Plenair Schaap bij voortzetting behandeling wetsvoorstel 34.506 (voorafgegaan door correctie afhandeling wetsvoorstel 35.072)



Verslag van de vergadering van 23 april 2019 (2018/2019 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schaap i (VVD):

Dank u wel voorzitter. Na een erg lang interval debatteren we vandaag in tweede termijn over het wetsvoorstel Zorgplicht kinderarbeid. Ik wil dank uitspreken aan de initiatiefnemer en de minister voor de beantwoording in eerste termijn.

We hebben lang gewacht met de afronding van de behandeling, in de verwachting dat thans de evaluatie van de infoconvenanten zou zijn afgerond, maar dat is dus niet gebeurd. En dus moeten we de beraadslaging voortzetten zonder dit inzicht. Intussen heeft ons wel een brief bereikt van de initiatiefnemer, met enige informatie die aansluit op de beantwoording in eerste termijn. Ik zal eerst kort herhalen wat de belangrijkste vragen en bedenkingen van de VVD-fractie waren zoals in eerste termijn verwoord. Daarna beoordeel ik deze punten kort in het licht van de genoemde brief.

Ik wil vooraf nog eens herhalen dat de doelstelling van de initiatiefwet en de convenanten voor de VVD-fractie volstrekt niet ter discussie staan. De vraag is slechts, hoe hier het best aan te voldoen, dus welk instrumentarium het meest effectief is.

De VVD had grote moeite met het rechtssubject waarvoor de initiatiefwet kiest, namelijk de consument. Het gaat om de bescherming van de consument tegen producten die met kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Het blijft vreemd dat niet is gekozen voor de betreffende kinderen als rechtssubject. Zij zijn primair beschermwaardig. Ook dit sluit aan op de OESO-richtlijnen.

De VVD-fractie vond het ook vreemd dat het wetsvoorstel de verantwoordelijkheid voor de uitvoering naar individuele ondernemers verlegt. Ze worden individueel verantwoordelijk voor vrijwaring van de consument van kinderarbeid.

De individualisering en de verlegging van het toezicht naar het Rijk concurreren met de betrokkenheid van de vele overkoepelende organisaties. Deze zijn hard nodig om succesvol te zijn, dit vooral waar het kleine ondernemingen betreft. Het gaat toch om een gezamenlijke inspanning, ook om gezamenlijk inzicht te krijgen in weinig transparante markten.

Ook heeft de VVD-fractie erop gewezen dat de individuele verklaring te defensief is en te veel gericht op goede bedoelingen en een te leveren inspanning. Het aanscherpen hiervan en een nadere invulling van de handhaving, inbegrepen het veiligstellen van de handhaafbaarheid, worden verlegd naar een AMvB, waarvan de inhoud niet duidelijk is.

Ten slotte heeft de fractie erop gewezen dat de ACM wordt belast met de handhaving, maar deze instantie zich moet beperken tot het Nederlandse territoir. Het toetsen van de verklaring en de vervolgens geleverde inspanningen zou het toch weer niet kunnen stellen zonder het al bestaande private netwerk. De VVD-fractie vreesde dat beide lijnen in een concurrerende positie kunnen komen. Dus waarom niet de convenanten als uitgangspunt nemen, deze convenanten versterken en dit dan met behulp van de overheid?

De beantwoording in de tijd door de initiatiefnemer en de minister had de VVD-fractie al niet gerustgesteld. Anders gezegd, de twijfels aan de zin en uitvoerbaarheid van voorliggend wetsvoorstel waren niet weggenomen. Deze zorgen worden evenmin weggenomen door de brief van de initiatiefnemer. Gesteld wordt nog eens dat de wet het freeridersprobleem zal wegnemen. Dat klopt in formele zin, maar dan nog altijd door individualisering van de verantwoordelijkheden en inspanningen. Om dan toch gehele sectoren in beeld te houden, wordt weer teruggegrepen op de partijen die hebben ingespeeld op de OESO-richtlijnen en via convenanten actief zijn geworden. Dit geldt ook voor de handhaving door de ACM. Er kan alleen in Nederland worden gehandhaafd en wel door toetsing van de verklaring en de inspanningen, maar deze laatste zouden juist collectief moeten zijn om greep te krijgen op de complexe handelskanalen. Dit erkent de initiatiefnemer overigens wel, maar dan door terug te vallen op het private domein. In de brief wordt namelijk gesteld dat het door mij net genoemde eindigt "in een doordachte mix van bindende en vrijwillige maatregelen". Dat kan het resultaat zijn, maar het zou ook kunnen resulteren in concurrentieverhoudingen van private initiatieven en handhaving door de overheid. Het kan ook de veel bredere strekking van de imvo-convenanten frustreren.

Het stemt ook niet gerust dat de ACM, om effectief handhavend te kunnen optreden, terug moet grijpen op het inzicht van het Contactpunt en het daarachter opererende circuit. Waarom niet de capaciteit van het Contactpunt versterkt en waarom niet een brede sectorale aanpak ondersteund? Dat deze wet nu als een kaderwet wordt gedefinieerd en voorliggende vragen pas concreet kunnen worden beantwoord als de toegezegde AMvB's worden ingevuld, maakt het wetsvoorstel niet aantrekkelijker.

Voorzitter. Ik heb mijn zorgen nog eens weergegeven. Ze herhalen grotendeels de moeite met dit wetsvoorstel die de VVD-fractie al in eerste termijn heeft uitgesproken. Ik neem aan dat de initiatiefnemer nog eens concreet wil ingaan op deze kwesties. Ook verneem ik graag van de minister hoe zij intussen, na de toch redelijk harde kritiek in eerste termijn, de effectiviteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het wetsvoorstel beoordeelt. Dit uiteraard omdat zij en haar ministerie hiermee zullen worden belast. Nogmaals, in eerste termijn was de minister nogal kritisch. Ik hoor graag of hierin beweging is gekomen.

Voorzitter. De VVD-fractie wacht met belangstelling de beantwoording af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schaap. Ik geef het woord aan mevrouw Vlietstra.