Plenair Ester bij behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 9 december 2019 (2019/2020 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Alvast mijn felicitaties aan mevrouw Geerdink voor haar maidenspeech.

Het Belastingplan 2020 raamt de belastinginkomsten voor volgend jaar op een dikke 300 miljard. Een imponerend bedrag, maar Nederland krijgt daar een relatief hoge en brede welvaart voor terug. Via fiscale regelingen en subsidies wordt zo'n 110 miljard herverdeeld. Het Belastingplan 2020 is ook qua wetgeving omvangrijk. Maar liefst acht wetsvoorstellen liggen voor. De tijd om die te beoordelen is te krap. Veel te krap. De kwaliteit van onze parlementaire oordeelsvorming is daarmee in het geding. Ik zou de staatssecretaris heel graag willen vragen welke concrete mogelijkheden — met een streep onder "concrete"— hij ziet om vanaf volgend jaar de fiscale wetgeving meer over het jaar te spreiden.

Voorzitter. De koopkrachtplaatjes, voor wat ze waard zijn, zitten allemaal in de plus. Er zijn verschillen, maar die zijn eerder ná dan vóór de komma. De inkomensongelijkheid ontspoort niet. De marginale druk wordt voor nagenoeg alle inkomens minder. Ook de piekbelasting daarbinnen neemt af. We zien dat door het draaien aan fiscale knoppen nu ook de middenklasse gaat profiteren. Dat is een goede zaak.

De forse verhoging van de arbeidskorting heeft positieve koopkrachteffecten, maar veroorzaakt ook structurele ongelijkheid tussen een- en tweeverdieners. In 2021 is de extra verhoging structureel goed voor 2,15 miljard. Deze korting was ooit bedoeld om arbeidsparticipatie te bevorderen. Op verzoek van de ChristenUnie heeft de staatssecretaris een notitie laten maken over de vraag hoe effectief deze korting nog is om betaalde arbeid te bevorderen. Er is evidentie uit CPB-studies dat de arbeidskorting als generieke prikkel te bot is geworden om meer mensen naar de arbeidsmarkt te geleiden. Ligt daar dan ook niet de sleutel om de kloof tussen een- en tweeverdieners te dichten? Wat is de meerwaarde van een arbeidskorting in een tijd dat de werkloosheid laag is? De arbeidsparticipatie is bijna maximaal. Is in het verlengde van deze argumentatie de stapsgewijze afschaffing van de algemene heffingskorting voor een niet-verdienende partner in beton gegoten, zo vraag ik de staatssecretaris.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de regering werk maakt van het niet verder laten oplopen van de verschillen tussen een- en tweeverdieners. Heeft het kabinet überhaupt nog de ambitie om de kloof zelf te dichten? Op verzoek van de Tweede Kamer is een onderzoek uitgevoerd naar marginale druk en eenverdieners. Hoe passen de uitkomsten hiervan in deze ambitie?

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Aansluitend aan het betoog van de heer Ester zou ik een vraag willen stellen over de arbeidskorting. U refereerde aan het CPB en zei dat het middel wellicht wat bot wordt. U zei ook dat het heeft geleid tot verschillende behandeling tussen een- en tweepersoonshuishoudens. Erkent u ook dat het tot een dramatisch verschil heeft geleid en nog steeds leidt tussen werkenden en niet meer werkenden? Werkenden gaan in 2021 een arbeidskorting tot tegen de €4.200 netto krijgen en ouderen krijgen een ouderenkorting van slechts €1.600.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp heel goed waarom u dat zegt, zeg ik tegen u via de voorzitter. Ik wilde het speelveld even beperken, niet tot een- en tweepersoonhuishoudens, maar tot een- en tweeverdieners binnen een huishouding. Ik wil er wel in meegaan dat er ook nog andere groepen zijn die de dupe worden van de arbeidskorting, maar ik wil de battle, so to speak, even beperken tot de een- en tweeverdieners. We hebben daar vaak over gesproken. U heeft zelf ook vaak aan dat debat meegedaan. Ik wil het nu eens op een andere manier proberen, via de insteek van de arbeidskorting. Volgens mij is die lang niet meer zo effectief als wij vroeger dachten. Misschien is dat ook uw argumentatie. De arbeidskorting is te bot en te algemeen geworden. Die trekt niet de mensen over de streep die het kabinet misschien over de streep zou willen trekken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U zegt terecht dat ik het met u eens ben.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, zou u via de voorzitter willen spreken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Ik ben blij dat we dezelfde kritiek hebben op het verschijnsel dat de arbeidskorting tot verschillende behandeling van een- en tweeverdieners leidt. Daar zijn we het over eens. Ik begrijp echter uit uw antwoord dat u niet zozeer ...

