Plenair Cliteur bij Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Cliteur i (FvD):

Mijnheer de voorzitter. Ik zou vandaag mijn bijdrage aan de Algemene Politieke Beschouwingen, tevens mijn maidenspeech, willen wijden aan de democratische rechtsstaat. Mijn beschouwingen zullen zich dan richten op met name de onderwerpen Justitie en Veiligheid, emigratie en asiel, Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken. Maar ik zal eerst vertellen waarom ik dat zo wilde inrichten.

Voorzitter. Mijn eigen partij heet Forum voor Democratie. Het zou natuurlijk erg fijn zijn wanneer u allemaal diep doordrongen zou zijn van de juistheid van de ideologie van mijn partij, dat u allemaal zou weten dat de wereld uit ongeveer 200 soevereine natiestaten zou bestaan, dat die natiestaten grenzen nodig hebben en dat democratie en rechtsstaat alleen tot ontwikkeling kunnen komen binnen de begrenzing van die natiestaat.

Maar goed, ik weet natuurlijk dat ik mijn eigen ideologie niet algemeen gedeeld mag veronderstellen. Maar in die situatie zitten wij allemaal vandaag. Mijn vrienden van de CDA-fractie moeten leven met het feit dat we niet allemaal cultuurchristenen zijn. Mijn vrienden van de VVD moeten leven met het feit dat onze collega's van de SP of de PvdA het liberalisme de verkeerde ideologie zullen vinden. Mijn vrienden van de PVV zullen moeten leven met het feit dat vele collega's van D66 niet zullen zien dat de islam een hele andere godsdienst is dan andere godsdiensten. En mijn vrienden van de Partij voor de Dieren moeten constateren dat aan alle diervriendelijkheid in onze debatten onmiddellijk een einde komt wanneer we straks naar het restaurant zullen gaan. Dat is gewoon de tragiek van de moderne tijd. Dat is de tragiek van de diversiteit.

Maar er is ook gemeenschappelijkheid en dat brengt mij bij het eigenlijke onderwerp van mijn beschouwingen. Hier begint het goede nieuws, voorzitter, want bij het bestuderen van de begrotingshoofdstukken en de Troonrede viel mij onmiddellijk op dat er telkens verwezen wordt naar een gemeenschappelijk gedeeld erfgoed en dat niemand dat ter discussie stelt. Ik heb geconstateerd dat in al die stukken voortdurend wordt gesproken over de democratische rechtsstaat. In zekere zin is dat best hoopvol. We hebben dus ook een gedeeld huis; het huis van de rechtsstaat. En over die rechtsstaat zou ik vandaag wat algemene politieke beschouwingen willen houden. Ik heb gehoord dat dit algemene politieke vragen moeten zijn die ik aan het kabinet kan voorleggen, meer in het bijzonder aan de minister-president.

Goed. Dan is de eerste stap die wij moeten maken dat een rechtsstaat een staat is. Een staat is een organisatie die als doel heeft het vreedzaam samenleven van een groep van mensen, de bevolking, op het grondgebied van die staat. Dat kan alleen, denk ik, als die staat macht en gezag heeft en die kan uitoefenen op het grondgebied van de staat. Kan de staat dat niet, dan is die staat geen staat.

Nu van de staat naar de rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat die besloten heeft de eigen macht te laten beperken door het recht. De rechtsstaat is dus zelfbeperking. Een rechtsstaat acht zich aan zijn eigen wetten gebonden. De staat is de beperking van ieder ander die de pretentie heeft macht te kunnen uitoefenen op het grondgebied van de staat. De rechtsstaat is zelfbeperking door het recht.

Forum voor Democratie is van mening dat de komende jaren er een aantal uitdagingen op ons af zullen komen. Die kun je indelen in uitdagingen voor de staat en uitdagingen voor de rechtsstaat. Over die uitdagingen voor de staat zal ik dan nu het een en ander zeggen. Ik hoop in mijn tweede termijn nog op de uitdagingen voor de rechtsstaat terug te komen. Staat en rechtsstaat, daar gaat het mij om.

