Verslag van de vergadering van 16 april 2019 (2018/2019 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.40 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Over ruim een maand kunnen de kiezers in de Europese Unie stemmen voor het nieuwe Europese Parlement. De huidige Europese politieke elite maakt zich ernstige zorgen als je sommige berichtgeving moet geloven. Want eurosceptische "populisten" dreigen massaal het EP binnen te stormen. Angst is echter zelden een goede raadgever en dat geldt ook hier. In plaats van "de anti-Europese populisten" te vrezen zouden politici er beter aan doen de zorgen van mensen die op deze partijen stemmen serieus te nemen. Wat ons betreft, is het goed dat er dan nog meer te kiezen is dan waar nu de strijd tussen lijkt te gaan: namelijk tussen enerzijds eurofore partijen die alleen maar meer macht aan Brussel willen geven en anderzijds xenofobe nationalisten die de Europese samenwerking de rug willen toekeren en grensoverschrijdende problemen niet willen aanpakken.
Voorzitter. Het is vanuit deze optiek dat wij de visie op de Europese Unie van dit kabinet willen bevragen. Ik doe dat langs twee lijnen. In de eerste plaats door het debat aan te gaan over de lessen die wij moeten trekken uit de nu uitgestelde maar nog niet afgestelde brexit. Voor ons is de belangrijkste les dat de EU veel democratischer moet worden. Democratischer betekent ook flexibeler, met meer ruimte voor de lidstaten. En het betekent ook grenzen aan de nu grenzeloze interne markt. In de tweede plaats wil ik het hebben over wat ik de geopolitieke verleiding zou willen noemen. In een wereld van rivaliserende grootmachten die elkaar op economisch, politiek en militair gebied steeds meer naar het leven staan, klinkt de roep om een EU die zich ook als machtsblok in deze strijd kan mengen steeds luider. Wij vinden dat een uitermate zorgelijke ontwikkeling. Omdat ook hier onze nationale democratie op het spel staat, maar ook omdat de wereld, en zeker ook de veiligheid en stabiliteit van dit continent niet gebaat zijn bij nog meer militaristische machtspolitiek.
Voorzitter. Dan mijn eerste thema: de lessen van brexit. Alhoewel het waar is dat de regerende Conservatieven er een potje van hebben gemaakt, zou het voorgenomen allereerste uittreden van een lidstaat ook voor de EU-27 een moment van bezinning moeten zijn; en wel een diepgaandere reflectie dan we tot nog toe gehad hebben. De onverwachte overwinning van het leave-kamp bij het brexitreferendum werd destijds gezien als een wake-upcall voor het establishment. Zowel de Europese Commissie als de regeringsleiders gingen braaf aan de slag met wat ook officieel een reflectieproces heette. De Commissie kwam met vijf scenario's over de toekomst van de Europese Unie, maar de exercitie werd zo opgezet dat de voorkeur voor het vijfde scenario — nog meer Brussels beleid — evident was. Commissievoorzitter Juncker ging hierbij nog een stap verder, evenals president Macron. Het is weliswaar duidelijk dat de Nederlandse regering, minister Hoekstra voorop, niet van alle Brusselse en Franse plannen even gecharmeerd is — wat iets anders is dan dat zij ze ook effectief weet tegen te houden — maar van een alternatieve visie op Europese samenwerking is evenmin sprake. Of heeft deze regering wel een andere visie? Zo ja, dan horen we die visie graag van de minister van Buitenlandse Zaken. We zien toch vooral een Nederlandse regering die slechts selectief op de rem gaat staan.
En dus gaan we gewoon door op de ingeslagen weg, zij het niet zo hard als de Franse president, of hier te lande D66, zou willen. Maar een andere richting — een waar de zeggenschap weer terugkomt waar die thuishoort, namelijk bij de nationale democratieën — slaan we zeker ook niet in. Hoe ziet de minister dit? Welke richting zijn we volgens hem dan ingeslagen sinds het brexitreferendum?
De heer Backer i (D66):
Zou ik even tussendoor mogen komen bij de stelling van collega Van Apeldoorn "zeggenschap waar die thuishoort"? We zijn begonnen met het Verdrag van Rome en hebben allerlei stappen gezet: Nice, Maastricht en Lissabon. In al die stappen hebben wij, heeft de bevolking, met wetgeving die ook in deze Kamer is gepasseerd, gezegd: er is een gedeelde soevereiniteit. Er is dus een nationale soevereiniteit en er is een gedeelde soevereiniteit. Waar die thuishoort, is dus een normatief uitgangspunt van de SP, begrijp ik. Bent u dat met mij eens?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het begrip "thuishoren" is altijd per definitie normatief. Het is een standpunt over waar je je democratie zou moeten organiseren. Wij als SP vinden dat je democratie zo dicht mogelijk bij de mensen moet organiseren. Dan is het ook democratie. Het is inderdaad geen juridische uitspraak, als de heer Backer dat bedoelt. Het is een normatieve, politieke uitspraak over deze Europese Unie. Wij vinden dat de zeggenschap daarin te veel is weggehaald bij lidstaten en dus bij de mensen, op allerlei terreinen waarover lidstaten volgens ons prima zelf kunnen gaan.