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, zou u willen de voorzitter willen spreken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, maar ik ben geïntrigeerd door de eensgezindheid die we hier volgens mij tonen. Maar ik zal dat via u delen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, het gebruik in de Kamer is om via de voorzitter te spreken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Dat is mij allang bekend.

De voorzitter:

Als het mogelijk is, zou ik u toch vriendelijk willen verzoeken om dat te doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Soms moet je ergens stil van worden. De arbeidskorting leidt tot een verschillende behandeling van werkenden en niet-meer-werkenden. Ik beluister in dit betoog dat we het daarover eens zijn.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft herhaaldelijk aandacht gevraagd voor belastingplichtigen die de vaardigheden missen om hun aangifte digitaal of elektronisch te doen en om digitaal met de Belastingdienst te communiceren. We zijn dan ook blij dat de keuzemogelijkheid van niet-elektronische communicatie met de Belastingdienst nu wettelijk vastgelegd wordt. Kan de staatssecretaris garanderen dat belastingplichtigen die voor de niet-digitale variant kiezen even goed geholpen worden? Is dat op een of andere manier geborgd, zo wil ik hem vragen.

Het is voor spaarders niet te begrijpen dat hun tegoed niet wordt belast op basis van reëel rendement. De staatssecretaris laat weten dat een herziening van box 3 pas in 2022 mogelijk is, na eerder reparatiewerk in 2017. Kan er in de tussenliggende jaren niet wat meer coulance worden betracht richting de spaarder, ook gezien de uitspraak van de Hoge Raad? Het CDA kwam eerder met het idee van tijdelijke drempelvrijstellingen. Kan de staatssecretaris op dit punt niet wat creatiever nadenken? Het blijft toch een beetje overkomen — excusez le mot — als fiscale pesterij van goedwillende spaarders.

De zelfstandigenaftrek kwam net al even langs. Die wordt in negen jaarlijkse stappen verlaagd van €7.280 naar €5.000. Dat levert structureel zo'n 450 miljoen euro op. Die verlaging wordt gecompenseerd met een verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, die volgend jaar 1,5 miljard kost en structureel naar bijna 2,8 miljard euro klimt. Betekent deze fiscale keuze dat het kabinet het onderscheid tussen zelfstandige en werknemer doelbewust kleiner maakt, en dat tussen zelfstandige en ondernemer groter? Is deze fiscale keuze, als dat een keuze is, gemaakt met kennis van de interim-conclusies van de commissie-Borstlap, zo zou ik willen vragen.

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie kan goed leven met de strategische inzet van de verhuurderheffing om meer nieuwbouw van betaalbare huurwoningen te realiseren, zeker in schaarstegebieden. Voor deze heffingskorting wordt 100 miljoen uitgetrokken. De vraag is hoe structureel deze korting kan zijn, nu door velen betoogd wordt dat de verhuurderheffing het einde van haar bestaan nadert. Mijn partij herkent zich wel in de argumenten daarvoor. Net zoals gold voor de arbeidskorting had de verhuurderheffing immers een heel specifieke doelstelling toen ze in 2013 werd bedacht. Die was primair bedoeld om de overheidsfinanciën tijdens de voorbije crisisjaren te ontlasten. Zoals vaker met fiscale prikkels, is deze oorspronkelijke doelstelling naar de achtergrond verdwenen. De vraag is dan hoe stabiel de nieuwe inzet van de verhuurderheffing kan zijn. Bij een nieuwe kabinetsformatie kan deze zomaar sneuvelen. Moeten we woningcorporaties niet meer zekerheid bieden, willen ze de investeringshandschoen opnemen?

