Plenair Baay-Timmerman bij beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Voorzitter. Allereerst wil ik de collega's De Blécourt en Veldhoen succes wensen met hun te houden maidenspeech.

Voorzitter. Het is inmiddels alweer zes jaar geleden, in 2014, dat in deze Kamer het eerste beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat plaatsvond. De ontstane traditie om periodiek de Staat van de rechtsstaat tegen het licht te houden is niet alleen wenselijk maar zelfs noodzakelijk, want een stabiele rechtsstaat zoals wij die in Nederland kennen is geen vanzelfsprekendheid. Hij staat voortdurend onder druk en verdient onze nimmer aflatende zorg en aandacht.

Door de talloze en snel op elkaar volgende ontwikkelingen in onze samenleving lijkt het wel alsof de zorgen om onze democratische rechtsstaat eerder toe- dan afnemen. De voortschrijdende gevolgen van de zware criminaliteit met als onmiskenbaar dieptepunt de dodelijke aanslag op advocaat en rechter-plaatsvervanger mr. Derk Wiersum in september vorig jaar, zorgde voor een schokgolf van afschuw en ongeloof in ons land. De bekende strafpleiter mr. Oscar Hammerstein noemde deze moord als eerste een aanslag op de rechtsstaat. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, de heer Naves, zei het treffend in zijn nieuwjaarstoespraak op 9 januari jongstleden: een toga is helaas geen kogelvrij vest.

De toga. Ooit het symbool van gezag en onafhankelijkheid roept nu bij de dragers ervan een gevoel van onveiligheid op. Maar liefst 59% van de advocaten en driekwart van de strafrechtadvocaten hebben dit aangegeven in het door De Balie uitgevoerde onderzoek, dat gepubliceerd is in het Advocatenblad van 31 oktober 2019. Maar ook de veiligheid van rechters en officieren van justitie is in het geding. Extra beveiliging voor hen is helaas noodzakelijk en zelfs volstrekte anonimiteit van togadragers wordt thans ingezet in strafprocessen.

Mijn fractie maakt zich buitengewoon veel zorgen over deze ontwikkelingen. Zal in de toekomst de pijler van ons rechtssysteem de openbaarheid van terechtzittingen zoals vastgelegd in artikel 121 van de Grondwet moeten wijken voor de angst voor terreur? De rechtspraak heeft deze openbaarheid juist nodig om legitimatie van zijn uitspraken te verkrijgen. Deelt de minister onze perceptie van deze ontwikkelingen en wat stelt hij hier tegenover? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat togadragers hun werkzaamheden kunnen verrichten zonder angst voor repercussies? Is de minister bereid om extra financiële middelen ter beschikking te stellen voor bijvoorbeeld het geven van weerbaarheidstrainingen voor deze doelgroepen? Graag een uitgebreid antwoord van de minister.

Voorzitter. Gelet op de zojuist geschetste ontwikkelingen lijkt het 50PLUS van groot belang om gevolg te geven aan de oproep van de heer Naves om zorg te dragen voor extra beveiligde zittingscapaciteit bij rechtbanken, het liefst in verschillende soorten. De al bestaande extra beveiligde locaties, de verouderde Bunker en het Justitieel Complex Schiphol, zijn al volgepland met zittingen voor zware strafzaken. Het bijwonen van dit soort zaken vergt ook van slachtoffers en de media extra aanpassingen. Is de minister bereid om na te gaan welke locaties geschikt zijn om de benodigde beveiligde zittingscapaciteit te realiseren en, zo ja, op welke termijn denkt hij met een concreet voorstel te komen? Graag een reactie van de minister.

Wij kregen vrijdag 6 maart via de media te horen dat vanwege een tekort aan zittingscapaciteit en door overbelasting van de rechterlijke macht zo'n 23.000 strafzaken niet binnen de daarvoor gestelde termijn behandeld kunnen worden. Welk signaal geeft dit aan de samenleving, zo vraag ik de minister, als de Nederlandse Staat niet in staat is de berechting van delicten adequaat ter hand te nemen.

Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):

Ik heb de volgende vraag aan collega Baay. U vraagt om extra capaciteit als het gaat om beveiligde zittingszalen en ook die 20.000 zaken die op de plank blijven liggen. Hoe ziet u dat als het om het budget gaat? De rechtspraak kampt al jaren met tekorten. Er is nu geld bij. Maar moeten voor de maatregelen die volgens u genomen moeten worden, niet extra financiële middelen worden vrijgemaakt?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Daar zou 50PLUS absoluut een voorstander van zijn.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Doet u ook die oproep aan de minister?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ik heb letterlijk gevraagd aan de minister om extra financiële middelen vrij te maken voor beveiliging van zowel de rechterlijke macht als de officier van justitie. Uiteraard is er ook extra geld nodig voor zittingscapaciteit.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Naar aanleiding van de vraag over de zittingscapaciteit: hoe gaat de minister deze problematiek oplossen en wanneer denkt hij dat dit opgelost is? Welke middelen gaat hij hiervoor inzetten?