De heer Backer (D66):
Dat is helder. Dank.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter. Welke richting zijn we volgens de minister sinds het brexitreferendum ingeslagen? Hoe kijkt hij terug op het eerdere reflectieproces? Erkent de minister dat er aan de keuze voor brexit door een meerderheid van de Britten reële zorgen ten grondslag lagen, zorgen over een Europese Unie die lidstaten te veel zeggenschap heeft ontnomen en die te veel over de hoofden van mensen heen bestuurt? Erkent hij dat deze zorgen ook in andere lidstaten leven? Zo ja, vindt hij dat deze zorgen ook adequaat geadresseerd zijn of worden? En zo ja, hoe gebeurt dat dan volgens hem? Want wij zien het niet.
Sinds het Verdrag van Maastricht, ruim een kwarteeuw geleden, is de EU steeds dieper en directer gaan ingrijpen op de dagelijkse levens van haar inwoners zonder dat daarvoor draagvlak werd gezocht en gevonden. Het was dan ook geen verrassing dat in Nederland en in Frankrijk in 2005 per referendum de kiezers de Europese grondwet in de prullenbak mikten. Veelal werden de rebellerende kiezers nadien weer door hun eigen regeringen en de EU gedisciplineerd, maar het kwaad bloed was gezet. Veel mensen begrijpen namelijk heel goed dat wat ooit een prima plan was — het bevorderen van de vrede, sociale vooruitgang en welvaart door nauwe samenwerking — verworden is tot een bovenstatelijke en door niemand gewenste moloch. Een moloch die steeds vaker problemen creëert door het meedogenloos slechten van elke barrière voor het economisch verkeer, want de interne markt is in de praktijk vooral een breekijzer om maximale vrijheid voor het grootkapitaal te creëren. Lidstaten de democratische ruimte geven deze vrijheid ook maar enigszins in te perken wordt als heiligschennis beschouwd. De interne markt is, zoals ook de Britten uitentreuren te verstaan is gegeven, één en ondeelbaar. Maar is wat ooit een middel tot sociale en economische vooruitgang was, daarmee niet verworden tot een doel op zich? De minister zal zeggen dat de interne markt een middel is voor het Nederlandse bedrijfsleven om geld te verdienen. Maar is de interne markt ook altijd goed voor onze samenleving?
Voorzitter. Is het goed voor onze samenleving als Europese aanbestedingsregels onze unieke thuis- en jeugdzorg in de weg zitten? Wij zijn blij dat de regering in de Staat van de Unie schrijft dat zij voor de sociale zorg een uitzondering op de Europese aanbestedingsrichtlijn wenst, maar hoe zit het dan nu met die inzet, en hoe groot acht de minister de kans dat dit ook zal lukken? Duidt dit ook niet op een groter probleem? Is dit niet symptomatisch voor de rigiditeit van de interne markt? Pleit dit niet voor een veel flexibelere EU? Het werd vanmorgen al even gememoreerd door verschillende sprekers dat ook de WRR een EU met meer variatie bepleit. Wat ons betreft is dat een EU waarin Brussel niet de baas speelt over zaken waar de lidstaten prima zelf over kunnen gaan. Veel mensen zijn deze dwingelandij beu. We kunnen wel hier of daar een uitzondering proberen te bedingen, maar feit is dat aan de neoliberale dogma's achter deze dwingelandij niet getornd wordt.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
De SP-fractie zegt heel duidelijk: behandel op EU-niveau geen thema's die lidstaten zelf goed aankunnen. Aan welke beleidsterreinen denkt de heer Van Apeldoorn dan precies? Wat zijn beleidsterreinen waarvan hij zegt: die zijn niet grensoverschrijdend, dus daar heb je helemaal geen wetgeving op Europees niveau nodig?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank voor de vraag. Ik heb het nu over de interne markt en denk dat dat een goed voorbeeld is. Als SP zeggen wij: je moet grensoverschrijdende problemen aanpakken op Europees niveau, gezamenlijk. Grensoverschrijdende problemen kun je per definitie niet alleen oplossen. Maar de EU creëert met de interne markt vaak grensoverschrijdende problemen. Door rücksichtslos alle barrières voor het economische verkeer te slechten, wordt de interne markt een doel op zich in plaats van een middel. Ook de WRR heeft geschreven dat de interne markt een middel moet zijn, ingebed in de sociale markteconomie. Onze stelling zou zijn dat de interne markt te veel tot doel op zich is geworden. Ik had het vanmorgen over de ongereguleerde arbeidsmigratie. Daarbij is de interne markt geen oplossing voor grensoverschrijdende problemen, maar de oorzaak van grensoverschrijdende problemen. Ik zal zo meteen in mijn betoog nog andere voorbeelden geven van gevallen waarin de interne markt ingrijpt op bijvoorbeeld de lokale of nationale democratie. Het probleem is dat de interne markt eigenlijk een quasigrondwet vormt in de Europese verdragen en boven alle nationale en lokale wetgeving uitgaat. Dat geeft Brussel bevoegdheden, bijvoorbeeld over onze zorg en ons openbaar vervoer, maar ook op het gebied van woningbouw en woningcorporaties. Neem het voorbeeld van de sociale huurgrens. Wij vinden dat daar een Brusselse bemoeizucht gaande is die ongewenst is.