk dat dat niet tegen dovemansoren is gezegd, maar ik wil het toch onderstreept hebben. Dat is het enige wat ik hier eigenlijk terug wilde halen.
Wij hebben geen behoefte aan een onderstreping van dingen die de minister-president heeft gezegd; die staan in de Handelingen. Het is aan ons, en in de eerste plaats aan de collega's aan de overkant, om het kabinet achter de broek te zitten als het gaat om toezeggingen die gedaan zijn en die niet op tijd worden waargemaakt. Ik noemde het punt van de armoede bij kinderen. Ik heb dat niet zonder reden naar voren gebracht. Onze fractie heeft in eerste termijn en bij herhaling gezegd dat we wat preciezer moeten zijn in de bestuurlijke rolverdeling. We hebben een kabinet om zaken tot uitvoering te brengen. We kunnen hier de grote lijnen bespreken, maar we moeten niet op de stoel van het kabinet gaan zitten, zeker niet vanuit de Eerste Kamer. Om dan te zeggen: we gaan nog eens een motie herhalen en nog eens onderstrepen ... De minister-president heeft op het punt van de kinderarmoede, zo heb ik begrepen, toegezegd zijn best te gaan doen. De staatssecretaris zal hem daar zeer bij helpen. Daar zullen we hem ook aan houden. Ga er maar van uit dat wij het zeggen als de Tweede Kamer het niet doet. Uw geloofwaardigheid staat op het spel. Dat heb ik in eerste termijn gezegd en ik herhaal dat ook. Zo ken ik de minister-president ook wel: als we deze dingen eruit lichten en niet over algemeenheden spreken, dan is ons dat ook ernst. Dus dank voor de coöperatie in dit debat en veel sterkte bij de verdere uitwerking.
We zullen de andere moties bekijken als die zijn rondgedeeld. Ik geef wel mijn voorgevoel namens de fractie aan, namelijk dat de behoefte aan de verschillende moties niet enorm opwelt bij ons.
De voorzitter:
Dat is dan helder. Dank u wel, meneer Brinkman.
Ik geef het woord aan mevrouw Sent. U heeft vier minuten.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De verjaardagsfeesten van Paul Depla, PvdA-burgemeester in Breda, werden altijd verpest door ome Harry, die de sfeer bedierf met gezeur over het eten en de locatie. Ik wil geen ome Harry zijn op het verjaardagsfeestje van het kabinet, laat daar geen misverstand over bestaan. Ik wil het juist gezelliger maken door meer mensen uit te nodigen. De taart moet naar de mening van de PvdA eerlijker worden verdeeld. Want de lonen van werknemers blijven achter bij de winstuitkeringen, de lasten op arbeid en inkomen komen steeds hoger uit en de lastendruk voor het bedrijfsleven juist lager. De winstbelasting wordt verlaagd om het vestigingsklimaat te verbeteren, maar juist de publieke sector levert een essentiële bijdrage aan dat vestigingsklimaat. Daarom missen we werknemers in het algemeen en die in de publieke sector in het bijzonder op het verjaardagsfeest.
Voorzitter. De minister-president presenteert zijn ploeg als een hervormingskabinet, maar ik mis de urgentie om de grote uitdagingen waar we voor staan, voortvarend aan te pakken. De verjaardagstaart wordt alleen maar kleiner als het kabinet niet meer daadkracht toont voor het aanpakken van de klimaatproblematiek, de ongelijkheid op de arbeidsmarkt, de sociale kloof in ons land en de financiering van ons pensioenstelsel. En een goede verjaardagstaart heeft niet alleen bruto binnenlands product, koopkracht en werkgelegenheid als ingrediënten, maar het brede palet aan Sustainable Development Goals.
Voorzitter. De PvdA is van mening dat samen beter werkt dan alleen. Daarom hebben wij meegeschreven aan de moties die mede namens ons door senator Strik van GroenLinks en senator Kuiper van de ChristenUnie zullen worden ingediend. De eerste vraagt aandacht voor de ongelijkheid op de arbeidsmarkt en stelt concrete oplossingen voor. De tweede vraagt om een betere inbedding van het bredewelvaartsbegrip in ons politieke debat. Zo probeer ik het verjaardagsfeestje, in tegenstelling tot ome Harry, wel een beetje gezelliger te maken, maar heel welkom voelt de PvdA-fractie zich vooralsnog niet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Ik hoorde al een reactie van de minister-president, maar daar kan hij dadelijk in tweede termijn op terugkomen.
Ik geef het woord aan de heer Engels. U heeft vijf minuten.
De heer Engels i (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank ook de minister-president voor zijn uitvoerige en veelal adequate beantwoording. Het is een genoegen om op een even kundige als ontspannen wijze te kunnen debatteren tijdens de Algemene Beschouwingen.
Heel kort over een aantal van de punten die ik heb aangedragen. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vraag van mevrouw Jorritsma over de toekomst van het pensioenstelsel. Wat is het uitzicht eigenlijk op dit moment? Dat is niet helemaal helder. En wat gaan we doen als we er met de polder niet uitkomen of als de polder zelfs zou falen?
Over het klimaat kan ik heel kort zijn. Ik heb een stevig commitment gevraagd van het kabinet en dat is er ook gekomen. Ik ga ervan uit dat wij in januari de zaak op tafel hebben liggen. Ik heb ook geen ander geluid gehoord.
Over de gaswinning staat nog wel een punt open. Overigens wil ik de minister-president nog wel bedanken voor met name de aandacht die hij heeft besteed aan wat ik maar even "de psychologische component" noem. Ik neem aan dat hij voldoende van mij heeft begrepen dat dat echt een aangelegen punt is, ook in de regio zelf. Dus dat is goed. Wat alleen nog openligt, is het Nationaal Programma dat op dit moment is gefixeerd op 1,15 miljard. Ik zou het betreuren als dat ook meteen de eindsituatie is. Dat zou wat ons betreft niet kunnen. Er is veel meer nodig om de zaak echt weer helemaal op orde te krijgen.
Dan democratie. Daar ben ik heel uitvoerig over geweest, dus dat ga ik nu niet meer doen. Ik begrijp dat er enige voortvarendheid wordt betracht in het kabinet, dat de regie van de minister van Binnenlandse Zaken daarin ook cruciaal is en dat de kwesties die ik heb genoemd, zullen worden geadresseerd. Voorlopig wachten we op het rapport van de staatscommissie. Dat snap ik ook, maar ik heb er toch twee vragen bij. Het is eigenlijk niet eens een partijpolitieke vraag van mijn fractie. Ik heb af en toe de woorden "centrale constitutionele instellingen" gebruikt. Ik denk dat wij hier een vraagstuk aan de orde hebben dat eigenlijk boven de politiek zou behoren uit te stijgen. Ik zou graag wat meer inhoudelijk van de minister-president willen horen of hij deelt dat er toch een zekere urgentie is om in ieder geval te kijken naar de noodzaak van een modernisering van ons politieke stelsel en dat de status quo niet langer gehandhaafd kan worden. Ik weet dat daar veel huiver voor is hier en daar of links en rechts, hoe je het ook wilt noemen, en toch lijkt het mij onontkoombaar.
Ik heb nog een tweede vraag over iets wat ik toch ook wil weten. Ik wijs even op de situatie van de vorige staatscommissie die een rapport heeft gemaakt. Het toenmalige kabinet — een kabinet-Balkenende was het, geloof ik — zei dat men zich in niets herkende en heeft vervolgens bijna schofferend of op het gênante af die hele staatscommissie na jaren werk min of meer naar huis gestuurd. Ik ga ervan uit dat er straks in de kabinetsreactie niet wordt gezegd "niet herkenbaar, we gaan niks doen", maar dat er vervolgstappen worden gezet. Welke dat zijn, hoef ik nu niet te bespreken, maar de uitkomst "nul" zou buitengewoon teleurstellend zijn.