Voorzitter. De scheiding der machten, de trias politica, kan alleen werken bij een zuivere en duidelijke rolverdeling, waarbij iedere macht, de wetgevende, de uitvoerende én de rechtsprekende, een eigen verantwoordelijkheid heeft die niet ter discussie staat. Vervaging van de scheidslijnen holt het systeem van de checks-and-balances van de trias politica uit.

De essentie van de trias is niet enkel een organisatorische scheiding van functies, maar voorkomt dat elke macht afzonderlijk tot een absolute macht uitgroeit, waardoor het equilibrium, het evenwicht der machten, verstoord wordt. De trias zijn voor het kunnen uitoefenen van hun machten onderling van elkaar afhankelijk en elke macht biedt tegenwicht tegen de andere machten.

Voorzitter. Deze in dit huis bekend veronderstelde introductie over de scheiding der machten maakt mijn fractie niet voor niets. Rechterlijke uitspraken, zoals het Urgenda-vonnis uit 2015 over versneld terugdringen van de CO2-uitstoot, sluiting van rookruimtes — uitspraak van de Hoge Raad — en het doorstrepen van het stikstofbeleid door de Raad van State, worden door een politieke partij zoals Forum voor Democratie gezien als een machtsgreep van de rechterlijke macht. De partijleider van Forum stelt dat rechters steeds vaker op de stoel van de wetgever gaan zitten. Hij heeft het zelfs over een dikastocratie, waarbij niet de democratisch gekozen politici het land besturen maar de rechterlijke macht. Maar is deze veronderstelling of beschuldiging terecht? Zijn dit soort rechterlijke uitspraken inderdaad grensverleggend, waarbij de rechterlijke macht beslissingen neemt over belangrijke politieke kwesties met opzijzetting van de wetgever?

Volgens 50PLUS doet de rechterlijke macht in de geschetste uitspraken niets meer dan het uitoefenen van haar taak, namelijk óók de overheid en bestuurders dwingen om zich aan haar eigen wetten te houden. Wetten, die zijn aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer, waardoor het democratisch gehalte ervan is geborgd. Dit beeld kwam ook naar voren in het gisteren gehouden rondetafelgesprek in de Tweede Kamer, waarbij herhaaldelijk gesproken werd over de rol, de exacte rol, van de rechter.

Tijdens het debat over de staat van de rechtsstaat op 22 mei 2018 haalde ik in mijn bijdrage al de woorden aan van mr. Van Tongeren, de voormalig algemeen deken van de Nederlandse orde van advocaten, die hij sprak tijdens de deskundigenbijeenkomst van 6 februari 2018. Kort gezegd, kwam dat erop neer dat bij nieuwe wetgeving vaak niet wordt nagedacht over het kader waarbinnen dit wordt geplaatst en wat de uitwerking ervan is in de praktijk.

Met name wil ik ingaan op dit tweede gedeelte, de uitwerking van wetgeving in de praktijk. In dit huis hebben we afgelopen februari de Invoeringswet Omgevingswet behandeld, wetgeving met veel open normen, zo kwam al eerder ter sprake. Dat zal ongetwijfeld leiden tot meer rechtszaken, waardoor de rechter via jurisprudentie invulling moet gaan geven aan die open normen. Dat is overigens niets nieuws. Denk bijvoorbeeld aan het begrip "overmacht", juridisch gekwalificeerd als: "Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of het in het verkeer geldende opvatting voor zijn rekening komt." Door rechterlijke uitspraken heeft de invulling van "overmacht" de betekenis gekregen zoals die nu geldt. Jurisprudentie is een inkleuring van de wet of het wetsartikel.

De vraag is of de rechter, indien hij de kaders van de open normen afbakent en jurisprudentie creëert, daarmee een grens overschrijdt. Of betekent dit dat degene die verantwoordelijk zijn voor wetgeving en besluitvorming, al dan niet bewust, nadere invulling en interpretatie overlaten aan de rechterlijke macht? Mijn fractie is van mening dat het laatste geldt. Uit het interview met de minister voor Rechtsbescherming in het AD van 7 maart jongstleden lijkt hij deze zienswijze van mijn fractie te delen. Hij zegt: "De rechter houdt ons een spiegel voor." Dat is overigens een hele mooie beeldspraak. Graag krijg mijn fractie een bevestiging van de minister dat onze interpretatie van zijn uitspraken de juiste is.

Daarvan uitgaande, wil mijn fractie wel graag een toelichting waarom de minister niet eerder publiekelijk afstand heeft genomen van de suggestie dat rechters op de stoel van de wetgever zijn gaan zitten. Dit beeld, dat hier en daar ook is overgenomen in de media, kan ervoor zorgen dat het grote publiek gaat twijfelen aan de integriteit van rechters. Is het oproepen van die twijfel al op zich een signaal dat het vertrouwen in de democratische rechtsstaat afneemt? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de minister om dit vertrouwen in de rechterlijke macht dan te herstellen?

