Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.19 uur
Mevrouw Vlietstra i (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil mijn fractie de initiatiefnemers tot het wetsvoorstel van harte complimenteren met het vele werk dat ze hebben verzet en met de beantwoording van onze vragen. Ik dank ook de minister voor zijn antwoorden.
Het initiatiefwetsvoorstel zoekt aansluiting bij het door de commissie-De Wijkerslooth uitgebrachte advies. De kern van dat advies is dat het geweldsmonopolie bij de overheid behoort, maar dat dat niet betekent dat alleen de overheid geweld mag toepassen. In specifieke situaties, wanneer de overheid haar zorgplicht om haar burgers te beschermen niet kan nakomen, is particuliere beveiliging onder strikte voorwaarden, regels en toezicht denkbaar, aldus de commissie-De Wijkerslooth. Volgens de initiatiefnemers en de regering is hier sprake van zo'n specifieke situatie en is daarom het mogelijk maken van particuliere beveiliging op koopvaardijschepen gerechtvaardigd.
Mijn fractie vindt dit een zeer vergaand wetsvoorstel. Ook het uitoefenen van geweld en de democratische controle daarop dienen in onze ogen in principe voorbehouden te zijn aan de overheid. Mijn fractie is er niet van overtuigd dat de specifieke situatie die hier aan de orde zou zijn, het rechtvaardigt om dit principe los te laten.
Vooropgesteld: de overheid heeft de plicht haar burgers te beschermen. Uiteraard geldt die zorgplicht ook voor opvarenden van koopvaardijschepen in risicogebieden. In de afgelopen jaren is daar door opeenvolgende regeringen invulling aan gegeven door deel te nemen aan de internationale missies Atalanta en Ocean Shield, door het beschikbaar stellen van Vessel Protection Detachments, VPD's, en door investeringen in het versterken van landen waar piraten vandaan komen. Dat heeft eraan bijgedragen dat het aantal incidenten waarbij Nederlandse koopvaardijschepen zijn betrokken, zeer gering is. In 2017 zijn er internationaal gezien 180 incidenten geweest. Van belang is daarbij op te merken dat van die 180 incidenten er 101 plaatsvonden op schepen die voor anker lagen, waardoor bescherming, aldus de beantwoording door de minister, door VPD's of particuliere beveiligers feitelijk niet mogelijk is. Bovendien blijkt dat meer dan 80% van de aanvallen is afgeslagen door het gebruik van zogenaamde best management practices. In 2018 ging het om 201 incidenten, opnieuw overwegend bij schepen die voor anker lagen. In 2017 was slecht in één geval een Nederlands schip betrokken bij een incident. In 2014 waren dat er zeven, in 2015 was het er een en in 2016 waren het er twee. Hoewel elk incident er één te veel is, zijn dit in de ogen van mijn fractie geen schokkende aantallen. Zijn de indieners en is de minister dit met mijn fractie eens?
Voorzitter. Jaarlijks varen er 300 tot 350 schepen onder Nederlandse vlag door de high risk area. Gemiddeld 40 daarvan worden beveiligd door een VPD. Bescherming door een VPD blijkt effectief — de heer Dercksen memoreerde dat ook al — want van 2014 tot heden hebben zich geen incidenten voorgedaan bij schepen die waren beveiligd met een VPD. Vanuit het ministerie van Defensie is aangegeven dat er ook voldoende ruimte is om alle aanvragen voor een VPD toe te kennen. Toch maakt slechts een gering deel van de reders er gebruik van. Volgens de indieners en de regering speelt 75% van de Nederlandse handel op zee zich af op de spotmarkt en zijn VPD's onvoldoende in staat daar flexibel op in te spelen. Ze zijn te groot, te duur en reders moeten te ver omvaren om een VPD aan boord te nemen. In de praktijk worden ze daarom, aldus de indieners, vooral gebruikt voor zeer speciale transporten en niet voor transporten in de spotmarkt.