Ik begin nu met de staat. Er is in de politiek al heel wat aandacht geweest voor het rapport De achterkant van Amsterdam, een verkenning van de drugsgerelateerde criminaliteit van Tops en Tromp. Als je dat rapport gelezen hebt, dan kan je toch eigenlijk niet anders zeggen dan dat Amsterdam een soort failed state is geworden of moet ik misschien zeggen: een failed city. Ik heb de indruk dat de bevindingen van Tops en Tromp eigenlijk pas goed zijn doorgedrongen na de moord op de advocaat Wiersum. Toen is pas echt de vraag ingedaald: van wie is die stad nou eigenlijk? Als je dat allemaal leest, is het verdraaid moeilijk om te zeggen dat die stad van de wetsgetrouwe Amsterdamse burgers is. De drugsgerelateerde criminaliteit heeft vrij spel in Amsterdam: drugstoerisme, een sterke toename van xtc, cocaïne, amfetamine, liquidaties en misdaadjournalisten onder politiebewaking zelfs, 24/7 bewaking. De Telegraaf kwam zelfs met het bericht dat de mocromaffia liquidaties uitvoert voor Iran. Ik kom daar nog op terug.

Onze fractie heeft kennisgenomen van de brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 11 juli 2018, de minister is hier aanwezig, waarin een pakket aan maatregelen wordt aangekondigd ter bestrijding van deze aan drugs gerelateerde criminaliteit die de samenleving ondermijnt. Onze fractie steunt de robuuste aanpak van het kabinet, maar — en dan komt nu de vraag — gaan al die maatregelen, al die nieuwe wetgeving wel helpen? Mijn partij heeft grote zorgen niet alleen over de criminele uitdaging, maar ook over de gedoogcultuur, het gebrek aan bereidheid tot handhaving bij de overheidsinstellingen. Burgemeesters die bijvoorbeeld openlijk uitspreken een boerkaverbod niet te gaan handhaven omdat dit niet zou passen bij de stad, ondermijnen het respect, niet alleen voor die desbetreffende maatregel maar eigenlijk voor de wet in zijn algemeenheid. Wil de premier afstand nemen van deze gedoogcultuur. Dat is dan mijn eerste vraag?

Tops en Tromp formuleren het heel goed tussen de regels door wanneer ze schrijven: "Het Nederlandse drugsprobleem is in de kern dat drugs wettelijk verboden zijn in een cultuur van gedogen en meer dan dat. Dit schept een ideaal klimaat voor zelfverrijking door criminele groeperingen op ongehoord grote schaal." Als dat waar is, mijnheer de voorzitter, en ik denk dat dat waar is, dan hebben we de kern te pakken: een cultuur van gedogen.

We hebben niet alleen te maken met de mocromaffia, maar ook met een probleem met onszelf. En dat is een cultureel probleem, dat niet met al het geld van de wereld op te lossen valt en ook niet met alle wetten van de wereld; nog niet met 100 miljoen, maar ook niet met 1000 miljoen. Politiechef Akerboom legt het naar mijn smaak eigenlijk heel goed uit wanneer hij zegt: zolang er vraag is, is er aanbod. En dat brengt mij op de vraag of de vraag naar harddrugs niet harder moet worden aangepakt. Hebben die Tops en Tromp gelijk met hun enigszins in de laatste zin weggestopte conclusie dat wettelijke verboden in een cultuur van gedogen nooit gaan helpen?

De heer Schalk i (SGP):

Excuses dat ik de maidenspeech onderbreek, maar dat mocht. Ik zal het heel erg beperken en een heel eenvoudige vraag stellen. Ik ben het namelijk zeer met het betoog van de heer Cliteur eens. In de Tweede Kamer heeft zijn voorman, zijn partij, wel voor de wietwet gestemd. Mijn vraag is of dat betekent dat het in de Eerste Kamer anders ligt voor het Forum voor Democratie.

De heer Cliteur (FvD):

Ik moet verduidelijking hebben, want ik zie geen discrepantie tussen de Eerste Kamer en de Tweede Kamer op dit punt. De cultuur van gedogen en van het niet-handhaven is een belangrijk actiepunt van mijn partij, voor zover mij bekend ook in de Tweede Kamer.

De heer Schalk (SGP):

Maar de wietwet geeft juist ruimte om in een aantal steden legaal wiet te gaan verkopen. Dat is toch in strijd met datgene waarvoor u waarschuwt?

De heer Cliteur (FvD):

Wat ik hier naar voren gebracht meende te hebben, is dat zodra je afspreekt dat bepaalde wetten gelden, die wetten dan ook moeten worden gehandhaafd. Dat is heel vaak niet het geval. Heel vaak regeert het soort idee dat Nederland in de zestiende en de zeventiende eeuw een tolerant land was en geven we de verkeerde interpretatie aan het begrip "tolerantie", zodanig dat er een gedoogcultuur uit naar voren komt. Ik denk dat dat een zeer belangrijk punt is dat de ellende heeft veroorzaakt waarin wij nu zitten.