Voorzitter. Ik kom nu op het punt van de positie van het slachtoffer in het strafrecht. De campagne Het Witte Balkje, die wordt georganiseerd door de organisatie Slachtofferhulp Nederland, staat voor de bescherming van de privacy van slachtoffers. Een rechtsstaat dient burgers, zeker burgers die slachtoffer zijn geworden van delicten, zo optimaal mogelijk te beschermen.

De heer Backer i (D66):

Ik wou even aansluiten bij het punt dat mevrouw Baay terecht maakt. Zij heeft het over de spiegel. Natuurlijk ook heel erg beeldend is vooral het op de stoel zitten van de wetgever; dat blijft enorm hangen. Ik zou graag aan u willen voorhouden de overwegingen van de advocaat-generaal in het Urgenda-vonnis. Dan zegt hij: de leer van de trias politica brengt niet mee dat de rechter in een procedure waarbij de overheid partij is nooit op de stoel van de wetgever mag gaan zitten. Sterker nog, het Nederlands bestuursprocesrecht biedt die mogelijkheden. Wanneer de bestuursrechter een beroep gegrond verklaard, dan mag hij het bestuursbesluit vernietigen en zelf recht doen. Dan zit hij dus, door de wetgever gelegitimeerd, op die stoel. Vindt u dat een regeling die past binnen de trias, of denkt u: "daar moeten we iets aan doen"?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

We moeten niet denken dat op een tekentafel wetgeving altijd zo afgebakend kan worden dat er geen enkele andere interpretatie is dan de grammaticale of de wetshistorische, want de praktijk is nou eenmaal altijd weerbarstiger dan de wetgeving die van de tekentafel komt. Dat zagen we daarnet ook al in de bijdrage van de heer Recourt. Op het moment dat er ruimte is voor een interpretatie, zal het elke keer weer opnieuw afhangen van het individuele geval of dat via de generieke wet uiteindelijk tot een aanvaardbare conclusie en een aanvaardbaar standpunt leidt.

De heer Backer (D66):

Ik denk dat wij het daarover eens zijn, maar het ging mij even om dat beeld van die stoel, want de wetgever heeft gewoon gewild dat in het bestuursprocesrecht de bestuursrechter een beslissing neemt om een bestuurlijk probleem op te lossen. Mijn vraag was: vindt u dat nog steeds een rechtvaardige regeling, of denkt u dat dat anders moet?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Excuses, omdat ik dan de vraag niet helemaal helder had begrepen. Als je dat zou willen veranderen, dan moet je natuurlijk de wetgeving aanpassen. Ik zie persoonlijk daar ook niet zo ontzettend veel problemen in, want we hebben het elke keer over de scheiding der machten, maar het is soms eerder een verspreiding van machten en er zijn uiteraard wel eens mogelijkheden waardoor een exacte scheidslijn niet altijd even helder is.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Voorzitter. Het ging dus even over de privacy van slachtoffers. Dat betekent voor 50PLUS dat slachtoffers recht hebben op identiteitsbescherming. Zij hebben recht op anonimiteit, zodat ze niet met naam, adres en soms zelfs foto's, tégen hun wil en zónder dat ze daarvoor toestemming hebben gegeven, in de media hoeven te verschijnen.

Het Witte Balkje is een afgeleide van het zwarte balkje, waarvan verdachten en/of daders op foto's worden voorzien. Het staat symbool voor analoge toepassing van privacybescherming voor slachtoffers. Sedert 25 mei 2018 moeten wij ons houden aan de AVG, de Algemene Verordening Gegevensbescherming, met soms bizarre uitwerkingen. Op de website van de sportclub mag niet zomaar een foto geplaatst worden van het winnende team, omdat daardoor mógelijk de privacy van een van de leden geschaad kan worden. Maar wat wél kan, is dat een slachtoffer benoemd wordt in landelijke bladen en dat foto's van het woonadres gepubliceerd worden, met vermelding van allerlei persoonlijke gegevens over bijvoorbeeld kinderen en partners.

Terecht heeft Slachtofferhulp Nederland en het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers, afgekort LANGZS, vertegenwoordigd door voorzitter mr. Richard Korver, ondanks een zogenaamd witboek aan de minister voor Rechtsbescherming overhandigd waarin gepleit wordt om een einde te maken aan deze ontoelaatbare schending van privacy van slachtoffers. 50PLUS is van mening dat de regering de taak en de verantwoording heeft om met de Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren eenzelfde gentlemen's agreement af te sluiten voor slachtoffers, zoals de media die hanteert ter identiteitsbescherming van verdachten. Graag hoort mijn fractie van de minister voor Rechtsbescherming of hij op korte termijn daartoe actie gaat ondernemen. Anders zal ik in tweede termijn daarvoor een motie indienen.

Voorzitter, tot slot. Gelet op hetgeen ik hiervoor heb gemeld over de toename van zware criminaliteit en de beïnvloeding hiervan in het strafprocesrecht sluit ik af met een citaat van Hendrik van Randwijk, een citaat dat door een bevriend advocaat in dat verband vaker wordt aangehaald: "Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen; dan dooft het licht ..."

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is het woord aan mevrouw De Blécourt-Wouterse voor haar maidenspeech.