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat begrijp ik heel goed. Wij zien ook de nadelen van de te ver doorgeschoten, zeg maar neoliberale benadering van de interne markt. Maar ziet de heer Van Apeldoorn niet net als wij dat je met behoud van de interne markt wel degelijk andere politieke keuzes kunt maken door bijvoorbeeld de aanbestedingsplicht niet op alles neer te leggen, door bijvoorbeeld bepaalde publieke taken daarvan uit te zonderen, terwijl je dan toch het belang of het voordeel van de interne markt kunt behouden, namelijk dat je gemakkelijk handel kunt voeren met elkaar en een grotere arbeidsmarkt kunt creëren?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Zeker. Wij pleiten er ook niet voor om de interne markt in z'n geheel af te schaffen. Wij zeggen dat er een einde moet komen aan de grenzeloosheid die de interne markt nu vaak vertegenwoordigt. We moeten grenzen stellen aan de interne markt. Het voorbeeld dat mevrouw Strik geeft, vind ik heel goed. De Europese aanbestedingsrichtlijn, maar in samenhang daarmee ook het vrij verkeer van diensten, de Bolkesteinrichtlijn die destijds is ingevoerd, is een voorbeeld van iets wat je volgens ons terug zou moeten draaien. Dat betekent niet dat je de hele interne markt afschaft of alle grenzen op slot gooit. De interne markt voor goederen is bijvoorbeeld prima. Maar een interne markt voor diensten kan in botsing komen met algemene publieke belangen, of wat een nationale democratie als "algemeen publiek belang" definieert. Dan gaat het om publieke dienstverlening. Ik noemde net al het openbaar vervoer, de zorg en de woningbouw. Als je als lidstaat algemene belangen ziet die je een zaak van publieke dienstverlening vindt, die je buiten de markt en dus ook buiten de interne markt wilt houden, dan moet dat gewoon kunnen, vinden wij als SP. We moeten ook privatiseringen terug kunnen draaien et cetera. Op dit moment is dat in de huidige Europese interne markt onvoldoende mogelijk en dus zouden er inderdaad andere politieke keuzes gemaakt moeten worden.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik onderschrijf uw visie hierop. Ik was even bang dat u te cynisch of negatief over de interne markt zou zijn, want die brengt veel burgers van de Unie, eigenlijk iedereen, voordelen. Maar je zou op die manier inderdaad met een veel socialere blik keuzes kunnen maken over diezelfde interne markt.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, maar dat betekent wel dat die keuzes ook gemaakt moeten worden, en dat is tot op heden uitgebleven. Ik zie het kabinet die keuzes niet maken. Ik zie het kabinet via de minister-president twee maanden geleden met een brief komen, geschreven samen met zeventien andere regeringsleiders geloof ik, waarin vooral gepleit wordt voor een verdere verdieping van de interne markt, zonder dat de zorgen waar ik het nu over heb, überhaupt geadresseerd worden. Het zou dus wel een hele andere interne markt worden dan we nu hebben. Op dit moment zijn de nadelen groter dan de voordelen. Vandaar dat ik graag van de minister zou willen horen hoe hij dit ziet.
Voorzitter. Is het wenselijk dat het Europese vrije dienstenverkeer in naam van de ondeelbare interne markt de lokale democratie buitenspel zet omdat bijvoorbeeld een gemeentelijk bestemmingsplan inbreuk zou doen op het recht van vrije vestiging van bedrijven? En als de voorgestelde herziening van de notificatierichtlijn doorgaat, dan geldt er ook nog eens een meldingsplicht vooraf. Dat wil zeggen dat de plannen vooraf aan Brussel voorgelegd moeten worden. Dat is toch van de zotte? Mijn fractie begrijpt werkelijk niet waarom de regering dit niet ziet als een ernstige inbreuk op de lokale democratische besluitvorming. Dit is nu net een voorbeeld dat ik richting mevrouw Strik zou willen geven. Misschien kan de minister dat nog eens uitleggen.
