Plenair Huizinga-Heringa bij voortzetting behandeling Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie



Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.38 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het wetsvoorstel waar we over spreken, is het op termijn verbieden van het verbranden van kolen om elektriciteit op te wekken. Vanzelfsprekend steunen wij het streven van het kabinet om de CO2-emissie terug te brengen. Dat is de achtergrond van dit wetsvoorstel. Tegelijk ervaren we veel ongerijmdheden. Om minder CO2 uit te stoten, subsidieert het kabinet biomassa die, zo blijkt, vervuilender is en meer CO2 uitstoot bij verbranding. Op termijn mogen hypermoderne kolencentrales geen kolen meer verstoken, maar om toch genoeg elektriciteit te hebben, importeren we mogelijk elektriciteit uit minder efficiënt werkende en meer vervuilende centrales. Wij hebben daar vragen bij.

Voorzitter. Mijn fractie heeft ook enkele vragen bij de wegen die de minister bewandelt om tot zijn doel van het beperken van de CO2-uitstoot te komen. De achtergrond van deze wet is de grote bedreiging die uitgaat van klimaatverandering voor onze wereld en voor onze manier van leven. Dat CO2-uitstoot grote invloed heeft op de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde, staat wel vast. Om grote delen van onze wereld leefbaar te houden, is het rigoureus verminderen van de CO2-uitstoot topprioriteit. Dat is de alarmerende, en tegelijkertijd misschien wat uitgekauwde werkelijkheid.

Kolencentrales leveren een belangrijke bijdrage aan onze elektriciteitsvoorziening. Hoe houden we de leveringszekerheid in stand na 2030, is mijn vraag, en een vraag die ook de Raad van State stelt. De minister schetst een complex beeld. Hij zet zijn kaarten op biomassa, alternatieve vormen als wind en zon, aanvoer uit het buitenland en gas. Hier zit pijn, of op z'n minst spanning. Wij verbieden kolenstook om de CO2-uitstoot te beperken, maar we lopen de kans dat we met het alternatief van biomassa nog meer CO2 uitstoten. Biomassa heet dan wel hernieuwbaar, en op papier wordt de uitstoot nul, maar iedereen weet dat een boom veel sneller opbrandt dan dat hij groeit. Opbranden is een kwestie van minuten, groeien duurt toch zo'n twintig tot honderd jaar. Het PBL voorziet ook nog een schaarste aan biomassa vanaf 2030. Hoe reëel is het aandeel van biomassa in de mix? Het antwoord van de minister dat hij de beschikbaarheid laat monitoren, overtuigt ons niet. Onze economie draait niet op rapporten, maar op elektriciteit. Ik hoor graag een reactie.

Voorzitter. Er zijn al vele miljarden subsidie toegezegd voor het gebruik van biomassa in centrales. Alleen al 3,5 miljard voor de bij- en meestook van houtpallets in kolencentrales. Vanwege de rechtszekerheid zegt de minister deze toekenningen gestand te zullen doen. Dat respecteren wij. Maar vindt de minister deze subsidies eigenlijk niet een beetje sneu geld? Al deze miljarden zorgen op papier wel voor minder CO2-uitstoot, maar niet in de werkelijkheid. En zoals hierboven gezegd: vanaf 2030 verwacht het PBL schaarste. Hoe beoordeelt de minister dit?

Voorzitter. Afgelopen week was ik in Nieuwspoort, bij een bijeenkomst van LTO over de oplossingen van de agrarische sector om de stikstofemissies terug te dringen. Daar kwamen prachtige plannen voorbij, die te maken hebben met de kringlooplandbouw: hergebruik van afvalmaterialen, biomassa als grondverbeteraar. Het is toch eeuwig zonde dat materiaal dat zoveel mogelijkheden biedt voor de circulaire landbouw in grote hoeveelheden wordt opgestookt in een centrale? Vervaagt het verschil tussen duurzame en niet-duurzame biomassa daar niet door? Wij zijn allemaal voor circulaire landbouw, die biologische rest- en afvalstoffen hergebruikt. Begrijp mijn fractie niet verkeerd: wij vinden dat biomassa van restproducten verbrand kan worden om er energie van te maken. Maar wel in het besef dat het verbranden van biomassa voor elektriciteitsproductie de minst interessante aanwending is van biomassa.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Daar ben ik het zeer mee eens. Je zou het verbranden van biomassa eigenlijk moeten zien te vermijden. De zorgen die mevrouw Huizinga-Heringa hier uitspreekt, zijn de onze. Zou het dan niet logisch zijn om in afwachting van het duurzaamheidskader van het PBL, het SER-advies en het kabinetsstandpunt waarin dit allemaal samen moet komen, geen nieuwe beschikkingen meer af te geven voor SDE-subsidies voor toepassingen van biomassa?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik wacht eerst de antwoorden van de minister af, voor ik hierop kan reageren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is toch een logische consequentie dat je het in ieder geval niet nog erger maakt, of dat je per ongeluk verkeerde keuzes maakt in de subsidiëring, helemaal in lijn met wat mevrouw Huizinga-Heringa hier naar voren brengt?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dat lijkt logisch, maar de ervaring heeft mij geleerd dat er soms dan weer antwoorden komen die ook weer een kant belichten waar je niet aan gedacht had. Ik wacht het antwoord van de minister af. Daarna zal ik reageren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Veel interessanter en duurzamer is het gebruik van biomassa als bodemverbeteraar, voedsel, constructiehout en meubelhout. U begrijpt dat ik uitzie naar het nieuwe duurzaamheidskader waarmee de SER en het PBL begin volgend jaar gaan komen, met hopelijk veel aandacht voor de zogenoemde cascadering. Het was natuurlijk beter geweest als we deze wet hadden kunnen behandelen met dit duurzaamheidskader ernaast. Dat is voor mijn fractie een gemiste kans. De minister zegt in de memorie van antwoord dat een duurzaamheidskader maar zijdelings van invloed is op dit wetsvoorstel, omdat de subsidie van bijstook van biomassa bij de kolencentrales al aan strenge voorwaarden is gebonden. Dat mag dan misschien zo zijn, maar voor een toekomst zonder kolenstook is het wel belangrijk om de mogelijkheden en onmogelijkheden van duurzaam biomassagebruik in kaart te brengen. We willen in de toekomst immers geen biomassa verstoken die beter ingezet had kunnen worden als bijvoorbeeld bodemverbeteraar. Wanneer zal dit duurzaamheidskader klaar zijn?

