Plenair Andriessen bij behandeling Engelstalige rechtspraak bij internationale handelskamers



Verslag van de vergadering van 4 december 2018 (2018/2019 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.53 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Andriessen i (D66):

Madam President, what could be the benefit of a Netherlands Commercial Court? That is the issue today.

Mevrouw de voorzitter. Ons wordt voorgesteld in te stemmen met de aanpassing van artikel 30r in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarmee opent Nederland de mogelijkheid om bij internationale handelsgeschillen in het Engels vonnis te wijzen bij rechtbank en gerechtshof te Amsterdam.

In Nederland kan men op straat vele talen horen spreken. Het is een aardig tijdverdrijf om te raden waar de sprekers vandaan komen. Er is gelukkig één taal waarin wij elkaar allemaal kunnen verstaan: Engels, het Latijn van nu. Veel stadsbewoners werken of studeren bij organisaties waar Engels de voertaal is. Zelfs in het openbaar vervoer worden wij in het Engels toegesproken. Het is dus niet verrassend dat ook de rechtspraak in toenemende mate te maken krijgt met het Engels als voertaal.

Kenners weten dat het ook op dit moment niet ongebruikelijk is dat geschillen in het handelsrecht in het Engels uitgevochten worden. Documenten mogen in het Engels geschreven en pleidooien in het Engels gehouden worden; alleen het vonnis dient in het Nederlands te worden uitgesproken. Deze wetswijziging gaat dus alleen over dat vonnis. Mijn fractie vraagt zich af of voor deze kleine verandering wel een wetswijziging nodig is. Kan deze taalkeuze niet in de praktijk ontwikkeld worden? Dat zal dan ook andere afdelingen van de rechtspraak de kans bieden om van die mogelijkheid gebruik te maken.

Al in 2002 waarschuwde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor het verdwijnen van het Nederlands recht in de internationale handel, omdat Anglo-Amerikaanse normen overheersen in de concurrentie tussen rechtsstelsels. De Raad voor de Rechtspraak kwam in 2015 met dezelfde noodkreet. Nederlandse partijen kiezen steeds vaker voor buitenlandse commercial courts of voor internationale arbitrage. Daardoor bestaat het gevaar dat Nederlandse rechtsopvattingen hun betekenis verliezen en dat in ons land recht gaat gelden waarin de Nederlandse wetgever of de Nederlandse rechter geen rol heeft gespeeld.

Wij begrijpen dat dit voorstel voortkomt uit de behoefte bij de rechterlijke macht hier nu iets tegen te ondernemen. Dit plan gaat echter geld kosten. Dat is vandaag al aangeroerd. En dat in een tijd dat de rechtspraak in financiële problemen zit. Het geld is op, de toegang tot het recht voor middengroepen te duur. De minister heeft daar het volgende op gevonden: kostendekkende griffiekosten. Op deze wijze wordt de toegang tot het Nederlands recht mogelijk tegen een extra vergoeding. Voor de bereidheid van de overheidsrechtspraak om vonnis in het Engels te wijzen, betaalt de verliezende partij €15.000 in eerste aanleg en €20.000 bij hoger beroep. Het is al vermeld. Daarom wordt ons ook een wijziging voorgelegd van de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken; met toevoeging van een tabel bij artikel 9a.

Voorzitter. Na een verhitte discussie in de Tweede Kamer over griffierechten, heeft deze minister bij brief van 15 november twee scenario's voorgelegd voor een andere indeling van de griffierechten. Zijn gedachte is dat bij een geschil om een gering financieel bedrag het griffierecht lager kan en dat dit kan worden gecompenseerd door bij een geschil om grotere bedragen het griffierecht te verhogen. Het hoogste griffierecht bedraagt dan zo'n €5.000. Dat is een dikke 1.000 meer dan thans, maar altijd nog 10.000 lager dan bij het Commercial Court.

In de wereld van het internationale recht is €15.000 echter niet veel geld. Een proces in Singapore, Delaware of Londen is duurder. Dat zal dus voor strijdende partijen niet het probleem zijn. Bovendien gaat het hier, volgens plan, om internationale bedrijven en waarom zou de Nederlandse belastingbetaler die subsidiëren?

Toch stuiten we hiermee op een volgend probleem. De minister wijkt af van de Nederlandse griffierechtensystematiek. Vandaar onze vraag of het vanuit onze wetssystematiek te verdedigen is dat in dit geval een beroep gedaan wordt op kostendekking. Is deze minister — het is al eerder gevraagd — opeens bekeerd tot het profijtbeginsel? Waarom heeft hij dat dan niet meteen, als derde scenario, meegenomen in zijn brief aan de Tweede Kamer?

Voorzitter. Rond de instelling van het Netherlands Commercial Court is niet alleen verbazing ontstaan over de kostendekkende systematiek, maar ook de vrees dat grote ondernemingen kleinere bedrijven contractueel zullen dwingen tot geschilbeslechting bij het NCC. Een kleiner bedrijf moet dan griffierecht betalen dat het zich niet kan veroorloven. Wellicht zal daarom een midden- of kleinbedrijf een geschil niet aandurven. Dit zou een onwenselijk effect zijn. Het is al eerder gevraagd, maar ook deze fractie vraagt de minister: verzeker ons dat dit niet de ontwikkeling zal zijn! We horen graag hoe hij zich daartegen teweerstelt.

Mijn fractie is geen tegenstander van innovaties wanneer zij tot verbetering leiden. Het is goed mogelijk dat het NCC zo'n verbetering gaat betekenen. Maar wat met de rest van de rechtspraak? In deze tijd, waarin een opstand lijkt uitgebroken binnen de rechterlijke macht, waarin de rechters het werk niet meer aan lijken te kunnen en er een schrijnend geldgebrek is, blijkt er toch ruimte te zijn voor een nieuw initiatief als het NCC. Een en ander is echt niet los van elkaar te zien. Het mag niet zo zijn dat het Netherlands Commercial Court een gouden pleister wordt, terwijl voor andere wonden niet eens pleisters beschikbaar zijn.

Een deel van de geplande griffiekosten is bedoeld om de aanloopkosten te dekken. Er wordt al gewerkt aan het NCC vanaf 2015. Vanaf dat moment zijn er aanloopkosten gemaakt. Er zijn rechters geselecteerd en opgeleid. De digitale rechtszaal in het IJdok is klaar. Onze fractie is daarom van mening dat de opbrengst van de griffiekosten bij het NCC niet meer nodig zal zijn om de aanloopkosten te dekken. Bovendien willen wij voorkomen dat door de verwachte hogere opbrengst lucratievere zaken in Amsterdam voorrang gaan krijgen. Daarom vragen wij van deze minister de toezegging dat vanaf de start een deel van de griffieopbrengst terug zal vloeien naar de algemene middelen van de Raad voor de rechtspraak, om daarmee de daar ontstane tekorten te dekken. Laat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Mijn fractie kijkt uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Andriessen. Ik geef het woord aan mevrouw Vlietstra.