Plenair Sent bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 13.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Graag feliciteer ik namens de PvdA senator Vendrik met zijn maidenspeech en onderschrijf ik de mooie woorden van Femke Halsema over dat je best links kunt zijn en goed in financiën. Je kunt ook best vrouw zijn en goed zijn in financiën, mag ik in dit debat ook even opmerken, maar dat is niet iets wat ik moet uitspreken maar wat anderen mij moeten toedichten.

Voorzitter. "Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht". Met deze zin vat het Sociaal en Cultureel Planbureau sinds jaar en dag het humeur van de Nederlander samen. Nederlanders zijn in het algemeen heel tevreden met hun eigen leven. Hun kinderen zijn de gelukkigste van de wereld. Toch heerst er onvrede. Het zou niet goed gaan met het land. Veel boeren, bouwers en burgers zijn boos op de politiek. De jongeren zullen het straks slechter hebben dan hun ouders nu.

"Met ons land gaat het goed, met sommige groepen gaat het slecht". Met die zin zou ik de onvrede van de PvdA willen samenvatten. Na het einde van de financiële en economische crisis gaat het weer heel goed met Nederland. Het bruto binnenlands product groeit snel. Er zijn meer mensen dan ooit aan het werk. In de Europese Unie hoort Nederland tot de groep van de best presterende en meest welvarende landen. De overheid krijgt meer geld binnen dan ze uitgeeft. De staatsschuld wordt snel kleiner. De inflatie blijft laag. Maar toch blijven sommige groepen achter.

Spreiding van kennis, macht en inkomen, dat is het ideaal van de PvdA. Die spreiding is kwetsbaar als je onzeker bent. Die spreiding is er niet als de sociale kloof in ons land hardnekkig is. Hogeropgeleiden, mensen met een hoger inkomen, jongeren en autochtonen staan er nog steeds beter voor dan lageropgeleiden, mensen met een lager inkomen, ouderen en mensen met een migratieachtergrond. Voor de PvdA is dit onaanvaardbaar. Iedereen moet zeker kunnen zijn van een eerlijke kans, van goed onderwijs, van een fijne plek om te leven, van een goed inkomen en van een onbezorgde oude dag.

Voorzitter. Het geld klotst in Den Haag tegen de plinten, aldus de minister-president. Maar terwijl het Rijk geld als water lijkt te hebben, hebben gemeenten sinds de start van het kabinet honderden miljoenen minder gekregen dan was afgesproken. Tegelijkertijd vraagt de decentralisatie in het sociale domein om adequate financiële middelen voor de gemeenten. Neem de jeugdzorg. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal jongeren in de jeugdzorg al vijf jaar achter elkaar is gestegen. En dat terwijl er minder geld is om die zorg te verlenen. Uit onderzoek blijkt dat zeker een kwart van alle jeugdzorginstellingen in het rood staat. Met name gemeenten met een hoog percentage jongeren in de jeugdzorg hebben te kampen met flinke begrotingstekorten. Zo blijft in Den Haag bijvoorbeeld een tekort over van 35 miljoen euro. Om die tekorten op te lossen heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport incidenteel geld toegezegd, maar daarmee zijn de structurele tekorten niet opgelost.

Erger nog: hiermee gaat de regering voorbij aan de weeffout in de zogenaamde trap-op-trap-afsystematiek. Deze houdt in dat de rijksbijdrage aan het Gemeentefonds is gekoppeld aan de totale rijksuitgaven. Als het Rijk minder uitgeeft dan verwacht, zoals nu het geval is, krijgen gemeenten minder geld dan verwacht. Ook de Raad van State wijst op de onrust en onzekerheid die de huidige systematiek met zich meebrengt. Hij pleit er daarom voor om de financieringsstroom van het Rijk naar de gemeenten stabieler te maken. De Raad van State noemt de huidige financieringssystematiek "niet goed voor de kwaliteit van de besluitvorming bij gemeenten". Onze collega's aan de overkant hebben per motie gevraagd om voor het einde van het jaar met voorstellen te komen om de systematiek aan te passen, maar de problemen bij de gemeenten zijn nu urgent. Welke mogelijkheden ziet de minister van Financiën om de gemeenten nu tegemoet te komen? Met de heer Wever deel ik de zorgen over het feit dat de kostprijs soms niet eens gefinancierd kan worden. Ik neem dus aan dat hij steun uitspreekt voor de vraag of er nú maatregelen genomen kunnen worden.