De regering kan nu wel al die plannen gaan ontwikkelen die ze noemt in haar brief van 18 juli jongstleden, maar die gaan alleen maar echt helpen wanneer we ook aan het culturele probleem van de gedoogcultuur en het niet-handhaven paal en perk gaan stellen.

De voorzitter:

Schalk, laatste.

De heer Schalk (SGP):

Laat dan mijn oproep aan Forum voor Democratie zijn om niet meer ruimte te geven aan de gedoogcultuur door de wietwet te aanvaarden.

De heer Cliteur (FvD):

Wat zei u als laatste?

De heer Schalk (SGP):

Door de wietwet binnenkort al dan niet te aanvaarden.

De heer Cliteur (FvD):

Dat is op 5 november aan de orde. Dan zal mijn collega daar verder op doorgaan.

We hebben een cultureel probleem. Wat politiechef Erik Akerboom zegt, klopt, denk ik: zolang er vraag is, is er aanbod. Dat brengt mij op de vraag of de illegale drugs niet harder moeten worden aangepakt. Dat probleem heeft overigens een veel bredere strekking. Ik wil benadrukken dat de georganiseerde criminaliteit en ook de aan drugs gerelateerde criminaliteit een probleem vormen waarmee wij als Eerste Kamer te maken hebben. We controleren de wetten, zogezegd op handhaafbaarheid, maar we zouden ook moeten constateren dat er daadwerkelijk gehandhaafd moet worden. Tot zover iets wat ik naar voren zou willen brengen over de criminele uitdaging voor de staat.

Er ligt voor de staat een tweede uitdaging voor: het jihadistisch terrorisme. Ik gebruik hier met opzet de officiële overheidsterminologie. Het wettelijke kader ter bestrijding daarvan is voorhanden, maar functioneert dat ook? Hebben we succes? Het jaarverslag van de AIVD over 2018 constateert een toename van incidenten met een jihadistische, terroristische of radicaalislamitische achtergrond. De AIVD verwijst dan ook in 2018 naar Jawed S., de 20-jarige Afghaanse asielzoeker, die via Duitsland ons land is binnengekomen en op 31 december 2018 twee Amerikaanse toeristen neerstak op het Amsterdamse Centraal Station. Denk hierbij ook even aan de open grenzen. Hij is onlangs tot 26 jaar veroordeeld door de rechtbank Amsterdam. Naar eigen zeggen heeft hij dat gedaan uit wraak omdat Geert Wilders een cartoonwedstrijd wilde organiseren in de Tweede Kamer. Precies vandaag staat overigens ook nog een andere, Pakistaanse verdachte terecht vanwege de bedreigingen richting Wilders om die cartoons.

Dat brengt mij op de volgende vragen. Nu komen echt mijn vragen, want dit waren nog beschouwingen. Nu komen mijn algemene politieke vragen. Eén. Vindt de minister-president dat we door het opengrenzenbeleid van de EU nu weerbaarder of kwetsbaarder zijn geworden voor terroristische aanvallen? U begrijpt wel, wij denken kwetsbaarder, maar we horen graag zijn visie.

Twee. Is de premier het met mij eens dat de doorwerking van het Marrakesh-immigratiepact Nederland kwetsbaarder zal maken voor mensen als Jawed S. en Junaid I.?

Derde vraag. Is de premier het ook met mij eens dat door de onzekere situatie in Syrië de gerechtvaardigde vrees bestaat voor een uitbraak van IS-terrorisme?

Vierde vraag. Is de premier het met ons eens dat deze IS-terroristen ongeveer eenzelfde wereldbeschouwing hebben als die Jawed S. en Junaid I. waar ik hiervoor naar verwees?

Vijfde vraag. Is de premier het verder met mij eens dat we de afgelopen twintig jaar — ik neem 9/11 2001 even als peildatum — geen significante vooruitgang hebben geboekt ten aanzien van het beteugelen van het jihadistisch terrorisme?

Zesde vraag. Vindt de premier ook dat landen als Pakistan, waarin openlijk de Nederlandse vlag wordt verbrand en waar bedreigingen tegenover de leider van de oppositie in de Tweede Kamer, de heer Wilders, schering en inslag zijn, niet op z'n minst verantwoording zouden moeten afleggen? Waarom is dat nog niet gebeurd? Of heb ik het gemist en is er iets gebeurd op het terrein van de stille diplomatie? Dat kan natuurlijk, maar dan hoor ik het graag.