Onlangs was er het voorbeeld van de Groningse gemeente Appingedam, die zich op deze basis geconfronteerd zag met de Brusselse bemoeizucht, toen het een schoenendiscounter niet wilde toestaan zich buiten het centrum, dat kampt met leegstand, te vestigen. Vindt de minister dit soort Brusselse bemoeizucht echt wenselijk en, zo ja, waarom? En, nog fundamenteler: is het wenselijk dat wij de zogenaamde vrijheden van de interne markt via de verdragen en het Hof in Luxemburg het karakter van een quasi-grondwet hebben gegeven, die dus boven elke andere nationale wetgeving uitgaat? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De SP-fractie ziet dat de interne markt vooral een enorme schaalvergroting in de hand heeft gewerkt: een nog grotere concentratie van economische en daarmee ook politieke macht in handen van multinationals en grootbanken. Een recente studie van het IMF — doorgaans toch geen bastion van socialistische kapitalismekritiek — concludeerde dat de marktmacht van grote bedrijven sinds de eeuwwisseling sterk is toegenomen en dat dit direct ten koste is gegaan van de welvaart en bijgedragen heeft aan de steeds schevere verhouding tussen arbeid en kapitaal, zoals zichtbaar in een dalende arbeidsinkomensquote en stijgende ongelijkheid. De ziekte van alsmaar groot, groter en grootst — door de Vlaamse econoom Geert Noels gigantisme genoemd — is misschien inherent aan het kapitalisme, of althans aan de door Marx beschreven tendens van eindeloze concentratie en centralisatie van kapitaal. Maar tegelijkertijd is zij ook het gevolg van beleidskeuzes, namelijk de keuze om het kapitaal hierin ruim baan te geven, in plaats van via regulering deze tendens juist tegen te gaan. Erkent de minister dat de Europese integratie via de interne markt in ieder geval heeft bijgedragen aan dit gigantisme, en ziet hij dit met de SP-fractie ook als een probleem?
Voorzitter. Als de interne markt te vaak ten koste gaat van mens, dier en milieu en van onze democratie, zouden we dan geen grenzen moeten stellen aan die nu grenzeloze markt? Graag een reactie van de minister. En wat is er mis mee als, onder voorwaarden, lidstaten ervoor zouden kunnen kiezen om aan een deel van de interne markt niet langer mee te doen? Waarom zou het eigenlijk niet mogelijk moeten zijn voor een lidstaat om te zeggen: aan deze verdere liberalisering van bijvoorbeeld de financiële markten doen wij niet mee? En waarom zou het niet mogelijk moeten zijn voor lidstaten om het verkeer van werknemers te reguleren via werkvergunningen als er sprake is van een onwenselijk grote toestroom tot delen van de eigen arbeidsmarkt, een die leidt tot uitbuiting en loondump?
Voorzitter. De brexit draagt volgens velen ook bij aan een snel veranderende geopolitieke context. Dat brengt mij tot mijn tweede thema. Het lijkt wel alsof na de eurocrisis en de vluchtelingencrisis de EU zich nu geconfronteerd ziet met een geopolitieke crisis. Alhoewel de minister-president graag met hem blijft dansen, heeft de verkiezing van Donald Trump ervoor gezorgd dat de VS steeds minder als betrouwbare partner worden gezien. Terwijl Amerika's macht tanende is, komt China als grote economische maar ook militaire mogendheid versneld op. Tezamen zet dat de zogenaamde liberale wereldorde sterk onder druk. Dat is althans de dominante analyse zoals die ook door dit kabinet gemaakt wordt. Bij de oplossing voor dit zo geformuleerde probleem wordt steeds vaker naar de EU gekeken. Zo heeft bondskanselier Merkel gezegd dat Europa meer het lot in eigen handen moet nemen en pleit de Franse president Macron, net als D66 in Nederland, sinds kort onomwonden voor een Europees leger. Ook de premier, de derde "M" in het huidige Europese krachtenveld, laat tegenwoordig een heel ander geluid horen dan nog tot voor kort, toen de EU er voor Mark Rutte enkel leek te zijn om geld te verdienen in de interne markt.
In zijn Churchillspeech van februari dit jaar bepleit de minister-president dat de EU ook in de geopolitieke arena haar macht gaat uitoefenen om haar eigen belangen na te jagen. Maar welke geopolitieke belangen zijn dat dan precies? Zijn de Nederlandse belangen dan dezelfde als die van Italië, van Polen, van Hongarije, van Griekenland of van Portugal? En als er dan gezamenlijke belangen zijn, hoe zien die er dan uit en waarom noemen we die geopolitiek? Helaas blijven de antwoorden op die vragen uit. Misschien kan de minister ze dus voor mij beantwoorden. Het woord "geopolitiek" kan vele betekenissen hebben maar verwijst doorgaans naar de relatie tussen macht en grondgebied, en naar de rivaliteit tussen staten. Dat de EU geopolitiek zou moeten bedrijven, lijkt dan ook te impliceren dat de EU zich nog meer als ware ze een federale staat moet gaan gedragen en zich als zodanig in het geopolitieke strijdgewoel moet storten. Is dat werkelijk waar het met de EU naartoe moet? Ziet de minister het ook zo?