Voorzitter, dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Engels. Ik geef het woord aan mevrouw Strik. U heeft twee minuten.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou de premier ook graag bedanken voor zijn mooie en onderhoudende betoog. Jammer van de verkeerde keuzes, maar verder was het prachtig.
Ik zie een relatie tussen gebrek aan sociaal beleid, tweedeling en populisme. Mensen begrijpen eenvoudig niet dat we in het rijke Nederland niet verzekerd zijn van goede zorg, goed onderwijs en veiligheid. Sommige politici buiten dat onbehagen uit met een retoriek die mensen tegen elkaar uitspeelt en uitsluit. De tweedeling wordt daardoor ook verdiept. Juist als we de publieke waarden willen versterken, moeten we die tweedeling met veel urgentie aanpakken. Ik steun daarom van harte de oproep van de heer Kox om haast te maken met armoedebeleid en om de publieke sector te versterken. Die sector is kip én ei wat ons betreft, want hij is ook onderdeel van het vestigingsklimaat.
Over de arbeidsmarkt hebben we het gehad. De WAB komt eraan, maar die regelt alleen flex en vast en niet de positie van zzp'ers. Hun precaire situatie is wel acuut. Vandaar dat we daar een motie over willen indienen.
De voorzitter:
Door de leden Strik, Sent, Kox, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kloof tussen flex en vast werk groot is en de positie van veel flexwerkers met kleine tijdelijke contracten kwetsbaar is;
overwegende dat naast flexwerkers ook de positie van een grote groep zzp'ers die voor lage tarieven werken, kwetsbaar is;
overwegende dat daarnaast de positie van alle zzp'ers onduidelijk is en dat de bestaande Wet DBA daarin geen helderheid biedt;
overwegende dat zzp'ers belangrijk zijn, maar wel, zoals het regeerakkoord zegt, "om de juiste redenen moeten kunnen kiezen voor het zzp-schap";
overwegende dat geen race naar beneden mag ontstaan in tarieven en arbeidsvoorwaarden, die de bloei van de economie afremt en het draagvlak en de grondslag voor de verzorgingsstaat uitholt;
constaterende dat het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans nog niet verder is gekomen dan de internetconsultatie en dat initiatieven om de Wet DBA te repareren nog niet in beeld zijn;
constaterende dat groepen zzp'ers en flexwerkers daardoor onnodig lang in een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt blijven;
verzoekt het kabinet snel duidelijkheid te verschaffen over de positie van kwetsbare zzp'ers en flexwerkers en in elk geval te waarborgen dat zij snel toegang krijgen tot een vangnet bij arbeidsongeschiktheid en pensioenrechten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (35000).
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Op pensioenhervorming moeten we nog even wachten. Ik hoop dat die snel komt, maar ik wil alvast even aandacht vragen voor de zware beroepen. De premier was wel heel makkelijk met zijn verwijzing naar de werkgevers, alsof busvervoersmaatschappijen mensen zo makkelijk een baan op kantoor kunnen aanbieden. Ik zou zeggen: kijk eens naar België; daar hebben ze wel een definitie van zware beroepen en daar hebben ze ook een regeling voor.
Verder zijn wij blij met de toezegging van de premier dat de artikel 7-procedure in de Raad in werking zal worden gezet of dat de premier daar in elk geval hard zijn best voor gaat doen.
Tot slot het klimaat. Het is hoog tijd dat de ambities van het kabinet worden waargemaakt. Begin december kunnen we concrete maatregelen verwachten. Wij willen het kabinet graag middels een motie aansporen om daarbij de klimaatrechtvaardigheid van meet af aan te waarborgen.
De voorzitter:
Door de leden Strik, Kox, Koffeman, Van Leeuwen en Ganzevoort wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er breed draagvlak bestaat om maatregelen te treffen voor een emissiereductie van 49% in 2030 en om de Europese reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen naar 55%;
constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau hebben vastgesteld dat de instrumentatie achter de voorgestelde maatregelen te summier is uitgewerkt en het meest recente IPCC-rapport laat zien dat acties moeten worden versneld om de doelstellingen te halen;
constaterende dat de regering op korte termijn via de klimaattafels aanstuurt op een pakket concrete instrumenten die leiden tot realisatie van de benodigde emissiereductie in 2030 van 49% ten opzichte van 1990;
overwegende dat er zorgen bestaan dat burgers, met name zij die behoren tot de lage-inkomensgroepen, onevenredig zwaar zullen worden belast door de klimaatmaatregelen;
verzoekt de regering de maatregelen zodanig uit te werken dat ze leiden tot een evenredige lastenverdeling naar inkomen voor burgers en tot een evenredige lastenverdeling naar verbruik tussen industriële grootverbruikers en burgers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (35000).
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Tot slot, voorzitter. Het waren ook mijn laatste Algemene Politieke Beschouwingen. Ik heb ervan genoten. Het waren fantastische uren, maar het is geen afscheid, want ik zie uit naar de continuering van de dialoog de komende zeven maanden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Kuiper. Hij heeft ook twee minuten.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie dankt ook de minister-president en het kabinet. We hebben de minister-president een beetje gezien in de stijl die we van hem kennen en die veel vertrouwen wekt. Wat ons betreft komt het kabinet nu op stoom. We wensen het heel veel sterkte om op de ingeslagen weg verder te gaan en resultaten te boeken.
Wat onze inbreng vandaag betreft: ik ben blij dat ik iets hoorde over het toezicht en de handhaving en de beweging daarover in dit kabinet. Ik zag de minister van Binnenlandse Zaken zo-even knikken toen ik daar een vraag over stelde, dus de vraag werd herkend. Ik zou het heel fijn vinden als wij de stand van zaken zouden kunnen krijgen van het rijksbrede toezicht op dit moment, met de lessons learned van de afgelopen jaren. We hebben een aantal jaren geleden een kabinetsreactie gezien op het WRR-rapport Toezien op publieke belangen. Daarin werd gezegd: wij gaan evalueren, ook als het gaat om de capaciteit van de inspecties enzovoort. Ik zou heel graag de toezegging willen hebben dat we daarover worden geïnformeerd.
Voorzitter. Dan de begrippen "brede welvaart" en "duurzame-ontwikkelingsdoelen". Ik gebruik die in het verlengde van elkaar, eigenlijk precies zoals de Raad van State heeft gedaan in zijn advies. Dat advies behelst ook dit punt, dus laten we dit nu echt gaan meenemen in de jaarlijkse plancyclus van parlement en kabinet. Ik weet dat de minister-president daar nu over nadenkt en met een antwoord komt. Niettemin hebben wij de vraag van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie die in dit debat heeft geklonken, nog eens geformuleerd in de vorm van een motie, maar wij wachten natuurlijk op het antwoord van de minister-president. Helpt ons dat verder, dan kunnen we die motie intrekken. Ik dien de motie nu in.
De voorzitter:
Door de leden Kuiper, Sent, Postema, Nooren, Vlietstra en Ester wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met ingang van het huidige parlementaire jaar het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) alsmede het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun beschouwingen parallel met de Macro Economische Verkenning publiceren;
constaterende dat de Raad van State adviseert het voorgenomen (langetermijn)beleid te beschouwen op de vraag in welke mate het bijdraagt aan brede welvaart, en dat jaarlijks te doen ter gelegenheid van de Algemene Politieke Beschouwingen;
verzoekt de regering het advies van de Raad van State te behartigen waarin gevraagd wordt jaarlijks bij de Miljoenennota een toekomstgerichte beschouwing te voegen over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart dichterbij brengt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (35000).
