Plenair De Boer bij behandeling Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid



Verslag van de vergadering van 21 april 2020 (2019/2020 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank, voorzitter. De dreiging van een oncontroleerbare verspreiding van het coronavirus vraagt om noodmaatregelen, ook op het gebied van Justitie en Veiligheid. Deze maatregelen moeten er mede voor zorgen dat de rechten en vrijheden van burgers niet onnodig worden ingeperkt. Hierbij hoort dat de toegang tot het recht en de rechtspraak gewaarborgd wordt. Vanuit mijn andere werkzaamheden als advocaat kan ik melden dat dit op het moment zeker in het geding is nu gerechten vrijwel op slot zijn gegaan en de meeste zaken voor onbepaalde tijd worden aangehouden.

In de afgelopen weken zijn ook binnen de rechtspraak stappen gezet om met behulp van digitale communicatiemiddelen weer zaken te behandelen en af te handelen. Ik heb niets dan waardering voor de inzet vanuit de gerechten, maar bijvoorbeeld ook vanuit de p.i.'s. Op basis van mijn eigen waarneming en de signalen die ik uit de rechtspraktijk krijg, kan ik echter ook melden dat dat niet altijd even soepel verloopt, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering. Met de voorliggende tijdelijke wet wordt onder meer ingezet op het op grotere schaal en ook zonder toestemming van procespartijen inzetten van het houden van zittingen via digitale verbindingen, zoals telehoren of audioconferenties. Dit steunen wij, maar wel uitdrukkelijk als second best. Want wat ons betreft blijft het de voorkeur hebben om fysieke zittingen te houden, waarbij procespartijen en procesdeelnemers ook fysiek aanwezig kunnen zijn. Er moet alles op alles gezet worden om dat op een veilige manier vorm te geven. Het aannemen van het onderhavige wetsvoorstel mag niet het signaal zijn dat er nu vol moet worden ingezet op digitale zittingen. Is de minister dit met ons eens?

Wij danken de minister voor de snelle beantwoording van onze vragen. Wij zijn blij met de toezegging om de Kamer na het vervallen van de wet een overzicht te zenden van de AMvB's en de ministeriële regelingen waarbij op grond van de wet voor- of nahang achterwege is gebleven.

De beantwoording van onze vragen over het digitaal deelnemen aan strafzittingen riep bij onze fractie een paar nadere vragen op. In zijn antwoord zegt de minister dat als een rechter van oordeel is dat de omstandigheden zodanig zijn dat een van de procesdeelnemers aan een strafzitting niet of niet langer volwaardig kan deelnemen, de rechter bijvoorbeeld kan besluiten om de zaak alsnog aan te houden. Wij vinden dit nogal voorzichtig geformuleerd. Is er naar het oordeel van de minister voor de rechter nog een andere optie dan de zaak aan te houden wanneer een van de procesdeelnemers die aan de behandeling wil deelnemen hiertoe niet of niet langer in de gelegenheid is? Voor de goede orde: dan heb ik het niet alleen over de officier, de verdachte en de advocaat van de verdachte, maar ook over slachtoffers, nabestaanden en hun advocaat. Met andere woorden, kan het recht van alle procesdeelnemers om aan de volledige behandeling deel te nemen worden gegarandeerd? Graag een helder en duidelijk antwoord.

Onze tweede aanvullende vraag ziet op de faciliteit voor het telehoren en de financiering daarvan. De minister geeft aan dat er een uitbreiding nodig is van de capaciteit, die nu nog vaak beperkt is tot de beschikbaarheid van één ruimte per p.i. Ook zegt de minister dat de financiering een van de beperkende factoren is voor het realiseren van meer behandelingen via telehoren of videoverbinding. Dit roept bij onze fractie de vraag op wat de minister doet om de uitbreiding van de capaciteit te faciliteren, zowel in regelkracht als in financiering. Het kan toch niet zo zijn dat de uitbreiding van de capaciteit voor telehoren volledig ten laste komt van de toch al niet ruime budgetten van de p.i.'s en de gerechten? Wij gaan ervan uit dat er in de diepe zakken van de overheid ook voor deze noodzakelijke uitgave iets te vinden is.

Ik zie de antwoorden tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is het woord aan de heer Recourt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.