Dit Belastingplan geeft handen en voeten aan de fiscale uitwerking van de energietransitie. Twee opmerkingen vooraf. Allereerst is het jammer dat een CO2-heffing nog geen onderdeel is van dit Belastingplan. Kan de staatssecretaris schetsen wat nu het tijdpad is? Wanneer zal een voorstel deze Kamer bereiken?

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik hoor de heer Ester spreken over de verhuurderheffing. Dat betoog klinkt mij als muziek in de oren. Enkele punten die hij maakt, zal ik straks in mijn eigen bijdrage ook maken. Hij preludeert op een volgende kabinetsformatie waarin de verhuurderheffing weleens zou kunnen sneuvelen — laten we het hopen — maar ziet de heer Ester ook nog mogelijkheden binnen het huidige kabinet en binnen de termijn voor de nieuwe verkiezingen om hier wat aan te doen? Ik heb het dan niet over de afschaffing van de verhuurderheffing, want dat zie ik niet gebeuren, maar misschien zijn er manieren om de fiscale druk, die is opgelopen en oploopt voor woningcorporaties, toch wat te verlichten. Ziet de heer Ester daartoe mogelijkheden?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat is een apart thema, waar ik best eens over wil nadenken. Ik zou, via de voorzitter, aan de staatssecretaris willen vragen om daarop te reageren. De insteek van mijn betoog is dat de inzet van de verhuurderheffing net even te snel gaat. Voor woningcorporaties is dat een enorm belangrijk signaal om nieuwbouw te kunnen plegen, maar dan moeten we ze ook wel een investeringsplaatje kunnen bieden dat een aantal jaren meegaat. Ze gaan niet investeren als er eenmalig iets aan de verhuurderheffing wordt gedaan. We moeten ook op lange termijn wat zekerheid kunnen bieden. Ik zoek naar wegen, misschien ook wel samen met de beide heren die tegenover mij staan c.q. zitten. We kunnen kijken wat we daarvoor samen kunnen bedenken. Gezien die enorme opgave van nieuwbouw ben ik bang dat de prikkel te zwak is en te weinig zekerheid biedt op langere termijn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben benieuwd naar de verdere gedachtevorming van de heer Ester. Misschien kan de staatssecretaris daar ook op reageren. Ik ben het eens met de analyse dat de nood hoog is en dat we een grotere prikkel nodig hebben, structureel naar de toekomst toe en ook over dit kabinet heen. Ik ben benieuwd of de heer Ester kan meegaan in de gedachte dat we ook op kortere termijn iets zouden kunnen doen. De verwachting is — althans dat spreekt de heer Ester nu uit — dat de verhuurderheffing er op termijn uitgaat omdat ze haar beste tijd heeft gehad. Laten we het hopen. Die verwachting delen de corporaties misschien, maar misschien ook niet. Maar als zij nu al een prikkel zouden kunnen krijgen in de vorm van een verlichting van de verhuurderheffing, zou dat ook al schelen. Wij zouden daar dus serieus naar moeten kijken.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Een alinea terug sprak de heer Ester over een CO2-heffing. Ik knap altijd helemaal op als ik dat hoor.

De heer Ester (ChristenUnie):

Sorry, ik verstond u niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar knap ik altijd helemaal van op. Maar wat bedoelt de heer Ester dan precies? Je hebt CO2-heffingen in allerlei soorten en maten. We hebben het ETS, we hebben brede heffingen en platte heffingen en heffingen aan de marge. Waar hebben we het over?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat is natuurlijk de ultieme vraag. Dat is uiteraard ook de vraag achter mijn vraag. Er is niet één CO2-heffing, maar er zijn er vele. Ze kunnen heel algemeen of heel specifiek zijn, en allerlei varianten daarop. Maar, links- of rechtsom geredeneerd, dat vinden we niet terug in het Belastingplan. Ik daag de staatssecretaris uit om ons, u inbegrepen, te vertellen wat de stand van zaken is en wat de gedachten daarover zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan vermoed ik zomaar dat de staatssecretaris ons morgen gaat vertellen dat het wetsvoorstel met die marginale CO2-heffing voor grootverbruik en de industrie eraan komt, dat we al een staand ETS hebben en dat de minister van Economische Zaken in Europa probeert de schroeven nog wat aan te draaien. Allemaal goed. Punt. Maar wat moet er dan nog meer gebeuren? Daar ben ik zo nieuwsgierig naar.