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman. U heeft twee minuten, meneer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De minister-president keek heel verbaasd toen ik vertelde dat hij overleg had gehad met Jack Ma van Alibaba. Hij wist het niet meer. Jack Ma van Alibaba was in het Torentje. Maar goed, toen mevrouw Merkel in het Torentje was geweest, wist ze het ook niet meer. Tijd niet gezien! Dat bleek mee te vallen. Maar goed, kennelijk zit het in de omgeving. Jack Ma wil een distributiecentrum van 380.000 m2 bouwen, niet in Lelystad maar in Maastricht. Lelystad zit in die tekst, met 155.000 m2. Als u zulke gesprekken heeft, deel het dan gewoon met ons. Dat is wel zo gezellig.
Dan over zelfregulering en stalbranden. Ik heb hier een cartoon van Tom Janssen in Trouw. Je ziet daarin een LTO-vertegenwoordiger met een brandspuit die een rokende varkensstal aan het nablussen is. Uit die brandblusser komt geen water, maar daar komen allerlei woorden uit als: we moeten nog veel doen, we hebben overleg met de sector, we hebben overleg met de Dierenbescherming. Dat is eigenlijk geen effectieve manier. Dus ik zou willen vragen of het kabinet toch echt met een eigen actieplan wil komen, om te zorgen dat die 1,5 miljoen dieren die in de afgelopen vijf jaar gestorven zijn, niet tevergeefs gestorven zijn, maar dat er toch vanuit de overheid iets gedaan wordt aan stalbranden.
Wat het Kroondomein betreft heeft de minister-president aangegeven dat hij van de prins geen kwaad weet en dat de koning en de minister-president eigenlijk altijd hetzelfde zeggen. Ik zou daarmee oppassen, want ik heb de vrouw van de koning weleens een kwalificatie horen geven van wat hij zei. Ik zou niet willen dat de minister-president diezelfde kwalificatie moet krijgen.
Dan over externaliteiten. De minister-president gaf aan dat hij eigenlijk niet wist wat externaliteiten waren. Dat is jammer, want daar is een hoop geld te halen. Het IMF heeft becijferd dat we hier in Nederland 175 miljoen CO2 uitstoten en dat dat in termen van externaliteiten, dus de kosten die wij met z'n allen daarvoor dragen, grofweg 22 miljard per jaar bedraagt. Dat is elf keer meer aan inkomsten voor het kabinet dan de dividendbelasting zou hebben gekost. Het is dus zeker wel de moeite waard. Dus ik geef het op u presenteerblaadje via een motie. Op het moment dat u die externaliteiten in kaart brengt en daar een heffingsgrondslag aan weet te verbinden, heeft u heel veel minder financiële zorgen dan u op dit moment heeft. Dus wellicht kunt u uw voordeel hiermee doen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Van Leeuwen, Strik, Kox, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor een rechtvaardige verdeling van de kosten van het klimaatbeleid het uitgangspunt "de vervuiler betaalt" redelijk is;
overwegende dat veroorzakers van klimaatschade via een directe bronheffing voor door hen veroorzaakte externaliteiten het meest gestimuleerd zullen worden tot het verminderen van activiteiten die klimaatschade veroorzaken;
verzoekt de regering de kosten van klimaatschade van de tien grootste veroorzakende sectoren en activiteiten, die op dit moment voor rekening van de samenleving komen, in kaart te brengen om te komen tot een klimaatinclusieve kostprijs van producten en diensten en een beleid waarin die kosten aan de bron worden verdisconteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (35000).
De heer Koffeman (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Schalk. U heeft één minuut, meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het is topsport, begrijp ik. Ik ga mijn vier kernwaarden langs en ik maak één opmerking bij alle vier.
Balans in zorg en werk. Wat betreft eenverdieners kwamen we er niet helemaal uit. Dat wordt vervolgd bij de Algemene Financiële Beschouwingen.
Het tweede thema is een gezond ondernemingsklimaat. De internetconsultatie over de wet keuzevrijheid openingstijden is prachtig getimed. Vandaag staat die voor het eerst open. Dank u wel daarvoor.
Het derde thema is veiligheid en vrede. Er wordt toegewerkt naar de NAVO-norm in 2024. Dat betekent dat de minister-president voor een nationaal plan gaat zorgen. Kan hij aangeven op welke termijn dat er is?
Het laatste thema is eerbied voor het leven en ontzag voor de dood. Dan kom ik op het terugdringen van abortus. In 2019 zullen we cijfers zien. Mijn eerste vraag is: is er een doelstelling geformuleerd? De tweede vraag is: wat als het niet lukt?
Ik heb nog een paar seconden over om te vragen om de toezegging van de minister-president om toch een overzicht te geven van de commissies.
Dan rest mij natuurlijk het kabinet Gods onmisbare zegen toe te wensen voor de komende periode. Ik raad de bewindslieden aan een rondje rond de fontein te maken, om te zien wat daar staat.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Nagel. U heeft twee minuten.
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. De premier is niet ingegaan op hoe gepensioneerden erop achteruit zijn gegaan volgens het uitgebreide Nibudonderzoek. Hij heeft geen enkel gevoel voor wat deze mensen de afgelopen tien jaar hebben ondervonden. Maar met een Merkeliaanse vermoeidheid is de zaak afgedaan met de opmerking dat het geen zaak is voor de overheid. Het is natuurlijk wel degelijk een politieke zaak. Denk maar aan de rekenruimte. Daarom heeft 50PLUS ook een initiatiefvoorstel ingediend. Ik kan uitnodigen dat 50PLUS in de Tweede Kamer de strijd zal voortzetten met een tweede initiatiefvoorstel om de beoordelingstermijn van vijf jaar te verlengen.
Er werd ook heel luchtig gedaan over de 4,5 miljard aan pensioengeld die over de grens gaat. Onbegrijpelijk. Wij handhaven onze opvatting over AOW-vakantiegeld, maar het is inderdaad een technische zaak, niet iets om nu in twee minuten te behandelen. Binnenkort hebben we de Financiële Beschouwingen. Dan zullen we uitgebreid op deze zaak terugkomen.
We hebben het goed gehoord van de premier dat ook de gepensioneerden er volgend jaar 96% op vooruit zullen gaan. Dat willen we meemaken. Dat willen we zien. Dat zal een van de argumenten zijn om tegen de motie van wantrouwen te stemmen, want we willen dat dit kabinet nog heel even blijft.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nagel. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve. U heeft ook twee minuten, meneer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik bedank ook de minister-president voor zijn beantwoording. Hij was heel begripvol in heel veel zaken. Ik heb nog een paar opmerkingen.
De discussie over het vestigingsklimaat resoneerde nog wat bij mij. Ik kon mij wel vinden in de benadering van de minister-president: stilstand betekent achteruitgang. Maar wat wij dan nodig hebben, is vooral verbetering. Zo heb ik zijn antwoord ook opgevat.
Mevrouw Jorritsma was daar voor mijn gevoel wat eendimensionaler in, want zij zei: we hebben economische groei nodig. Dat leek mij wat ideologisch bepaald. Het hangt af van wat je onder "economische groei" wilt verstaan. We hebben wel verbetering nodig. Dat betekent dat we rekening moeten houden met onze omstandigheden. We zijn een klein land met een beperkte bevolking. Het is niet een heel kleine maar uiteindelijk wel een beperkte bevolking. We willen het land niet helemaal volgebouwd hebben met woningen en rijkswegen. We hebben niet meer werkgelegenheid nodig dan we mensen hebben. In heel veel sectoren merken we dat we toch tegen de grenzen daarvan aanlopen. We willen bijvoorbeeld ook niet dat het aantal vliegbewegingen op Schiphol onbeperkt uitgebreid kan worden, want dat geeft te veel nare effecten.
