Plenair Andriessen bij behandeling Belediging van bevriende staatshoofden



Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Andriessen i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ons wordt gevraagd in te stemmen met het wetsvoorstel dat de strafmaat voor het beledigen van onze Majesteit, buitenlandse staatshoofden en andere publieke personen dan wel instellingen wijzigt. Artikelen uit het Wetboek van Strafrecht onder de hoofdstukken ...

De voorzitter:

Mag ik even stilte hebben? De akoestiek in deze zaal is best goed, dus als jullie hard praten, horen wij het allemaal.

Mevrouw Andriessen (D66):

Artikelen uit het Wetboek van Strafrecht onder de hoofdstukken Misdrijven tegen de koninklijke waardigheid en Misdrijven tegen hoofden van bevriende Staten worden geschrapt. In ruil daarvoor stelt de initiatiefnemer voor om belediging van de Koning onder te brengen bij artikel 267, getiteld: Belediging aangedaan aan het openbaar gezag. Dat artikel 267 ondergaat nog meer wijzigingen en daardoor wordt het soms puzzelen: wie mag wie waarom tegen hoeveel maanden gevangenisstraf beledigen? Die puzzel vraagt vandaag om een paar heldere antwoorden.

Voorzitter. In de volksmond gaan de te schrappen artikelen 111 tot en met 113 over majesteitsschennis. "Majestas" was aanvankelijk de naam van de Romeinse republiek. De Romeinen waren van mening dat hun Majestas niet mocht worden beledigd. Pas in een later stadium werd die Majestas vertegenwoordigd door een persoon, de keizer, die niet beledigd mocht worden. Mijn fractie constateert dat het vernieuwde artikel 267 nog steeds uitgaat van een breed begrip van Majestas en majesteitsschennis. Niet alleen de koning, zijn echtgenote en troonopvolger vallen eronder, maar ook de ambtenaar in uitoefening van zijn functie en een openbaar lichaam of openbare instelling. Dit behoud van traditie kunnen wij waarderen.

De indiener maakt echter een uitzondering voor belediging van het openbaar gezag. Dat wordt uit de Majestas geschrapt. Dit omdat "openbaar gezag" een te breed en abstract begrip zou zijn, belediging waarvan belemmerend werkt op het publieke debat. Bestaat die belemmering inderdaad? Kan de indiener een voorbeeld geven van een veroordeling wegens het beledigen van het openbaar gezag?

Verder valt ons op dat in het voorgestelde artikel 267 belediging van "leden van algemeen vertegenwoordigende lichamen" verdwijnt. Wij volksvertegenwoordigers mogen straks zonder strafverhoging beledigd worden. Mijn fractie heeft daar wel begrip voor. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat politici soms erg goed zijn in het beledigen van elkaar of van bevolkingsgroepen. Het beledigen van een openbaar lichaam wordt daarentegen niet geschrapt. Je probeert je iets voor te stellen bij een "openbaar lichaam". Als ik het goed heb, vallen daar in elk geval provincies en gemeentes onder. Maar daarin zitten toch ook volksvertegenwoordigers? Kan de indiener uitleggen waarom een volksvertegenwoordiger tegen minder gevangenisstraf mag worden beledigd dan het openbaar lichaam waarin hij verkeert?

Voorzitter. De strafmaat voor het beledigen van de majesteit vermindert ook aanzienlijk: van maximaal vijf jaar naar vier maanden. Onze fractie is gewend aan brieven en telefoons van betrokkenen bij wetswijzigingen, maar van de koning vernamen wij nog niets. Dankzij een eerder artikel in de NRC van 22 mei 2015 weten we dat hij de opheffing van het verbod op majesteitsschennis niet in de weg wil staan. Ons staatshoofd acht zich door deze wetswijziging niet beledigd en dat is chic.

