T02697

Toezegging Nadeelcompensatie bieden voor eigenaren die al in het bezit zijn van een BBM-verklaring (34.556)



De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe in het kader van een overgangsregeling een vorm van nadeelcompensatie te bieden voor eigenaren die al in het bezit zijn van een zogenaamde BBM-verklaring.


Kerngegevens

Nummer T02697
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Mr. M.L.A. van Rij (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen BBM-verklaring
overgangsregeling
Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten
Kamerstukken Wet fiscale maatregel rijksmonumenten (34.556)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 10 - blz. 13 - 14

De heer Van Rij (CDA):

Daarnaast hebben wij nog wat andere vragen. Wij doen niet mee met mensen die een beetje de indruk wekken dat eigenaren van rijksmonumenten een gedeelte vormen van zeer vermogend Nederland. Ongetwijfeld zullen er zeer vermogende mensen zijn die ook een rijksmonument hebben. Maar er zijn ook hele normale Nederlanders die een rijksmonument hebben, die daar gewetensvol onderhoud aan willen verrichten, die niet honderdduizenden euro's of miljoenen euro's op de bank hebben staan en die in 2018 opdracht hebben gegeven voor onderhoud, in de veronderstelling dat zij een fiscale aftrek zouden hebben. Als een deel van die werkzaamheden niet wordt uitgevoerd in 2018 maar in 2019, dan zou voor hen op 1 januari in één keer het doek vallen. Dan zouden zij niet meer voor de fiscale aftrek in aanmerking komen maar voor de subsidieverlening. Dat creëert veel onzekerheid.

Wij kregen onder meer een brief daarover van een familie die in Zuid-Limburg een boerenhoeve uit 1633 bewoont. Die gaf overigens ook aan hoe belangrijk het is dat de fiscale aftrekregeling zoals we die thans kennen in combinatie met de leenfaciliteit bij het Nationaal Restauratiefonds mogelijk is. Dat kan straks niet meer. Niet iedereen kan dat betalen. Niet iedereen kan naar de bank en daarvoor een lening krijgen. Sommige mensen kunnen dat wel, maar anderen niet. Dat creëert onzekerheid. Het heeft met goed overgangsrecht te maken. Ik wil heel graag dat de minister en de staatssecretaris daar nog eens een keer goed op ingaan. Wij beseffen heel goed dat je, als je straks een subsidie krijgt van 38% van de subsidiabele kosten en je 100% hebt geleend, die 38% subsidie meteen gebruikt voor een aflossing van de schuld. Dan heb je ook weer een wat gezondere financieringsverhouding.

Mevrouw de voorzitter. Kortom, de CDA-fractie wil eigenlijk op vier punten duidelijkheid. Eén. meer rechtszekerheid voor de eigenaren ten aanzien van de subsidieaanvraag en subsidieverlening, zodat er een gelijke positie is zoals die thans is. Twee. Beter overgangsrecht; ik heb daar net een voorbeeld van gegeven. Drie. De instandhouding van de combinatie subsidie en lening uit het Nationaal Restauratie Fonds. Vier. Ik heb dit bij interruptie al naar voren gebracht toen de heer Bruijn het woord voerde: het respecteren van de fiscale transparantie van met name de landgoed-bv's, of als het om afgezonderd particulier vermogen gaat.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 5 - 6

Minister Van Engelshoven:

Dan de vraag van de heer Van Rij over de overgangsregeling. Er zijn inderdaad mensen die in 2018 begonnen zijn aan een project voor onderhoud of restauratie van hun monument. Zij hebben daar in 2018 aftrek voor en moeten daarvoor in 2019 naar de subsidieregeling. De heer Van Rij vroeg of dat voor mensen niet onverwacht is en vroeg naar een overgangsregeling. Ik wil daarbij de aantekening maken dat mensen al sinds 2016 van de Belastingdienst de waarschuwing krijgen: u weet toch dat er op dit punt een voornemen bij het parlement ligt om de aftrek om te vormen tot een subsidieregeling? Dus het komt voor niemand als een verrassing; laten we daar ook helder over zijn. Maar ik begrijp dat het hier en daar tot zorg leidt.