Met andere woorden, de afweging om de balans te vinden tussen wat nodig is aan verbeteringen in dit land en wat ongewenst is omdat het te veel negatieve effecten heeft, is een moeilijke afweging. Die is niet alleen te benaderen met rechtuit te zeggen: we hebben altijd economische groei nodig. De redenering van de minister-president is: wij moeten meer doen om het vestigingsklimaat te bevorderen dan de landen om ons heen, want wij zijn klein en hebben een klein afzetgebied en die anderen zijn groot. Ik moet zeggen dat dat argument mij binnen de Europese Unie niet meer zo heel zinvol lijkt. Wij hebben bovendien qua ligging en ontwikkeling sowieso best een heel goed vestigingsklimaat te bieden.
De voorzitter:
Uw tijd zit erop, meneer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Dan stop ik, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik vraag aan de minister-president of hij meteen kan antwoorden.
Minister Rutte i:
Ik heb wel even tien minuten nodig, want er zijn veel vragen gesteld.
De voorzitter:
Het is nu vijf voor elf. We schorsen de vergadering tot vijf over elf.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik geef voor de tweede termijn van de kant van de regering het woord aan de minister-president.
Minister Rutte i:
Voorzitter, dank daarvoor. Ik begin met het beantwoorden van een aantal vragen en zal dan de moties behandelen. Het zijn oude en nieuwe vragen. Er lag nog een vraag die ik met de heer Kox moest uitonderhandelen over de opbrengsten van de grondslagverbreding Vpb en hoe die zich verhouden tot de lagere inkomsten door de tariefverlaging van de Vpb. De grondslagverbreding leidt structureel tot 3,6 miljard extra inkomsten. De tariefverlaging leidt tot structureel 4,2 miljard minder inkomsten. Per saldo betekent dit ongeveer 0,5 miljard minder Vpb-inkomsten. Het kabinet voert natuurlijk een en-en-enbeleid, heb ik al uitgelegd, waarbij ook oog is voor de publieke sector — daarbij gaat het om een investering van 6 miljard — voor de lastenverlichting voor burgers — 2 miljard lastenverlichting in 2019 — en voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Verder willen wij er natuurlijk voor zorgen dat de bedrijven in Nederland een goed investeringsklimaat hebben. Dat vinden wij in samenhang met elkaar een evenwichtig beleid. Dat even over de precieze cijfers, maar per saldo zit er dus inderdaad wel degelijk een lastenverlichting in van ongeveer 0,5 miljard.
Dan de tweede vraag, ook van de heer Kox. In hoeverre is er nog vertrouwen van de burger in de politiek en de overheid? Hoe moet het debat worden gevoerd? Ik vind dat een belangrijk onderwerp. Wij hebben daar natuurlijk al met elkaar over gesproken in eerste termijn. Welke handelingsperspectieven zijn er dan? Ik denk dat wij steeds moeten zoeken naar gelegenheden om dit onderwerp aan de orde te stellen. Op zich is een goede gelegenheid weer het kabinetsstandpunt over het advies van de staatscommissie-Remkes. Dat zal ook een moment zijn waarop we weer moeten bekijken hoe ons stelsel functioneert. Dat wordt eind dit jaar verwacht. Dit is zo'n belangrijk onderwerp: dat zal ook op andere momenten natuurlijk verwacht en onverwacht terugkeren.
Dan de vraag van mevrouw Jorritsma over het pensioendossier. Is er al zicht op een uitkomst? Zoals u weet, heeft het kabinet in het regeerakkoord een ambitieus pakket zitten wat betreft het vernieuwen en toekomstbestendig maken van het pensioenstelsel. Er zijn nu gesprekken gaande en ik zou dat proces eigenlijk niet willen verstoren door er te veel over te zeggen. Eigenlijk wil ik het daar al weer bij laten. Zoals u weet, hechten we belang aan de modernisering van het pensioenstelsel. Dat moet stap voor stap samen met de sociale partners worden gedaan. Dat vraagt zorgvuldigheid. Daarmee heb ik eigenlijk niets beantwoord, maar het is werkelijk waar dat alles wat ik er nu over zeg niet de goede uitkomst bevordert, omdat de gesprekken natuurlijk nog steeds gaande zijn. Dat geldt ook voor het speculeren over wat je nu doet als je er niet uitkomt met de sociale partners. Die luisteren ook mee en denken: o, dat is mooi, het kan ook zonder ons. Of ze denken juist: hé, dat is vervelend, ze gaan het zonder ons doen of niet doen. Al die varianten helpen dus ook weer niet bij de uitkomst. Maar goed, zodra we eruit zijn, melden we het.
Dan de rapportage over het sociaal minimum voor de BES-eilanden. Daarover, en over het te volgen tijdpad, is met de Kamer gesproken door de staatssecretaris van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. De staatssecretaris van Sociale Zaken heeft schriftelijk en mondeling benoemd hoe zij de stappen naar een sociaal minimum gaat inrichten, met inbegrip van verhoging van de kinderbijslag, nu al op 1 januari 2019. Zij heeft in dat verband ook de maatregel in het vooruitzicht gesteld voor het jaar 2020. Hier zit echt een technisch probleem, namelijk dat er verschillende elementen en informatie nodig zijn voor de vaststelling van een sociaal minimum. Die behoeven een fasering, omdat het een ingrijpend besluit betreft. Wij willen nu eerst de kloof tussen inkomsten en kosten verkleinen. Wij denken dat het nu doorkruisen van het door de staatssecretaris geschetste tijdpad uiteindelijk zal leiden tot onzorgvuldigheid, met alle risico's van dien voor de betrokkenen, de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling van de eilanden. Die werkelijkheid moet passen bij de maatregelen. Het is niet uitgetrild. Er is nog te veel onzekerheid over de vraag waar we op dit moment precies staan. We werken hiernaartoe. We zijn het volgens mij volledig eens over het doel, maar er is oprechte bezorgdheid als wij hierin overhaast werken.
De heer Kox i (SP):
Overhaast werken moet je nooit doen, maar we hebben het hier over een motie uit 2016 die hier is aangenomen. Deze motie komt dus op zijn vroegst in de volgende fase in de zomer van 2019. Dan zijn we drie jaar verder. Dat kunnen we toch niet "overhaast" noemen? De regering moet gewoon meer vaart maken.
Minister Rutte:
Het is niet een kwestie van hoeveel vaart we maken. Neem bijvoorbeeld de huur op die eilanden. Ik had het er net even met Van Ark over in de pauze en vroeg haar om even uit te leggen waar het probleem zit: ze willen graag snel, waarom kan het nou niet sneller? Ze heeft me er in een paar minuten van overtuigd dat dit zorgvuldig moet. Alleen al op het punt van de huur zitten we met een verschil tussen €0 en €900. Dat is de breedte. Dat moet uittrillen. We moeten echt precies weten hoe het zit. We doen dus wel wat. Het is niet zo dat we niets doen. Intussen wordt wel op 1 januari de kinderbijslag verhoogd en nemen we andere maatregelen, die ik ook in de eerste termijn schetste. Ik vrees dat ze gelijk heeft — maar goed, ik ben geen arbiter hier — dat het gewoon echt meer tijd vergt om dat goed te kunnen doen. Het is dus niet een kwestie van dat we geen haast willen maken.