Voorzitter. Een VPD bestaat standaard uit elf leden. Bij particuliere beveiliging kan worden volstaan met een team van vier personen. In zijn brief van 26 februari geeft de minister aan dat ook een team van drie particuliere beveiligers in bepaalde situaties voldoende zou kunnen zijn. Een voor de hand liggende vraag is dan waarom niet gewerkt kan worden met kleinere VPD's. De regering antwoordt op onze schriftelijke vragen daarover dat zij geen aanleiding ziet hier nader onderzoek naar te doen. Veiligheid en verantwoorde inzet gaan boven alles, en daar wil de regering geen concessies aan doen. Maar waar de regering vindt dat bij militaire beveiliging een team van elf personen noodzakelijk is, acht zij bij particuliere beveiliging drie tot vier beveiligers veilig en verantwoord. Dat roept vragen op. Verricht een VPD handelingen die een particulier beveiligingsteam niet verricht en, zo ja, zijn dat altijd noodzakelijke handelingen? Waarom volstaat bij een particulier beveiligingsteam toezicht vanaf de brug van het schip en moet dit bij een VPD vanaf alle kanten gebeuren? Waarom kan een VPD geen gebruikmaken van de aanwezige bemanning en kan een particulier team dat wel? Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer merkte de heer Van Helvert zelfs op dat het type aanval waarop een VPD is toegerust, in de praktijk niet voorkomt. Mijn fractie vraagt de minister daarom nogmaals waarom een VPD altijd uit elf personen moet bestaan. Als het veilig en verantwoord is om een particulier beveiligingsteam uit drie tot vier personen te laten bestaan, waarom zouden dit dan niet drie tot vier militairen kunnen zijn? Is de minister bereid met zijn collega van Defensie in overleg te treden over het inzetten van kleinere VPD's?
Door de indieners zijn ook andere redenen genoemd om geen gebruik te maken van een VPD. Ze zouden behalve te groot ook te duur zijn. Voor de inzet van een VPD betaalt een reder €5.000 per dag. Onze schriftelijke vraag wat de kosten zijn van een particulier beveiligingsteam, is niet beantwoord. Daarom stelt mijn fractie die vraag hier opnieuw. Wat betaalt een reder voor een particulier beveiligingsteam? Omdat daar volgens de indieners en de regering in alle Europese landen al ervaring mee is opgedaan, moet daar toch een antwoord op te geven zijn? Welke mogelijkheden ziet de minister om de prijs van een VPD verder te verlagen?
VPD's kunnen maar op een beperkt aantal plaatsen aan boord worden genomen, met als gevolg dat reders moeten omvaren en daardoor extra kosten maken. Dat is een reëel punt, dat alleen oplosbaar is als de regering erin slaagt met meer landen afspraken te maken over de opslag van wapens en munitie. Kan de minister aangeven welke inspanningen hij verricht om het aantal wapendepots te vergroten? Kan de minister ook uitleggen waarom Defensie geen gebruik kan maken van floating armouries? Op onze schriftelijke vraag volgde slechts het onbevredigende antwoord dat Defensie dat niet wil.
Voorzitter. Volgens de indieners doen veel reders om genoemde redenen geen aanvraag voor bescherming door een VPD. Gevolgen zouden kunnen zijn: het onbeveiligd varen door risicogebieden, het afzien van het inschrijven op transporten, omvlaggen of het illegaal aan boord nemen van particuliere beveiligers uit het buitenland. Op schriftelijke vragen in hoeverre hiervan daadwerkelijk sprake is, heeft mijn fractie geen antwoord gekregen. We weten daarom niet hoe groot het probleem daadwerkelijk is.