In het kader van de leveringszekerheid zal er een stabiele, regelbare basislast moeten zijn om aan de vraag naar elektriciteit te kunnen voldoen. Zon en wind leveren niet op mistige dagen, wij gebruiken dan wel stroom. Om aan de vraag te kunnen voldoen, kunnen we een beroep doen op elektriciteit uit het buitenland, die veel minder energetisch efficiënt wordt opgewekt. Dat is nadelig, omdat het onevenredig veel CO2-uitstoot oplevert en mogelijk ook andere vervuiling. Niet in Nederland, wel in het buitenland.

Voorzitter. Dat brengt mij tot het volgende. Gas is weliswaar fossiel, maar levert veel minder CO2-uitstoot dan biomassa of kolen, omdat het hoogenergetisch is. Daarmee is het ten opzichte van kolen en ten opzichte van een aantal biomassastromen een aantrekkelijke verbrandingsbron. Is de minister dat met mij eens? Hoeveel van de wegvallende productie van kolencentrales zouden gascentrales over kunnen nemen, meegerekend de centrales die nu in de mottenballen staan? Daarbij aansluitend heb ik de vraag of de minister in de verdere toekomst ontwikkelingen ziet die CCS bij gascentrales mogelijk en/of rendabel zouden maken.

Voorzitter. Als er iets is wat dit wetsvoorstel duidelijk maakt, is het wel het belang van Europese samenwerking op het terrein van het verminderen van CO2-uitstoot. Nederland heeft zich voorgenomen om te voldoen aan een bepaald percentage vermindering van die uitstoot. Ons voornemen leidt tot het sluiten van kolencentrales. Maar om leveringszekerheid te behouden moeten we vervolgens mogelijk elektriciteit uit het buitenland halen die met een relatief hoge CO2-uitstoot gepaard gaat. Binnen onze landsgrenzen doen we het dan min of meer goed, maar ons goede gedrag zorgt in dat geval voor extra hoge emissies elders. Ook het mechanisme om de CO2-emissie van de elektriciteitsproductie steeds hoger te beprijzen leidt schipbreuk, wanneer omliggende landen niet hetzelfde doen, schrijft de minister. Het gaat er niet alleen maar om dat Nederland zich houdt aan haar voornemens, het gaat erom dat we mondiaal, om te beginnen Europees de uitstoot drastisch verlagen. Hoe ziet de minister de samenwerking in Europa? Zet hij stappen om tot meer samenwerking te komen?

Er is veel gesproken over de juridische positie van de kolencentrales met betrekking tot deze wet. Met name over de vraag of deze wet uiteindelijk als een onteigeningswet of sluitingswet voor deze centrales zou kunnen werken. De minister bezweert ons dat dat niet het geval is. Wij kunnen niet anders dan hem daarin volgen, vertrouwend op de deskundigheid van zijn juridische ambtenaren. En ook de Raad van State spreekt woorden van deze strekking. Toch wil mijn fractie de minister vragen daar nog eens op te reflecteren, uitgaande van de situatie dat het in 2030 niet mogelijk zal blijken voor kolencentrales rendabel en daadwerkelijk duurzaam op biomassa of op een andere brandstof over te stappen.

Voorzitter. Naast kritiek stelt de Raad van State ook onomwonden vast dat het voorgestelde kolenverbod een passende maatregel is in het licht van vermindering van de CO2-uitstoot. Mijn fractie deelt deze stelling van de Raad van State, maar wel hebben wij een aantal dringende vragen voor de minister. Ik zie uit naar zijn beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga. Dan is het woord aan de heer Crone.