Dan over het Nationaal Programma Groningen, de 1,15 miljard. We staan voor een grote opgave daar. Ik heb al geschetst wat we doen. Dit bedrag wordt waar mogelijk ook aangevuld met cofinanciering. Het is een forse investering. De heer Engels vroeg naar het vervolg. Dat wordt ook in het startdocument al geadresseerd. Na vier jaar vindt een evaluatie plaats en waar nodig zal ook een herijking van het programma plaatsvinden. Dan wordt ook bezien wat tot dat moment de ervaringen en resultaten zijn en maken we nieuwe afspraken. We doen het stap voor stap, in goed overleg met de regio. Dat betekent dat we als het nodig is op zoek gaan naar extra geld. Het is alleen niet nu al zo dat we dat extra geld toezeggen. Maar als op basis van die evaluatie zou blijken dat er meer nodig is, dan zullen we natuurlijk gewoon kijken hoe we dat inpassen.
Dan het parlementair stelsel en het heroverwegen daarvan. Nemen wij het werk van de staatscommissie serieus? Dat nemen we uiterst serieus. Daarom nemen we ook nu geen voorschot op de inhoudelijke discussie die zal volgen op het advies. De commissie moet nu ongestoord haar werk kunnen doen. Wij zullen dat zeer serieus beoordelen. De commissie is al ingesteld door het vorige kabinet en dit kabinet heeft haar van harte overgenomen.
Ik zie ook absoluut met de heer Engels de noodzaak om een aantal aspecten van ons staatsbestel — dat was zijn persoonlijke vraag aan mij — goed opnieuw te doordenken, wat niet wegneemt dat ik altijd heb gezegd dat wij als politici uiteindelijk ongeacht het stelsel op de zeepkist het gesprek moeten voeren en de problemen in het land moeten oplossen. Maar natuurlijk is ook de context waarin je dat doet, het parlementaire stelsel, relevant, met alles wat ermee samenhangt, zoals verkiezingen en wel of geen referenda. De commissie komt ongetwijfeld over veel van die aspecten te spreken, ook over het vraagstuk hoe je de grondwetswijziging moet invullen. Maar goed, de urgentie wordt dus bij ons en ook bij mij persoonlijk zeer gevoeld.
Handhaving en toezicht in Nederland, de rijksbrede visie. Daarnaar werd gevraagd door de heer Kuiper. Op 5 september — daar refereerde de heer Kuiper volgens mij aan — heeft Blok, de toenmalige minister van Wonen en Rijksdienst, een brief gestuurd over het functioneren van de rijksinspecties. Hij heeft toen ook een overall beeld gegeven van de inspecties. Het kabinet heeft in het verleden ingezet op verbetering van de slagvaardigheid en effectiviteit van het toezicht. Daarbij is ook ingezet op clustering van rijksinspecties, versterking en uniformering van de onafhankelijke positionering van de rijksinspecties en de verdergaande samenwerking. Door het kabinet is hierover in de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk in 2017 gerapporteerd. Ik kan toezeggen dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de volgende Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk de laatste stand van zaken zal weergeven en daarbij ook het debat dat we hier gevoerd hebben zal betrekken.
De heer Koffeman vroeg naar de brandpreventie. Daarover herhaal ik nog een keer wat ik daarover in eerste termijn zei, namelijk dat de minister van LNV samen met de minister van BZK een onderzoek doet naar de financiële en praktische gevolgen wanneer nadere eisen worden gesteld aan de brandveiligheid in bestaande stallen. Dat onderzoek is bijna gereed en over de vervolgstappen zal de minister van LNV spoedig communiceren. Het is dus niet zo dat we daar niks willen. Deze opmerking is overigens aanvullend op wat ik in eerste termijn zei over wat de Dierenbescherming, Brandweer Nederland, et cetera, et cetera aan het doen zijn om het actieplan brandveilige veestallen 2018-2022 op te stellen.
Dan zou ik de heer Schalk willen vragen of hij er waar het gaat om die commissies mee akkoord kan gaan dat ik de collega's in het kabinet vraag om dat in hun begrotingen mee te nemen bij de opstelling van de Prinsjesdagstukken 2019, zodat we dan steeds een overzicht geven op ieders beleidsterrein van welke ad-hoccommissies er nou aan het werk zijn. Want anders moet ik — ik zit ook maar met tien of vijftien ambtenaren op AZ — het gaan verzamelen. Op deze manier leg ik dat weer breed in het team. U ziet, dat doe ik slim. Ik zie de heer Schalk ja knikken.
Dan de vraag of er een doelstelling is geformuleerd voor het verminderen van het aantal abortussen. Er is geen doelstelling specifiek, maar de inzet is om onbedoelde zwangerschappen in het algemeen en herhaalde zwangerschapsafbreking in het bijzonder te voorkomen. Dat lage abortuscijfers dat ik al schetste, neemt natuurlijk niet weg dat het altijd beter kan. Ik heb betere voorlichting en keuzehulp genoemd om onbedoelde zwangerschap in het algemeen en daarmee herhaalde zwangerschapsafbreking in het bijzonder te voorkomen. Wat wij hier willen, is minder — dat is de doelstelling — maar het is niet mogelijk om daar een cijfer op te plakken.
Dan de NAVO-norm. Voor het einde van dit jaar leven alle bondgenoten een nationaal plan in over hoe zij de komende jaren invulling gaan geven aan de afspraken gemaakt tijdens die NAVO-top in 2014. Ook Nederland zal uiterlijk 31 december dit jaar een plan aanleveren bij de NAVO. Dat plan zal eind december ook aan de Kamer worden gezonden.
De heer Nagel vroeg aandacht voor het feit dat ouderen niet in het ov durven omdat ze niet kunnen rekenen op een zitplaats. Moeten jongeren opstaan voor 70-plussers? De heer Nagel refereert hier aan een massamediale bewustwordingscampagne. Het is eerlijk gezegd de vraag of een dergelijk middel in dit geval het meest effectieve instrument is om de gewenste gedragsverandering bij de doelgroep te bewerkstelligen. Volgens mij moet het gewoon een norm zijn dat je opstaat voor een ouder iemand. Volgens mij gebeurt dat ook in de meeste gevallen. Ik vind ook dat we elkaar daar gewoon op moeten aanspreken. We kunnen wel een Postbus 51-campagne beginnen, maar volgens mij moeten we elkaar gewoon aanspreken als dat niet gebeurt. Laat ik dan hier gewoon aan Nederland oproepen: als jij in de bus zit en er zit een of andere vlerk terwijl er een oudere dame zou moeten zitten, dan zeg je tegen die jongen "opstaan, die mevrouw moet hier zitten." Volgens mij is dat hoe we het in dit land moeten regelen, en moeten we niet alles met campagnes doen. Uiteraard hebben ouders hier een rol in de opvoeding. Jongens, laten we sommige dingen ook simpel houden. Maar ik ben het wel zeer met de heer Nagel eens dat dit gewoon moet gebeuren.
Dit doet me ook wel een beetje denken aan dat prachtige boek van De Tocqueville over de democratie in Amerika. Daar valt een boom om en de boeren komen naar buiten en zagen die boom weg. Vervolgens is hij terug in Frankrijk. Daar valt ook een boom om en ze rennen allemaal naar burgemeester: er is een boom omgevallen. Misschien moeten we hier een beetje Amerikaanser in worden.
Dan de moties. Om te beginnen de motie van mevrouw Faber op letter A, over geen verblijfsvergunning voor Syriërs. Ik heb in de eerste termijn al geschetst dat Buitenlandse Zaken hier werkt op basis van objectieve algemene ambtsberichten en dat wij natuurlijk niet politiseren. Dus ik ontraad die motie.
Dan de motie op letter B, over het opzeggen van het vertrouwen in de regering. Na lang aarzelen: die ontraad ik. Dat was een grapje.