Zevende vraag. Voor de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken blijkt toch ook van belang dat hier een taak ligt voor het Nederlandse onderwijs? Is het niet zo dat elke uitreizende Syriëganger een wandelend bewijs is — of een reizend bewijs, kun je misschien zeggen — van het falen van ons integratiebeleid, of van een falend schoolsysteem in zekere zin? Een overdracht van democratische waarden? We worden in Amsterdam geconfronteerd met het Cornelius Haga Lyceum. NRC Handelsblad en Nieuwsuur berichtten onlangs over salafistische scholen: 30 maar liefst, 30 onderwijsplekken waar salafistisch onderwijs wordt gegeven, waar kinderen wordt geleerd zich af te keren van Nederland. Die kinderen krijgen te horen dat mensen met een ander geloof of levensovertuiging de doodstraf verdienen. Stel je voor! Waarom worden de artikelen 137c en d van het Wetboek van Strafrecht over het aanzetten tot haat en geweld hier nou niet eens ingezet? Daar hebben we echte voorbeelden van het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld op grond van geloof, of in dit geval, niet-geloof van een andere groep, zou ik zeggen.

Het optreden van de Hofstadgroep uit 2004 is alweer zo'n vijftien jaar geleden. Maar moeten we niet erkennen dat we te maken hebben met een niet-opgelost probleem? Is de premier dat met mij eens? Is de premier het met mij eens dat het, wanneer de AIVD in 2018 constateert dat de jihadistische dreiging in West-Europa nog steeds aanwezig is, beter zou zijn om te zeggen dat in de twintig jaar die er nu verstreken zijn sinds 2001, de Nederlandse overheid helemaal niet geslaagd is in het onder controle krijgen van deze problematiek en dat de situatie nu, mede door de internationale migratiebewegingen, erger is dan ooit? Dit weekend kwam De Telegraaf — ik heb er al naar verwezen — met het bericht dat de voortvluchtige crimineel Ridouan Taghi in bescherming zou zijn genomen door Iran. Taghi zou Iran hebben geholpen met liquidaties in Europa, ook in Nederland. Zo vloeit de mocromaffia over in het jihadistisch terrorisme. Zou de regering geen sancties moeten aankondigen tegen de Iraanse Staat, is dan vervolgens de vraag.

Voorzitter. Tot zover heb ik het gehad over de staat, over de monopolistische organisatie van de dwang en een aantal uitdagingen voor de Nederlandse Staat op dit moment. Een staat die hier faalt, faalt in zijn kerntaak. Is de premier dat met mij eens?

Voorzitter, hierbij zou ik het willen laten voor wat betreft de staat. Straks zal ik in mijn tweede termijn nog terugkomen op de uitdagingen voor de rechtsstaat. Verder zou ik willen zeggen dat Forum voor Democratie solidair is met de bouwers en de boeren. Dank voor uw aandacht.

De voorzitter:

Meneer Cliteur, er is een interruptie van de heer Kox.

De heer Kox i (SP):

Ik heb gewacht tot het einde van het betoog, want interrumperen in een maidenspeech blijft toch een beetje vloeken in deze Kamer. We hebben dat zo afgesproken.

De heer Cliteur begon met de opmerking: ik ga een beschouwing houden over de democratische rechtsstaat. Toen dacht ik: die man is hier op z'n plek, want wij houden hier al een aantal jaren op rij grote beleidsdebatten over de democratische rechtsstaat, en volgens mij met effect. Maar vervolgens heb ik de heer Cliteur alleen maar horen praten over twee heel serieuze problemen, de drugsmaffia en het jihadisme. Zijn er voor Forum voor Democratie nog andere zaken die een rol spelen als wij het hebben over de democratische rechtsstaat? Anders wordt het wel erg mager. Ik noem bijvoorbeeld de rechten van onze burgers, de democratische rechten van onze burgers, de bedreiging van de rechtsstaat en van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en al dat soort zaken. Kan collega Cliteur daar ook nog enige beschouwing over geven, want anders weet ik eerlijk gezegd niet wat Forum voor Democratie bedoelde toen hij zei: ik ga het hebben over de democratische rechtsstaat?

