Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.57 uur
De heer Köhler i (SP):
Dank u, voorzitter. Dank ook voor de antwoorden van de minister en de staatssecretaris.
Allereerst een correctie op mijn inbreng in eerste termijn. De vennootschapsbelasting in de eerste schijf wordt niet verlaagd van 21% naar 16%, maar van 20% naar 15%.
Dan wil ik ingaan op de achterblijvende koopkrachtverbetering voor de lagere inkomens. Volgend jaar 1,1% tegenover 1,7% voor hogere inkomens. We hebben de staatssecretaris gevraagd waarom daarvoor wordt gekozen. Hij heeft gezegd: we kunnen niet alles via de belastingen repareren, omdat we bij het belastingbeleid ook met andere doelstellingen rekening moeten houden dan met een evenwichtige inkomensontwikkeling. Hij heeft gezegd: we hebben in het augustuspakket al zo veel mogelijk gedaan voor die lagere inkomens. Ik constateer dat ook na het augustpakket het verschil tussen de lage en hogere inkomens niet kleiner is geworden dan in het regeerakkoord. Dat verschil vinden wij dus beleidsmatig zeer ongewenst.
Voorzitter. De verhoging van de energiebelasting, met name de €51 per jaar per huishouden, leidt tot 0,2% extra verlies aan koopkracht voor de lage inkomens. Maar die mag je voor de staatssecretaris niet aftrekken van die 1,1% veronderstelde koopkrachtverbetering, omdat we nou eenmaal zo niet rekenen. De staatssecretaris erkent dat in die berekening met die 1,1% deze extra nadelen voor de lagere inkomens niet zijn meegeteld, maar dan zegt hij: ja, dat is nu eenmaal onze rekenmethodiek en die moet u niet gaan verstoren doordat u opeens die 0,2% wel in beeld brengt. Technisch kan de staatssecretaris daarin gelijk hebben, maar wat voor de mensen telt, is natuurlijk de uiteindelijke koopkrachtverbetering. Die is dus volgens de CPB-studies maar 0,9% voor de lage inkomens, als je dat eraf trekt. En als je dan ook nog de btw-verhoging in beeld brengt, dan zie je het volgende.
Nu wordt er in de berekening van uitgegaan dat die relatief even hard doorwerkt voor alle inkomensgroepen. Wij hebben dat betwijfeld, met andere fracties. Dan wordt het beeld nog negatiever. Dan zegt de staatssecretaris, onder andere met de onderbouwing van een rapport uit 2013, dat het nog maar de vraag is of die btw-verhoging negatiever uitpakt voor de lagere inkomens. Maar ondertussen noemt hij dan uit dat rapport van 2013 een aantal cijfers die alleen maar onze stelling bevestigen.
Dus vooralsnog denken wij, alle rapporten uit het verleden beziend, dat het toch heel aannemelijk is, als je al die rapporten optelt, dat inderdaad de btw-verhoging voor de lagere inkomens relatief negatiever uitpakt op hun koopkracht dan voor de hogere inkomens. Wij kunnen dat niet bewijzen, want we hebben diverse malen in de Tweede Kamer en hier aan de staatssecretaris gevraagd om dat opnieuw door het CPB te laten uitrekenen. Hij heeft gezegd: dat zit niet in het model, dus dat gaan we niet doen. Dat wordt moeilijk discussiëren, maar vooralsnog houden wij vast aan onze stelling, zeker omdat de regering er absoluut niet in slaagt om die te weerleggen.
Dus al met al blijft mijn fractie bij haar conclusie dat na de belastingherziening die nu voorligt de mensen met lage inkomens er nauwelijks op vooruit zullen gaan, terwijl mensen die het toch al goed hebben er meer op vooruit zullen gaan. Daarom zal de SP-fractie tegen de betreffende belastingwetten stemmen.