Dan de motie op letter C, over de reductiedoelstelling voor kinderen in armoede. Hier wil ik een paar dingen over zeggen. Daar heb ik ook in eerste termijn iets over gezegd. Dit is voor mij, voor het kabinet, voor ons allemaal essentieel. Het gaat erom dat je in een beschaafd land met een goed draaiende economie niet wilt dat kinderen opgroeien in armoede. Je kunt nooit helemaal, honderd procent, garanderen dat dat niet gebeurt. Er kunnen altijd gezinnen zijn waarin mensen door schulden te maken in de problemen komen en soms ook niet bereikt worden door de hulpinstanties. Er zijn ook mensen die niet vragen om hulp. Dat kan allemaal gebeuren. Dan moet je maar je best doen als samenleving, ook als sociale diensten, om de mensen toch te bereiken. We hebben het in Nederland zo geregeld dat je zelfs als je in ernstige schulden zit nooit onder de 95% van de bijstandsnorm kunt zakken. Het zou dus ook dan niet mogen voorkomen dat mensen in die ernstige schulden zitten. Ik ben het er dus mee eens dat er uiteindelijk zo snel mogelijk gekomen moet worden tot een reductiedoelstelling. Het kabinet is bezig en wil begin 2019 de Kamer informeren over de uitkomst van de verkenning door het SCP, het CBP en het CBS. Dan gaan we zien of het mogelijk is om snel tot een reductiedoelstelling te komen. Dat gebeurt ook in overleg met de VNG. Maar ik kan nu niet toezeggen namens het kabinet dat die er begin 2019 is, want dan moet ik vooruitlopen op de uitkomsten van de verkenning. We moeten gewoon kijken hoe we zo'n eenduidige reductiedoelstelling moeten vormgeven. Maar ik wil hier duidelijk maken dat er geen twijfel over is dat we de vorige motie die al is ingediend, echt aan het uitvoeren zijn. Misschien volgens sommigen niet snel genoeg — excuus dan daarvoor — maar die motie voeren we uit. Ook gemotiveerd: we zijn echt daarmee bezig. Mijn gedachte zou zijn om dan hier formeel te zeggen: ik ontraad de motie, omdat we de vorige motie aan het uitvoeren zijn. Maar laten we hier de overtuiging neerleggen vanuit het kabinet dat wij zeer bewust zijn van het belang van de zaak die hier speelt en die ook volledig onderschrijven.
Dan motie D, over de positie van kwetsbare zzp'ers. Ik heb al benadrukt dat we met u delen dat we de positie van kwetsbare zzp'ers moeten beschermen. Het is een ingewikkeld onderwerp. We gaan zo snel als mogelijk, nog dit jaar, een brief aan de Kamer sturen met een update. Maar ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomsten, omdat we hier echt met een paar grote technische problemen zitten die we willen oplossen. Dat betekent dat ik deze motie nu moet ontraden, maar ik wil wel hier zeggen tegen de indieners dat wij onze uiterste best doen om dit zo snel mogelijk te organiseren.
Dan de motie over klimaatrechtvaardigheid waarborgen bij het klimaatakkoord. Het kabinet streeft naar een evenwichtige lastenverdeling tussen burgers en tussen burgers en bedrijfsleven. Die lastenverdeling tussen burgers wordt beoordeeld aan de hand van de koopkrachtontwikkeling. Daarbij kijkt het kabinet naar de koopkrachtontwikkeling en houdt het rekening met het totale beleid. Onevenwichtige ontwikkeling door het klimaatbeleid kan ook buiten het klimaatdomein worden gecompenseerd, bijvoorbeeld in een belastingbeleid. Een evenwichtige lastenverdeling tussen burgers en bedrijven is niet per definitie een evenredige verdeling van de lasten naar energiegebruik. Een te zware belasting van het energie-intensieve bedrijfsleven leidt tot de verplaatsing van die activiteiten naar het buitenland, naar landen bijvoorbeeld waar deze activiteiten met minder energie-efficiëntie worden uitgevoerd. Daar is noch het klimaat, noch de Nederlandse samenleving bij gebaat. Dus waar we het denk ik over heel veel dingen in deze motie eens zijn, vind ik toch dat ik haar, zoals ze er nu ligt en met het verzoek dat er staat, moet ontraden.
Dan de SDG's en de rol die ze kunnen spelen bij een begrotingscyclus. Deze wens kunnen wij uitvoeren. Wij begrijpen ook heel goed die wens van verschillende partijen om vanuit een breder welvaartsbegrip de zaak te benaderen en daarbij ook de SDG's te betrekken. Financiën en economie zijn immers niet de enige criteria voor het inrichten van het land. Het CBS maakt jaarlijks de monitors over SDG's en brede welvaart. In de monitor over de SDG's wordt de relatie gelegd met de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daarnaast is er op verzoek van de Tweede Kamer een monitor gemaakt over de ontwikkeling van brede welvaart. Er bestaat natuurlijk een grote overlap tussen de CBS-publicaties over de SDG's en de Monitor Brede Welvaart. We gaan daarom samen met het CBS verkennen hoe we die zaken in elkaar kunnen schuiven. Dat willen we eigenlijk gewoon volgend jaar gerealiseerd hebben. Bij de bredere besluitvorming hebben de Monitor Brede Welvaart en de monitor over de SDG's grote meerwaarde door de aandachtspunten voor Nederland te tonen en afwegingen tussen verschillende aspecten van welvaart inzichtelijk te maken. Dit kan zowel bij de Algemene Politieke Beschouwingen aan de orde komen als bij de bespreking van de departementale begroting.
De Monitor Brede Welvaart en de SDG-rapportage worden jaarlijks in het voorjaar gepubliceerd met de kabinetsreactie, zodat deze een rol kunnen spelen bij het Verantwoordingsdebat. Dat is ook logisch, omdat het statistiek betreft die per definitie terugkijkt. Bij de APB en de begroting en Miljoenennota wordt natuurlijk vooruitgekeken. Het ex ante in kaart brengen van kwantitatieve effecten van beleid op de SDG's en brede welvaart lijkt ons nu nog een brug te ver. Dus wij denken nu eerder aan de verantwoordingscyclus dan aan de begrotingscyclus. Ze kunnen wel een rol spelen bij de beleidsontwikkeling en wetgeving op afzonderlijke terreinen. Daartoe wordt het integrale afwegingskader dat het kabinet gebruikt bij beleidsontwikkeling en wetgeving hierop aangepast. De Monitor Brede Welvaart is ook als informatiebron beschikbaar bij de kabinetsformatie. Daar wordt bij uitstek over de departementale begrotingen heen gekeken en beleid bepaald voor een langere periode. De monitor helpt bij het formuleren van de politieke prioriteiten dankzij het inzicht in de maatschappelijke vraagstukken. Ik beschouw dit als een aanmoediging om hiermee door te gaan en te kijken hoe wij in 2019 in ieder geval die twee aspecten kunnen integreren.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Zeer bedankt, minister-president. Wat het betrekken bij de Algemene Politieke Beschouwingen betreft: het ging ons dan ook om een beschouwing, niet om nog eens een keer die indicatoren allemaal weer langs te lopen en af te vinken. Het ging inderdaad om hoe het integraal in het beleid verweven zit. U heeft daarover een toezegging gedaan, zodat het ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen kan worden betrokken door de Kamers.
Minister Rutte:
Ja.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Dank u wel.
