Verslag van de vergadering van 2 april 2019 (2018/2019 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.35 uur
De heer Köhler i (SP):
Voorzitter. In de eerste twee termijnen van ons debat over het initiatiefvoorstel-Van der Staaij om voortaan een tweederdemeerderheid voor goedkeuring van EU-verdragen te vereisen, heb ik al gezegd waarom de SP-fractie voor dit wetsvoorstel is. De derde termijn van dit debat is er om te reageren op het advies dat de staatscommissie parlementair stelsel, de commissie-Remkes, op verzoek van onze Kamer heeft uitgebracht over het onderwerp van het initiatiefvoorstel. Dit advies luidt dat de commissie-Remkes zich aansluit bij het advies van de Staatscommissie Grondwet uit 2010 om artikel 91, lid 3 van de Grondwet — dat inhoudt dat goedkeuring van verdragen die afwijken van de Grondwet een tweederdemeerderheid behoeft — ruimer te gaan toepassen. Als regering en parlement hier niet voor kiezen, adviseert de commissie-Remkes om het initiatiefvoorstel-Van der Staaij aan te nemen.
Voorzitter. Dat brengt het advies van de staatscommissie Grondwet, de commissie-Thomassen, dat overigens niet is opgevolgd door het parlement, opnieuw onder de aandacht. Die commissie adviseerde niet alleen een ruimere toepassing van artikel 91, lid 3. Zij adviseerde ook in meerderheid om een vierde lid aan dit artikel toe te voegen. Ik citeer: "Naast een bepaling omtrent verdragen die afwijken van de Grondwet wenst deze meerderheid te waarborgen dat voor ons land en het constitutionele bestel belangrijke verdragen op een ruime parlementair-democratische legitimering kunnen rekenen".
Vervolgens bespreekt de commissie-Thomassen in haar advies de voor- en nadelen van verschillende ideeën over zo'n aan de Grondwet toe te voegen bepaling, waaronder het initiatiefvoorstel-Van der Staaij, zonder dat zij over de diverse voorstellen in dezen een keus maakt. Het is dus absoluut niet zo dat de commissie-Thomassen het initiatiefvoorstel-Van der Staaij negatief beoordeelt; men leze het er maar op na op de bladzijden 119, 120 en 121 van het advies van de staatscommissie-Thomassen.
Als we de aanbeveling van de commissie-Remkes dus alleen lezen als een aanmoediging om artikel 91, lid 3 ruimer te gaan toepassen, is dat een stap terug. Dat neemt niet weg dat ook wij willen weten wat de minister van deze aanbeveling vindt. Maar liever gaan we verder met het advies van de commissie-Thomassen om een bepaling aan de Grondwet toe te voegen dat een tweederdemeerderheid is vereist bij verdragen die — ik citeer opnieuw — "wezenlijke bevoegdheden opdragen aan internationale organisaties" of, ik citeer, "die belangrijke gevolgen hebben voor de nationale constitutionele orde".
Dat was het advies van de commissie-Thomassen, en het initiatiefvoorstel-Van der Staaij voorziet hierin. Het is geen oplossing voor alle denkbare gevallen waarin verdragen een tweederdemeerderheid zouden behoeven. Maar het is wel een oplossing voor het probleem dat verdergaande overdracht van soevereiniteit naar de Europese Unie nu met eenvoudige meerderheid kan voortgaan. Dat is ook de werkelijke vraag waar wij voor staan: ben je daar voor of vind je dat voor die verdergaande soevereiniteitsoverdracht voortaan een tweederdemeerderheid vereist is, in de lijn van de meerderheid van de commissie-Thomassen?
Voorzitter. Wij concluderen dat het nalezen van het rapport dat de commissie-Thomassen, waar de commissie-Remkes ons naar verwijst, ons sterkt in onze positieve waardering van het initiatiefvoorstel van de heer Van der Staaij.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Köhler. Ik geef het woord aan de heer Knapen.