Plenair Jorritsma-Lebbink bij Voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Jee, wat heb ik nog een hoop tijd. Ik zal proberen die niet helemaal te gebruiken.

Voorzitter. Ik zou willen beginnen door de minister-president te bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording. Het is weer gelukt en het wordt weer lekker laat. Ik wil over een paar onderwerpen nog een paar woorden zeggen.

Dank voor het wederom oplichten van een klein tipje van de sluier over het fonds waarover wordt nagedacht. Ik heb goed begrepen dat het in elk geval een overheidsfonds wordt, waarmee eenmalige investeringen zouden kunnen worden gefinancierd in belangrijke zaken die goed voor de economie zijn. Wat dat precies is, horen we op een later moment. Het doet mij af en toe een beetje denken aan het Infrafonds dat we vroeger hadden. Dat werd gefinancierd met aardgasopbrengsten. Dit nieuwe fonds wordt gefinancierd met leningen. Hm. Dat betekent naar mijn gevoel dat het van nog veel groter belang wordt. Ik zou de minister-president graag de toezegging willen horen doen dat het heel belangrijk wordt om daar een goede wet over te maken, met heel stevige criteria. Mijn ervaring met dat vorige fonds was juist dat aan het eind van de rit alles een belangrijke investering bleek te zijn. Helaas is dat toch niet altijd waar. Dat was mijn eerste opmerking.

Ten tweede wil ik een opmerking maken over een onderwerp waar ik zelf niets over gezegd heb, maar dat wel uitgebreid in de discussie aan de orde is geweest. Dat is de verhuurderheffing. Dat is geen tijdelijke heffing, maar een structurele heffing. Wat mij betreft hoeft die niet afgeschaft te worden, al was het maar omdat ik zeker weet dat de corporaties nog steeds een heel behoorlijke financiële positie hebben. Ze zijn echt niet niet aan het bouwen vanwege het feit dat er geen geld is. Ze zijn niet aan het bouwen omdat er geen locaties zijn. Op het ogenblik komt daar nog een extra probleempje bij, maar het gaat vooral over de locaties. Dat is het problematische onderwerp. Wat mij betreft hoeft daar niet de eerste prioriteit aan gegeven te worden. Bovendien moeten we dan dekking aangeven bij hoe we dat willen financieren. Dat gaat niet over een klein bedragje.

Over de commissie-Remkes: ik heb niets gezegd over een wetsvoorstel inzake terugzendrecht, maar wel over een wetsontwerp waarin een verenigde vergadering wordt voorgesteld ter afronding van grondwetswijzigingen. Dat kunt u wat mij betreft meteen in de prullenbak gooien. Ik hoor daar te zijner tijd graag ook anderen over, als we ooit toch een keer het debat gaan voeren over de voorstellen zelve. Daarbij ga ik er overigens van uit dat we zelf kunnen beslissen wat we wanneer doen. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje pretentieus als wij zeggen dat de Tweede Kamer niks mag doen met een wetsontwerp. Stel dat er in de Tweede Kamer nu belangstelling is om een van de wetsontwerpen die nu in consultatie zijn te gaan behandelen, dan moet ze dat vooral doen. Ik vind het nogal pretentieus als wij dan gaan zeggen: dat mag allemaal nog niet; wacht nou maar tot alles er is. Wij hadden allang een debat kunnen voeren in deze Eerste Kamer, maar we hebben steeds gezegd dat we dat niet eerder doen dan nadat de Tweede Kamer erover heeft gesproken. Ik vind het prima. Ik vind het ook goed om daar zelf een keer het debat over te voeren.

De heer Schalk i (SGP):

Een kleine correctie misschien in de richting van mevrouw Jorritsma. Wellicht heeft zij niet alle commissievergaderingen bijgewoond, maar naar mijn bescheiden mening hebben wij daar niet alleen gezegd dat wij daarop moeten wachten, maar hebben wij ook gezegd dat wij tevens moeten wachten op de tweede brief van het kabinet, met daarin de appreciatie. Wij wilden heel graag een gesprek hebben met de opstellers van het rapport. Er zijn dus ook een aantal andere stappen gemaakt die van belang kunnen zijn bij het komen tot een goede afweging en die ook in samenhang met het gehele rapport moeten worden gezien.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Wat ik beoog te zeggen, is dat wij hier moties gaan indienen waarin wij zeggen dat het kabinet nu moet stoppen met de voorbereiding van wetgeving en dat de Tweede Kamer daar überhaupt niets over mag zeggen. Zo is het niet afgesproken met de Tweede Kamer. Ik vind het een beetje raar dat wij zeggen: stop nu maar met het verder in behandeling nemen van deze wetgeving totdat de Tweede en de Eerste Kamer erover hebben gesproken. Ik vind dat een beetje raar en ook nogal pretentieus van onze kant. De Tweede Kamer moet zelf bepalen wat zij in behandeling wil nemen, net zoals het kabinet moet bepalen of het iets alvast wil sturen. Ik vind dat niet zo verstandig, daar niet van. Ook ik zou ook zeggen: wacht nu even totdat er een gesprek is geweest. De andere kant van de medaille is dat de eerste appreciatie er al een hele tijd ligt. Dus ook wij zijn niet zo heel erg snel met elkaar.

Dan een opmerking over de trap-op-trap-afsystematiek. Daar heb ik zelf niets over gezegd in mijn termijn. Ik vind het zelf ook altijd een beetje lastig, want ik ben voorzitter geweest van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dus ik heb daar een historie liggen. Tegelijkertijd blijf ik het heel zuur vinden dat op het moment dat de trap af gegaan wordt, de bezuinigingen voor de gemeenten altijd gerealiseerd worden. Maar als er meer geld kan worden uitgegeven, dan slaagt het kabinet er niet in om het geld uit te geven. Om die reden gaat het accres naar beneden. Dus misschien moet er nog eens over worden nagedacht of niet beter naar de begroting gekeken moet worden in plaats van naar de rekening. Dat zou het leven van de gemeenten een stuk simpeler maken. Als je daar van tevoren rekening mee houdt, is het volgens mij ook niet zo heel ingewikkeld, want dat was namelijk waar je aan het begin van het begrotingsjaar op rekende dat zou gebeuren.

Ten slotte. Ik ben blij met de toezegging over deeltijd en het deeltijd-ibo. Ik snap heel goed dat in sommige delen van het leven van mannen en vrouwen behoefte is aan korter werken. Maar het is zo langzamerhand een ziekte aan het worden in Nederland — het is ook een Nederlandse ziekte — dat jongens maar vooral meisjes direct na hun opleiding, zonder dat zij enige zorgtaak te verrichten hebben, al kiezen voor deeltijdwerk. Dat is niet goed. Het is ook niet goed voor de appreciatie van het werk zelf. Ik denk dat de status van een beroep beïnvloed wordt als heel veel mensen in dat beroep in deeltijd werken. Dat geldt niet alleen voor het onderwijs, maar ook voor de zorg. Ik hoop dus dat het ibo daar wat wijze woorden over zal spreken en dat wij toch manieren weten te bedenken om mensen te verleiden wat meer uren te gaan werken. Dat lost het personeelsprobleem op een geheel andere, maar waarschijnlijk eenvoudiger wijze op.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dan is nu het woord aan de heer Rosenmöller.