Plenair Ester bij behandeling Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren



Verslag van de vergadering van 9 juli 2019 (2018/2019 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik mag deze tekst inderdaad mede namens de SGP uitspreken. Dit wetsvoorstel is onderdeel van de extra middelen die het regeerakkoord ter beschikking stelt voor kindregelingen. Daarbij gaat het om 250 miljoen euro per jaar extra voor de kinderopvangtoeslag, 250 miljoen euro voor verhoging van de kinderbijslag en een half miljard voor het kindgebonden budget voor paren. Dat zijn opgeteld bepaald geen kinderachtige bedragen: om en nabij de 1 miljard structureel. Het doet de fracties van de ChristenUnie en de SGP goed dat dit kabinet stevig investeert in gezinnen, waarvan vele de gevolgen hebben ervaren van de economische crisis en dat geldt zeker voor de middenklasse. Dat is ook het politieke frame van dit wetsvoorstel: het geven van extra financiële wind in de zeilen van werkende ouders met middeninkomens door een verhoging van het kindgebonden budget voor heel gewone gezinnen met heel gewone gewone inkomens. Deze steun in de rug van gezinnen in een periode dat het ons land weer beter gaat, ligt onze beide fracties na aan het hart. Het waren zware jaren en er is van hen veel gevraagd. De financiële druk op gezinnen tijdens de crisisjaren was groot en nu is het moment om hun verlichting te bieden.

Kern van het voorliggende wetsvoorstel is dat het drempelbedrag waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget begint voor paren verhoogd wordt met bijna €17.000. Dat is een substantiële verhoging. De afbouwcurve loopt flink minder steil. De memorie van toelichting rekent ons voor dat de ophoging van die afbouwgrens ongeveer 320.000 paren in 2020 recht geeft op een hoger kindgebonden budget van een kleine €1.000 per jaar en bijna 300.000 paren ontvangen door de verlegging van die grens voor het eerst of opnieuw kindgebonden budget, waarbij het gemiddeld om zo'n €600 per jaar gaat. Meer dan een derde van de gezinnen met kinderen gaat het in hun portemonnee merken en meer dan drie kwart van de middeninkomens ziet een positief effect op het inkomen. Dat geldt ook voor 60% van de eenverdieners. Dat zijn op zich mooie cijfers.

De verdeling van de inkomenseffecten laat zien dat in lijn met de doelstelling van het wetsvoorstel het grootste effect van de regeling zichtbaar is bij de groep van één tot anderhalf keer modaal. De inzet is immers om gezinnen met middeninkomens soelaas te bieden. Het voorstel genereert al met al positieve en serieuze inkomenseffecten voor de groep gezinnen waarvoor de ophoging van het drempelinkomen is bedoeld. De fracties van de ChristenUnie en de SGP zijn daar blij om. Ook de Raad van State is ingenomen met het wetsvoorstel en heeft er geen opmerkingen bij. We constateren ook met enige tevredenheid dat het wetsvoorstel als mooie bijvangst heeft dat de marginale druk vermindert in het inkomenstraject minimumloon tot modaal. Dat spoort goed met de breed in dit huis aangenomen motie van de ChristenUnie over het terugbrengen van de extremen in de marginale druk in het inkomensbeleid en de SGP-motie over de marginale druk in ons fiscale systeem.

Maar onze warme gevoelens voor het wetsvoorstel werden fors getemperd door de brief van eind januari waarin de staatssecretaris en haar collega Snel van Financiën ons lieten weten dat er sprake was van een ontwerpfout bij de Belastingdienst rond het toekennen van het kindgebonden budget. Rechthebbenden bleken na eerdere stopzetting niet automatisch een toekenning te krijgen indien ze weer aan de voorwaarden voldeden. Dat gaat om een omvangrijke groep — mevrouw Sent wees er al op — van zo'n 60.000 ouders per jaar die vanaf 2012 kindgebonden budget hebben ontvangen. Over de hele periode 2008-2019 betreft het naar schatting tussen de 300.000 en 400.000 unieke ouders die in enig jaar geen kindgebonden budget kregen uitgekeerd. Dat is een omvangrijke groep en een stevig probleem.

Hoe staat de zaak er nu, na bijna een halfjaar, voor? De brief van de staatssecretaris van eind vorige week over de herstelactie geeft een beeld, maar laat toch ook nog wel vragen open. Hoeveel mensen zijn er nou eigenlijk geholpen en hoeveel mensen moeten er nog geholpen worden? Is het uitgetrokken bedrag van 50 miljoen toereikend om het probleem te verhelpen? Hoe wordt er gecommuniceerd met gedupeerde gezinnen? Collega De Bruijn ging daar al op in. Kan de staatssecretaris garanderen dat dit netelige probleem snel en fatsoenlijk wordt opgelost? Het doet pijn dat de herstelwerkzaamheden niet verder terug kunnen dan 2013, terwijl het recht op kindgebonden budget al vanaf 2008 bestaat. Geldt 2013 nog steeds als ondergrens, zo vraag ik de staatssecretaris. Zijn er overigens door belanghebbenden ook procedures tegen de overheid aangespannen en, zo ja, hoeveel?

