Plenair Köhler bij voortzetting behandeling Wet arbeidsmarkt in balans



Verslag van de vergadering van 20 mei 2019 (2018/2019 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. Het komt vaker voor dat debatten waarbij heel veel kritiek van alle mogelijke kanten komt, uiteindelijk uitmonden in een vlucht naar voren. Ik houd daar niet zo van. Van verschillende kanten is betoogd dat de aanpak van onderbetaalde arbeidscontracten wel wenselijk zou zijn — dat gebeurt in de wet; het zijn die delen van de wet waar wij voor zijn — maar dat we het allemaal niet zouden moeten doen omdat werkgevers en uitzendbureaus nu weer met een vlucht naar andere onderbetaalde contracten dreigen. Ja, als we op zo'n manier bezig gaan, kunnen we dus nooit een probleem aanpakken. Er zullen altijd kwaadwillende werkgevers zijn — lang niet alle werkgevers, maar wel sommige — die elke keer als hun een mogelijkheid tot onderbetaling wordt ontnomen, op zoek gaan naar een andere mogelijkheid. Wat we dan mijns inziens zouden moeten doen, is ook die andere mogelijkheid weer blokkeren. Dat is een eeuwige strijd. We kunnen onmogelijk gaan wachten op een totaalvoorstel dat het de werkgevers voor eeuwig en altijd onmogelijk zal maken om nieuwe uitvluchten te verzinnen en nieuwe trucs om mensen te gaan onderbetalen. Helaas, er zijn werkgevers die daar altijd naar op zoek blijven. Daar moeten we als wetgever vervolgens ook weer een eind aan maken. Dat is, denk ik, onze taak als wetgever.

Daarbij is nu in het bijzonder de vlucht naar zzp, in de vorm van schijnzelfstandigheid, genoemd. De minister houdt van alle voorstellen in het regeerakkoord daarvan over dat hij in ieder geval nog met een minimumtarief wil komen voor zelfstandigen. Dat moet dan zo hoog zijn dat er netto het sociaal minimum, vergelijkbaar met het minimumloon, overblijft. Wij zijn daar natuurlijk voor; iets is beter dan niets. Maar dat zal niet in het geheel de vlucht naar schijnzelfstandigheid kunnen stoppen. Al die mensen die daar nog iets boven betaald worden, zullen dan nog steeds als schijnzelfstandige kunnen worden ingehuurd. Maar daar is weer een andere oplossing voor, namelijk dat we de Wet DBA, waarvan de uitvoering mede door een groot aantal fracties in deze Kamer is gestagneerd en geblokkeerd, eindelijk eens gaan uitvoeren. Daar heeft de minister ook wat over toegezegd. Daar ben ik blij om.

Maar er moet meer gebeuren. Nu zegt hij: we moeten niet alleen de ernstig kwaadwillenden, maar ook de gewone kwaadwillenden nu gaan aanpakken. Ik zou zeggen: prima. Maar we moeten nog veel meer doen. We moeten alle kwaaddoenden, namelijk iedereen die in strijd met de wet handelt, gaan aanpakken. Die wet maakt het juist mogelijk om dat bij de opdrachtgevers te zoeken. Dat is ook het goede van die wet. Vroeger kon je alleen de individuele zelfstandige aanpakken. Dat was niet rechtvaardig en het was ook geen doen om een miljoen mensen na te gaan. Nu kan dat beter met die Wet DBA. Als we dat nou eens gaan doen, zouden we al een heleboel schijnzelfstandigheid de wereld uit kunnen helpen. Ik moedig de minister dus daartoe aan.

Daarnaast is natuurlijk van belang wat ook door het CDA in eerste termijn is ingebracht. Vervolgens werd dat niet door de minister beantwoord. Misschien wordt dit dadelijk door het CDA weer op tafel gelegd. Er komen een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een pensioenverzekering voor zelfstandigen die doorwerken in hun tarief, zodat oneigenlijke concurrentie met werknemers wordt voorkomen. Wij willen daar niet mee wachten tot na het advies van de commissie-Borstlap, omdat dit eigenlijk betekent dat deze discussie weer wordt doorgeschoven naar de volgende regeerperiode. Dat is veel te laat. Laten we nu eens in de politiek komen tot uitspraken daarover. Daarom nodig ik nogmaals de CDA-fractie in deze Kamer uit om een voorstel te doen in de lijn zoals betoogd door mevrouw Oomen in eerste termijn.

Voorzitter. Tot slot onze kritiekpunten op de wet. Wij hebben naast onze kritiekpunten een aantal afzwakkingen op tafel gelegd van de onzes inziens slechte elementen uit de wet. Op geen daarvan is door de minister een tegemoetkoming gedaan. Daar had hij zijn argumenten voor. De ene keer vond ik die vrij zwak en de andere keer heel duidelijk. De conclusie was: het kan niet anders dan wat nu voorligt. Met name over de tijdelijke contracten weer na drie jaar had hij eigenlijk geen ander argument dan intuïtie. Het ligt volgens mij nog simpeler. De minister heeft hier gezegd: het gaat niet alleen om "flex minder flex" en "vast minder vast", maar het is ook een compromis van het ene flexcontract wat minder en het andere flexcontract dan wat meer. Wij vinden het erg dat dit zo is, maar wij erkennen ook de politieke realiteit. Eigenlijk zegt de minister dat dit punt alleen vanwege de politieke wens van de VVD in het regeerakkoord terecht is gekomen en dat hij er nu niet vanaf kan. Dat geef ik u na, minister. Daar kunt u niet vanaf. Maar dat wil niet zeggen dat wij u daarin gaan steunen. Dat kunnen we onmogelijk doen, zeker omdat u daar geen inhoudelijke argumenten voor heeft.

Wat betreft de cumulatiegrond blijft dus overeind dat die in de praktijk gaat leiden tot ontslag op cumulatie van gronden, waar nu een transitievergoeding wordt overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst. Dat wordt straks met de nieuwe regeling over het algemeen minder. Dat is dus alleen een achteruitgang voor de mensen die ontslagen worden. Daar zijn wij ook niet voor. De verschuiving in de ontslagvergoeding — de vermindering bij langjarige dienstverbanden en de verhoging bij kortdurende dienstverbanden — resulteert bij elkaar in een besparing voor de werkgevers. Dat heeft u de heer Van de Ven terecht voorgerekend. Ook dat is een ontwikkeling in de richting waar wij niet voor zijn.

Op al die punten heeft het debat onze kritiek dus niet weggenomen. Alles afwegende kan ik dus helaas weinig anders doen dan mijn fractie adviseren tegen de wet te stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Köhler. Ik geef het woord aan mevrouw Oomen.