De heer Van Rij had het over een mogelijk nadeel. Het zit 'm niet in de omzetting van de aftrek en de subsidie van 38%. Waar zou dan het nadeel in zitten? Dat nadeel geldt eigenlijk vooral voor eigenaren die al in het bezit zijn van een zogenaamde BBM-verklaring. Op basis daarvan mochten zij er wellicht op vertrouwen dat ook de nietmonumentale onderdelen onder de aftrek konden vallen. Ik kan mij voorstellen dat er een soort zekerheid is gegeven waarvan ze zeggen: maar nou kan het straks in de subsidie niet meer. We moeten daar echt nog even op puzzelen, maar we gaan kijken hoe we voor die groep — dat is overigens een zeer beperkte groep — een vorm van nadeelcompensatie kunnen vinden. Dat zeg ik u graag toe. Maar het gaat overigens over een kleine groep. Daarbij plaats ik de kanttekening dat men het ook kon weten. Dit komt niet als een verrassing. Het gaat dan vooral over het niet meer kunnen aftrekken van niet-monumentale onderdelen. U noemde zelf bijvoorbeeld al de verwarming.

De heer Van Rij (CDA):

Ik dank de minister voor deze verduidelijking. Laat ik maar meteen een concrete situatie noemen. Iemand heeft bijvoorbeeld voor €60.000 onderhoud te verrichten aan zijn rijksmonument. Voor €40.000 wordt er onderhoud uitgevoerd in 2018 en voor €20.000 in 2019. Dit staat even los van de beperkte groep die u net aanduidde, die die verklaring heeft. Als we per 1 januari de wet wijzigen, is het heel vervelend als die persoon een subsidie moet aanvragen voor die €20.000. Ik had uit het schriftelijke antwoord op mijn vraag over het overgangsrecht begrepen dat je, als je die €20.000 vooruitbetaalt in 2018 op basis van het kasstelsel, toch de aftrek hebt.

Minister Van Engelshoven:

Dat is sowieso het geval. Als je het in 2018 hebt uitgegeven en die aannemer vooruit hebt betaald, dan kun je het gewoon onder de aftrek brengen. Dus wat betaald is in 2018, kan in 2018 worden afgetrokken.

De heer Van Rij (CDA):

Dank, ook voor die verduidelijking. Alleen dan zijn er natuurlijk altijd mensen met een rijksmonument die — u gaf zelf al aan dat onderhoud soms moeilijk is in te schatten — te maken hebben met tegenvallers en waarbij de aannemer toch in 2019 zegt: sorry, het is niet €60.000 maar het is €80.000. Zo komt er nog eens €20.000 bij. Kan dan niet in de aanslagregeling enige souplesse getoond worden? Want die aangiftes worden echt niet allemaal voor 1 mei ingediend. Misschien kan men dan zeggen: oké, als je dan in 2019 toch die €20.000 extra betaalt en de aannemer dat aantoont, dan mag je dat alsnog aftrekken bij de aanslagregeling 2018. Het is heel specifiek, maar het helpt om een stukje onrust weg te nemen. Het is wellicht meer een vraag voor de staatssecretaris dan voor u, maar ik stel hem nu toch maar even, omdat we het over het overgangsrecht hebben. Ik ben blij met uw toezegging, maar als het lukt, wil ik dat het wel voor 1 januari ingaat, want die beperkte groep mensen waar u het over heeft, zit daar wel mee. Die willen daar wel duidelijkheid over hebben.

Minister Van Engelshoven:

We gaan die duidelijkheid zo snel mogelijk geven. Maar we moeten wel ergens zeggen: hier is het klaar. Ik ben, denk ik, net maximaal ruimhartig geweest met betrekking tot die mensen bij wie er misschien een verwachting is gewekt die anders komt te liggen door de subsidieregeling. Stel dat in uw geval de aannemer zou zeggen: ik kom in 2019 nog met een rekening. Zo ingewikkeld is het dan niet om daarvoor subsidie aan te vragen. Dan krijg je overigens ook nog 38% meer dan je in 2019 via een aftrek zou hebben. Dus laten we nou niet iets tot groot leed verklaren wat eigenlijk heel erg overzichtelijk is. Ik kom u hier maximaal tegemoet in een aantal dingen. Maar ergens moet je ook wel een keer een streep durven trekken. Het is een overgang van wetgeving die voor niemand als een verrassing komt.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 18

De heer Van Rij (CDA):

Het tweede waarnaar wij hadden gevraagd is een beter overgangsrecht. Op dat punt heeft de minister ook een toezegging gedaan die wij in grote dank hebben aanvaard. Ze heeft gezegd dat ze nog eens zal bezien of wel of niet een compensatie kan worden gegeven in die specifieke gevallen waarin een vaststellingsovereenkomst is afgegeven voor de aftrekbaarheid van de onderhoudskosten voor het rijksmonument en daar een overloop in zit naar het volgende jaar. Als ik het juist heb, noemde zij dat een nadeelcompensatie. Dit uiteraard naast de toezegging die al schriftelijk is gedaan dat als je in 2018 vooruitbetaalt voor onderhoud dat in 2019 wordt verricht, dat aftrekbaar is.


Brondocumenten


Historie