Wat betreft de winstbelasting stelt de staatssecretaris dat hij voor het vestigingsklimaat liever een lager tarief, maar dan met een bredere grondslag heeft dan omgekeerd. Nou, dat kan wel waar wezen. Op zich zouden wij daar niet veel bezwaar tegen hebben. Als hij denkt dat er inderdaad grote internationale bedrijven zijn die zich daardoor om de tuin laten leiden en dan denken dat het vestigingsklimaat in Nederland gunstiger geworden is, gun hem dan die illusie. Maar die zienswijze doet niets af aan het feit dat er per 2021 met de nu voorliggende voorstellen een netto verlaging komt, dus een tariefsverlaging minus grondslagverbreding in de winstbelasting, van 2 miljard op jaarbasis. Dat per 2028 de grondslag verder wordt verbreed, moet je echt niet in deze berekening betrekken, zoals ik al in eerste termijn heb toegelicht.
De SP-fractie is tegen deze verlaging van de winstbelasting en zal daarom tegen de desbetreffende wet stemmen.
Voorzitter. Mijn vragen over de Shell-constructies — laat ik het even dé constructies van welk bedrijf dan ook noemen — heeft de staatssecretaris duidelijk beantwoord. Hij zegt dat het gewoon wettelijke regelingen zijn die niet veranderen. Die veranderen dus ook niet door de huidige voorstellen tegen de belastingontwijking. Dat vind ik nu juist het probleem. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: zouden we in de strijd tegen belastingontwijking deze regelingen dan ook niet moeten aanpassen, zodat deze vorm van belastingontwijking ook onmogelijk gemaakt wordt?
Voorzitter. Ten slotte de belastingdruk op woningcorporaties door beperking van de renteaftrek in de VPB. Per 2021 krijgen de corporaties volgens de staatssecretaris door andere financiële maatregelen een overcompensatie en per 2022 resteert er van de 350 miljoen belastingverhoging door de beperking van de renteaftrek nog een gering bedrag aan verhoging. Dat is dus volgens de staatssecretaris. Mijns inziens is dat een onjuiste manier van rekenen. Ik heb het in eerste termijn uitvoerig voorgerekend, maar daar is de staatssecretaris aan voorbijgegaan. Hij behoudt zijn oude berekening. Op dat punt zijn we het dus niet eens. Belangrijker zijn echter de cijfers — de staatssecretaris noemt dit "cijfers van anderen", waarbij die anderen de woningcorporaties zijn — die ook blijk geven van een autonome stijging van de VPB en van de verhuurderheffing in de komende jaren. Alles bij elkaar optellend komen zij tot een miljard meer. Op die cijfers heeft de staatssecretaris nauwelijks afgedongen. Hij heeft alleen gezegd dat de fasering wat hem betreft misschien anders loopt en dat we het allemaal nog eens moeten gaan bekijken. Ten slotte zegt hij dat hij er in het voorjaar op terugkomt in een rapportage. Hij zegt toe om deze ook naar onze Kamer te sturen. Daar komen we niet veel verder mee.
Er is een acuut probleem dat dadelijk de nieuwbouw van sociale woningen dreigt stil te vallen, in ieder geval voor een aantal jaar. Zolang dit de vooruitzichten van de corporaties zijn, zullen zij die investeringen niet kunnen doen. Die zijn onverantwoord. Als het werkelijk waar is dat de belastingdruk zo hoog oploopt en dat daardoor de investeringen in nieuwbouw en in de verduurzaming van woningen, zoals afgesproken met de corporaties, niet meer kunnen doorgaan, moet er snel duidelijkheid komen over aanvullende maatregelen van het kabinet om dit probleem op te lossen. Dat vragen wij in onze motie en daarop zou ik graag nog een reactie van de staatssecretaris vernemen. Overigens zijn wij ook heel benieuwd hoe de coalitiepartijen over deze motie gaan stemmen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Köhler. Ik geef het woord aan de heer Backer.