De heer Cliteur (FvD):

Collega Cliteur kan nog een heel veel minuten volmaken met een hele hoop andere problemen met de democratische rechtsstaat. Ik heb in de schamele 14 minuten die ons zijn toegemeten voor de eerste termijn, geprobeerd te focussen op echt de basis van de staat en dat is de monopolistische handhaving van de dwang. Ik heb geconstateerd dat er op dit moment twee grote uitdagingen zijn: enerzijds de mocromaffia — dat heb ik gedaan naar aanleiding van het rapport van Tops en Tromp — en anderzijds het feit dat het jihadistisch terrorisme nog steeds niet onder controle is. Ik denk dat ik daarmee wel twee heel belangrijke dingen te pakken heb. Er zijn natuurlijk ook andere dingen die je zou kunnen aanvoeren, maar ik denk wel dat dit heel belangrijke uitdagingen zijn. Vandaar dat ik daar zo veel over heb gezegd.

De heer Kox (SP):

Maar moeten we dan wachten tot de tweede termijn om ook beschouwingen van Forum voor Democratie te horen over de problemen in de zorg en het onderwijs, de problemen rondom stikstof en CO2? Al dat soort zaken heeft minder prioriteit dan de drugsmaffia en het jihadisme? Dat zijn grote problemen, maar ze zijn voor de rest toch niet alles bepalend voor deze fijne samenleving.

De voorzitter:

Een kort antwoord, meneer Cliteur.

De heer Cliteur (FvD):

Ik ga de heer Kox heel erg teleurstellen, want ik zal het zelfs in mijn tweede termijn niet hebben over de dingen waar hij graag iets over wil horen. U kunt er wel van op aan dat wij in de komende tijd in interventies ... We gaan op 5 november weer een aantal dingen bespreken. Straks komen de Algemene Financiële Beschouwingen en dan zullen er ook een hoop dingen aan de orde komen. Maar om een beetje orde in het betoog te houden, heb ik niet een hele serie actiepunten van Forum voor Democratie opgesomd in de schamele minuten die mij hier ter beschikking staan.

De voorzitter:

Meneer Kox, als laatste.

De heer Kox (SP):

Het blijft leuk dat degene met de meeste spreektijd klaagt dat hij zo weinig spreektijd heeft. U heeft volgens mij 18 minuten en dan kunt u best veel zeggen. Ik heb de ervaring dat dit in het verleden ook kon. Maar toch blijft de vraag of Forum voor Democratie zich hier nu bij de eerste Algemene Politieke Beschouwingen presenteert als niet een one-issue- maar een two-issuepartij: criminaliteit en jihadisme. Of mogen wij van een partij met zo'n mooie brede naam, Forum voor Democratie, toch echt meer verwachten als het gaat om de echte problemen in onze democratie?

De voorzitter:

Meneer Cliteur, kort nog.

De heer Cliteur (FvD):

Ik denk dat dat een retorische vraag is van de heer Kox en dat hij natuurlijk begrijpt dat hij meer van onze partij heeft te verwachten op deze onderwerpen. Ze sloten nu een beetje minder aan bij het probleem van de vraag hoe je de monopolistische dwang kunt handhaven op het grondgebied van de staat. Vandaar deze twee voorbeelden, maar weest u gerust, de andere komen zeker aan de orde.

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Een korte vraag. U zei dat de wetten moeten worden gehandhaafd en uitgevoerd. Dat is een interessante stelling, maar uw laatste woorden waren: "en wij zijn het eens met de boeren". Betekent dit ook dat u vindt dat de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot stikstof moet worden uitgevoerd?

De heer Cliteur (FvD):

In beginsel moeten rechterlijke uitspraken natuurlijk worden uitgevoerd. Als ik zeg dat wij het eens zijn met de boeren, bedoel ik dat wij begrip hebben voor het protest. Wij vinden dat zij een aantal legitieme claims op tafel leggen, maar uiteindelijk is het woord van de rechter heilig. Ook bij de protesten zelf moeten natuurlijk alle regels in acht worden genomen. Wij kunnen natuurlijk niet de staat zelf om zeep gaan brengen. Respect voor de wetten is van enorme betekenis. Op het moment dat het respect voor de wetten er niet meer is en mensen illegale acties gaan plegen, moet dat worden aangepakt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Zeker, het gaat mij ook niet om illegale acties. Het gaat mij er meer om dat u nu zegt "in beginsel zou het moeten gebeuren". Dat is de eerste nuancering die u aanbrengt. Ik zoek gewoon een beetje naar de consistentie in de redenering, want dat helpt mij om uw pleidooi te kunnen beoordelen. Ik begrijp u zo dat u zegt: die uitspraak van de Raad van State geldt dus ook voor het Urgenda-arrest zoals de rechter dat heeft uitgesproken.

