T02730

Toezegging Bij de evaluatie van de wet expliciet aandacht besteden aan de effecten op de seizoensarbeid en agrarische sector (35.074)



De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Oomen-Ruijten (CDA) en Ester (ChristenUnie), toe om in de evaluatie van de wet specifiek aandacht te besteden aan de gevolgen voor de seizoensarbeid en de agrarische sector.


Kerngegevens

Nummer T02730
Status openstaand
Datum toezegging 20 mei 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen agrarische sector
evaluaties
premiedifferentiatie
seizoensarbeid
Kamerstukken Wet arbeidsmarkt in balans (35.074)


Uit de stukken

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p.2

De heer Ester:

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer, maar ook daarbuiten, is veel aandacht besteed aan de positie van tijdelijke invalkrachten in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs en aan de rol van oproeproepkrachten in de agrarische sector in de nieuwe ketenbepaling. Kan de minister aangeven wat de status is van de uitzonderingsbepaling die is overeengekomen voor het onderwijs? Hoe gaat deze bepaling uitgewerkt worden? Via het gewijzigde amendement-Stoffer c.s. (35074, nr. 61) en de motie-Wiersma/Heerma (35074, nr. 46) staan knelpunten in de uitvoering van het wetsvoorstel, specifiek rond seizoensarbeid, op de agenda, bijvoorbeeld bij de jaarurennorm en de WW-premiedifferentiatie. Het gaat hier immers om een sector die een eigen dynamiek en eigen omstandigheden rond tijdelijk werk kent. Overleg met de sector is aangekondigd. Kan de minister ons bijpraten over hoe dit overleg verloopt en of er zicht is op consensus? De ChristenUnie-fractie dringt erop aan dat de effecten van het wetsvoorstel voor onze agrarische bedrijven serieus onderdeel zijn van de wetsevaluatie. Kan dat worden toegezegd?

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p.19

Mevrouw Oomen-Ruijten:

Voorzitter. Ik kom op seizoensarbeid. De premiedifferentiatie voor de WW is een complete ommezwaai in denken. Tot nu toe was de WW-premie voor de eerste zes maanden gerelateerd aan de sector om deze te prikkelen en werkloosheid zo veel als mogelijk te voorkomen, maar nu wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur de basis voor de hoogte van de heffing. Dat treft met name de land- en tuinbouw, maar zeer zeker ook de horeca.

Ik kan u zeggen dat deze wet in de sector niet begrepen wordt. Waarom niet? Men heeft geen keuze. Wanneer men een werknemer slechts twee à drie maanden nodig heeft, kan men deze gewoon geen vaste baan aanbieden en dat is toch wat deze wet voorstelt. Het gaat in de sectoren van de land- en tuinbouw en de horeca, waar seizoensarbeid is, niet alleen om de kostenverhoging in de WW-premie; ook de transitievergoeding en de maatregelen bij uitbetaling van de oproep zullen er niet toe leiden dat een vast contract de maat wordt. Het zal, zo denken wij, een vlucht naar zzp-constructies betekenen.

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, p. 23, 24

De heer Koolmees:

Dan kom ik bij seizoensarbeid. Mevrouw Oomen en de heer Ester hebben daar aandacht voor gevraagd. Ik heb al benadrukt dat de invoering van de premiedif tweeledig is. Ten eerste is dat het stimuleren van werkgevers om vaste contracten aan te gaan en ten tweede het beprijzen van de instroom in de WW. Ik wil daarbij graag het beeld wegnemen dat de WW-premie voor seizoensarbeid veel hoger wordt. Voor sectoren met veel seizoensarbeid, zoals de agrarische sector en de horeca, geldt die hogere WW-premie nu ook al voor korte contracten. (…) In de agrarische sector stijgt de hoge WW-premie wel, maar slechts beperkt, namelijk van 7,5% naar 8% bij de invoering van de WAB. Voor seizoensarbeid kunnen werkgevers ook een vast contract met een jaarurennorm aanbieden en daarvoor geldt ook de lage WW-premie.