Voorzitter. Het is jammer dat de staatssecretaris van Financiën niet aanwezig is bij dit debat. Want de uitvoeringsproblemen liggen toch vooral op zijn bordje. Bij het debat in de Tweede Kamer was hij wel aanwezig. Welke maatregelen zijn er genomen om te voorkomen dat de gerezen problemen zich opnieuw voordoen? Welke veiligheidsprocedures zijn ingebouwd om herhaling te voorkomen? De Belastingdienst, zo lezen wij, geeft zijn fiat aan het voorliggende wetsvoorstel qua uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Maar kan de staatssecretaris dan staven dat de uitvoeringssystemen nu wel op orde zijn?

Maar misschien is er ook sprake van een diepere en meer politiek geladen oorzaak dat de Belastingdienst het met enige regelmaat niet aankan in het sociale domein. Ook de problemen met de kinderopvangtoeslag, die eind vorige week in de Tweede Kamer werden besproken, getuigen daarvan. We kennen in Nederland een ingewikkelde lappendeken van toeslagen en een soms onbegrijpelijke kluwen van regelingen op het beleidsterrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die alleen al naar hun complexe aard problemen in de uitvoering kunnen oproepen. Ik zou de staatssecretaris willen uitdagen hier eens kort op te reflecteren. Moeten we geen omvattende vereenvoudigingsslag maken op haar beleidsterrein? Is ook de positie van de overheid als hoedster van de publieke zaak niet in het geding als we essentiële beleidsmaatregelen die kwetsbare groepen moeten helpen, niet naar behoren kunnen implementeren? De fracties van de ChristenUnie en de SGP willen de staatssecretaris vragen om met een verkennend visiedocument te komen, waarin zij eens haar licht laat schijnen op deze nijpende kwestie van complexe toeslagen en ingewikkelde regelingen. Kan zij dat onze beide fracties toezeggen? Wij zullen deze visie ook graag met haar hier in de Eerste Kamer bespreken.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik vind het een interessant voorstel van de heer Ester om de staatssecretaris om een visiedocument te vragen. Inderdaad, de uitvoerbaarheid vanuit het perspectief van de Belastingdienst is een belangrijk aandachtspunt. Maar vindt u het ook van belang om het perspectief van de burger in een dergelijk visiedocument geadresseerd te zien, dus om niet alleen de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst te bekijken, maar ook de uitvoerbaarheid en het doenvermogen van de burger?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank u voor deze vraag. Ik vind het een heel goede vraag. Ik wil er graag in meegaan om de staatssecretaris te vragen ook dat perspectief in te bouwen, binnen die context van de ingewikkeldheid. Dank daarvoor.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ook ik ondersteun de vraag van de heer Ester om wat fundamenteler te kijken naar de problemen in de uitvoering. Hij richt zich daarbij op de Belastingdienst, maar we zien in de uitvoering van veel regelingen dat zowel de Belastingdienst als de Sociale Verzekeringsbank een rol heeft, en ook vaak nog het UWV. Bijvoorbeeld bij veel kindregelingen moeten zij onderling samenwerken. Kunt u bij die fundamentele vraag over de problemen bij de uitvoering de reikwijdte verbreden naar Sociale Verzekeringsbank en UWV?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ook dat vind ik een heel zinnige bijdrage. Ik vloog het aan zoals ik het aanvloog omdat het nu bij de Belastingdienst eufemistisch uitgedrukt wat minder ging. Maar als we het kunnen oprekken tot het verdisconteren van de beide andere diensten lijkt me dat prima. Ik hecht er ook waarde aan te onderstrepen dat we geen enorm document van de staatssecretaris verwachten, maar gewoon een korte, heldere en krachtige analyse, waarin zij haar licht laat schijnen over deze kwestie. Wij zouden dat zeer waarderen. Ik tel nu geloof ik al vier partijen die dat onderschrijven.

De dekkingsoplossing die het kabinet aanvankelijk koos voor de hersteloperatie was om in 2020 het kindgebonden budget eenmalig niet te indexeren. Dat was in onze ogen bepaald geen fijne oplossing, zeker niet wat betreft de koopkrachteffecten voor alleenverdieners en gezinnen met een benedenmodaal inkomen. Onze beide fracties waren zeer verheugd om gisterenmiddag te horen dat er wordt gezocht naar een alternatieve dekking. Daarmee is eenmalig indexeren van de kaart. Hulde daarvoor. Deze gezinnen hebben de nodige klappen gekregen tijdens de economische crisis, en de verhoging van het kindgebonden budget is goed nieuws voor deze gezinnen. Het kabinet investeert stevig. De pijnlijke fout, gemaakt in de eerdere uitvoering van het kindgebonden budget, is een domper op de vreugde. Dat geldt, denk ik, voor ons allemaal hier in de Kamer. Er moet ons alles aan gelegen zijn om dit wetsvoorstel, dat financiële verlichting biedt aan de middenklasse, naar behoren en zonder haperen uit te voeren. Dat alles doet niets af aan het heuglijke feit dat gezinnen met middeninkomens meer financiële armslag krijgen. Dat is hen zeer gegund. Onze fracties zien uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord nu aan de heer Kox namens de fractie van de SP.