Plenair Diederik van Dijk bij voortzetting behandeling Belediging van bevriende staatshoofden en andere publieke personen en instellingen



Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.26 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik maak ook graag nog een paar opmerkingen van mijn kant ter afronding. Ik dank de initiatiefnemer en natuurlijk de minister voor de soms ook hele rappe beantwoording. We kunnen terugzien op toch wel een hele bijzondere en soms wel wonderlijke behandeling, met — dat is wel aardig om te noemen — bijvoorbeeld een PVV-woordvoerder die aan het mailen slaat met de gevolmachtigde minister van Sint-Maarten. De PVV hengelt wel heel opzichtig naar het dragen van bestuurlijke verantwoordelijkheid, zou ik hierbij kunnen constateren.

Ik heb aan het begin van mijn betoog geconstateerd dat het wetsvoorstel een hoog "vlees noch vis"-karakter heeft gekregen. Daarbij doelde ik vooral op het aanvankelijke oogmerk van dit wetsvoorstel, namelijk om te komen tot een volledige gelijkstelling van belediging van de Koning met commune beledigingsdelicten. Daarvan is in de huidige versie wat mij betreft geen sprake. Uiteraard bestreed de initiatiefnemer dat. Totdat we raakten aan het Statuut, want toen was het voor de initiatiefnemer toch wel erg handig om te beklemtonen: zo ingrijpend is dit allemaal ook weer niet, want anders lopen we eigenlijk vast met artikel 39. Ga ik dan nu van de weeromstuit beklemtonen dat het allemaal wel heel ingrijpend is en dus geen vlees noch vis, en dat het raakt aan de uitleg van het Statuut? Terugkijkend denk ik dat dit een omissie geweest. Als dit aan het begin van het traject in ogenschouw was genomen, had waarschijnlijk iedereen gezegd: het gaat over het staatshoofd; laten we het zekere voor het onzekere nemen en consulteer deze landen binnen ons Koninkrijk. Dat is niet gebeurd. Het is denk ik goed als een keer scherper wordt gesteld hoe we dit soort omissies in de toekomst kunnen voorkomen. Daarom heb ik ook de motie van het lid Bikker gesteund. Dit raakt aan de omgangsvormen binnen het Koninkrijk. DOESLIEF geldt ook onze bejegening van Sint-Maarten, zo zou ik zeggen. De omissie die heeft plaatsgevonden, is heel eenvoudig te herstellen. Dat hoeft niet veel tijd te kosten. Collega Van Bijsterveld zei dat ook al. Het kan binnen een paar weken geregeld zijn. Laten we daar gestalte aan geven. Om die reden heb ik de motie gesteund.

Voor het overige blijft heel veel van de kritiek die ik in eerste termijn had nog staan. Welk probleem lossen we hier nu precies mee op? In mijn ogen is er helemaal geen probleem rond de beperking van meningsvrijheid of dat we onvoldoende het debat kunnen voeren over het Koninklijk Huis of iets dergelijks. Wat is het echte oogmerk van dit wetsvoorstel? Ik heb zo maar een klein beetje argwaan: zijn we niet bezig met een ongewenste, sluipende uitholling van de bijzondere positie van het Koninklijk Huis?

Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen en opmerkingen die mijn CDA-collega maakte over de geabdiceerde Koning. Ik hoor graag een nadere reflectie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de indiener. Hij knikt, dus hij is in de gelegenheid om direct te antwoorden. Geldt dat ook voor de minister? Yes, ik ga daar maar van uit. Dan geef ik het woord aan de heer Verhoeven.