T02661

Toezegging Voorleggen van de ministeriële regeling, genoemd in Artikel 52d, lid 3 van de Wet minimalisering gaswinning Groningen, aan de Kamer (34.957)



De Minister van Economische Zaken en Klimaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Pijlman (D66), Reuten (SP) en Verheijen (PvdA), toe de ministeriële regeling (genoemd in artikel 52d, lid 3 van de Wet minimalisering gaswinning Groningen), waarin nadere regels worden gesteld over de invulling van de veiligheidsnorm van 10-5 en de verschillende categorieën eindafnemers, aan beide Kamers voor te leggen.


Kerngegevens

Nummer T02661
Status voldaan
Datum toezegging 9 oktober 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gaswinning
ministeriële regelingen
Kamerstukken Minimalisering gaswinning Groningen (34.957)


Uit de stukken

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 3

De heer Reuten (SP):

(...)

Ten slotte op dit punt. Artikel 52d, lid 3 Mijnbouwwet maakt gewag van een ministeriële regeling voor de invulling van de veiligheidsnorm van 10-5 en van de verschillende categorieën eindafnemers. Ik vraag de minister de toezegging deze regeling voor te hangen bij beide Kamers van het parlement.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 8.

De heer Pijlman (D66):

(...)

Voorzitter. In artikel 52d introduceert het kabinet, naast het veiligheidsbelang voor bewoners, het veiligheidsbelang voor afnemers in die zin dat leveringszekerheid van verschillende categorieën eindafnemers is geborgd. In het wetsvoorstel stelt de minister de operationele strategie voor het Groningenveld vast. Daarbij betrekt hij het veiligheidsbelang en het maatschappelijk belang dat verbonden is aan het niet kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas. Zo staat het er letterlijk. In een ministeriële regeling stelt de minister daarbij nadere regels. Kan het kabinet de Kamer informeren over deze uitwerking van regels in de ministeriële regeling?

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 12-13.

De heer Verheijen (PvdA):

(...)

In reactie op onze vragen rondom de gewenste wettelijke vastlegging van het basispad van afbouw van de gaswinning in dit wetsvoorstel stelt de minister dat de invulling bij ministeriële regeling zal plaatsvinden en dat de Staten-Generaal hierover geïnformeerd wordt. De brief van de regering aan de Tweede Kamer van 29 maart jongstleden schetst daarvoor het basispad, echter dat is slechts een voornemen, geen wetgeving.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 33.

Minister Wiebes:

(...)

De heer Reuten vraagt een toezegging om de ministeriële regeling voor te hangen. Ik zal deze toesturen, zodra zij gereed is. Dat is ze nog niet. Een formele voorhang kan ik er niet van maken, maar ik zal ontvankelijk zijn voor verstandige opmerkingen en de regeling toesturen zodra ze klaar is.

De heer Verheijen (PvdA):

Ik had die vraag ook gesteld. Ik begrijp niet goed waarom het niet mogelijk is.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 36-38

Minister Wiebes:

(...)

De heer Verheijen vroeg apart naar de ministeriële regeling. Dingen als de operationele strategie, zoals heel specifiek een minimumpercentage beschikbare conversiecapaciteit of de datum waarop GTS-ramingen gereed moet hebben of elementen uit het meet- en regelprotocol, zijn in een ministeriële regeling hanteerbaar. Die elementen moeten niet in een wet staan.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 48

De heer Pijlman (D66):

(...)

Ook de ministeriële regeling wordt naar de Kamer gestuurd, heeft de minister toegezegd.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 50

De heer Verheijen (PvdA):

(...)

Dat brengt ons tot een motie, die ik zal aanbieden en die vraagt om alsnog voorlegging van de belangen van de ministeriële regeling, zodanig dat er wel degelijk afstemming met en vastlegging door het parlement kan geschieden.

(...)

Handelingen I, 2018/2019, nr. 3, item 7, blz. 56

Minister Wiebes:

(...)

Dan de motie onder letter K. Ik heb de toezegging gedaan om de ministeriële regeling weliswaar niet formeel voor te hangen, want dat is iets wat in de wet verankerd moet zijn, maar wel voor te leggen. Dus deze motie laat ik oordeel Kamer. Ik zie het punt.


Brondocumenten


Historie