De heer Cliteur (FvD):

Zeker, collega Rosenmöller begrijpt het goed. Ik vind dat de wetten moeten worden uitgevoerd en dat ook de rechterlijke interpretaties van die wetten moeten worden uitgevoerd. Maar dat neemt niet weg, daarmee kom ik nu op een belangrijk punt, dat je ook het recht hebt om te protesteren tegen bepaalde rechterlijke uitspraken. Dat gebeurt veel te weinig. Ik zal daarover straks in tweede termijn nog iets zeggen. Wat ik bijvoorbeeld erg onbevredigend vind, is dat er nu niet gediscussieerd wordt over dat Wildersproces en dat dat gebeurt met het argument dat dat onder de rechter is. Ik denk dat dat zeer misleidend is. Het is een politieke vervolging en daarvoor geldt een politieke verantwoordelijkheid en die moet kunnen worden afgelegd. Je moet rechterlijke uitspraken gewoon ter discussie kunnen stellen. Dat geldt voor uitspraken die er zijn gedaan in het kader van het Wildersproces, maar ook voor de Urgenda-uitspraken en natuurlijk ook voor de uitspraak van de Raad van State over de stikstofkwestie. Daar kun je over discussiëren en je kunt ertegen protesteren.

De voorzitter:

Derde en laatste interruptie.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik denk dat het helder is. Ik ben de eerste die het met u eens is dat ook als het om een rechterlijke uitspraak gaat, je daartegen moet kunnen demonstreren in een vrij land. Maar ik noteer even dat u vindt dat het Urgenda-arrest dient te worden uitgevoerd en dat u vindt dat de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot stikstof dient te worden uitgevoerd. Dat is een duidelijke uitspraak, en winst.

De heer Cliteur (FvD):

Uiteindelijk zul je altijd de uitspraken van de rechter moeten uitvoeren, maar je mag ertegen protesteren. Dat klopt.

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Ik ga graag nog verder op het punt wat net genoemd is. We zagen van de week bij de boerenprotesten dat de boeren ook optrokken naar het RIVM. De wetenschappers van het RIVM werden bedreigd. Als collega-hoogleraar is het voor u vast een gruwel om te zien dat wetenschappers steeds vaker bedreigd worden en dat de onafhankelijke wetenschap in gevaar is. Hoe beoordeelt u die acties?

De heer Cliteur (FvD):

Er zijn twee dingen. "Acties" is een breed begrip. Je hebt het recht om te demonstreren en je hebt ook het recht om de rekenmethode van het RIVM ter discussie te stellen. Dat recht heb je in de wetenschap en ook boeren hebben het recht als ervaringsdeskundigen om daar kritische vraagtekens bij te plaatsen. Zij kunnen met hun materieel uitrukken, uiteraard binnen de begrenzingen die de openbare orde daaraan stelt. Ik denk dat de burgemeester een leidende rol te spelen heeft om te beoordelen wat wel en niet geoorloofd is. Uiteindelijk is er ook in de wetenschap voortdurend discussie over deze dingen. Je hoort mensen weleens zeggen dat je je moet aansluiten bij een meerderheidsopvatting in de wetenschap. Mijn punt is dat als dat gebeurd zou zijn, je nooit een Darwin, Newton en Einstein zou hebben gehad. Soms hebben minderheidsopvattingen het bij het rechte eind.

Mevrouw Bredenoord (D66):

U gaat nu wel een heel erg postmodernistische positie innemen door te zeggen dat we eigenlijk alle wetenschappelijke resultaten wel ter discussie kunnen stellen.

De heer Cliteur (FvD):

Oh, postmodern!

Mevrouw Bredenoord (D66):

In de logische wetenschap is iets gewoon waar of niet-waar, maar in de empirische wetenschappen gaat het uiteindelijk om overweldigende waarschijnlijkheid. Op een gegeven moment moet je kunnen concluderen dat iets overweldigend waar is, bijvoorbeeld uitspraken van planbureaus over de opwarming van de aarde. Deze worden toch wel echt vaak ter discussie gesteld. Als collega-wetenschapper moet u daar toch wel moeite mee hebben?

De voorzitter:

Meneer Cliteur, een laatste reactie op dit punt.

De heer Cliteur (FvD):

Dat is overweldigend onjuist ben ik helaas van mening. Er zijn maar heel weinig overweldigende waarheden in de wetenschap die niet daarna weer omver worden gekegeld door latere ontwikkelingen in de wetenschap.