De heer Ester (ChristenUnie):

Je wilt verschillende alternatieven hebben en die tegen elkaar afwegen. We zijn het met elkaar eens dat je die CO2-heffing op heel veel manieren kunt doen. Ik wacht dus rustig af hoe die alternatievenweging eruitziet. En dan zullen wij ons daarop beraden en een standpunt innemen. Maar ik heb geen behoefte om hier nu hele stoere uitspraken te doen over wat wij zien als dé ultieme CO2-heffing.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Misschien wil ik één suggestie toch eens even uitproberen: een goede CO2-heffing in de landbouw? Daar gebeurt namelijk nog helemaal niks. Is dat bespreekbaar voor de ChristenUnie?

De voorzitter:

Dat was de derde.

De heer Ester (ChristenUnie):

Er zijn geen dingen die onbespreekbaar zijn. Die suggestie mag best aan dat rijtje worden toegevoegd. Maar ook daarvoor geldt de vraag van meneer Vendrik zelf. Want ook aan die CO2-heffing kun je op 94 verschillende manieren vormgeven. Dus een antwoord van mij op de vraag wat we moeten doen, zegt niet zo veel. Dat is niet omdat ik geen goede antwoorden geef, maar omdat er zo veel verschillende alternatieven mogelijk zijn.

Voorzitter, mag ik verdergaan? Wat ten tweede opvalt bij de bestudering van de fiscale klimaatmaatregelen is het ontbreken van beleid gericht op openbaar vervoer. Dat is toch wel opmerkelijk. De sector kan immers een belangrijke bijdrage leveren aan het Klimaatakkoord en de energietransitie. Hoe ziet de staatsecretaris — we zijn hier in de Kamer van reflectie — de relatie tussen het Klimaatakkoord, het openbaar vervoer en de fiscus? Moet hier niet eens fundamenteel over worden nagedacht? Is er in zijn visie überhaupt een markante rol weggelegd voor de fiscaliteit?

Voorzitter. De staatssecretaris kan mijn volgende zin goed gebruiken. Die luidt namelijk: de felicitaties van de ChristenUnie-fractie aan de staatssecretaris voor zijn Europese inspanningen rond de vliegbelasting. Chapeau. Dat werd tijd. De staatssecretaris heeft hierop geacteerd en we zijn heel benieuwd hoe het gaat aflopen. Uiteindelijk is vliegen gewoon te goedkoop en moet het, ook fiscaal, worden ontmoedigd. Kan de staatssecretaris met ons delen wat de gemaakte afspraken zijn tussen en met de betreffende negen EU-landen? Hoe kan aan zo'n vliegbelasting worden vormgegeven? Wat ziet hij als het vervolgtraject? En een daaraan gekoppelde vraag is of hij het vetorecht vreest dat individuele lidstaten hebben in de besluitvorming.

Voorzitter. De autobelastingen spelen een grote rol in de energietransitie. Elektrisch rijden wordt fiscaal aangemoedigd en daar is, althans vanuit klimaatdoelstellingen, het nodige voor te zeggen. Maar het recente rapport van de Algemene Rekenkamer over autobelastingen maakt niet echt vrolijk. De fiscale prikkels wijzen niet consequent dezelfde kant uit, zo zegt het rapport van de Rekenkamer hierover. Er is een web van tariefkortingen, van vrijstellingen, van teruggaafregelingen en van verlaagde tarieven die niet allemaal prikkelen tot klimaatvriendelijk gedrag. Wordt het niet eens tijd, zo vraagt mijn fractie, om het systeem van autobelastingen te heroverwegen en tegen het licht te houden? Hoe vinden we een balans tussen het genereren van algemene autobelastingopbrengsten — die zijn goed voor zo'n €17 miljard per jaar — en de bijzondere klimaatdoelen van de automobielbelasting? Hoe gaat de staatssecretaris met deze tweespalt om?