Voorzitter. De PvdA vindt het moeilijk te begrijpen dat het Rijk minder uitgeeft dan verwacht. Bij haar aantreden ontvouwde de regering een ambitieuze investeringsagenda: in 2018 zou bijna 5 miljard euro extra worden gespendeerd, oplopend tot 14,5 miljard in 2021. In mei kwam de Algemene Rekenkamer echter met ontnuchterende cijfers. Van de 5 miljard aan extra investeringen uit het eerste regeringsjaar bleef liefst 1 miljard op de plank te liggen. In de woorden van Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer, kwam het geld moeilijk aan het rollen en ontbrak het aan zichtbare resultaten.

Ook het Centraal Planbureau is sceptisch over het vermogen van de overheid om extra investeringen te doen. Het gaat ervan uit dat dit jaar 2,5 miljard euro van de zogeheten intensiveringen in de portemonnee van de minister van Financiën blijft. Voor 2020 houdt het CPB het op 1 miljard euro die niet gerealiseerd zal worden.

Het gevolg van de onderbesteding van 2,5 miljard is dat de economie 0,3% minder groeit. Achter die cijfers gaan schrijnende verhalen schuil van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers. Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moelijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Leraren bezwijken onder de werkdruk en krijgen geen eerlijk salaris. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens de vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg. En bij de politie piept en kraakt het vanwege het personeelstekort.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister van Financiën. Welke inspanningen mogen wij van hem verwachten om het geld wél uit te geven en zichtbare resultaten te boeken? Welke mogelijkheden ziet hij bijvoorbeeld om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een parttimecontract, om zo de werkdruk van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers te verlichten? Ziet de staatssecretaris van Financiën hierin een rol voor zichzelf weggelegd?

Voorzitter. Het is de bewindspersonen ongetwijfeld niet ontgaan dat zowel de Raad van State als het CPB ernstige kritiek heeft op het loslaten van de zalmnorm. Deze schrijft voor dat kabinetten het in een hoogconjunctuur niet te breed laten hangen, maar de uitgaven matigen om financiële buffers op te bouwen voor slechtere tijden. Daarmee kan worden voorkomen dat een volgend kabinet hard moet bezuinigen zodra de economie in een dip belandt. Als de zalmnorm consequent wordt toegepast, heeft de rijksbegroting een stabiliserend effect op de Nederlandse economie: in een recessie kan de regering dan tegensturen door de economie te stimuleren met extra uitgaven. Dat is geheel in lijn met de economische rationaliteit.

De Miljoenennota 2020 licht de hand met dit principe, zo schrijft de Raad van State in een opmerkelijk kritische analyse op Prinsjesdag: "De begroting voor het komende jaar voldoet niet aan de spelregels." Daarnaast bevat de begroting nogal wat open einden die tot nog meer extra uitgaven kunnen leiden. Denk aan het pensioenakkoord, het Klimaatakkoord en het investeringsfonds dat het kabinet overweegt op te richten. Het CPB doet er nog een schepje bovenop: "De bomen groeien niet tot in de hemel, kapitaalmarkten geloven niet in sprookjes en gratis geld bestaat niet."

Tegelijkertijd klinkt in Europa juist de roep aan onder andere Nederland en Duitsland om juist méér uit te geven. Wij hebben er begrip voor dat de minister van Financiën zorgvuldig moet navigeren, maar we krijgen daarbij wel graag meer zicht op de koers die hij daarbij hanteert. Daarom de vraag aan hem waarom hij de zalmnorm heeft losgelaten. Meent hij dat daarmee voldoende ruimte overblijft voor het stimuleren van de economie met extra uitgaven zodra deze in slecht weer geraakt?