De voorzitter:

Tot zover de wetenschapsfilosofie. Mevrouw Vos.

Mevrouw Vos i (PvdA):

Dan zal ik een iets simpeler vraag stellen. U had het in uw betoog over het belang van goed onderwijs voor kinderen en dat het vaak misgaat als kinderen slecht onderwijs krijgen. U weet ook dat er een behoorlijk lerarentekort aan het ontstaan is en al lange tijd ontstaat. Bent u het ermee eens dat dit lerarentekort aangepakt moet worden en dat er ook structurele investeringen voor nodig zijn, bijvoorbeeld door de loonkloof tussen speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs gelijk te trekken?

De heer Cliteur (FvD):

In z'n algemeenheid denk ik dat dat lerarentekort ernstig is en dat het onze aandacht verdient. Ik maak er de kanttekening bij dat ik de hoop heb de zere vinger te leggen bij dat er in de waardeoverdracht op die zogenaamde Koran- of shariascholen iets ernstig verkeerd gaat, omdat de kinderen daar worden geïndoctrineerd met een zeer negatieve houding ten opzichte van de Nederlandse samenleving waarin ze later moeten gaan functioneren. Dat verhelp je niet door meer leraren, maar door de leraren die er zijn doordrongen te laten zijn van de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik heb dat onderdeel van uw betoog gehoord, maar het gaat erom dat er goede leraren zijn met een goede pabo-opleiding en dat studenten die hoger onderwijs volgen ook kiezen voor het lerarenvak. Naar mijn weten wordt er op de pabo's en op de universiteiten ook onderwezen over de democratische rechtsstaat. Dat vergt wel een structurele investering. Is uw partij het ermee eens dat we die inspanning moeten leveren?

De voorzitter:

Meneer Cliteur, het laatste op dit punt.

De heer Cliteur (FvD):

Ik zit al 30 jaar in het onderwijs aan de Universiteit van Leiden. Dat is het wandelende bewijs voor het feit dat ik dit deel van onze samenleving een heel warm hart toedraag. Dat geldt ook voor het pabo-onderwijs en het lager onderwijs.

De voorzitter:

Mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Ten eerste wil ik meneer Cliteur een groot compliment maken voor zijn geweldige inbreng, een verademing in dit huis. We hebben hier natuurlijk acht jaar alleen gestaan op het standpunt over islam en dergelijke zaken. Chapeau! Ik heb hier wel een prangende vraag over. Meneer Cliteur geeft aan dat het verschil tussen PVV en het Forum voor Democratie is dat PVV islam niet als een godsdienst ziet, zoals het christendom of het jodendom. Vervolgens heeft meneer Cliteur het over jihadistisch terrorisme, wat een bedreiging is voor de democratische rechtsstaat. Dan is mijn vraag aan hem: zijn er andere religies die ook een bedreiging zijn voor de rechtsstaat in Nederland?

De heer Cliteur (FvD):

Een interessante vraag.

De voorzitter:

Een kort antwoord graag.

De heer Cliteur (FvD):

Dat staat in het boek Het monotheïstisch dilemma van 400 pagina's en ik ga nu proberen om dat in twee woorden samen te vatten. Wat ik heb geprobeerd te doen met mijn maidenspeech is om aansluiting te vinden bij min of meer courante terminologie. De "democratische rechtsstaat" die we met z'n allen delen was de eerste term waarbij ik dat deed. Als tweede heb ik dat heb geprobeerd door de term "jihadistisch terrorisme" van de AIVD gewoon over te nemen en te zeggen: kijk, regering, dit is toch uw eigen AIVD. Daar staat dit en dat is een probleem wat u nog steeds niet onder controle heeft.

Komt dat idee van die heilige oorlog, waar mevrouw Faber naar verwijst, ook in andere godsdiensten voor? Ja, dat vind je ook in andere godsdiensten, ook in het christendom. Het christendom in de 16e, 17e en 18e eeuw was een heel ander christendom dan waar we tegenwoordig mee worden geconfronteerd. Denk aan de term "cultuurchristendom" dat ik mijn vrienden van het CDA net even heb voorgehouden. Dat is anders, want daar wordt de heilige oorlog niet meer gepredikt. Het probleem is wel dat we binnen de islam nu worden geconfronteerd met bepaalde geradicaliseerde stromingen die dat geweld nog niet hebben afgezworen. Dat is een groot probleem voor onze scholen, denk aan die Koranscholen waarover ik het net heb gehad. Maar het is ook een probleem voor onze jongeren die naar Syrië uitreizen en dan eventueel, ik hoop het niet, weer terugkomen om hier orde op zaken te stellen door onder andere te gaan schieten op de leider van de oppositie in de Tweede Kamer, eigenlijk ook uw leider.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, nog een korte opmerking?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord, maar eigenlijk kan ik hier wel uit concluderen dat er nu geen andere bedreigende religies zijn voor de rechtsstaat dan de islam. Daarmee is er natuurlijk wel een groot verschil tussen de islam en andere religies die momenteel hier in Nederland aanwezig zijn.

