Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.28 uur
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Begin dit jaar bracht de Gezondheidsraad het advies Gezondheidswinst door schonere lucht uit. Daarin constateerde de raad dat luchtverontreiniging een belangrijke bijdrage levert aan ziekte en sterfte. Alleen al blootstelling aan fijnstof is verantwoordelijk voor zo'n 4% van de ziektelast in Nederland. Na roken behoort luchtverontreiniging daarmee tot een van de belangrijkste risicofactoren, net als overgewicht en weinig lichamelijke activiteit. Een verdere verbetering van de luchtkwaliteit is cruciaal. Dat vereist volgens diezelfde Gezondheidsraad ambitieuze plannen van de overheid, met prioriteit bij het terugdringen van de concentraties fijnstof en stikstofdioxide afkomstig van wegverkeer, waaronder ook landbouwverkeer, en het aanpakken van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij. Herkent de minister de urgentie van deze problematiek? Kan zij wat betreft de veehouderij aangeven welke maatregelen zij neemt en in welke mate die maatregelen bijdragen aan de zo noodzakelijke gezondheidswinst?
Het is zo'n twee maanden geleden dat de minister bij een bijeenkomst van Natuurmonumenten in Amersfoort sprak over ons voedsel en het voedselsysteem. Bij die gelegenheid zei de minister dat ons systeem om voedsel te produceren, een ingewikkeld systeem is geworden: het is erop gericht om steeds meer voedsel tegen de laagst mogelijke prijzen te produceren. In de voorgaande bijdrage is daar ook al op ingegaan. Zij zei: "In dat systeem groeit iets scheef. Daar krijgt eerst de natuur last van, dan wij." Ook in de deskundigenbijeenkomst die onze Kamercommissie enkele weken geleden over het Natuurpact, de natuurwaarden en de Vogel- en Habitatrichtlijn hield, kwam de cruciale rol van de verduurzaming van de landbouw om natuurwaarden te realiseren en biodiversiteit te vergroten aan de orde.
Bij dezelfde toespraak bij Natuurmonumenten wees de minister op het belang van de kringlooplandbouw, die ook in de visie die we vorige week in het mondeling overleg bespraken een grote rol speelt. Het wenkend perspectief dat in die kringlooplandbouw wordt geschetst, is dat in overeenstemming met de natuur wordt geproduceerd. Zoals de minister het formuleerde: "Kringlooplandbouw sluit de natuur niet buiten, maar omarmt haar. Voedselproductiesystemen functioneren niet meer ten koste van de natuur, maar mét haar. Want de natuur geeft aan óns, als wij om háár geven". De huidige situatie van de landbouw lijkt echter nog verre van dat ideaalbeeld verwijderd. Is de minister met GroenLinks van mening dat dit nog een groot aantal stappen vereist? En dat de manier waarop de landbouw is ingericht ertoe leidt dat het er in veel opzichten zorgelijk voorstaat met de biodiversiteit, het bodemleven, het insectenbestand — waarover ons ook zorgwekkende cijfers bereiken — en natuur die tegen weerextremen kan, zoals dat in het toekomstbeeld van de kringlooplandbouw zo fraai wordt geschetst? En daaraan gekoppeld de vraag: wat zijn dan de lastige en pijnlijke maatregelen die de minister bereid is te nemen? Ook daarover hebben we het vorige week bij het mondeling overleg gehad. Die pijnlijke maatregelen zullen nodig zijn, omdat niet alle vormen van de huidige landbouw hierin ingepast kunnen en zullen worden.
Dan nog twee meer bestuurlijke en organisatorische vragen naar aanleiding van de begroting. Een aantal weken geleden hebben we het er bij de Miljoenennota over gehad dat een bedrag van 63 miljoen is vrijgemaakt voor de inrichting van het nieuwe ministerie van LNV. In een brief van mei van dit jaar informeerde de minister de Tweede Kamer over de stappen die werden gezet om een volwaardig functionerend departement neer te zetten. Een belangrijk deel van het werk daarvoor zou nog in de rest van 2018 moeten worden gedaan. Dat had onder meer te maken met personeel, financiën en verantwoordelijkheden, sturing en dergelijke vraagstukken. Welk deel is, nu we het einde van 2018 naderen, wat de minister betreft op orde? Welke uitdagingen wachten er nog in 2019? En misschien een beetje een suggestieve vraag: wat is naar het oordeel van de minister, gebaseerd op de stand van nu en de ervaring met het nieuwe ministerie in het afgelopen jaar, het belangrijkste voordeel gebleken van deze scheiding van EZK en LNV en het opnieuw inrichten van het ministerie van LNV?
De tweede, meer bestuurlijke of organisatorische vraag betreft de zogenaamde regio-envelop van 950 miljoen en — als we goed geïnformeerd zijn — de regiodeals waar nu voorstellen voor liggen voor een bedrag van circa 215 miljoen. We werden onlangs geïnformeerd dat het Rijk en ook de geselecteerde regio's in de komende maanden samen aan de slag zullen gaan om de kansrijke voorstellen tot regiodeals uit te werken. Bij het uiteindelijke sluiten van de deals wordt inzichtelijk gemaakt welke definitieve financiële bijdrage aan zo'n regiodeal uit de regio-envelop zal worden toegekend en hoe dat in jaartranches wordt verdeeld. In die regiodeals zullen ook afspraken moeten worden gemaakt ten aanzien van de doelen, de aanpak van de resultaten, de governance en de monitoring. De minister gaf bij die gelegenheid aan de regiodeals uiterlijk in het voorjaar van 2019 te willen ondertekenen en ook de Kamer daarover te informeren. Ik vraag hier even voor de zekerheid naar, want GroenLinks leest dit graag zo dat beide Kamers daarover worden geïnformeerd. In het bijzonder vragen we dan om in het kader van de informatie over de regiodeals aandacht te besteden aan de manier waarop gemeten en geëvalueerd wordt of de regiodeals de beoogde doelen behalen, zeker waar het uitkeringen betreft die via het Gemeentefonds of het Provinciefonds worden gedaan. Hoe verwacht de minister daarop te kunnen sturen? Wij kijken uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot ongeveer 16.45 uur in afwachting van de staatssecretaris van Financiën en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.