In zijn speech zegt de premier dat de EU in ieder geval in haar "eigen geopolitieke achtertuin een politieke macht om rekening mee te houden" moet zijn. Wat betekent "geopolitiek achtertuin"? Welke landen behoren hiertoe? En heeft de minister van Buitenlandse Zaken deze landen al geïnformeerd over het feit dat ze bij onze geopolitieke achtertuin horen? Is de EU dan omgekeerd de geopolitieke achtertuin, of misschien wel voortuin, van deze landen? Zouden we dat niet aanmatigend vinden? Met andere woorden, wat ons betreft kan de premier dit soort stoere taal beter achterwege laten. Het is een neo-imperialistisch taalgebruik dat ons land noch de EU past en dat ook niet bijdraagt aan vrede en veiligheid in de regio.
Uiteraard moeten de landen van de Europese Unie zich rekenschap geven van de snel veranderende wereld en daar ook beleid op maken. De Europese Commissie is nu gekomen met wat een "strategische visie" op de relatie met China heet te zijn. Op zich is dat te verwelkomen, maar naar het oordeel van mijn fractie is de visie weinig strategisch en vooral ook weinig constructief. Er wordt vooral opgesomd waar China zich allemaal aan moet houden en wat China allemaal moet doen, maar we lezen weinig over hoe de EU kan bijdragen aan een constructieve relatie ter versterking van een binnen de VN gecentreerd multilateralisme. We zijn benieuwd naar hoe de minister hiertegen aankijkt.
De heer Postema i (PvdA):
Ik kan het niet helpen dat ik dit een wat zure benadering vind van de Chinaproblematiek. De SP loopt met meerdere fracties in dit huis voorop om te wijzen op het belang van de Europese waarden. Dit is nou net waar in die Chinavisie op gewezen wordt: om gewoon heel helder te maken "dit is wel de meetlat waar we de relatie met China langs leggen als het gaat om het beschermen van onze bevolking, om gezonde handelsrelaties, om vriendschap en veiligheid bevorderen". Dus vanwaar nu deze bijna alleen maar negatieve benadering van die Chinastrategie?
De heer Van Apeldoorn (SP):
"Alleen maar negatief" wil ik niet zeggen. Nogmaals, de strategie is op zich te verwelkomen, maar de strategie bevat eigenlijk weinig richtsnoeren voor het handelen van de EU. Er wordt gezegd: China moet zich hier aan houden en China moet zich daar aan houden; China zou zich zo moeten opstellen en zou deze verantwoordelijkheid moeten nemen. We hebben dat eerder ook gehoord van de Amerikanen. Robert Zoellick, de Amerikaanse handelsvertegenwoordiger, heeft ooit gezegd: China moet een responsible stakeholder zijn. Wie kan daar nou tegen zijn, tegen een responsible stakeholder? Maar daar schuilt een beetje het idee achter: wij hebben ooit deze regels in de wereld opgesteld, Amerika met West-Europa, en het is prima dat China nu meedoet zolang het zich maar aan onze regels houdt. Het gaat ons erom dat je ook met China de dialoog zou moeten aangaan over de vraag hoe die regels voor de wereldorde 2.0, laat ik het zo zeggen, zouden moeten zijn. Een wereldorde die multipolair is en waarin Amerika niet langer de dienst uitmaakt. Dan moet je een constructieve dialoog aangaan. Dat betekent natuurlijk niet dat je je eigen waarden moet loslaten, bijvoorbeeld als het gaat om mensenrechten. Dat heb ik ook helemaal niet willen zeggen.