Er is natuurlijk ook wel wat veranderd sinds 1881, het jaar van de invoering van de majesteitsschennis. Indiener Verhoeven geeft aan dat de koning tegenwoordig gebruik kan maken van andere mogelijkheden, zoals het civiel recht, de Rijksvoorlichtingsdienst en spindoctors. Bovendien wordt de koning met het onderhavige voorstel niet vogelvrij verklaard. Wie hem beledigt, kan nog steeds een gevangenisstraf of geldboete krijgen en de koning hoeft over de belediging zelf geen klacht in te dienen.

Het onderhavige voorstel lijkt daarom óók een logisch vervolg op de ontwikkelde jurisprudentie. Zo vaak is er immers niet zwaar gestraft bij majesteitsschennis. De belediging die de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis koning Willem III toevoegde, door hem in 1886 uit te roepen tot "koning Gorilla" werd ook toen slechts met een half jaar bestraft. Misschien kwam dat omdat Willem III bekend stond om het heftige niveau van zijn eigen beledigingen aan het adres van volksvertegenwoordigers. Gelukkig komt dat soort uitingen van koninklijke zijde tegenwoordig niet meer voor. Ook daarom past dit wetsvoorstel goed bij de ontwikkeling van het moderne koningschap.

Sinds het jaar 2000 is bij geconstateerde majesteitsschennis vijf keer een boete uitgedeeld en drie keer een gevangenisstraf uitgezeten, met een maximum van vijf maanden. De rechter vond de in artikel 111 genoemde vijf jaar nooit nodig. De oproerkraaier die in 2015 "F*** de koning" riep, werd zelfs niet eens meer vervolgd. Deze jurisprudentie zou de indiener er ook toe hebben kunnen verleiden de artikelen aangaande majesteitsschennis te behouden, maar aan te passen door bijvoorbeeld de strafmaat te verlagen. Waarom heeft de initiatiefnemer er niet voor gekozen de strafmaat in de artikelen 111 tot en met 113 te verlagen? Was dat qua wetgevingstechniek niet veel eenvoudiger geweest dan de nu gekozen route?

Voorzitter. In de huidige omstandigheden blijkt majesteitsschennis geen hot item meer. Dat doet de blik naar het buitenland keren. In dit ingediende wetsvoorstel verdwijnt met het schrappen van de artikelen 118 en 119 ook de specifieke strafmaat van twee jaar voor het beledigen van buitenlandse staatshoofden. Ik heb het zelf nog horen roepen. "Johnson moordenaar, o nee, sorry, molenaar". Wat was dat een ouderwetse belediging. Als je de huidige Amerikaanse president soms hoort ... De laatste keer dat in Nederland iemand vervolgd werd voor belediging van een buitenlands staatshoofd liep het met een Sittardse sisser af. Behoud van de artikelen 118 en 119 zou nog zin hebben als we een staatshoofd konden ontvrienden, maar dat blijkt nauwelijks mogelijk. Volgens artikel 87a is een buitenlandse mogendheid alleen geen vriend als we er een gewapend conflict mee hebben. Maar ja, wanneer hebben wij nou nog een gewapend conflict? Zo beschouwd zijn alle buitenlandse staatshoofden onze vrienden.

Die brede strafbaarheid opent de deur voor buitenlandse staatshoofden die zelf niet aarzelen om forse beledigingen de wereld in te slingeren, om uitlevering van een Nederlander te eisen, bijvoorbeeld wanneer een cartoonist een treffende tekening maakt. Als mijn fractie het goed ziet, betekent het schrappen van 118 en 119 dat een uitleveringsverzoek door een beledigd staatshoofd voortaan kansloos is. Kan de minister, die inmiddels gearriveerd is, zie ik, dat bevestigen?

Voorzitter. Onze fractie denkt positief over de ontwikkeling van het moderne koningschap. Daar past het voorliggende voorstel bij, maar er zijn dus nog wel wat vragen. Wij kijken uit naar de beantwoording daarvan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Andriessen. Ik moet even de minister begroeten. Ik begroet bij dezen de minister van Justitie en Veiligheid in de Eerste Kamer.

Ik geef nu het woord aan de heer Schouwenaar.