Plenair Vlietstra bij voortzetting behandeling Wet ter Bescherming Koopvaardij



Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vlietstra i (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de indieners en ik dank de minister voor de antwoorden die zij alle drie hebben gegeven.

De voorzitter:

Heren, u wordt nu, op dit moment, bedankt, hè. Even opletten.

Mevrouw Vlietstra (PvdA):

Helaas, u hebt het gemist. Zal ik het nog een keer herhalen? Dank voor de antwoorden.

Voorzitter. Even voor alle duidelijkheid: ik ben mijn eerste termijn begonnen met te stellen dat de overheid de plicht heeft om haar burgers te beschermen. Daar is geen enkel misverstand over, en dat geldt ook voor opvarenden van koopvaardijschepen. Ik heb in dat verband ook gewezen op het belang van Atalanta en Ocean Shield, op investeringen in het stabieler maken van de woonlanden van piraten, en last but not least, op de mogelijkheid van de VPD's. Net als de indieners gaat het mijn fractie dus om de veiligheid en de verantwoordelijkheid die de overheid daarvoor heeft. Er ligt uiteraard ook een verantwoordelijkheid bij de reder, maar er ligt zeker ook een verantwoordelijkheid bij de overheid. Dat gezegd hebbend hadden wij in dit debat graag meer inzicht gehad in een aantal zaken die de indieners ook willen bestrijden met dit wetsvoorstel, namelijk het omvlaggen, de economische schade die ontstaat, het niet aannemen van transporten, et cetera. Wij hebben daar in dit debat helaas geen inzicht in gekregen. We zullen het moeten doen met gegevens die beschikbaar zijn over aantallen incidenten. Dat zijn dan ook vooral internationale gegevens.

Voorzitter. Over de VPD's het volgende. Er zijn voldoende VPD's beschikbaar. De minister heeft dat ook nog een keer gezegd. Er wordt in de begroting zelfs rekening gehouden met 175 per jaar, zo heb ik begrepen, terwijl er maar 40 ingezet worden. De middelen zijn er dus kennelijk wel, maar de VPD's sluiten onvoldoende aan op de vraag vanuit de reders, omdat ze te groot, te duur en minder snel inzetbaar zijn, en last but not least, omdat ze werken met een eigen concept, waar kennelijk moeilijk afstand van gedaan kan worden. De indieners zeggen dat zij veel overleg hebben gehad met de minister van Defensie, om te kijken of het anders en flexibeler kan, maar dat dat niet is gelukt. Dat valt te betreuren, maar ze zeggen erbij dat de minister wel wil kijken of het anders kan. Zij koppelt dat dan aan de evaluatie. Daar heeft mijn fractie wel moeite mee. Waarom kun je er wel over drie jaar en niet op dit moment naar kijken? Waarom is het nodig om eerst zo'n vergaand wetsvoorstel voor te leggen, terwijl er wellicht straks, als er wel naar gekeken kan worden, mogelijkheden zijn om het anders en beter te organiseren? Juist om het VPD-tenzijprincipe zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen, is het volgens mij van belang om de VPD's flexibeler inzetbaar te maken.

Het VPD-tenzijprincipe op zich is helder verwoord in het wetsvoorstel. Ik complimenteer de indieners daarmee. Het is een helder verhaal. Het is VPD, en alleen als VPD niet kan, is particuliere beveiliging onder strikte voorwaarden, die overigens nog voor een groot deel geregeld zullen moeten worden in de AMvB, mogelijk. Maar "VPD, tenzij" werkt alleen als VPD ook een reële optie is. Ik vind het lastig te beoordelen of het inderdaad een reële optie is, ook al omdat we geen enkel inzicht hebben kunnen krijgen in wat de kosten zijn van particuliere beveiliging ten opzichte van de kosten van een VPD. Wat er betaald moet worden voor een VPD is helemaal duidelijk, €5.000, maar noch de indieners noch de minister kunnen ons wijzer maken over de kosten van particuliere beveiliging. Daarmee is het ook niet mogelijk om in te schatten in welke mate — naast die 40 VPD's, want die zullen er wel blijven voor die bijzondere transporten — andere transporten wel of niet gebruik zullen maken van VPD's dan wel particuliere beveiliging. We weten het gewoon niet. Ik hoor de minister zeggen dat we daar bij de evaluatie hopelijk meer informatie over zullen hebben en dat bij de evaluatie vooral ook gekeken wordt wat de invloed van de kostprijs is of van de kosten van particuliere beveiliging in dit verband.

Het geweldsmonopolie hoort bij de overheid. Het toepassen van geweld kan, zo wordt gesteld, onder voorwaarden door private partijen gebeuren. Maar dat laat onverlet dat de overheid haar verantwoordelijkheid en zorgplicht houdt. De overheid verleent de vergunning. De overheid zal dus op basis van de voorwaarden die zij stelt, moeten beoordelen of die vergunning leidt tot een situatie die voor dat transport veilig en verantwoord is, vooral ook voor de mensen die aan boord van een schip verkeren. Maar wat de voorwaarden zijn die de minister gaat stellen, moet allemaal nog geregeld worden bij AMvB. De minister heeft iets meer duidelijkheid gegeven over de accreditatie, maar is bijvoorbeeld helemaal niet ingegaan op mijn vraag waarom hij kiest voor een norm van 100 zeemijlen omvaren. Waarom niet 50 of 150 mijl? Waarom kiest hij voor een kostenverschil van 20%? Misschien mag ik die vragen in tweede termijn herhalen? Dan kan de minister daar nog antwoord op geven.

Voorzitter. Wij blijven veel moeite houden met het wetsvoorstel. Wij zullen ons beraden en volgende week zal bij de stemming duidelijk worden wat het standpunt van mijn fractie ten finale is. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vlietstra. Ik geef het woord aan de heer Schouwenaar.