Voorzitter. In de memorie van antwoord spraken de indieners de verwachting uit dat na het in werking treden van de wet 125 keer per jaar een aanvraag voor bescherming zal worden gedaan, waarbij het aantal VPD's ongeveer gelijk zal blijven. In de nota naar aanleiding van het verslag zien ze af van het noemen van aantallen, omdat die genoemde 125 zijn gebaseerd op de afwijzingen van een VPD in de beginperiode na 2012, en dit minder richtinggevend is voor de situatie in 2019. Mijn fractie stelt dan ook vast dat de omvang van het probleem niet bekend is en dat we ook niet weten in welke mate het probleem wordt opgelost door het aannemen van dit wetsvoorstel. Graag een reactie daarop van de indieners en de minister.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel gaat uit van het principe "VPD, tenzij". Als een reder een verzoek indient bij het kustwachtcentrum, wordt eerst beoordeeld of een VPD mogelijk en redelijk is. Is dat niet het geval, dan wordt onder voorwaarden toestemming gegeven voor bescherming van een transport door een particulier beveiligingsbedrijf. Bij de beoordeling van wat redelijk is, spelen twee zaken een belangrijke rol: de kosten die de reder moet betalen en het aantal zeemijlen dat hij moet omvaren om een VPD aan boord te nemen. De minister is voornemens om bij AMvB vast te stellen dat particuliere beveiliging kan worden toegestaan als meer dan 100 zeemijlen moet worden omgevaren en/of als de reder extra kosten moet maken van meer dan 20%. Kan de minister toelichten waarom gekozen is voor 100 zeemijlen en 20% extra kosten? Waarom geen 50 mijl of 150 mijl? Waarom geen 10% of 30%? En is voldoen aan een van beide criteria voldoende of moet aan beide zijn voldaan? Mijn fractie heeft de vrees dat op papier weliswaar wordt uitgegaan van "VPD, tenzij", maar dat de praktijk zal zijn dat de meeste transporten particulier worden beveiligd. Delen de indieners en deelt de minister deze zorg?
De indieners gaan ervan uit dat er niets verandert ten opzichte van de huidige situatie en bedoelen dan dat de reders die nu gebruikmaken van een VPD, dat straks ook zullen doen. Moet mijn fractie daaruit begrijpen dat nieuwe aanvragers vooral gebruik zullen maken van particuliere beveiligers, omdat die goedkoper en flexibeler zijn, en achten zij dat gewenst? Diezelfde vraag stelt mijn fractie ook aan de minister.
Voorzitter. Een belangrijk punt in de schriftelijke gedachtewisseling betrof onze zorg over het ontstaan van een situatie waarin sprake zou kunnen zijn van twee kapiteins op een schip, de kapitein als overriding authority enerzijds en de teamleider particuliere beveiliging anderzijds. In de brief van de minister van 26 februari heeft mijn fractie ten langen leste antwoord gekregen op haar vraag wie uiteindelijk het laatste woord heeft in het onverhoopte geval dat er verschil van mening bestaat tussen kapitein en teamleider over het toepassen van geweld. Dat is de kapitein. Als hij niet wil dat een beveiligingsteam in actie komt, zal de teamleider zich hierbij neer moeten leggen. Een helder antwoord. Mijn fractie dankt de minister daarvoor.
Voorzitter. Ten slotte. Een groot aantal zaken met betrekking tot de uitvoering van de wet moet nog worden geregeld in een AMvB. Die wordt weliswaar voorgehangen bij beide Kamer, maar op het moment van besluitvorming over het wetsvoorstel is nog veel onduidelijk. Wie gaat de accreditatie doen? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een accreditatie te verkrijgen? Welke vergunningsvoorwaarden worden gehanteerd en hoe lang is een vergunning geldig? In welke gebieden gaat de vergunning gelden? Wat wordt de inhoud van de geweldsinstructie? Hoe wordt het toezicht door de ILT ingevuld? Hoe wordt toezicht gehouden op buitenlandse beveiligingsbedrijven? En als achteraf blijkt dat een buitenlands bedrijf nalatig is geweest, door wie en waar vindt dan berechting plaats? Het zijn allemaal zaken die relevant zijn voor de beoordeling van het wetsvoorstel. Kan de minister, vooruitlopend op de AMvB, al meer inzicht daarin bieden?
Voorzitter, ik rond af. Het geweldsmonopolie hoort bij de overheid, ook als het gaat om het gebruik van geweld. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties kan worden overwogen daarvan af te wijken. Mijn fractie is er nog niet van overtuigd dat dit het geval is. Wij wachten de antwoorden van de indieners en de minister dan ook met belangstelling af.
De heer Backer i (D66):
Zou ik mevrouw Vlietstra een vraag mogen stellen? Ook wij hebben die afweging nog niet geheel gemaakt. Er is een aspect in de discussie dat ook in de schriftelijke voorbereiding betrekkelijk weinig is genoemd, maar waarvan ik zou denken dat de Partij van de Arbeid er wel waarde aan hecht. Dat is het risico van het omvlaggen. U vraagt naar een kostenniveau, maar ergens zit een kostenniveau waarop reders daartoe zouden kunnen besluiten. Dat zou ook consequenties kunnen hebben voor het niveau van salariëring, veiligheid, omgang met personeel dat je inhuurt op wat eerst Nederlandse schepen waren. Acht u dat een reëel risico en vindt u dat een eventueel wenselijke consequentie?
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Ik heb in de schriftelijke ronde aan de indieners en de minister gevraagd om inzicht te geven in die situatie, dus in het aantal keren dat er omgevlagd wordt en dat wellicht buitenlandse bedrijven ingezet worden op illegale wijze. Daar zijn geen antwoorden op gekomen. Net zoals u er waarschijnlijk naar gist, gis ik daar ook naar. Ik vind het niet wenselijk, maar ik ben ook nog niet zover dat ik zeg dat het om die reden onze steun voor het wetsvoorstel zou verdienen.
De heer Backer (D66):
Dan hebben wij een gezamenlijke vraag aan de minister en de indieners gesteld.
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Ik heb de vraag zojuist nogmaals gesteld, ja.
De heer Dercksen i (PVV):
Ik heb in de sector de vraag gesteld of we iets meer over dat omvlaggen weten. We weten dat er nogal wat schepen zijn omgevlagd. We weten alleen niet wat de reden daarvan is, omdat dat niet wordt geregistreerd. Volgens mij is het nogal helder: als je niet beveiligd wordt omdat je met een Nederlandse vlag vaart, en de rest van de wereld wordt dat wel, dan is het een kleine ingreep om een andere vlag op te hangen, zodat je je werknemers kunt beschermen. Hoe ziet u dat? Al die andere landen hebben dat wel gedaan, ook in landen waar partijen als de uwe regeren. Waarom is het daar wel mogelijk?
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Ik kan mezelf herhalen met wat ik net tegen de heer Backer heb gezegd. Ik heb de vraag gesteld om ons inzicht hierin te geven. U veronderstelt dat het heel vaak gebeurt. Ik heb geen flauw idee, dus ik wacht het antwoord van de indieners en de minister graag af op dat punt. Overigens herhaal ik nog maar eens wat ik net zei: in meer dan 80% van de gevallen blijkt dat aanvallen afgeslagen worden, doordat reders voorzorgsmaatregelen getroffen hebben op basis van de best management practices.
De heer Dercksen (PVV):
Maar zou het ook kunnen zijn dat schepen die met name op de spotmarkt actief zijn gewoon met een andere vlag zijn gaan varen, waardoor er onder onze vlag heel weinig gebeurt? Al zou het maar zijn voor die elf mensen op dat Groningse schip voor de kust van Nigeria die zijn gekidnapped. Wat moet er gebeuren voor u de scheepvaartsector de mogelijkheid wilt geven om zijn eigen mensen te beschermen? U laat ze aan hun lot over.
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Als u goed naar mij geluisterd hebt, hebt u gehoord dat ik heel veel vragen heb gesteld over het flexibeler maken van de VPD's. Ik denk dat de oplossing veel meer daarin gezocht moet worden dan in particuliere beveiliging. Overigens ben ik, net als u, heel benieuwd welke alternatieve oplossing de reders hebben gezocht. Dat zou omvlaggen kunnen zijn, maar het zouden ook andere dingen kunnen zijn. U weet het niet, ik weet het niet. Ik wacht op dat punt het antwoord graag even af.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vlietstra. Ik geef het woord aan de heer Schouwenaar.