Plenair Schouwenaar bij behandeling Herziening partneralimentatie



Verslag van de vergadering van 14 mei 2019 (2018/2019 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schouwenaar i (VVD):

Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Namens de VVD-fractie wil ik waardering uitspreken aan de initiatiefnemers. Mevrouw Kuiken feliciteer ik in het bijzonder met haar initiatiefwet, die zojuist is aangenomen. Ik hoop dat zij dit zo volhoudt vandaag. Verder noem ik de heer Groothuizen en de heer Van Wijngaarden, en natuurlijk ook de ondersteuners die hebben meegewerkt en meegeschreven.

Dit is een bijzonder wetsvoorstel. Het heeft een lange weg afgelegd. Ik feliciteer de indieners ermee dat zij het wetsvoorstel tot zover gebracht hebben. Ik wens hun veel succes in deze laatste en wat ons betreft ook belangrijkste fase.

Bij ieder wetsvoorstel stellen wij ons de vraag: is er een probleem? En zo ja, draagt dit wetsvoorstel bij aan de oplossing van het probleem? Beide vragen beantwoordt mijn fractie bevestigend.

De huidige termijn van twaalf jaar is niet bevorderlijk voor de economische zelfstandigheid van de ontvanger. Hoe langer iemand uit het arbeidsproces is, hoe moelijker de terugkeer wordt. Vanuit dit perspectief is twaalf jaar te lang.

Ook de betaler moet een nieuwe relatie kunnen beginnen, maar alimentatie kan zwaar drukken op het budget. Soms moet de nieuwe partner fors bijspringen om aan de alimentatieverplichtingen aan de ex te kunnen voldoen.

Alimentatie leidt tot meer procedures, want twaalf jaar wordt als onrechtvaardig beschouwd. Het gaat om een grote groep en ieder jaar komen er 2.500 bij. De laatste jaren was er een rechtspraktijk ontstaan waarbij een alimentatieperiode werd opgelegd korter dan twaalf jaar. Recentelijk heeft de Hoge Raad anders beslist. Twaalf jaar is twaalf jaar. Zo staat het in de wet en aan afwijkingen moeten zeer zware motiveringseisen worden gesteld. Wanneer wij de groeiende rechtspraktijk willen volgen en naar kortere periodes willen, is daarvoor een wetswijziging noodzakelijk.

Voor mijn fractie wegen deze problemen zeer zwaar. Wij menen dat het wetsvoorstel in belangrijke mate aan die problemen tegemoetkomt. Het wetsvoorstel brengt de duur van de alimentatie terug van twaalf jaar naar vijf jaar. Dat klinkt kort en bondig, maar het is ook buitengewoon doelmatig. Vijf jaar is genoeg voorbereiding voor terugkeer naar werk of voor uitbreiding van bestaand werk. In vijf jaar kun je een complete universitaire opleiding volgen, maar natuurlijk ook allerlei andere korterdurende voorbereidingen op een nieuwe baan. Een termijn van vijf jaar stimuleert veel meer dan twaalf jaar tot economische zelfstandigheid. Vijf jaar wordt als meer aanvaardbaar beschouwd en zal daardoor tot minder procedures aanleiding geven.

Het initiatiefvoorstel zwaait niet alleen maar met de botte bijl. Het maakt ook uitzonderingen voor bijzondere situaties mogelijk. Als er kinderen zijn, geldt een maximum van twaalf jaar. Ouderen die dicht tegen hun AOW aan zitten, hebben een maximum van tien jaar. En voor mensen die ouder zijn dan vijftig jaar, geldt een overgangsregeling die afloopt in zeven jaar. De VVD-fractie onderschrijft deze uitzonderingen op de hoofdregel. Het gaat om ontvangers die in een uitzonderlijke positie verkeren. Bovendien zijn de uitzonderingen in tijd beperkt tot het moment waarop de bijzondere situatie eindigt door de leeftijd van de ouderen of door de leeftijd van de kinderen.

Er is een hardheidsclausule om in maatwerk te kunnen voorzien in schrijnende gevallen. In het voorlopig verslag is erop gewezen dat een hardheidsclausule weer kan leiden tot nieuwe schrijnende gevallen. Er is voorgesteld om schrijnende gevallen in de wet op te nemen. Mijn fractie deelt deze opvatting niet. Het is onmogelijk om alle uitzonderingsgevallen te voorzien, laat staan alle omstandigheden van die gevallen. Dat vraagt om maatwerk van de rechter. De hardheidsclausule dient dan als basis om de wet te corrigeren. Wordt de hardheidsclausule gecodificeerd, dan gaat deze deel uitmaken van de wet. Dan is er weer een nieuwe hardheidsclausule nodig om onvoorziene en schrijnende gevallen te kunnen oplossen. Zodoende heeft een codificatie van schrijnende gevallen geen meerwaarde, veel eerder een minderwaarde: summa lex, summa iniuria.

Mevrouw de voorzitter. Het wetsvoorstel biedt een evenwichtige regeling, maar naast dit initiatief is er al veel bestaand beleid. Gisteren nog in het nieuws: 7.000 alleenstaande moeders uit de bijstand. Er is veel onderzoek en er zijn veel maatregelen, gericht op verbetering van de arbeidsmarktpositie van vrouwen. Daarover heeft mijn fractie een vraag. Er is een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau, getiteld Ons geld. Dat rapport geeft aan dat een goede taakverdeling tijdens de relatie belangrijker gevonden wordt dan economische zelfstandigheid. Dit advies richt zich tot de beleidsmakers. Wat doet de regering met dit advies van het Sociaal Cultureel Planbureau?

Een belangrijk aspect van dit wetsvoorstel is de vraag of het tot minder procedures leidt. De fractie van de VVD verwacht dat het aantal procedures zal afnemen, als gevolg van toenemende economische zelfstandigheid van de ontvangers en meer acceptatie bij de betalers. Maar er is nog een andere factor, namelijk de gesubsidieerde rechtsbijstand. Mijn fractie heeft de indruk dat ontvangers van alimentatie meer een beroep doen op gesubsidieerde rechtsbijstand dan betalers van alimentatie en dat deze onevenwichtigheid leidt tot meer procedures. Niet alleen in alimentatiegeschillen, maar ook bij omgangsregelingen. Is onze indruk juist? Zo ja, wil de minister dat aspect dan meenemen in zijn beleid met betrekking tot de gesubsidieerde rechtsbijstand?

Mevrouw de voorzitter. Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken, is veel beperkter dan het oorspronkelijke initiatief van 2015. Er is veel geschrapt, met name de toekenningsgrondslag en de berekeningssystematiek. Deze punten kregen op een andere plek de nodige aandacht. De indieners hebben goed geluisterd naar de adviezen van de Raad van State en naar de wensen in de Tweede Kamer. De haalbaarheid stond voorop en het belangrijkste punt was de bekorting van de termijn van twaalf naar vijf jaar. Kennelijk gaan belangrijke wijzigingen in het personen- en familierecht met veel emotie, met kleine stapjes en met een beslistermijn van ongeveer twintig jaar. Voorbeelden zijn de wettelijke verdeling ten gunste van de langstlevende in het erfrecht, trouwen in gemeenschap van goederen en de twaalfjaarstermijn voor de partneralimentatie in 1994. Mijn fractie heeft veel waardering voor de wijze zelfbeperking van de indieners bij deze vervolgstap. Het heeft ertoe geleid dat er een meerderheid van 142 stemmen in de Tweede Kamer was. Zulke aantallen kunnen wij hier niet halen. De corresponderende meerderheid in de Eerste Kamer is 70 voorstemmen. De VVD-fractie zal daar van harte aan meewerken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schouwenaar. Ik geef het woord aan de heer Van Rij.