De heer Postema (PvdA):
Ik ben blij dat dit laatste nog wordt bevestigd. Ik ben het met de collega eens dat nu die normen als uitgangspunt zijn benoemd in die visie, het dan vooral ook belangrijk is om de volgende stap te zetten en in die marktordening in Europa in te vullen aan welke regels China heeft te voldoen. Wat mij eerlijk gezegd verontrust, is een bijna al te sympathieke insteek op zaken die China betreffen en die wat ons betreft toch buitengewoon verontrustend zijn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De heer Postema legt mij nu van alles in de mond wat ik niet heb gezegd. Ik heb het überhaupt niet gehad over het beleid van China en wat wij daarvan vinden. Ik heb heel veel kritiek op China als het gaat om de mensenrechtensituatie daar, maar ook als het gaat om het internationale optreden van China in de Zuid-Chinese zee. Daar is van alles op af te dingen, maar dat is nu niet aan de orde. Ik heb het over de vraag in hoeverre deze strategische visie van de EU nu een echte strategische visie is en bijdraagt aan het nadenken over en het ontwikkelen van een constructieve relatie die gestoeld is op multilateralisme en op regels. Daarbij zou China ook iets te zeggen moeten hebben over die regels en hoe die eventueel kunnen worden veranderd. Ik zie ook dat het multilateralisme onder druk staat, dat ziet de SP-fractie ook, onder andere door wat er in de VS gebeurt, en dat er onder Trump een America first-policy wordt gevoerd. Ik denk dat dit zich ook zou moeten vertalen in onze houding ten opzichte van China. Dat wil niet zeggen dat wij afstand moeten nemen van onze waarden, maar wij moeten wel zeggen dat wij ook met China gedeelde belangen hebben, bijvoorbeeld als het gaat om klimaatverandering en andere zaken, waar wij dat multilateralisme kunnen versterken. Maar wat ik allemaal gezegd zou hebben over China zoals de heer Postema net suggereerde, heb ik niet gezegd.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Ook heeft de EU onlangs, met instemming van Nederland, een verordening uitgevaardigd die het mogelijk maakt om directe buitenlandse investeringen te screenen. Die verordening lijkt vooral tegen China gericht. Er is een toenemende zorg dat de Chinezen via onze open markt steeds meer belangen krijgen in onze strategische sectoren, maar ons blijft onduidelijk waar de zorgen van de regering als het gaat om zogenaamde "niet markt-gedreven investeringen" nu precies op gebaseerd zijn. In drie schriftelijke overlegrondes met de minister van BHOS hebben we daar geen voldoende antwoord op gekregen.
Als SP vinden wij al veel langer dat er paal aan perk gesteld moet worden aan de overnamemarkt en dat overnames door buitenlandse partijen vooral vaak goed zijn voor de aandeelhouders, maar niet voor het bedrijf en zijn werknemers. Dit geldt net zo goed voor Amerikaanse multinationals als voor Chinese staatsbedrijven. En ja, er kunnen zich veiligheidsrisico's voordoen, maar we zouden moeten waken voor Chinabashing, laat staan het afkondigen van een nieuwe koude oorlog met China zoals de VS tegenwoordig met zo veel woorden doet. Het laatste wat we zouden moeten willen, is dat we ons als EU laten meezuigen in een nieuwe langdurige geopolitieke strijd om de macht tussen de VS en China. Waar we voor moeten waken, is dat het een selffulfilling prophecy wordt, dat we krijgen waar we bang voor zijn. Ik zei het net al in antwoord op de heer Postema: juist nu president Trump het multilateralisme zo onder druk zet, is China hier voor Nederland en voor de EU ook een belangrijke partner. Is de minister dat met ons eens?
Voorzitter. Het belangrijkste uitgangspunt voor mijn fractie blijft dat hoe je ook over deze kwesties mag denken, het primaat van het buitenlandse beleid, en al helemaal van het defensiebeleid, bij de lidstaten moet blijven liggen. Dit is een kwestie van democratische legitimiteit. De Commissie heeft onlangs voorgesteld de besluitvorming in het Gemeenschappelijke Buitenlands- en Veiligheidsbeleid "efficiënter" te maken door in een aantal gevallen te stemmen met gekwalificeerde meerderheid en de regering heeft hier instemmend, zelf enthousiast, op gereageerd. Dat is nogal wat. Buitenlands en veiligheidsbeleid behoren bij uitstek tot de kerntaken van soevereine nationale staten en dus kan in de EU alleen op basis van consensus gezamenlijk beleid gevoerd worden, maar door mee te gaan in deze Commissievoorstellen laat de regering het principe van het primaat van de nationale democratie ten aanzien van het buitenland beleid los door op terreinen waar we dat nog wel hebben ons vetorecht op te geven. Als er toch één les uit het brexitdrama te trekken is — ik gaf het eerder al aan — dan zou het toch moeten zijn dat het Europese integratieproces de lidstaten al te veel ontmachtigd heeft en daarmee de nationale democratieën alsook het vertrouwen in de EU heeft ondermijnd. Nog meer van ons vetorecht inleveren, is dan toch niet de weg die we op moeten gaan? Of vindt de minister van wel? Is het werkelijk de boodschap die deze regering aan de Nederlandse burger wil meegeven dat als de "efficiëntie" van de besluitvorming het vraagt, wij dan bereid zijn ons veto op te geven? Graag een reactie van de minister. En graag een antwoord op de door ons al in een schriftelijke ronde gestelde maar helaas onbeantwoorde principiële vraag of de regering het met ons eens is dat buitenlands beleid primair een nationale bevoegdheid is en moet blijven, en dat stemmen per gekwalificeerde meerderheid hiermee strijdig is.