Minister Rutte:
Dan moet ik natuurlijk nog een oordeel uitspreken. Ik denk dat ik daarmee de motie F heb uitgevoerd en dus kan ik haar ontraden. Maar goed, hoe dat hier werkt.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik heb toch nog een vraagje over de motie over de evenredige verdeling van de lasten. Ik hoor de premier zeggen: we staan voor een heel groot deel achter de motie; alleen dat punt van evenredige lastenverdeling naar verbruik zou ertoe kunnen leiden dat uitstoot ergens anders gaat plaatsvinden. Het kan bepaalde onverwachte gevolgen hebben voor het bedrijfsleven. Maar ik begreep van de premier dat hij al die concrete maatregelen gaat nemen. Dan is er een keuze. Of je laat die lasten neerkomen bij de burgers of bij het bedrijfsleven. De motie roept op om die lastenverdeling evenredig te doen naar verbruik tussen grootverbruikers en burgers. Als de premier het niet bij de grootverbruikers wil leggen, komt het dus bij de burgers terecht. Dat wil de premier toch ook niet?
Minister Rutte:
De lasten voor de grootverbruikers komen ook bij de burgers terecht. Uiteindelijk wordt alles doorbelast. Maar mijn punt is dit. In die motie zit veel goeds, maar we zitten ook midden in het proces van het klimaatakkoord. Als deze motie wordt aangenomen of als wij als kabinet zouden zeggen dat we haar overnemen, dan neem ik ook echt letterlijk over wat er staat in het dictum. Dat is toch gedetailleerd: evenredige lastenverdeling naar inkomen voor burgers. We kijken natuurlijk altijd naar de koopkrachteffecten. Sowieso doen we dat. En: de evenredige lastenverdeling naar verbruik tussen industriële grootverbruikers en burgers. Misschien komen we erop uit. De motie is wat ons betreft ook een aandachtspunt bij het opstellen van het klimaatakkoord. Maar dan zou ik zeggen: houd haar aan. Ik weet eigenlijk niet of die vorm hier in de Eerste Kamer bestaat, maar misschien is dat een gedachte. Maar als mevrouw Strik mij nu vraagt om een oordeel, dan kan ik toch niet anders dan ontraden, omdat ik de motie nu echt ontijdig vind. Ik wil ook even de kans geven aan het hele proces met de klimaattafels. Ik wil niet weer een extra ... De motie dwarrelt daar dan binnen. "Wat staat daar dan weer en wat heeft Rutte daarover gezegd; hoe zit dat?"' Het is al best ingewikkeld aan die tafels. Dus dan zou ik zeggen: laten we haar even aanhouden.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, ik wil verder geen discussie hierover.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Nee, voorzitter. Maar ik begrijp dat de premier het wel als een aansporing opvat om de uitgangspunten die het kabinet sowieso al heeft, te hanteren.
Minister Rutte:
Het dictum is wel heel erg inkaderend, maar de gedachte dat je probeert evenredigheid, koopkrachteffecten, het grotere bedrijfsleven en burgers in balans te houden, onderschrijven we.
Dan de motie onder G. Die verzoekt de regering de klimaatschade van de tien grootste veroorzakende sectoren en activiteiten in kaart te brengen. Ik zie daar geen heil in. In de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van het klimaatakkoord hebben we duidelijk het verlangen benoemd dat een balans in de instrumentenmix en ook aandacht voor beprijzing. Het is nu natuurlijk aan de partijen aan de tafels om daarbij met goede voorstellen te komen. Een maatschappelijk optimaal klimaatbeleid vergt een evenwichtig pakket aan maatregelen. Als beprijzen leidt tot vertrek van bepaalde industrieën naar het buiteland met een lagere energie-efficiency, is noch het klimaat, noch de Nederlandse samenleving daarbij gebaat. Hoewel ik over deze motie initieel minder enthousiast ben dan de vorige van mevrouw Strik, zou ik deze toch echt wel willen ontraden.
De voorzitter:
Eén interruptie, meneer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Daar ga ik een volzin van proberen te maken. De minister-president constateert met ons dat de boot lek is, maar hij wil niet weten waar de lekken zitten. Want er staat niks anders in de motie dan "laten we eens kijken wat de tien grootste oorzaken zijn van CO2-uitstoot". Ik heb aangegeven dat er 22 miljard boven zou kunnen komen drijven. Ik begrijp niet goed wat de minister-president bedoelt met: ja, ik zie er niet veel in. Wil hij die 22 miljard niet, wil hij niet weten waar de CO2-uitstoot bij de grootste veroorzaker zit, bij welke sectoren? Wat is de reden dat hij de motie ontraadt? Dat is niet helemaal helder.
Minister Rutte:
Maar het toch ook niet de bedoeling van de heer Koffeman om nu de lasten met 22 miljard te verzwaren in Nederland?
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, daar vraagt de motie ook helemaal niet om.
De voorzitter:
Meneer Koffeman, ik wil hierover verder geen discussie.
Minister Rutte:
Sorry. Voorzitter, als ik tot slot nog iets mag zeggen.
De voorzitter:
Meneer Kox wil nog iets zeggen. Ook één interruptie, meneer Kox.
De heer Kox (SP):
Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de reactie van de minister-president, geadviseerd door de staatssecretaris, op de motie inzake de reductiedoelstellingen kinderarmoede. Als het signaal over is gekomen dat het echt nu moet, nu we een jaar verder zijn, dan stel ik voor om de motie aan te houden. Dan gaan we begin volgend jaar daarover verder. Ik heb overleg gepleegd met de mede-indieners, dus dat is het voorstel. Dank.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kox stel ik voor zijn motie (35000, letter C) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Rutte:
Tot slot van mijn kant het volgende. Onze seizoenstijden wisselen halfjaarlijks, maar Kamer en kabinet zetten jaarlijks de klok gelijk op de herfst voor deze Algemene Politieke Beschouwingen in dit huis, altijd zo'n beetje rond hervormingsdag en halloween. Veel verschillende onderwerpen zijn vandaag aan de orde geweest: van klimaat tot pensioen, van veiligheid tot de zorg. Het land is niet af en er bestaan bij velen, ook wanneer het hen goed gaat, zorgen over de toekomst van onze welvaart en onze samenleving. Dat blijkt ook vandaag in dit debat.
Wat ook bleek, is dat ontwikkelingen in het buitenland daaraan bijdragen. Veel sprekers, onder wie de heren Brinkman, Kuiper en Kox en mevrouw Jorritsma hebben hiervoor denk ik terecht aandacht gevraagd. Ons land is geen eiland. Volgend jaar is het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog eindigde. Dat zal in Parijs worden herdacht op 11 november. Na 1918 volgde een turbulente vrede die uiteindelijk ...
De voorzitter:
U zei "volgend jaar"? Maar dat is toch ...
Minister Rutte:
Volgende máánd is het 100 jaar geleden. Op 11 november dit jaar is het 100 jaar geleden. Na 1918 volgde een turbulente vrede, die uiteindelijk leidde tot de Tweede Wereldoorlog. Nederland nam toen afscheid van de neutraliteit, trad toe tot de VN, waarover we vandaag ook hebben gehad en de NAVO, en werd een van de founding fathers van de Europese Unie. Voor een land als Nederland zijn internationale rechtsorde en internationale samenwerking essentieel, zowel ten principale als voor onze veiligheid en economie. Ik kan u hierbij zeggen, voorzitter, dat het kabinet zich daarvoor nog steeds, ook in de toekomst, met volle overtuiging zal inzetten.
Deze Algemene Beschouwingen dragen niettemin onvermijdelijk ook een bijzonder karakter. Dat is hier en daar al een beetje opgemerkt, omdat na de komende verkiezingen in de zomer van 2019 een nieuwe Eerste Kamer wordt samengesteld. Enkele sprekers hebben hun vertrek aangekondigd, na een jarenlang lidmaatschap van deze Kamer. En misschien zullen er nog meer volgen. Ik wil graag hier via u hen allen voor hun steeds boeiende bijdragen bedanken, in deze algemene beschouwingen in dit huis. Wellicht, zoals mevrouw Strik al zei, komen we elkaar nog tegen in deze samenstelling, wat ook voor mijzelf misschien geldt, nog voordat de nieuwe verkiezingen voor de Eerste Kamer plaatsvinden.