De heer Cliteur (FvD):

U heeft daar gelijk in. Ik ben er enigszins terughoudend in algemene uitspraken te doen over de islam als zodanig. Maar in ieder geval is het zo dat de islam een radicale variant kent, voorgestaan door al-Baghdadi die ons nu net gelukkig ontvallen is en dat soort mensen. Dat is een enorm gevaar. Dus ik zou dat willen benoemen als het gevaar van de radicale islam, van de politieke islam, van het jihadistisch terrorisme. Ik blijf daarmee wat mijn terminologie betreft dicht bij de overheid en bij de AIVD.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dan moet me toch nog een opmerking van het hart, want islam is islam. Binnen de islam hebben we Mohammed, de perfecte mens, het voorbeeld voor iedere moslim. Ik ken geen enkele moslim die afstand doet van het leven van Mohammed, die verkracht, die vermoordt, die slaven had, meerdere vrouwen onderwierp en alles. Dat is de perfecte mens voor iedere moslim. Het is wel zo dat er gematigde moslims zijn, maar er is maar één islam, met één sharia en één Koran en één perfecte mens.

De voorzitter:

Dank u, mevrouw Faber. U heeft straks ook nog een eigen inbreng, dus ik wilde nu graag overgaan tot de felicitaties aan de heer Cliteur met zijn maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.

De heer Cliteur (FvD):

Graag.

De voorzitter:

U studeerde filosofie en rechten in Amsterdam, respectievelijk aan de UvA en aan de VU. Die twee studies komen in uw leven ook steeds weer terug. Dat hebben we vandaag eigenlijk ook weer gezien en gehoord. Zo was u van 1995 tot 2002 bijzonder hoogleraar filosofie aan de Technische Universiteit Delft. Sinds 2002 bent u aan de Universiteit Leiden hoogleraar encyclopedie van de rechtswetenschap.

Een groot aantal van ons heeft u via de krant of televisie leren kennen, als columnist in dagblad Trouw en op televisie bij Buitenhof. Met regelmaat schreef en schrijft u opiniestukken in week- en dagbladen.

Ook bent u wetenschappelijk directeur van het Instituut Metajuridica van de Universiteit Leiden. De metajuridica bestuderen het recht vanuit een extern perspectief, zoals in uw geval vanuit de filosofie. Ik stel mij zo voor dat u daar nu zelf ook het perspectief van de politiek bij betrekt.

De heer Cliteur (FvD):

Jazeker.

De voorzitter:

U deed dat al in het boek dat Dirk Verhofstadt in 2012 over u schreef. Daarin zegt u: "De grote vraag van de politieke filosofie of staatstheorie is 'hoe kunnen burgers binnen de grenzen van de nationale staat een modus vivendi vinden?'" Dat is een vraag die wij allen hier in deze Kamer ook met enige regelmaat stellen, in verschillende bewoordingen. Zeker tijdens Algemene Politieke Beschouwingen zoals vandaag.

Uw politiek leider leerde u kennen toen hij u vroeg zijn promotor te worden. Voor u in 2015 betrokken raakte bij Forum voor Democratie — dat toen overigens nog geen politieke partij was — bent u bij twee andere politieke partijen actief geweest: de VVD en de Partij voor de Dieren. Bij Forum voor Democratie bent u naast voorzitter van de Eerste Kamerfractie lid van de raad van advies én voorzitter van het Renaissance Instituut van de partij.

Bertrand Russell, die uw werk heeft beïnvloed naar ik begrijp, zei eens dat "het voor denkers de grootste uitdaging is het probleem zodanig te formuleren dat een oplossing mogelijk is". Ik geloof dat dat precies is wat u hier als denker-politicus probeert te doen. Ik wens u daarmee succes.

Nogmaals van harte welkom.

De heer Cliteur (FvD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Jorritsma-Lebbink namens de VVD-fractie.