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie is blij dat het kabinet inzet op het verminderen van het belastingdeel van de energierekening voor huishoudens. Het gaat om bijna 1,7 miljard euro structureel als gevolg van de aanpassing van de energiebelasting en de schuif in de opslag duurzame energie, de ODE. De fiftyfiftylastenverhouding in de tarieven wordt omgezet naar twee derde bedrijfsleven en één derde huishoudens. Mijn fractie kan zich daarin vinden en pleit ervoor om de energierekening op microniveau voor de consument zo transparant mogelijk te maken, zodat huishoudens en consumenten de financiële consequenties van gemaakte energiekeuzes daadwerkelijk merken.

Voorzitter. Het is niemand van ons ontgaan dat de glastuinbouw zich in de afgelopen dagen op vele manieren fors verzet heeft tegen de nieuwe tariefstelling. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de argumenten van de sector? Hoe verhoudt de forse stijging van het ODE-tarief voor de sector zich tot het Klimaatakkoord en de beoogde energietransitie? Is hij niet bang voor een mogelijke terugval op fossiele brandstoffen? De staatssecretaris heeft toegezegd de gevolgen van de tariefstijging voor de glastuinbouw te zullen monitoren. Dat klinkt heel dapper, maar is eerlijk gezegd ook een beetje mager. Is er voor de staatssecretaris een kantelpunt in het volgen van de tariefimpact denkbaar op basis waarvan hij zal ingrijpen in de tariefstelling? Kan hij zijn gedachten op dat punt met ons delen?

Voorzitter. In het kader van het Urgendavonnis gaat buitenlands afval in de berekening van de afvalstoffenbelasting betrokken worden. Nederland importeert een kwart van het afval dat wij hier verbranden. De presentatie van dit punt in het betreffende wetsvoorstel suggereert een beetje dat deze bijstelling de enige aanscherping in het Belastingplan is vanwege dit vonnis. Klopt deze observatie of heb ik dat verkeerd gelezen? Als ze klopt, wat is dan de reden van die vrij eenzijdige aanscherping? Gaat die bijstelling het verschil nu echt maken om recht te doen aan de Urgenda-uitspraak?

De ChristenUnie-fractie is verheugd dat dit kabinet nu voortvarend werk maakt van bestrijding van belastingontwijking. Nederland hoort niet in het rechterrijtje van fiscale doorsluislanden. Mijn fractie verwelkomt de bronbelasting op renten en royalty's en de implementatie van de ATAD 2-richtlijn. Om fiscaal aantrekkelijke effecten van hybridemismatchstructuren te neutraliseren is ingewikkelde wetgeving nodig. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe is dat ingeregeld? Hoe gaan Europese lidstaten op dit punt van elkaar leren?

Voorzitter. We zijn ook blij met de aanpak van intermediairs: malafide belastingadviseurs die via agressieve fiscale planning hun cliënten actief helpen bij belastingontwijking en -ontduiking. De Panama Papers geven daarvan voorbeelden. Hoe gaat de Belastingdienst de noodzakelijke samenwerking aan met het OM, de nationale politie en de FIOD? Kan de staatssecretaris ons op dat punt wat bijpraten?