In de Tweede Kamer zijn een aantal maatregelen genomen om seizoensarbeid tegemoet te komen. In de eerste plaats gaat het dan om het amendement van de SGP waarin een uitzondering is gemaakt voor studenten en scholieren onder de 21 jaar met twaalf uur. In de tweede plaats hebben de amendementen van de SGP-fractie mogelijk gemaakt dat sociale partners bij cao af kunnen wijken van bepaalde bepalingen. In de derde plaats hebben we 12 miljoen beschikbaar gesteld voor bbl-plekken in seizoensgebonden sectoren, juist om die sectoren tegemoet te komen. Tot slot is er een motie aangenomen om in gesprek te blijven met sociale partners over de knelpunten op dit gebied. Deze gesprekken gaan zowel over het monitoren als over het wegnemen van effecten voor seizoensarbeid. Dat ga ik uiteraard doen.

De heer Ester vroeg mij hoe het staat met de gesprekken tussen het kabinet en de sociale partners op dit punt. Hij vroeg ook om de effecten van het wetsvoorstel voor de agrarische sector onderdeel te laten zijn van de wetsevaluatie. Dat laatste wil ik sowieso graag toezeggen. We nemen dit mee in de wetsevaluatie. Ik ga graag in gesprek met de sociale partners. Voor juni is er weer een gesprek gepland met de sociale partners, met name om te kijken welke signalen er in de agrarische sector zijn qua seizoensarbeid.

In de schriftelijke ronde is er een voorstel gedaan voor een uitzondering. Dat blijkt niet handhaafbaar te zijn. Dat heb ik ook geantwoord naar aanleiding van uw vragen. Ik sta wel welwillend tegenover oplossingen voor praktische knelpunten, bijvoorbeeld als het gaat om de toepassing van de jaarurennorm. Daar vroeg mevrouw Oomen aandacht voor. Omdat er bij agrarische bedrijven over het algemeen meer seizoensarbeid voorkomt en het kabinet met sociale partners in gesprek blijft over de seizoensarbeid, blijft speciale aandacht voor de evaluatie goed. Ik blijf met de sociale partners in gesprek. Ik zeg ook expliciet toe dat er bij de evaluatie van de premiedifferentiatie specifiek zal worden gekeken naar de gevolgen voor de seizoensarbeid, ook voor de agrarische sector.

(…)

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Als wij het over seizoensarbeid hebben, doen wij alsof het alleen maar die halve procent premie betreft. Maar er geldt meer bij die seizoensarbeid. Ik denk dan aan de transitievergoeding, maar ook aan alle maatregelen bij het oproepwerk. Dat knelt zeer zeker met de weersvoorziening in de tuinbouw.

Minister Koolmees:

Eens. Ik pel het even af. Eerst de premiedifferentiatie. Daar zit inderdaad een verschil tussen 7,5% en 8% in de agrarische sector. Bij oproepwerk hebben we juist ook, met een amendement van de SGP-fractie in de Tweede Kamer, aan sociale partners de mogelijkheid gegeven om daarvan af te wijken bij cao-bepaling. Dat is ook een beweging richting die sectoren.

In de derde plaats ... Even denken, hoor! Wat was de derde ook alweer? Ik ben even het antwoord kwijt. Ik ben het laatste punt waarmee we tegemoetkomen aan seizoenswerk even kwijt. Bij de transitievergoeding vanaf dag één klopt het inderdaad dat het leidt tot 3% hogere kosten per jaar. Daar staat ook weer tegenover dat ... Jeetje, ik ben even de redenering kwijt!

De voorzitter:

Doet u het anders in tweede termijn. Het is iets met miljoenen; dat is duidelijk.

Minister Koolmees:

Iets met miljoenen inderdaad. Het is meer dan 12 miljoen; dat klopt. De transitievergoeding vanaf dag één kost inderdaad geld voor de seizoensarbeid. Dat heeft ook te maken met die WW-instroom, die ook belast wordt, om het zo maar te zeggen. Daarmee gaan inderdaad de kosten omhoog. De jaarurennorm blijft mogelijk. Andere manieren blijven ook mogelijk. We hebben geprobeerd de sector tegemoet te komen. We blijven dat monitoren. We hopen daarmee ook de ongewenste effecten te kunnen voorkomen.


Brondocumenten


Historie