Voorzitter. Nog zorgelijker vinden wij de dreigende militarisering van de EU. Tijdens de Algemene Europese Beschouwingen van vorig jaar hebben wij reeds onze zorgen uitgesproken over het Europese Defensiefonds als nieuwe stap op weg naar een Europees militair-industrieel complex. De regering zegt, in tegenstelling tot één van haar coalitiepartners, nadrukkelijk geen voorstander te zijn van een Europees leger. Wij zijn daar blij mee, maar wij zijn tegelijkertijd niet gerustgesteld, want de regering wil geen Europees leger maar doet wel mee aan PESCO, de permanent gestructureerde samenwerking op defensiegebied, én steunt ook het recente Franse European Intervention Initiative. Dit laatste moet leiden tot een betere, snellere "expeditionaire inzet", ook in EU-verband. Hoe kan die inzet er dan uit gaan zien en waar zou zo'n inzet voor nodig kunnen zijn? Graag duidelijke antwoorden van de minister. Gaat het hier misschien om de verdediging van die vermeende geopolitieke belangen van de EU in onze vermeende geopolitieke achtertuin? En welke lessen leert de EU dan van de desastreuze interventiepolitiek die Westerse landen sinds het einde van de Koude Oorlog gevoerd hebben?
De heer Backer (D66):
Dat zijn een heleboel stellingen van de heer Van Apeldoorn. Ik wil me eigenlijk op een punt concentreren. Kan hij zich voorstellen dat vormen van militaire samenwerking waardoor het handelingsvermogen en dus ook de reële capaciteit om de Nederlandse burger te beschermen, wordt vergroot, onderdeel kunnen zijn van de soevereiniteitsagenda?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tegen de heer Backer wil ik zeggen dat de SP nooit tegenstander is geweest van bilaterale militaire samenwerking. Als het nodig is, kan het heel slim zijn om met de Belgen of met de Duitsers of met de Noren bepaalde dingen samen te doen. Waar wij ons tegen zouden willen verzetten, is wat wij zien als een dreigende, sluipende militarisering van de Europese Unie. Mijn vraag over dit Franse initiatief, het Intervention Initiative, is waar dit dan toe moet leiden. Er wordt dan door de regering gezegd dat het geen interventiemacht zal worden, maar als je de intentieverklaring leest, the letter of intent, dan staat daar duidelijk in dat het moet kunnen leiden tot het ontwikkelen van collectieve capaciteiten die de EU in staat zouden kunnen stellen om te interveniëren ter verdediging van bepaalde belangen. Dat klinkt mij als een soort Europese interventiemacht in de oren. Misschien is het nog in wasdom, maar dit is wel een belangrijke stap daartoe. Dan is mijn vraag waar zo'n interventiemacht toe dient en met welke intentie de Nederlandse regering daar voorstander van is. Dan gaat het niet om samenwerking, maar om het opzetten van een nieuwe Europese militaire capaciteit.
De heer Backer (D66):
Ik denk dat de minister daarop zal antwoorden en ik denk dat we daar heel fundamenteel verschillend naar kijken. Want wat u signaleert als grote vrees is natuurlijk gewoon allang gaande. Maar mij ging het om de meer achterliggende vraag, die u eigenlijk een beetje zijdelings beantwoord heeft, als nou de handelingscapaciteit van Nederlands bescherming kan worden vergroot door samen te werken en die samenwerking gaat verder dan bilateraal — we werken allang met de Belgen, met de Duitsers en met de Engelsen samen — en dat zou in reële termen voor de burger meer veiligheid bieden, zou dat dan tóch voor de SP een probleem zijn?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Als het zou gaan om het creëren van een Europese handelingscapaciteit waarbij dan ook nog eens een keer gestemd kan worden op basis van een gekwalificeerde meerderheid en Nederland dus het vetorecht kwijtraakt, dan zou ik zeggen: ja, dat tast onze soevereiniteit aan op een onaanvaardbare wijze. Ja, dat lijkt mij helder.
Bovendien is — ik vervolg mijn betoog — mijn andere punt: hebben wij nu de lessen geleerd van de eerdere interventiepolitiek? We maken ons nu als EU grote zorgen om de situatie in Libië, dat dreigt af te glijden naar een nog veel gewelddadiger vorm van wetteloosheid. Maar hoe was Libië ook al weer in die anarchie, die ook alle ruimte heeft geboden voor terroristen, mensen- en wapensmokkelaars, terechtgekomen? Juist ja, doordat de NAVO er mede onder leiding van Frankrijk voor koos Libië tot regime change te bombarderen. Is dat de weg die de EU ook op moet gaan? Graag een reactie van de minister.
