Plenair Köhler bij voortzetting behandeling Belediging van bevriende staatshoofden en andere publieke personen en instellingen



Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Dank u, voorzitter. Ik constateer dat de initiatiefnemer van het wetsvoorstel, de minister en de SP-fractie het over dit onderwerp helemaal eens zijn. Dat is bijna een unicum in de parlementaire geschiedenis.

Maar we kunnen in deze tweede termijn ook nog deels op elkaar reageren, voor zover we dat nodig vinden. Ik wil reageren op een uitspraak van mevrouw Van Bijsterveld. Zij sprak, onder verwijzing naar het door haar "voortreffelijk" genoemde artikel van Jasper van Uden met de titel Het verbod op majesteitsschennis in de moderne democratische rechtsstaat, de volgende passage uit: "Mijn fractie ziet in de in dit artikel geanalyseerde jurisprudentie een consistent beeld. Ik zal de desbetreffende uitingen hier niet citeren, want het zijn zulke akelige teksten dat ik deze hier niet over mijn lippen wens te krijgen. Het gaat elk geval telkens om onmiskenbaar beledigende en onnodig kwetsende en grievende uitingen, die geen enkele bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat." En zij gebruikt dat als toelichting op haar uitspraak dat het artikel tegen majesteitsschennis niet te veel gebruikt wordt om allerhand debat in de kiem te smoren.

Maar nou zou het kunnen dat we in het artikel van Jasper van Uden alleen maar uitspraken tegenkomen die inderdaad een tamelijk stuitend karakter hebben. Dat wil niet zeggen dat in de jurisprudentie geen uitspraken voorkomen die ons inziens volstrekt misplaatst waren. Daarom wilde ik mevrouw Van Bijsterveld het volgende vragen. Er zijn mensen veroordeeld, enkel op grond van majesteitsschennis, enkel vanwege het feit dat ze "Leve de Republiek" riepen, en dat ook nog op een spandoek hadden staan. Vindt zij dat nou ook strafwaardig?

De voorzitter:

Meneer Köhler.

De heer Köhler (SP):

Ja?

De voorzitter:

In dit stadium van het debat over dit wetsvoorstel voel ik er weinig voor om de discussie tussen Kamerleden te heropenen. Dus u kunt de vraag stellen, maar ik zou mevrouw Van Bijsterveld willen verzoeken om daar niet op te reageren. Dank u wel.

De heer Köhler (SP):

Nou, dat vind ik jammer, voorzitter. Dan laat ik het bij mijn constatering dat ik in ieder geval vind dat er in de jurisprudentie veel veroordelingen wegens majesteitsschennis voorkomen voor uitingen die helemaal geen extreem grievend of kwalijk karakter hadden. Maar door het enkele feit dat je "Leve de Republiek" riep, werd je in het verleden al veroordeeld, op basis van dat artikel. Vandaaruit redenerend zou het goed zijn om dat artikel te schrappen.

Dan wat betreft artikel 39 van het Statuut. Wij vinden dat het nu voorliggende voorstel niet ingrijpend genoeg is om een verplichting tot overleg met de andere landen te impliceren, zeker niet in de vorm die het wetsvoorstel na amendering in de Tweede Kamer nu heeft aangenomen.

Wat betreft de reactie van Sint-Maarten wil ik het volgende zeggen. Het is natuurlijk niet zo dat Sint-Maarten, hoewel het dat wel mag vinden, kan bepalen of wij het ingrijpend genoeg vinden. Dat moeten wij zelf doen als parlement. Over de reactie wil ik ook zeggen dat Sint-Maarten natuurlijk ook, op het moment dat het nog zin had, zelfstandig en niet desgevraagd had kunnen reageren met een zienswijze naar de Tweede Kamer. Daar had dat eventueel ook nog tot amendering van de wet kunnen leiden, daar had het, kortom, nog serieus genomen kunnen worden. Wat ons betreft zou dat in dit stadium nu niet meer zinvol mogelijk zijn. Maar om toch Sint-Maarten een fatsoenlijk antwoord te geven, hebben wij de motie van mevrouw Andriessen ondertekend.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Köhler. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.