Plenair Vlietstra bij behandeling Engelstalige rechtspraak bij internationale handelskamers



Verslag van de vergadering van 4 december 2018 (2018/2019 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vlietstra i (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Hoewel mijn fractie niet ten principale tegen de instelling van een internationale handelskamer is, heeft zij zorgen over de wijze waarop in het voorliggend wetsvoorstel invulling wordt gegeven aan NCC en NCCA. Zowel mevrouw Duthler als mevrouw Wezel is in haar inbreng uitvoerig ingegaan op enkele principiële en praktische bezwaren. Mijn fractie sluit zich graag aan bij de inbreng van beide fracties en dat geldt zeker voor de principiële kanttekeningen die zijn gemaakt en de vragen die zijn gesteld over de invoering van het profijtbeginsel in de rechtspraak.

Ik ga graag in op twee voor mijn fractie belangrijke punten. Dat betreft allereerst de griffierechten. In antwoord op vragen in de Tweede Kamer gaf de regering aan dat zij het NCC en NCCA plaatst in het kader van haar beleid om een concurrerend vestigingsbeleid te handhaven. Ondernemingen die dat willen, wordt de mogelijkheid geboden om geschillen met een internationaal, dat wil zeggen grensoverschrijdend, karakter voor te leggen aan een internationale handelskamer. De regering benadrukt daarbij de keuzevrijheid van ondernemingen. Ze kunnen gebruikmaken van NCC en NCCA, maar het hoeft niet. Kiezen voor NCC of NCCA betekent evenwel het moeten betalen van kostendekkende griffierechten, die maar liefst vier keer zo hoog zijn als die van de reguliere handelskamer. €15.000, respectievelijk €20.000 ten opzichte van €3.894, respectievelijk €5.200. Ondernemingen die dit niet kunnen betalen, hebben pech en komen niet in aanmerking voor de volledig Engelstalige rechtsgang. Dat wringt bij de leden van mijn fractie en roept vragen op. Wat is de rechtvaardiging van deze hoge bedragen? Heeft de minister overwogen om de gebruikelijke griffierechten te hanteren? Zo neen, waarom niet? Hoe beoordeelt de minister de toegang tot de rechtspraak als gevolg van deze maatregel? Deelt hij de vrees van mijn fractie dat op deze wijze rechtsongelijkheid ontstaat tussen rechtzoekenden die het kunnen betalen en rechtzoekenden die daarvoor onvoldoende middelen hebben? Zo neen, waarom niet?

In de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel heeft de minister uiteengezet dat ook het mkb vaak internationaal zaken doet en belang kan hebben bij NCC of NCCA. Tegelijkertijd werpt de minister een hoge financiële drempel op. Of is zijn veronderstelling dat het mkb deze kosten wel kan dragen?

De regering geeft aan dat met het invoeren van kostendekkende griffierechten enerzijds wordt tegemoetgekomen aan de wens van de Raad voor de rechtspraak om te innoveren, en dat anderzijds de reguliere rechtspraak niet wordt belast met extra kosten als gevolg van de instelling van een internationale handelskamer. Het laatste lijkt ons terecht. Financieel, maar ook personeel bevindt de rechtspraak zich in een buitengewoon ernstige situatie. Het is ondenkbaar dat innovaties als NCC of NCCA kunnen worden betaald uit de eigen begroting. Maar de minister had er ook voor kunnen kiezen extra middelen ter beschikking te stellen om daarmee aansluiting te houden bij de bestaande uitgangspunten en systematiek van de griffierechten. Waarom heeft hij dat niet gedaan? Wat betekent de keuze voor kostendekkende griffierechten voor volgende innovaties binnen de rechtspraak waar de minister en ook deze Kamer voorstander van zijn? Ligt ook dan bij gebrek aan financiële middelen in principe de mogelijkheid open om kostendekkende griffierechten in te voeren?

Uit de schriftelijke beantwoording heeft mijn fractie begrepen dat op dit moment binnen Europa alleen in het Verenigd Koninkrijk en Ierland de mogelijkheid bestaat voor een volledig Engelstalige procesgang en dat enkele andere landen overwegen een internationale handelskamer in het leven te roepen. Heeft de minister met deze kennis overwogen om voorlopig geen NCC of NCCA in te richten omdat daarvoor de middelen ontbreken?

Ons tweede punt betreft de bemensing. Die is gevonden binnen de rechtspraak zelf. Voorlopig zal een beperkt aantal zorgvuldig geselecteerde rechters en raadsheren aan de slag gaan. Mijn fractie kan zich voorstellen dat partijen die gebruik wensen te maken van de Engelstalige rechtsgang en daar het volle pond voor moeten betalen, verwachten dat ze snel bediend zullen worden. Zien wij dat juist? Dat zou ertoe kunnen leiden dat bedrijven en burgers minder toegang hebben tot de reguliere handelskamer. Mijn fractie zou dat zeer ongewenst vinden. Kan de minister onze zorg op dit punt op onderbouwde wijze wegnemen?

Ik rond af. Mijn fractie ziet de kansen en mogelijkheden die een internationale handelskamer biedt, maar heeft serieuze zorgen over de wijze waarop de minister daar invulling aan wil geven. Wij wachten de antwoorden van de minister dan ook met veel belangstelling af.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Vlietstra. Dan is het woord aan mevrouw Bikker.