Erkent de minister dat dit alles bij elkaar in ieder geval stappen zijn richting een militarisering van de EU? En worden we dan toch niet het door D66 gewenste Europese leger ingerommeld? Gaan we dan niet toch uiteindelijk "ja" zeggen, zoals we recentelijk al vaker hebben gezien — ik denk aan het EOM dat strafrecht een EU-bevoegdheid heeft gemaakt — waar we aanvankelijk zeggen tegen te zijn?
Voorzitter. Dan bijna tot slot, nog iets over die andere Europese verdragsorganisatie, de Raad van Europa. Het haalt niet de voorpagina's, maar hier dreigt een ruxit, een vertrek van de Russische Federatie, wat 140 miljoen inwoners van deze grootste lidstaat onder bescherming van het EVRM en het Mensenrechtenhof in Straatsburg weg zou halen. Tal van belangrijke Russische mensenrechtenorganisaties doen een beroep op ons om dat niet te laten gebeuren. Afgelopen week heeft de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, waarvan verschillende senatoren lid zijn namens Nederland, met een opmerkelijk grote meerderheid ingestemd met de voorstellen van mijn fractiegenoot Tiny Kox voor een nieuwe weg voorwaarts voor Europa's oudste en grootste mensenrechtenorganisatie, die dit jaar haar 70ste verjaardag viert. Het rapport-Kox is opgesteld na adviezen vanuit de 47 lidstaat-parlementen, waaronder het onze, in goed overleg met de voorzitter van het Comité van Ministers en de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Drie vragen: kent de minister de voorstellen uit het aangenomen rapport-Kox, deelt hij die voorstellen en is hij bereid om dat ook te gaan inbrengen op de komende Helsinki-conferentie, teneinde een uitweg te vinden uit de huidige politieke en financiële crisis van de Raad van Europa? En hoe staat het overigens met de toetreding van de EU tot de EVRM?
Voorzitter. Ik kom tot het slot van mijn betoog. De Staat van de Unie stemt niet vrolijk. Achter de krampachtige eenheid van de EU-27 tegenover de Britten gaat veel verdeeldheid schuil. En achter het feit dat in de context van het zich voortslepende brexit-drama steun voor het lidmaatschap van de EU toeneemt, gaat nog steeds een grote onvrede schuil over de Brusselse bemoeizucht, een onvrede over een nodeloos ingrijpende, uniformerende en vervreemdende EU. Een EU ook waar veel geld in rondgepompt wordt, en vaak uitgegeven wordt aan de verkeerde zaken, zoals een intensieve, industriële landbouw, of aan de Europese wapenindustrie, nog afgezien van regelrechte verspilling en fraude. We roepen de regering daarom op om in de onderhandelingen over het nieuwe MFK vooral niet toe te geven aan de druk de begroting nog verder op te schroeven.
Mensen zien heus de waarde in van Europese samenwerking, maar ze willen niet de greep op de ontwikkelingen verliezen en begrijpen niet waarom altijd overal dezelfde regels moeten gelden, ook als die tegen lokale of nationale democratische keuzes ingaan. De EU moet dus flexibeler en daarmee ook democratischer. Wat dat betreft stelt de inzet van dit kabinet met betrekking tot de EU en de toekomst daarvan ons tot nog toe teleur, maar het is nog niet te laat.
Laten we de zorgen en de onvrede van de mensen in de EU serieus nemen, juist om te voorkomen dat het uiteindelijk komt tot een implosie van het hele Europese project. Laten we daarom niet krampachtig vasthouden aan het Europa van de afgedwongen eenheid, een eenheid die er lang niet altijd is en ook niet helemaal hoeft te zijn. Ook al zijn er zaken en waarden die ons binden, er zijn ook grote verschillen in de huidige EU: economisch, cultureel en politiek. Dus waarom een Europese Unie van one size fits all van Athene tot Appingedam, en van Leiden tot Lissabon? Laten we in plaats van vast te houden aan een Europa van de afgedwongen eenheid de verschillen vieren. En op basis van die diverse Europese Unie, en met behoud van onze nationale democratie, samenwerken om echt grensoverschrijdende problemen aan te pakken: van belastingontwijking tot migratie en het existentiële vraagstuk van de klimaatverandering. Dus niet juist problemen creëren door de Europese markt maar telkens verder te verdiepen, of door op het terrein van het buitenlands beleid een eenheid af te dwingen die er niet is, en ons te laten verleiden door gevaarlijke machtspolitieke illusies.
Intussen zien wij zoals altijd uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Ik kijk even naar de klok. Ik zie dat de volgende spreker voor 25 minuten heeft ingeschreven. Dat betekent dat het wel bijzonder krap wordt als er ook nog geïnterrumpeerd zal worden. Dus ik kom eigenlijk tot de conclusie dat het beter is om nu te schorsen. Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.