Voorzitter. Als laatste thema bespreek ik de Belastingdienst. Het zal nog wel meer voorbijkomen vanavond. In de acht jaar dat ik lid ben van de commissie Financiën hoor ik weinig anders dan kommer en kwel over de dienst. ICT-problemen, cultuurissues, reorganisatieperikelen en recent het drama rond de kinderopvangtoeslag tonen een Belastingdienst die nu al een decennium ernstig uit vorm is. Ook deze staatssecretaris is energiek aan de klus begonnen, heeft stappen gezet, maar hij kijkt er toch steeds minder vrolijk bij. Dat doet hij niet op dit moment, maar wel op eerdere momenten. De ChristenUnie-fractie wil graag van hem horen hoe de Belastingdienst er aan het einde van het kabinet-Rutte III voor zal staan qua uitvoeringskwaliteit. Wat mag de burger nu eigenlijk verwachten? Menig parlementariër, hier en aan de overkant, verzucht: komt het ooit nog goed? Grote projecten als de energietransitie en het Klimaatakkoord kunnen niet slagen zonder een soepel lopende Belastingdienst. Een goed functionerende Belastingdienst is essentieel voor een goed functionerende rechtstaat, voor het vertrouwen van de bevolking. De belastingmoraal is hoog in Nederland, maar dat houden we alleen zo indien de uitvoering van de Belastingdienst op orde is. Het recente FNV-onderzoek over het slechte werkklimaat bij de Belastingdienst stemt droevig. Kan de staatssecretaris eens reageren op de conclusies?

Voorzitter. Het parlement zelf is ook niet zonder zonde. De complexiteit van fiscale wetgeving wordt immers in de keuken van het Binnenhof gebrouwen. De wirwar van toeslagen en uitzonderingsbepalingen, inclusief de veranderingen daarin, is steeds door de beide Kamers als medewetgever geaccordeerd. Het fiscaal zelfreinigend vermogen van ons parlement kan wel wat extra aandacht gebruiken. Ik wilde toch ook die dimensie eens aan het debat toevoegen.

Die uitvoerbaarheid is een kerndimensie in de beoordeling van wetgeving door de Eerste Kamer. In dat licht ben ik benieuwd hoe robuust de staatsecretaris zijn eigen uitvoeringstoetsen eigenlijk vindt. Mij valt op dat de Belastingdienst zelden hard op de rem trapt als de dienst gevraagd wordt om een fiscale uitvoeringsbeoordeling van voorgenomen beleid. Moet de staatssecretaris, zo vraagt de ChristenUniefractie, niet veel meer op zijn fiscale ponteneur gaan staan. Moet er niet veel steviger ingezet worden op de voorkant van het uitvoeringsprobleem: de veel te complexe wetgeving?

Uiteindelijk, voorzitter, is ook hier de conclusie dat we niet ontkomen aan een fundamentele herziening van ons belastingstelsel. Het moet eenvoudiger en het moet transparanter. Mijn fractie betreurt het dat deze herziening er deze kabinetsperiode kennelijk niet in zit. Dat is toch een beetje een gemiste kans. We hebben nú de financiële ruimte die een stelselwijziging behoeft en straks niet meer, als we de recente Middellangetermijnverkenning 2022-2025 van het CPB mogen geloven. De staatssecretaris wil wél — aldus zijn fiscale agenda — bouwstenen aandragen voor dit broodnodige herontwerp, maar ook dat klinkt een beetje karig. Mijn fractie verneemt graag wat hier nou de concrete denkopbrengst is en welke initiatieven wij mogen verwachten. Ook is de ChristenUniefractie benieuwd naar de fiscale prioriteiten van de staatssecretaris voor de resterende kabinetsperiode. Hoe ziet zijn opgeschoonde fiscale agenda eruit?

Voorzitter, ik sluit af. De ChristenUniefractie kan zich goed vinden in het Belastingplan 2020. Er wordt consequent vastgehouden aan de kabinetsfilosofie om consumptie meer te belasten, arbeid goedkoper te maken en klimaatvriendelijk gedrag fiscaal te faciliteren. De groepen blijven qua koopkracht redelijk bijeen en voor de middenklasse is er eindelijk lucht. De kloof tussen een- en tweeverdieners verdiept niet verder, maar waakzaamheid blijft geboden. Ik heb de staatssecretaris op dat punt ook uitgedaagd.

De Belastingdienst blijft, hoe we het ook draaien of keren, bij dit alles een zorgenkind. Het mag niet ontsporen. Slagvaardig en rechtvaardig fiscaal beleid kan niet zonder een goed functionerende Belastingdienst.

Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.