Voorzitter. Bij deze Algemene Financiële Beschouwingen wil ik ook kort stilstaan bij de financiële sector. Sinds de crisis van tien jaar geleden is de schuldenlast wereldwijd alleen maar toegenomen. Banken hebben weliswaar wat meer eigen vermogen, maar de kapitaalbuffers zijn nog steeds historisch laag. Het gevolg is dat de financiële stabiliteit nog steeds in het gedrang is. In Nederland moet de voortdurende stijging van schuldratio's bij banken afgeremd en ontmoedigd worden, zo meent de PvdA. De kapitaalbuffers moeten omhoog om banken in staat te stellen zelf meer verliezen op te vangen voordat de Staat moet ingrijpen. Wat mogen wij op dit terrein van de minister van Financiën verwachten?

Daarbij is de Nederlandse bankensector ook nog eens relatief groot en wordt deze gedomineerd door enkele grote banken. Daarom pleit de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor het invoeren van rekeningen voor consumenten bij De Nederlandsche Bank. Ook sporen zestien leden van het Sustainable Finance Lab de regering aan om een proef te doen om te bezien hoe zo'n rekening bij de centrale bank in de praktijk uitgevoerd moet worden.

Hiermee wordt de bankensector diverser en minder afhankelijk van enkele grote banken. Daardoor zijn er minder systeemrisico's, waarbij banken zo met elkaar verbonden zijn dat ze elkaar mee kunnen trekken in hun val. Het financiële systeem zou er dus sterker van worden. Dat kan de minister van Financiën toch alleen maar toejuichen? Wij horen heel erg graag zijn reactie.

Voorzitter. Ik rond af met een passage uit de troonrede die mijn fractie uit het hart gegrepen is: "Vaak voeren we discussies aan de hand van cijfers. Maar de levens van ruim 17 miljoen individuele Nederlanders passen niet in een mal. Mensen volgen een opleiding, veranderen van baan, starten een onderneming, kopen een huis, gaan relaties aan, krijgen kinderen, of worden getroffen door ziekte of verlies van een dierbare. Het zijn dit soort keuzes en gebeurtenissen die grote impact hebben. Veel groter dan een koopkrachtcijfer, een macro-economisch groeipercentage of een belastingmaatregel. Geen enkel leven voegt zich naar de mediaan van een statistisch model." Een voormalig staatssecretaris van Financiën heeft onze Kamer een keer feilloos uitgelegd wat het verschil is tussen mediaan en gemiddelde aan de hand van een rijtje in de gymklas. Daar bewaren wij goede herinneringen aan. Ik gebruik dat voorbeeld ook in mijn colleges.

Hoe dan ook: we kunnen we niet stoppen bij tellen, maar we moeten ook vertellen. Over juf Denise, die naar de rechter stapt omdat ze vindt dat ze door haar school is uitgebuit. Over de voorzieningenrechter in Oost-Brabant die vanwege de hoge werkdruk te laat was met zijn vonnis. Over verpleegkundige Joris, die de werkdruk in de acute opname voor volwassenen niet meer aankon en is overgestapt naar de ouderenpsychiatrie. Pas door die verhalen begrijpen we de SCP-uitspraak: "Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht." Want met sommige groepen gaat het slecht.

Daarom kijkt mijn fractie met extra belangstelling uit naar de antwoorden op de vragen die wij met name aan de minister van Financiën hebben gericht. Wij danken de staatssecretaris van Financiën zeer hartelijk voor zijn aanwezigheid en ik kan hem melden dat de woordvoerder belastingen van mijn fractie zich zeer verheugt op de gedachtewisseling met de staatssecretaris over het Belastingplan 2020.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Het woord is aan de heer Backer.