Die dank geldt op een geheel eigen wijze ook voor u, voorzitter. Het past in het algemeen niet in onze staatkundige verhoudingen dat het kabinet een oordeel geeft over een lid, laat staan de Voorzitter, van een Kamer van de Staten-Generaal. Maar ik wil daar toch een uitzondering op maken, want het staatsrecht leeft, niet waar? En wij voegen daar iedere dag nieuwe pagina's aan toe. Dus ik ga dat nu doen. Ik hecht eraan hier en nu ook voor de Handelingen te zeggen dat u deze en de voorgaande Algemene Beschouwingen als voorzitter steeds op een voortreffelijke wijze hebt geleid en dat u jonge vicepremiers hebt gecorrigeerd als ze te veel praatten tussendoor en zeker als ze de premier daarbij afleidden, hoewel ik soms de vicepremiers afleidde. En dat zeg ik namens het hele kabinet. Mijn stellige indruk is dat dit ook aansluit bij een zeer brede waardering voor uw functioneren in deze Kamer. Kort samengevat: grote klasse.
(Geroffel op de bankjes)
Minister Rutte:
En daarmee van mijn kant einde bericht.
De voorzitter:
Dank u wel. We moeten stemmen over een aantal moties.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Voorzitter. Mede namens indienster Sent wil ik zeggen dat de motie onder letter F wordt ingetrokken, gelet op de toezeggingen van de minister-president. Dus die hoeft geen onderdeel meer te zijn van de beraadslaging.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Kuiper c.s. (35000, letter F) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De voorzitter:
Maar hoe het ook zij, ik sluit wel de beraadslaging. We gaan dadelijk over tot de stemmingen. Ik stel voor, tenzij daar geen behoefte aan is, wat prettig zou zijn, om maximaal vijftien minuten te schorsen voor overleg. Vijf minuten slechts? Nou, ik stel voor dat we schorsen tot kwart voor twaalf. Vindt u dat een leuke? Ik wil namelijk als het enigszins kan nog op 30 oktober deze vergadering kunnen beëindigen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter. Misschien kan ik de tijd nog bekorten, door aan te geven dat ik mede namens de andere indieners de motie onder letter E wil aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Strik stel ik voor haar motie (35000, letter E) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik begrijp dat niemand schorsing wil. Dat is fantastisch, dan gaan we stemmen, ik vind het best. Even voor alle helderheid: de motie 35000, letter C, de motie van het lid Kox, is aangehouden. De motie 35000, letter E, de motie van het lid Strik, is aangehouden. Daar stemmen we dus niet over. De motie 35000, letter F, de motie van de leden Kuiper en Sent, is ingetrokken. Kortom, wij gaan zo meteen stemmen over de moties onder de letter B, dan over die onder letter A, dan over de motie onder letter D en de motie onder letter G. Wij stemmen dus over vier moties. We beginnen nu met stemmen over de motie over het opzeggen van vertrouwen in de regering, de motie van het lid Faber onder de letter B.
Het stemmen gebeurt bij zitten en opstaan. Willen de leden die voor de motie zijn ... Meneer Kox? Wat is er, wat is er? Sorry, u wilt een stemverklaring houden. Ik probeer voor twaalf uur klaar te zijn. Ik ben zo ontregeld door de loftuiting van de minister-president. Ga uw gang, meneer Kox.
Stemmingen moties Algemene Politieke Beschouwingen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen,
te weten:
de motie-Faber-van de Klashorst c.s. over het laten terugkeren van Syriërs naar Syrië (35000, letter A);
de motie-Faber-van de Klashorst c.s. over het opzeggen van het vertrouwen in de regering (35000, letter B);
de motie-Strik c.s. over de positie van kwetsbare zzp'ers en flexwerkers (35000, letter D);
de motie-Koffeman c.s. over de kosten van klimaatschade (35000, letter G).
(Zie vergadering van heden.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Ik zal ze alle vier tegelijk doen, dan ben ik meteen klaar. De motie van het opzeggen van het vertrouwen in de regering heet een motie van wantrouwen. Wij vinden dat een motie van lariekoek. Er staat geen één zinnige opmerking in, dus daar zullen wij tegen stemmen.
De motie om Syriërs linea recta terug te sturen naar Syrië roept de regering op om in strijd met het Vluchtelingenverdrag te handelen, zodat we tegen zullen stemmen.
De overige moties die er nog zijn, daar stemt de SP voor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Zijn er nog anderen die een stemverklaring willen afleggen? Ik kijk even rond. Dat is niet het geval. Ik zei net dat we eerst gaan stemmen over de motie van het lid Faber-van de Klashorst over het opzeggen van het vertrouwen in de regering, wat de motie onder letter B is. We stemmen bij zitten en opstaan. Willen de leden die voor de motie zijn gaan staan?
In stemming komt de motie-Faber-van de Klashorst c.s. (35000, letter B).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF, de SP en D66 ertegen, zodat zij is verworpen.
Minister-president, let u nou even op. Deze motie is verworpen.
Dan de motie 35000, letter A, de motie van het lid Faber-van de Klashorst over het laten terugkereren van Syriërs naar Syrië. Wil iemand nog een stemverklaring hierover afleggen? Nee. Dan stemmen we bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Faber-van de Klashorst c.s. (35000, letter A).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF, de SP en D66 ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan stemmen we over de motie van het lid Strik c.s. op 35000 over evenredige lastenverdeling bij de ... O nee, die is aangehouden. Nee, nee. We stemmen over de motie van de leden Strik en Sent over de positie van kwetsbare zzp'ers en flexwerkers. Wenst iemand nog een stemverklaring af te leggen? Nee? Dan stemmen we bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Strik c.s. (35000, letter D).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF, de SP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en D66 ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan de motie 35000, onder de letter G, de motie van het lid Koffeman c.s. over de kosten van klimaatschade. Nog een stemverklaring? Nee. Dan stemmen we bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (35000, letter G).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF en de SP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, D66 en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.
Het is 23.45 uur geworden, zoals gepland. Ik sluit de vergadering.
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van besluiten:
De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:
a. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning te doen plaatsvinden op 6 november 2018:
Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is (34882);
b. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving te doen plaatsvinden op 13 november 2018:
Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), richtlijn (EU) 2016/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (PbEU 2016, L 352/1) en tevens ter goede uitvoering van verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016L 138/1) en van verordening (EU) 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22) (34914);
c. het debat over de Algemene Europese Beschouwingen te doen plaatsvinden op 16 april 2019.
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
1. de volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen:
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden (Wet fiscale maatregel rijksmonumenten) (34556);
Wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten) (34675);
Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), richtlijn (EU) 2016/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (PbEU 2016, L 352/1) en tevens ter goede uitvoering van verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016L 138/1) en van verordening (EU) 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22) (34914);
Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019) (35015).
Deze wetsvoorstellen zullen in handen worden gesteld van de desbetreffende commissies;
2. de volgende regeringsmissives:
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, houdende goedkeuring van het op 9 mei 2018 te Algiers tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (Trb. 2018, 65), alsmede een toelichtende nota bij dit verdrag (griffienr. 163916);
een, van de minister van Financiën, inzake Algemene Politieke Beschouwingen 2018 (griffienr. 163890.02);
een, van de staatssecretaris van Financiën, inzake stand van zaken richtlijnvoorstellen belastingheffing digitale economie (griffienr. 163921);
een, van de minister van Economische Zaken en Klimaat, inzake kwartaaloverzicht Europese Consultaties en kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (griffienr. 163922);
een, van de minister voor Medische Zorg en Sport, inzake Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist (griffienr. 163473.03).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden.