Verslag van de vergadering van 14 mei 2019 (2018/2019 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.53 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Een paar korte opmerkingen. Allereerst dank aan de indieners en de minister voor de wijze waarop zij alle vragen beantwoord hebben. Wat mij betreft is dat een heel goede beantwoording. Waar het gaat om het afwachten van uitkomsten van onderzoeken is mijn fractie geneigd te zeggen dat dit soort kwesties voortdurend in beweging zijn en dat er voortdurend nieuwe onderzoeken zijn, zodat dit een eindeloze zaak wordt. Dat moeten wij niet willen. Dat doet de zaak op zichzelf geen goed. Naar verwachting brengt dat ook geen inzichten waardoor de vragen meer of makkelijker beantwoord worden. Dus ik zou zeggen: doorgaan met onderzoeken, dat gebeurt ook, maar vooral ook doorgaan met deze wetgeving.
Ik denk dat dit wetsvoorstel ook laat zien dat wij op dit terrein moeten streven naar een beperking van het optreden van de overheid en ook naar een beperking van het optreden van de rechtspraak. Het is een heel gevoelig terrein. Ik denk dat de acceptatie van beslissingen, ofwel door de overheid ofwel door de rechtspraak, groot is als je daar zo veel mogelijk een eigen aandeel en inbreng in hebt gehad. Dat is overigens niet alleen goed voor de acceptatie, maar ook voor de rechtszekerheid.
Wij moeten naar mijn mening ook oppassen dat we het niet te ingewikkeld maken. Natuurlijk zijn er een heleboel casusposities denkbaar die onbevredigend zijn voor het rechtsgevoel, maar hoe meer we dat willen regelen, hoe ingewikkelder wij het maken en hoe meer wij de kant uit gaan van bijvoorbeeld de belastingen. Dat zal op zichzelf ook weer leiden tot een verdergaande juridisering. Mijn fractie is daarvan geen voorstander.
Tot slot. Het gaat om een kwestie die voortdurend in ontwikkeling is. Er zit ook veel meer aan vast dan alleen de alimentatie. Denkt u aan de omgangsregelingen, de verdeling van de goederen en de plaats van de echtelijke woning. Al die zaken zijn enorm problematisch. Wij moeten wat dat betreft niet te veel in één keer willen doen. Nu gaat het om de termijn van vijftien jaar. Wij denken dat dit een van de meest urgente problemen is op dit terrein. Daarom zou ik willen zeggen dat wij moeten doorgaan met dit soort ontwikkelingen en dit soort initiatieven, die wat ons betreft ook van de regering mogen komen. Dat zouden wij een goede zaak vinden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schouwenaar. Ik geef het woord aan de heer Van Rij.